• No results found

den afzendenden en den ontvangenden spoorwegambtenaar. Op deze manier kreeg de spoorwegmaatschappij voor het vervoer

dik-wijls niets. De gevallen, welke mij in bijzonderheden werden mede-gedeeld, hadden betrekking op zendingen Manilla-hennep op Cebu.

' De „National Development Company", een groote, niet reëele,

maatschappij, door de wetgevende macht in het leven geroepen, met

een kapitaal van millioenen, met den directeur en den

onderdirec-teur van Financiën, den direconderdirec-teur van Handel en Verkeerswezen

en den Directeur van Landbouw en Natuurlijke Rijkdommen onder

de bestuursleden voor het loopend jaar, heeft als kwaden post op

haar rekening het financieren van haar voornaamste

dochtermaat-schappij, de National Coal Company. Dr. Warren D. Smith, de eenige

Amerikaan bij het Bureau voor het Mijnwezen, is onlangs naar

Cebu en Mindanao geweest op verzoek van den

Gouverneur-Gene-raal om een grondig onderzoek in te stellen naar de eigendommen

der maatschappij en daarover verslag uit te brengen. Het rapport

komt in hoofdzaak neer op het advies, dat de maatschappij het

best zou doen met de bezittingen te verkoopen en zoo mogelijk te

liquideeren, uitgaven tot een bedrag van bijna P. 3.500.000

af-schrijvend voor opgedane ervaring. Ik ontleen mijn cijfers aan een

openbaar gemaakt interview, maar algemeen hoort men zeggen,

dat tweemaal dat bedrag op roekelooze wijze is weggesmeten. De

gewone kritiek op de handelingen van de National Coal Company

is, dat zij van achteren naar voren gewerkt heeft en groote

bedra-gen verspild heeft aan spoorwebedra-gen, overladings- en opslagplaatsen

en in het algemeen aan werken boven den grond, zonder vooraf met

zekerheid vast te stellen, dat genoeg kool uit de mijnen gehaald kon

worden om, al was het maar een deel, van de kosten van eerste

in-stalleering terug te betalen. Zoo lang er ruimschoots geld

beschik-baar was en uitgegeven kon worden door de bestuursleden, die niets

van kolenmijnen wisten, kocht de maatschappijen maar

motorboo-ten, bouwde een stad aan de baai bij Malangas, de mijn van de

maat-schappij op Mindanao, legde zij een spoorweg aan van 12

kilome-ter van de kust af, kilome-terwijl tot nu toe alleen een

oppervlakte-in-spectie van de eigendommen verricht was. In de laatste zes

maan-den heeft men diamantboren te Malangas gebruikt, klaarblijkelijk

met gelukkige uitkomsten. Het schijnt, dat het anthracietveld

uit-gebreid genoeg is om het vooruitzicht ten slotte succes te behalen

tamelijk gunstig te maken; maar op het oogenblik, dat er door het

Gouvernement hooge sommen in gestoken werden, was dit op gee-nerlei wijze zeker. De eigendommen op Cebu zijn minder veelbe-lovend, ja, volgens Mr. Smith, zijn ze geen cent waard. Het is waar-schijnlijk, dat in verband met de plaatsing van de schacht de mijn in het regenseizoen zal onderloopen. Bij een dagproductie van 500 ton zou de steenkoolvoorraad binnen twee jaar uitgeput kunnen zijn en de uitgaven niet goedmaken bij de tegenwoordig geldende onkosten. Zonder de uitgaven voor het hoofdkantoor er bij te re-kenen, is de kostprijs tegenwoordig P. 32.67 per ton voor Cebu en P. 38.38 voor Malangas. Tot nu toe is zoo weinig steenkool voort-gebracht — men noemt het cijfer van 1250 ton — dat millioenen uitgegeven zijn zonder dat er iets voor terugverkregen is, en de maatschappij heeft een twijfelachtig bedrijf onderhouden door elders steenkool te koopen en deze aan het Gouvernement te ver-koopen met een aardige winst voor de betrokken bestuurders.

