• No results found

De Inlandsche Rechtsgemeenschap en Crediet

door A. L. SAMSON.

Sedert 1906 bestaat op Java de Inlandsche gemeente, sedert 1914 op Sumatra's Westkust, terwijl nu kort geleden de Inland-sche gemeente ordonnantie ook voor de Molukken werd afgekon-digd.

Spoedig zullen de andere gewesten van Nederlandsen-Indiè' ook volgen.

Het beginsel is ontegenzeggelijk juist, maar wanneer we in den Volksraad de leden hooren aandringen op verleening van de be-voegdheid tot belastingheffing aan de dessaraden, dan moeten we daaruit afleiden, dat het afkondigen bij Staatsblad alleen nog niet voldoende is om de Inlandsche gemeente te maken tot iets levends in het organisme van den Indischen staat.

Blijkbaar ontbreekt er dus nog iets aan. Wat?

Geld! Dat is het; want evenals de staat of de moderne gemeente of welk publiekrechtelijk lichaam ook zonder crediet niet kan be-staan, net zoo min zal de Inlandsche gemeente dit kunnen. Zonder afdoende voorziening op dit punt, zal dit deel van de koloniale po-litiek nimmer iets daadwerkelijks worden en zal de gecreëerde In-landsche rechtsgemeenschap niet anders kunnen zijn dan wat franje aan ons bestuursstelsel.

Ik vermeen de stelling te mogen pousseeren: De decentralisatie-politiek zich uitende in het creëeren der Inlandsche gemeenten zal hand aan hand hebben te gaan met de oplossing van het probleem:

Hoe verleenen we aan deze publiekrechtelijke lichamen de be-noodigde credieten?

De urgentie hiervan werd op Java reeds gevoeld, vide de debat-ten in den Volksraad hierboven bedoeld.

Dat deze nog dringender zal worden naarmate de decentralisa-tiegedachte tot uitvoering komt, laat zich wel verklaren.

Het wordt, dunkt me, daarom tijd, dat ook deze kwestie tot op-lossing wordt gebracht.

„Du choc des opinions jaillit la vérité".

Deze woorden indachtig heb ik het dan ook gewaagd dit opstel in te zenden.

Het doel is geen ander dan om de aandacht van bevoegden, van derzake kundigen op dit punt te vestigen.

Eerst wanneer de oplossing gevonden is, zal aan de Inlandsche rechtsgemeenschappen een voorspoedige en gezonde bloei zijn te verzekeren. De decentralisatie politiek zal daardoor ongetwijfeld meer vruchtbaar worden ').

De eenige regeling, die momenteel ten aanzien van de gemeen-telijke financiën bestaat, is die betreffende het beheer der gelden (bijblad 8311), het overige, w. o. het punt hier bedoeld, werd nog niet aan eenige regeling onderworpen.

. Een bespreking, uiteraard slechts heel even de contouren van deze omvangrijke stof rakende moge daarom hier onder volgen.

De gemeentelijke inkomsten:

Hiertoe zijn te rekenen:

1. Gouvernements subsidie's.

2. Gemeentelijke belasting.

3. Retributie's.

4. Gerechtelijke boeten en confiscatiën.

5. Inkomsten uit bedrijven.

6. Leeningen.

Deze zijn wel de voornaamste, vormen de hoofdgroepen, waar met eenigen goeden wil andere, die ik onverhoopt over het hoofd mocht hebben gezien wel onder te brengen zijn.

Elk van deze hoofdgroepen aan een korte bespreking onderwer-pende, komen we tot het volgende:

O In „macht in Indië" aflevering Koloniale Studiën April 1921, betoogt de Heer Blieck: Bij voortzetting van de bestuurshervorming zij de leus: Cen-tralisatie in fiscaal beheer, decenCen-tralisatie in bestuurszaken.

Ik vraag me af, wat dan van de decentralisatie mag worden verwacht. Zon-der den zoo noodigen finantieelen steun zal de decentralisatie gestie een was-sen neus zijn, zonder meer.

