• No results found

Weging van gevaren

Een groot gedeelte van de Nederlandse bevolking stapt dagelijks in de auto of op de fiets. Een wat kleiner, maar nog steeds substantieel gedeelte van de bevolking rookt. Beide activiteiten, die wij vrijwillig doen, staan algemeen bekend als relatief gevaarlijk. Ze leiden tot duizenden doden en/of zwaargewonden per jaar (verkeer: 1066 doden in 2002; roken: 8600 doden in 1999). In het geval van het deelnemen aan het verkeer kan elk individu nog het gevoel hebben dat zijn eigen gedrag de kans op het zelf krijgen van een ongeluk substantieel reduceert. Hier speelt een vaak overgewaar- deerd gevoel van het zelf in de hand hebben een belangrijke rol. M.b.t. roken is het ondertussen duidelijk dat dit de levensverwachting duidelijk reduceert. Misschien omdat er ook rokers zijn die 110 jaar oud blijken te worden, zijn de gevoelens bij het gevaar weg te drukken, ook al staat het tegenwoordig met koeienletters vermeld op de verpakking van rookwaren.

Eten en drinken doen (moeten) we elke dag een aantal keer. Eten en drinken zijn onvermijde- lijk. Naast het onvermijdelijke wordt eten en drinken in tegenstelling tot bv. ademen ook fysiek en emotioneel beleefd. Goed eten (en drinken) is een genot en zowel voor eten als drinken hebben we keuzevrijheid m.b.t. wat we consumeren.

Echter het vertrouwen van de consument in de producten en de producenten is dalend. Waar vroeger een boer een producent met een onbevlekt blazoen was, staat de primaire sector steeds meer in het verdachtenbankje. Het maximaliseren van de opbrengst, het minimaliseren van de variatie in de kwaliteit en kwantiteit van de opbrengst, de sterke behoefte aan samengestelde kant-en-klaar producten, het beschikbaar willen hebben van ieder product op elk moment van het jaar en dat alles tegen de laagste prijs, hebben het dicht-bij-de-natuur imago van de voedselproducerende sector ver- dreven, geheel in tegenstelling met het door diezelfde consument gewenste imago. De regelmatig hieraan appellerende marketing inspanning van de industrie zal dit gevoel zeker niet in positieve zin beïnvloeden. Doordat de maatschappij een grotere transparantie van de voedselproducenten ver- wacht en eveneens wenst dat de normen voor (mogelijk) gevaarlijke ingrediënten niet worden over- schreden (met als gevolg recall acties bij elke overschrijding van de norm) wordt de consument er met regelmaat op gewezen dat ook deze bedrijfstak niet perfect is en er zaken (meestal onbedoeld) mis kunnen gaan. Dit wordt nog versterkt door het feit dat we steeds beter (gevoeliger) en steeds grotere aantallen kunnen meten. De hieruit voortkomende gevaren zijn echter in veruit de meeste gevallen ordes van grootte kleiner dan andere door de mens veel meer geaccepteerde gevaren. Vanwege de relatief grote marges die zijn ingebouwd bij de normstelling is de mededeling bij ge- constateerde problematiek dan ook meestal dat enig gevaar voor de volksgezondheid niet is te ver- wachten.

In het voorafgaande is beschreven dat het verstandig lijkt om op weg te gaan naar een beter gefundeerde normstelling. Dat zal betekenen dat bij overschrijding van de norm beter aangegeven

Volgens de huidige stand van de wetenschap zou wel eens zo’n 30 % van alle kankergevallen in Nederland (mede) veroorzaakt kunnen worden door componenten uit ons voedsel. Gezien het feit dat het grootste gedeelte van de chemische en biologische stoffen die de mens binnen krijgt het li- chaam bereiken via het eten en drinken is dit percentage niet verbazingwekkend. Echter het kunnen omgaan met dit soort gegevens in relatie tot de andere gevaren die wij in het leven lopen (plat ge- zegd: je moet toch ergens aan dood gaan) vraagt een andere wijze van communiceren met de con- sument (tweezijdig!!).

Het moge duidelijk zijn dat de gammawetenschappen de komende jaren verder in beeld moeten brengen op welke wijze deze in veler ogen onevenredig negatieve gevoelens kunnen worden omge- bogen naar een meer realistisch niveau. Vanuit het bètaperspectief van voedselveiligheidbewaker werken wij daar graag aan mee.

3. De consument en voedselveiligheid

3.1. Hoe kijkt de consument tegen voedselveiligheid aan?

39

Lynn Frewer Leerstoelgroep, Voedselveiligheid en Consumentengedrag Marktkunde en Consumentengedrag Wageningen UR

Inleiding

Er is momenteel een discussie gaande over de noodzaak het consumentenvertrouwen in wettelijke voorschriften en risicomanagement met betrekking tot voedselveiligheid te verhogen. Op een be- paald niveau concentreert de discussie zich op risicovermindering in de voedselketen tot nul. Dit is praktisch echter bijna onmogelijk, en er zijn tekenen dat de consument zelf ook geen “‘nulrisico’” eist. Bovendien blijkt risicocommunicatie gericht op het uiteenzetten van de relatieve risico’s ver- bonden aan verschillende voedselveiligheidskwesties van weinig invloed op de ontwikkeling en het behouden van consumentenvertrouwen.

De risicoperceptie van de mensen bepaalt hoe men op verschillende risico’s reageert. Sommige factoren (bijv. of men vrijwillig aan een risico blootstaat of dat het een risico betreft van technologi- sche oorsprong) voorspellen de reactie van de mensen over de verschillende risicoterreinen heen. Andere factoren zijn terreinspecifiek. Het is belangrijk om de perceptie van de mensen aan de orde te stellen in risicomanagement en communicatie, anders zullen de activiteiten van de risicomana- gers los van de samenleving worden gezien, en daarmee hun motieven niet vertrouwd.

Deze verhandeling probeert de tekortkomingen van de ‘nulrisico’-benadering te onderzoeken vanuit het consumentenperspectief. Daarna zal de huidige opvatting over publieke percepties en attitudes betreffende risico in het algemeen worden samengevat met speciale aandacht voor voed- selveiligheidskwesties.