Wanneer wij nu aan de openbare werken toekomen, dan kun-nen we wijzen op tastbare resultaten, die aan de bevolking veel goeds hebben gebracht. Tegelijkertijd echter moet men er op wij-zen, dat groote sommen geld worden uitgegeven. Het vorig jaar was het totaal, voor openbare werken uitgegeven, met P. 19.539.615 het hoogste bedrag, dat ooit op dezen post in een enkel jaar was uit-gegeven en 10 percent hooger dan de uitgaven op denzelfden post in het jaar te voren. In het kort gezegd, uitgebreide irrigatieprojec-ten, opgemaakt om de bevolking in heele groepen provincies tot voordeel te strekken en om de rijstproductie des lands sterk op te voeren, eerste klasse wegenaanleg, 198 K.M. bedragende, in het algemeen goed onderhoud van de prachtige wegen, die de eilanden aan het bestuur van Forbes te danken hebben, het boren van 448 diepe bronnen en de aanleg van 16 waterleidingen, het bouwen van verschillende openbare gebouwen en bruggen, vormen de belangrijk-ste resultaten van de werkzaamheid van dit jaar. Men heeft be-weerd, dat de wegen niet behoorlijk onderhouden zijn, maar zelf heb ik in een auto over honderden mijlen weg op de Philippijnen gereisd en ik heb daarbij kunnen constateeren, dat zij in uitste-kenden toestand verkeeren. Over de onderhoudskosten heb ik geen gegevens. In de stad Manila hebben verschillende in uitvoering zijnde werken, als het douanekantoor, dat 3 millioen peso's moet kosten, het nieuwe postkantoor, pier No. 7 en de Jones-brug, die

eerst kortgeleden van den stedelijken dienst aan het „Bureau of Public works" is overgedragen, veel afbrekende kritiek uitgelokt wegens een eindeloos trage uitvoering en beweerde verkwisting bij het doen van uitgaven.

Naast deze uitstalling van ongeschiktheid is er een verbetering van jongen datum, welke de hoogste lof verdient. Dat is de organi-satie van credietvereenigingen voor het platte land. De eerste ver-eeniging werd in October 1916 in elkaar gezet. Op het eind van het vorig jaar waren er 528 vereenigingen met een gezamenlijk aantal leden van ruim 82.000 en een kapitaal, dat van niets aangegroeid was tot ruim 2.000.000 peso's. Wegens de erkende betrouwbaarheid van de organisatie kon de wetgevende macht toestaan, dat in 1920 een millioen pesos geleend werden aan de credietvereenigingen te-gen 6 percent interest, om weer uitgeleend te worden aan de leden tegen 10 percent, ten voordeele van landbouwers, die rijst en dja-goeng verbouwen. Aangezien er in de „barrio's" geen banken zijn, moesten tot nu toe de landbouwers voor leeningen aankloppen bij geldleeners, dikwijls Chineezen, en deze geldleeners eischten exor-bitante woekerrente. In 1919 werd een plan opgemaakt om van de credietvereenigingen een soort van spaarbanken te maken voor de heele gemeenschap met de bedoeling de aldus verkregen fondsen alleen te gebruiken voor het helpen van de landbouwers. De bewe-ging is bij den dag meer populair geworden en er zijn thans 1500 deponenten bij 198 vereenigingen met deposito's, P. 200.000 be-loopende, volgens A. W. Prautch, het hoofd van de afdeeling Land-bouwcrediet. Op vaste deposito's wordt 6 percent rente betaald;

aan de credietnemers wordt 10 percent in rekening gebracht, wat een behoorlijke marge laat om de bedrijfskosten te dekken en de algemeene fondsen te versterken. Wat de Philippine National Bank juist niet deed, haar actief liquide houden om landbouwonderne-mingen op de eilanden te helpen, dat wordt door de landbouwcre-diet-vereenigingen wel gedaan, waarbij men haar eerlijkheid en nuttigheid moet roemen. Tegenwoordig wordt het de bevolking op de Philippijnen gemakkelijk gemaakt eigen huis en grond te ver-werven en met de voordeden van landbouw-credietvereenigingen schijnt de kleine landbouwer een prachtige toekomst voor zich te hebben. Als een illustratie van de werking van een van deze

orga-nisaties is de uitspraak van de „rural agent" van Santa Maria,

Bu-ladcan, belangwekkend:,,De landbouwcredietvereeniging hier heeft"

,,P. 752 kapitaal. Vier leden hebben karbouwen gekocht met geld,"

„dat zij bij de vereeniging hebben opgenomen; zes homesteaders"

„hebben land ontgonnen en beplant met paddi en groenten. Dean-"

,,dere credietnemers gebruikten de opgenomen gelden voor land-"

„bouwwerktuigen en voor het planten en oogsten van rijst. De"

„woeker neemt af tot een minimum".

Hoewel tot nu toe slechts een coöperatie-beweging begonnen is, zijn er, naar ik hoor, plannen gemaakt voor coöperatieve maga-zijnen, waar de producenten hun oogst kunnen opschuren en voor-schotten opnemen, als zij die noodig hebben, op hetgeen zij in het magazijn inleverden, om aan de woekeraars te ontsnappen; coö-peratieve irrigatie, centrale banken in de centra der provincies om de landbouw-credietvereenigingen te helpen en coöperatie bij de kleine nijverheid. Het is billijk hieraan toe te voegen, dat de heer Harrison de landbouwcrediet-beweging van haar eerste begin af aan bevorderd en beschermd heeft, terwijl hij aan de wetgevende macht maatregelen aanbeval, welke haar ten goede kwamen, bv.

een goede herziening van de wet tegen den woeker; hij trachtte ook, klaarblijkelijk zonder succes, omdat de wet te laat werd aan-genomen, den landbouwers te hulp te komen door op een wetge-ving ter bescherming van den rijstbouw aan te dringen.

Dit zijn dan enkele van de meer algemeene feiten met betrek-king tot den tegenwoordigen binnenlandschen toestand op de Phi-lippijnen. Dit zijn de feiten, die naar ik overtuigd ben, binnen enke-le maanden President Harding voorgeenke-legd zulenke-len worden als uit-komst van het uitgebreide onderzoek van Generaal Wood en Gou-verneur Forbes. Voor ik aan het onderwerp kom van de vaststel-ling van een program voor de toekomst, blijft er nog éénpunt over voor een korte bespreking, de mogelijkheid, dat het land zelf voor zijn verdediging zorgt, als een belangrijk punt van de kwestie van

„stabiel gouvernement".

Het is een veel voorkomende, verkeerde voorstelling van de fei-ten om te zeggen, dat de Philippijnen aan de Vereenigde Stafei-ten

„geen cent gekost hebben". Integendeel, bij voorzichtige raming hebben wij sinds het begin van ons bestuur iets als een half milliard dollars in de Philippijnen gestoken. Dit cijfer sluit dan in de kosten van het leger van den tijd af, toen het nog 60.000 man omvatte,

tot heden, nu de sterkte 16.213 man is, officieren en manschappen, forten en versterkingen (van die te Corregidor wordt algemeen gezegd, dat zij 20 millioen dollar hebben gekost), en uitgaven voor de in stand houding van twee marine-stations, op Cavite en Olon-gapo, samen met het radiostation der marine te Cavite en het droog-dok te Olongapo.

Mochten de Vereenigde Staten zich uit de Philippijnen terug trek-ken, dan zou de regeering der Philippijnsche republiek voor de bescherming der eilanden afhangen van een of andere internationale waarborg van neutraliteit — als zulk een waarborg tenminste ver-kregen kan worden — of van een program voor een behoorlijke verdediging der kusten. De „Manila Times" heeft onlangs een ano-nym artikel gepubliceerd van een officier van het Amerikaansche leger over de manier,waarop de Philippijnen verdedigd zouden kun-nen worden en de kosten daarvan. Het is voldoende om zijn ra-ming te geven van een jaarlijksche begrooting voor een staand le-ger van 120.000 man met bijbehoorende reserve, voor den bouw van 15 belangrijke forten bij strategische doorgangen tusschen de eilanden, en voor de kosten van inrichting voor een vloot van on-geveer vijftien onderzeeërs en twintig torpedobootjagers, loopende over een tijdvak van tien jaar, en 250 millioen peso's beloopende, om de onmogelijkheid aan te toonen van eenig program voor een eigen verdediging door de Filipino's. Zij moeten dus steunen op den goeden wil van de wereld.

Nu, dat moet zeker optimisme genoemd worden, overschaduwd door iets als galgenhumor, als men op den tegenwoordigen toestand van de wereld let.

Japan, op een steenworp afstand van de Philippijnen, houdt een machtige oorlogsvloot in stand en een staand leger van 500.000 man, met een reserve van 2.500.000. Japan's tegenwoordig vlootpro-gram kost 503.637.078 yen voor 1921-22, of bijna 33 percent van het nationaal inkomen. Met hetgeen op de begrooting voor het leger is toegestaan, is de helft van het totaal bedrag van hét budget, 1.562.542.797 yen voor het loopende jaar, voor uitgaven voor leger en vloot alleen bestemd. Het is waar, dat liberalen, zooals Yukio Ozaki, oud-minister van justitie, een campagne voeren tegen mili-taire uitgaven, die in geen verhouding staan tot de inkomsten van de regeering, en zelfs beperking van bewapening prediken, dien bleeken droom op den drempel van internationale vriendschap, maar zij

vor-men een minderheid. Japan wordt nog altijd geregeerd door de machtige leger- en vlootkliek. Het is uiterst onwaarschijnlijk, dat Japan er ooit toe gebracht zou kunnen worden het voorgestelde neutraliteitsverdrag van de Filipino „Nacionalistas" te teekenen.

Voor Japan staat er te veel op het spel en zijn diplomatie is te slim om zich zelf te binden. Zijn buitenlandsche politiek is duidelijk en niet mis te verstaan; Japan heeft in de laatste jaren Formosa, Korea, Mantsjoerije verkregen, een basis in Mongolië, Shantoeng, de ver-schillende eilanden behoorende bij de Maarschalkeilanden, de Caro-linen en de Mariannen in de Stille Zuidzee, Wladiwostok en heel Sachalien. En het is geen tijdelijke bezetting, welke volgt op den voet en elleboog van den Japanner, wanneer zij eenmaal in het huis van een buurman zijn ingewrongen, maar een blijvend zich nestelen;

practisch wordt aan den oorspronkelijken eigenaar zijn bezit ont-nomen; de mijnen en -waardevolle concessies worden door Japan-ners ontgonnen, de strategische spoorwegen komen onder Japansch toezicht; er worden Japansche forten gebouwd, er komt een poli-tie van Japanners, en Japansche artikelen gaan de markt beheer-schen onder uitsluiting van de concurrentie. Niettegenstaande het agressief karakter van den buurman, verkeeren de Filipino's of beweren ze te verkeeren in zalige rust. Zij doen iemand denken aan het verhaal van Roodkapje. Ik vond overal op de Philippijnen onder de Filipino's slechts twee gevoelens ten opzichte van Japan.

Rastegenzin en diplomatieke onverschilligheid. Personen, niet be-hoorend tot de regeering, namen altijd eerst genoemde houding aan;

maar zij, die de regeering vertegenwoordigen, zonder één uitzon-dering, van Quezon, Osmena en Aguinaldo af naar beneden, hiel-den vol, dat een onafhankelijke republiek van de Philippijnen niets te vreezen zou hebben van den buurman in het noorden, maar dat misschien moeilijkheden schol jn in de Pandora-doos van de Ame-rikaansch-Japansche betrekkingen. Deze houding van de officieele personen geeft te denken. Zij toont óf een verwonderlijk gebrek aan eenig begrip van international politiek, óf een oostersche ge-schiktheid voor goochelen. Als het aanhoudend aandringen van de

Philippijnen om onafhankelijk te worden verklaard plotseling zou worden ingewilligd en een scheiding als gevolg daarvan intrad, als de voortbrengselen van de Philippijnen plotseling onderworpen werden aan invoerrechten op dezelfde basis als die van andere lan-den, welke hun producten verkoopen aan de Vereenigde Staten,

die nu 66 percent van den geheelen handel der Philippijnen opnemen, dan zouden de Philippijnen zich wel eens in een lastige positie' kunnen bevinden. Zij zouden er behoefte aan kunnen hebben om, laten we maar zeggen een beetje geld te leenen. En als zij hun moei-lijkheden aan Japan zouden uitleggen, zou Japan hun hoffelijk kunnen aanbieden hun te leenen, wat zij maar noodig konden heb-ben — in ruil voor een paar concessietjes. En het oude, tot op den draad versleten drama zou weer opnieuw beginnen. In elk geval, Filipino's „politico's" glimlachen minzaam en zeggen, als antwoord op Uw vraag: „o, neen, er is geen gevaar van de zijde van Japan".

„Wij maken ons daarover niet in het minst bezorgd".

Er zijn ongetwijfeld velen, die zullen instemmen met Manuel Quezon's uitspraak, waarmede veel reclame gemaakt is, „liever"

„een regeering als de hel door Filipino's dan een als de hemel door"

„een buitenlandsche mogendheid". Onafhankelijkheid is een vlam-mend ideaal in de harten van alle menschen. In een land van ver-lichting door onderwijs en democratische verbroedering, waar de uitspraak van een vooraanstaand man niet zoo heel ver vóór is bij het begrip en de verstandige kritiek van den gemiddelden burger, kan onafhankelijkheid een politieke werkelijkheid zijn, al is het dat zelden in geestelijk opzicht. Maar in een land als de Philippijnen moet men er aan denken, dat er nog een zeer groote afstand is tus-schen de denkbeelden van de leiders en die van de onontwikkelde massa's. De laatsten gaan nog blootsvoets. Zij hebben nog niet die fijne Iakschoenen-superioriteit bereikt, die uitstraalt van de heeren van de Ayuntamiento. Ende regeering is tot nu toe niet een vertegen-woordigende instelling, al heeft men er het kiesrecht. Hetis een kliek, welke haar macht maar al te zeer uitoefent ten gunste van haar eigen corrupte doeleinden en baatzuchtige belangen. Hetspringt in het oog, dat de Vereenigde Staten, aangezien zij geenoordeel vellen van uit dat hoogste firmament, waar ieder mensen in onbetwistbaar bezit is van zijn eigen ziel en elke natie leeft in haar eigen ster volgens een geestelijken index van ten hemelstijging,nietmet het belang van de kleine minderheid rekening kunnen houden.De feiten, zooals zij thans aan den dag treden, bewijzen, dat hetkorte tijdvak van twee en twintig jaar onvoldoende is geweest omonbaatzuchtig, op het belang van het algemeen gericht voeren der regeering te leeren.

Het is onmogelijk hier de internationale zijde van het vraagstuk der Philippijnen te bespreken. Maar de tegenwoordige onzekere

toestand in den Stillen Oceaan, in het bijzonder wat betreft de betrekkingen tusschen Japan en de Vereenigde Staten, zal natuur-lijk van veel beteekenis zijn voor de houding, welke het bestuur van Harding ten slotte zal aannemen. De werkelijke waarde van de Phi-lippijnen voor ons in dit verband hangt af van het al of niet be-reid zijn van de regeering der Vereenigde Staten om steun te ge-ven voor een behoorlijk voorraadstation hier voor de marine, om de Pacific-basis te ondersteunen, welke wij nu versterken op Ha-wai en omliggende eilanden en die wij noodig zouden hebben voor het geval er een oorlog met Japan mocht uitbreken. De vlootpoli-tiek, welke door ons aangekondigd is, beteekent niet een chauvi-nitisch geschreeuw om uitbreiding van de adelaarsvleugels. Het beteekent eenvoudig, dat wij besloten zijn ons wettig deel in den wereldhandel te hebben, en niets meer. Azië vormt het veld voor de grootste ontwikkelingsmogelijkheid in de twintigste eeuw. Als Japan, of een andere natie, opzettelijk de „open deur" in Azië sluit, dan zullen wij ons zelf zien ten oorlog trekken, juist zooals andere naties ten oorlog getrokken zijn voor handelsbelangen van het begin van de geschiedenis af aan. Ik spoor niet aan tot zulk een oor-log. Ik wijs er alleen op, dat een oorlog dan onvermijdelijk zal zijn.

Zooals de zaken er thans voor staan, is Japan's politiek, met een halsstarrigheid, welke eenigszins moet worden toegeschreven aan het nijpen van de economische noodzakelijkheid, en welke niet wil erkennen, dat er andere middelen zijn om het zelfde doel te bereiken, tamelijk openlijk erop gericht de „open deur" te versperren. Waar Japan ook maar gaat, volgt uitsluiting van de concurrenten. Ja-pan ziet in Amerika zijn voornaamsten vijand, want het weet dat met de opening van het Panamakanaal de Amerikaansche marine de overmacht kreeg in den Stillen Oceaan. Het begrijpt, dat Enge-land, bij stilzwijgende overeenkomst, op de Amerikaansche marine vertrouwt om zijn koloniën in den Stillen Oceaan te beschermen en dat als resultaat daarvan de Engelsch-Japansche overeenkomst reeds eenigen tijd geleden een doode letter geworden is. De

Zooals de zaken er thans voor staan, is Japan's politiek, met een halsstarrigheid, welke eenigszins moet worden toegeschreven aan het nijpen van de economische noodzakelijkheid, en welke niet wil erkennen, dat er andere middelen zijn om het zelfde doel te bereiken, tamelijk openlijk erop gericht de „open deur" te versperren. Waar Japan ook maar gaat, volgt uitsluiting van de concurrenten. Ja-pan ziet in Amerika zijn voornaamsten vijand, want het weet dat met de opening van het Panamakanaal de Amerikaansche marine de overmacht kreeg in den Stillen Oceaan. Het begrijpt, dat Enge-land, bij stilzwijgende overeenkomst, op de Amerikaansche marine vertrouwt om zijn koloniën in den Stillen Oceaan te beschermen en dat als resultaat daarvan de Engelsch-Japansche overeenkomst reeds eenigen tijd geleden een doode letter geworden is. De

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN