• No results found

De veiligheid van het huidige voedselpakket

Ontwikkelingen in het ketendenken

Tot voor enkele decaden werd het bewaken van de voedselveiligheid vooral gezien als een indivi- duele verantwoordelijkheid van de verschillende partijen in het proces van de voedselproductie. Interactie tussen deze partijen op dit onderwerp was niet in beeld. Uiteraard is ondertussen wel dui- delijk dat maatregelen genomen door vroege schakels in de keten een sterk effect kunnen hebben op de mogelijkheden voor de laatste schakels in de keten om een goed en veilig product te kunnen af- leveren.

In sommige ketens wordt dit beheer van de keten aangepakt door verticale integratie van de keten binnen een concern. B.v. in de kalversector zijn er nu bedrijven die het volledige proces van diervoederproductie tot en met het slachten van de dieren binnen het concern hebben gebracht en die binnen deze gehele keten een op elkaar afgestemd overkoepelend kwaliteitszorgsysteem hebben ingevoerd.

In andere ketens wordt dit geregeld door onderlinge contracten tussen de verschillende partners in de keten waarin de kwaliteit en de monitoring van deze kwaliteit spijkerhard lijkt te worden vast- gelegd. Doordat in deze gevallen ook de aansprakelijkheid wordt geregeld zal het duidelijk zijn dat het in het belang is van elke partner dat zijn rol goed wordt zeker gesteld. Met name ook voor de laatste schakel in de keten is het van eminent belang dat zijn afnemers, de consumenten, zo min mogelijk (liefst nooit) geconfronteerd worden met problemen en/of recalls.

Het toezicht van de overheid heeft zich de laatste jaren dan ook steeds meer gericht op het toe- zicht op het controlesysteem van de bedrijven (toezicht op toezicht), in plaats van het zelf op grote schaal uitvoeren van controles. Alleen daar waar Europese richtlijnen nog het keuren door de over- heid voorschrijven (m.n. in de vleessector) heeft de overheid die rol gehouden.

Ontwikkelingen in het meetvermogen

Er zijn drie ontwikkelingen die het meetvermogen de afgelopen jaren enorm hebben doen toene- men.

ß Ten eerste ontwikkelt de techniek in de analytische chemie zich zodanig dat grofweg gezegd elke 4 jaar de gevoeligheid of ondergrens van een bepaling met een factor 10 daalt. Waren we in 1990 gewend aan concentraties in de ordegrootte PPM of milligram per kilogram, vandaag de dag is PPB de norm, dus microgram per kilogram, of zelfs lager dan dat. Voor alle duidelijk-

ß Ten tweede wordt er continu gewerkt aan het ontwikkelen van analysemethoden voor nieuwe stoffen in al dan niet nieuwe grondstoffen of levensmiddelen. Recente technische ontwikkelin- gen zorgen ervoor dat het instrumentarium niet alleen meer gevoelig kan bepalen of een beken- de stof aanwezig is in de te testen matrix, maar dat er nu ook middels een “full spectrum analy- se” gezocht kan worden naar alle aanwezige stoffen (dus ook de onbekende of hierin niet ver- wachte stoffen). Zeker in combinatie met testen gebaseerd op de biologische effecten van stof- fen leidt dit naar verwachting tot detectie van meer stoffen.

ß Ten derde neemt het aantal mogelijkheden om grote monsterhoeveelheden te analyseren door introductie van diverse soorten robotten en op biologische principes gebaseerde screeningme- thodes zeer sterk toe. Samengevat: we meten meer stoffen, in lagere concentraties, in meerdere voedingsmiddelen, in grotere aantallen.

Recente crises

Als we kijken naar een aantal recente voedselcrises zien we dat de reeds van oudsher bestaande oorzaken nog steeds met grote regelmaat voor problemen zorgen.

ß De affaire met kruidenthee (sterrenmix) in 2001 werd veroorzaakt door de aanwezigheid van een verkeerd gekozen, giftige variant van een van de grondstoffen.

ß De MPA affaire uit 2002 was een toonbeeld van de desastreuze aanwezigheid van een afval- stroom als grondstof in de diervoeder en voedselketen. In dit geval werd een suikerstroop, af- komstig van een farmaceutisch bedrijf uit Ierland, een afvalproduct uit de productie van pillen, via een Belgische tussenhandelaar in afvalstromen in de handel gebracht, terwijl de stroop zeer hoge concentraties van twee hormonen bevatte. Deze hormonen, die in de concentratie aanwe- zig in de suikerstroop zelfs acuut gevaarlijk waren voor de medewerkers die er mee omgingen, bleken in hun uitverdunde toepassing in diervoer er voor te zorgen dat zwangere zeugen niet konden biggen (werpen). Door de brede distributie van deze suikerstroop in diverse humane (het is in België verwerkt in frisdrankpartijen) en met name veevoederketens en de als gevolg daarvan mogelijke aanwezigheid van de hormonen in het geproduceerde vlees is in de zomer van 2002 een groot aantal bedrijven afgesloten. Waar dat nodig bleek, werden tienduizenden varkens buiten de voedselketen gehouden.

ß De meest recente dioxinecrisis in Nederland (2003) werd veroorzaakt door het gebruik van af- valhout tijdens het droogproces van brood en beschuitmeel, afvalproducten vanuit de bakkerij- industrie, in een opwerkingsbedrijf voor veevoedergrondstoffen in het oosten van Duitsland. Echter ook andere oorzaken komen veelvuldig voor. Naast het misbruik van hormonen bij de pro- ductie van vlees (hetgeen in België zelfs heeft geleid tot de moord op een dierenarts die hierover zaken naar buiten heeft gebracht), is de laatste jaren m.n. het soms intensieve gebruik van antibioti- ca een oorzaak van soms zeer zware overschrijding van de grenzen die zijn gesteld om veilig voed- sel te kunnen blijven garanderen. In veel gevallen is het gebruik van dit soort stoffen volledig ver- boden en zijn de limieten alleen gebaseerd op technisch meetvermogen. In 2001 en 2002 ging het dan om het gebruik van chloramphenicol in m.n. garnalen en nitrofuranen in een reeks van import- producten. Beide stoffen kwamen voor in dierlijke producten uit landen buiten de Europese Unie waar de gehanteerde normen op dit terrein vaak wezenlijk anders zijn. Het heeft geleid tot serieuze problemen in het handelsverkeer met die landen, echter ook tot het opzetten van eigen controlesys- temen voor deze stoffen binnen die landen.

In de plantaardige sector zijn de problemen, naast het voorkomen van verontreiniging door natuurlijk voorkomende toxinen bv. veroorzaakt door de groei van schimmels in partijen graan of noten, of door het verkeerd gebruik van een groot aantal bij goede dosering toegestane bestrij- dingsmiddelen al veel langer in beeld en in de meeste gevallen goed onder controle. Door de reeds geruime tijd bestaande uitgebreide monitoring van partijen komen grootschalige crises hier de laat- ste tijd minder voor.

De aanwezigheid van het in de EU verboden middel nitrofen in Duitse babyvoeding was in 2002 het enige wat grotere incident op dit vlak. Uiteindelijk bleek overigens dat dit middel via vlees

van kalkoenen die met nitrofen verontreinigd diervoer hadden gekregen in de babyvoeding terecht gekomen was.

Toch zal een nadere analyse van het plantaardige deel van ons voedingspakket ons nog voor vele vragen gaan stellen. Het is wetenschappelijk aangetoond dat het eten van meer groenten en fruit een positief effect op de volksgezondheid heeft. Planten bevatten echter een relatief hoog ge- halte aan natuurlijke toxinen (o.a. als verdediging tegen belagers). Het effect van de aanwezigheid van deze toxines in de voeding is nog grotendeels onbekend.

Een crisis met een oorsprong gelegen in het sterk veranderde wensen en consumptiepatroon van de consument gecombineerd met het al maar toegenomen meetvermogen was de acrylamide crisis (mei 2002). Min of meer bij toeval ontdekte Zweedse onderzoekers dat sommige sterk ver- hitte producten een behoorlijke hoeveelheid acrylamide (een carcinogene stof) bevatten. Alhoewel er nog wetenschappelijke discussie is of acrylamide bij de mens in de gevonden concentraties wel deze carcinogene effecten heeft was ook deze vondst aanleiding om het productieproces van de producten met extreem hoge concentraties van acrylamide en het consumptiepatroon van deze in de meeste gevallen ook om andere redenen niet erg gezonde producten onder de loep te nemen.

In alle crises is echter één belangrijk statement steeds opnieuw naar het publiek gecommuni- ceerd: “maar er is geen enkel gevaar voor de volksgezondheid". In het afsluitende hoofdstuk zullen we hier nog op terug komen.