1. Gouvernements subsidie.

Hierbij kunnen zich twee gevallen voordoen:

ö. De subsidie beloopt een vast bedrag en is geëvenredigd aan de grootte van het zielental.

b. De subsidie is ongelimiteerd, regelt zich naar behoefte.

ad a.

In dit geval zal het gebied, waarover de Inlandsche autonomie loopt slechts heei beperkt kunnen zijn en eerst met de toename van het zielental en derhalve ook van de grootte der subsidie zich kun-nen uitbreiden.

Vooral voor de veelal dun bevolkte buitengewesten is dit een overwegend bezwaar.

Het in autonoom beheer geven van gemeentelijke zaken kan niet anders dan. in druppelsgewijze toediening plaats hebben; het-geen de belangstelling der leden slechts matig zal vermogen te prik-kelen.

Immers volledige autonomie d.i. het vermogen tot zelfregelend handelen in de eigen huishouding tot algemeen nut der ingezetenen (het punt dat alleen en uitsluitend de algenieene belangstelling der gemeentenaren zal kunnen trekken en wel in den ruimsten zin), zal eerst na vele en vele jaren worden bereikt.

In al dien tijd zal in de belangstelling der bevolking slechts een matige groei zijn te constateeren, waaruit mag worden geconclu-deerd, dat de ontwikkeling der gemeente van bestuursinstelling tot levend organisme slechts uiterst langzaam zal kunnen plaats hebben.

Dit is een bezwaar en tevens een gevaar voor de decentralisatie-politiek, die voor een overgroot deel, wat haar kans van slagen be-treft, moet worden gebaseerd op de algemeene en warme belang-stelling der bevolking terwijl het vóór alles aanbeveling verdient reeds bij den inzet het zoo spoedig mogelijk in die richting te stu-ren. (Mr. J. J. Schrieke heeft in zijn „Ontstaan en groei der stads-en landgemestads-entstads-en in Ned. Indië" aangetoond, wat de druppels-gewijze toediening bij de hier bedoelde publiekrechtelijke instel-lingen te beduiden heeft gehad).

En om deze belangstelling nu te prikkelen is geld noodig, zeer veel geld.

Het is niet een doesoenbrug of mooi raadsgebouw, het is niet een slachtplaats of een mandigelegenheid, die de bevolking in

waarachtige extase brengen kan voor de verleende dorpsauto-nomie.

Alhoewel al deze zaken in de maatschappelijke samenleving een bestaande leemte kunnen vullen, zijn zij het toch niet waarop de algemeene aandacht geconcentreerd is.

Dit punt ligt elders; het ligt daar waar meer aansluiting gevon-den wordt met de mentaliteit van legevon-den behoorende tot „sociétés agricoles," van individuen eener maatschappij nog levende in de productenhuishouding.

Een irrigatiewerk tot stand gekomen in den boezem der gemeen-te, vullend een reeds lang en nijpend gevoelde behoefte (rijstvoor-ziening) zal een grootere attractie vormen dan welke fraaiigheid ook hierboven genoemd.

Hier kan men ze treffen.

De gemeentelijke autonomie worde dus op dit punt in gang gezet').

Om dat echter te kunnen doen (ik herhaal het) is geld noodig, veel geld zelfs.

En nu worde de vraag nogmaals gesteld:

Hoe komt de gemeente daaraan?

Het eenvoudigste antwoord, dat daarop te geven is, is dit: Het Gouvernement helpt!

En hiermede zijn we gekomen tot het geval genoemd sub b n.l.

dat van de ongelimiteerde subsidie's, de regeeringssteun naar be-hoefte.

Nu komt echter een andere vraag zich voordoen n.l. deze: Zou de staat met zijn toch al overladen budget dit kunnen blijven doen ?

En voorts: zou de Regeering deze stelregel tot de hare mogen maken?

Welk antwoord ook gegeven zou kunnen worden, het volgende verlieze men niet uit het oog:

i) Mijn ervaring op dit punt heb ik geput uit hetgeen ik daaromtrent in de Djambische maatschappij ontmoet heb. De Regent van Serang heeft eens in den Volksraad gezegd: „De rijstbouw heeft voor den Javaan een diepe psy-chologische beteekenis".

Dit is volkomen waar, en is niet uitsluitend geldend voor het Javaansche volk maar ook o. a. voor het Djambische en wellicht voor alle Indische volkeren van onzen archipel.

Wil men derhalve de meeste kans van slagen hebben dan zette men de ge-meentelijke autonomie op dit terrein in.

Gesteld al, dat de staat dit zou kunnen doen en dezen stelregel huldigen gaat, wat zou dan het verschil wezen tusschen de gede-centraliseerde Inlandsche gemeente en het dorp in een sterk ge-centraliseerd bestuursstelsel ?

Wat dit laatste beteekent zullen vooral zij, die het voorrecht hebben gehad in het rechtstreeks bestuurd gebied der buitenge-westen te hebben gediend meer dan eens aan den lijve hebben gevoeld. >

Ter illustratie het volgende:

Bespreking van het nut van een zeker werk.

Bevolking in extase, is vol hoop en blijde verwachting.

Gloeiend van heilig vuur gaat bestuursman zitten voor zijn schrijftafel, stelt een brief op, betoogt in warmen betoogtrant de urgentie van het werk.

Brief wordt gepost na te zijn geagendeerd en geëxpedieerd en komt te land bij het gewestelijk bestuurshoofd.

Voortschikking door dezen met ondersteunend advies.

Daarna wachten in geduld en lijdzaam-heid.

Komt na eenigen tijd leven: er wordt gevraagd om nadere toe-lichting.

De bundel wordt opgediept.

En nogmaals wordt een brief geconcipieerd, geagendeerd, ge-ëxpedieerd.

Bundel — intusschen aangegroeid — wordt gedeponeerd.

Voorts wederom wachten!

Bevolking komt informeeren hoe het er mee staat.

„Lagi di timbang: men overweegt" is het hoopvolle antwoord, waarmede de van hoop en vertrouwen vervulde vragenden naar huis worden gezonden.

Na eenigen tijd weer teekenen van leven: nogmaals wordt toe-lichting gevraagd.

Weer dezelfde film:

Bestuursman, die zit — bundel, die opgediept wordt — brief, die geconcipieerd — geagendeerd — geëxpedieerd — gepost wordt enz. Wachten!

Volgend mouvement:

Bevolking, die informeert — Bestuursman, die antwoordt: Ge-duld, Lagi di timbang: men overweegt.

Intusschen blijft het euvel, dat door het voorgestelde moest wor-den weggenomen, bestaan.

Eindelijk komt de beslissing, een papieren brief komt zeggen, dat het niet doorgaat, wegens personeels-gebrek of iets dergelijks.

Weg illusie!

En aan de vol hope wachtende bevo'king kan thans worden bericht: Soedah di timbang: men heeft overwogen. Bestuurs-man af !

De fameuse bundel wordt weer opgediept, de brief, die de lang verwachte beslissing gebracht heeft, wordt bijgezet, bundel wordt na even te zijn afgestoft opgeborgen ter bestemder plaatse, — de zaak is afgedaan.

In de doesoen blijft alles bij het oude.

Ziedaar het verloop in dergelijke zaken.

Men vtage niet hoe ontmoedigend dit voor de betrokken ambte-naren is. En voor de bevolking? Laten we het daar niet over heb-ben.

Wanneer nu aan den stelregel van Rijkssubsidie naar behoefte vastgehouden wordt dan vrees ik, dat de toestand als hierboven geschetst blijft bestaan 1).

Decentralisatie zal dan slechts in kleinigheden, die in het oog der bevolking niet vee! meer dan fraaiigheden kunnen zijn, waar-neembaar wezen, terwijl in zaken waar het op aankomt, het oude centralisatie systeem onverzwakt blijft bestaan.

Dit kan en mag de bedoeling niet zijn, omdat dan de gedecen-traliseerde inlandsche gemeente niet anders zal kunnen zijn dan gelijk gezegd wat franje aan ons bestuursstelsel2).

i) Ik wijs in dit verband op de opmerking van den minister president naar aanleiding van het verhandelde in de kamer betreffende de herziening van de financieele verhouding tusschen Rijk en gemeente door den heer Bliek in vorengenoemd opstel bid. 247 aangehaald: „Op den duur zou verhooging van de njksuitkeering moeten leiden tot sterke inkrimping van de gemeente-lijke autonomie".

Of de Regeeringssubsidie's naar behoeften dit funeste punt niet eerder zul-len doen bereiken, is een vraag waarop het antwoord niet twijfelachtig kan

luiden. b

2) in het indirect bestuurd gebied is de toestand heel anders. Een kijkje hier toont onmiddellijk het groote verschil in resultaten der beide stelsels n 1 het stroeve stelsel van bureaucratische centralisatie en de soepele bestuurs-pohtiek. Daarom zal in het belang van Land en Volk ons streven er op gericht moeten zijn om ook in het direct bestuurd gebied dit soepele in te voeren

Dit ten aanzien van de vraag of de Regeering het stelsel van on-gelimiteerde subsidie verleening zou kunnen huldigen.

Met betrekking tot de andere vraag — n.l. of ze het zou mogen — dient het antwoord n.m.m. gelijkerwijs ontkennend te luiden. Des-noods verhooge men het bedrag der subsidie, men late echter ten duidelijkste voelen:

Zooveel geef ik; meer niet').

De Inlandsche gemeente, die opgevoed moet worden tot zelf-standig organisme wordt door deze houding genoodzaakt zich de noodige zelftucht op te leggen, hetgeen voor de aankweeking van het self-supportingvermogen, alleszins noodzakelijk is.

Immers dit is een onmisbaar element voor het leggen van de basis, waarop de autonomie van elk publiekrechtelijk lichaam heeft

te staan.

Het stelsel van ongelimiteerde subsidie's bewerkt het tegendeel.

Het is daarom uit den booze.

Toch zal men aan de andere kant er naar hebben te streven de ontwikkelingsmogelijkheid der Inlandsche rechtsgemeenschap zoo groot mogelijk te maken, daarbij echter immer blijvende binnen de grenzen van self-support.

Het eenige middel, dat men daartoe te baat kan nemen is:

1. De gelegenheid tot vermeerdering der inkomsten en stabi-liseering daarvan zoo ruim mogelijk te maken.

en daarnaast:

2. Het aangaan van ieeningen bestaanbaar te maken, — waar-voor noodig is het opvoeren van de credietwaardigheid en de cre-dietbevoegdheid der Inlandsche gemeenten.

Vervolgen we nu de bespreking der diverse groepen van inkom-sten hierboven aangegeven.

Het is uit dezen hoofde dan ook dat van stonde af niet alleen met alle centra-lisatie gebroken worde, maar dat zelfs de mogelijkheid tot het scheppen van centralisatie ten eenenmale worde uitgesloten.

In stede van toepassing van het stelsel van ongelimiteerde subsidie's ware het derhalve beter de credietwaardigheid en de credietbevoegdheid der In-landsche rechtsgemeenschappen op te wekken en te ontwikkelen.

!) De subsidie verhooging zal echter immer moeten worden gehouden bin-nen de grenzen van de bestaansmogelijkheid van de gemeente als autonoom lichaam.

Deze laatste eisch diene in eerste instantie te worden gesteld. Dan alleen wordt het mogelijk een vruchtbare bestuurshervorming door te voeren, vrucht-baar uit een oogpunt van volks- en landsontwikkeling.

2. Belastingen.

Dat het opleggen van belastingen als middel tot

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN