• No results found

Waterhuishouding Valkenswaard-Zuid

DEEL B - VERANTWOORDING

7.10 Waterhuishouding Valkenswaard-Zuid

7.10.1 Grondwater

Het grondwatersysteem is een resultante van lokale en regionale aanvulling, onttrekking en stroming van grondwater. Bij de aanleg van Valkenswaard-Zuid moet rekening gehouden worden met het hui-dige grondwatersysteem. Anderzijds kan de aanleg van Valkenswaard-Zuid ook het huihui-dige grondwa-tersysteem beïnvloeden. De belangrijkste aandachtspunten bij aanleg van Valkenswaard-Zuid die be-trekking hebben op het grondwater zijn de ontwateringsdiepte, grondwateraanvulling, mogelijke beïnvloeding van grondwaterafhankelijke natuurgebieden in de omgeving door wijziging van de grondwaterstromen en eventuele gevolgen voor de grondwaterkwaliteit.

De effectbeoordeling voor het milieuaspect grondwater spitst zich daarom toe op de volgende beoor-delingscriteria:

1. Beïnvloeding grondwaterstand;

2. Wijziging grondwateraanvulling;

3. Beïnvloeding grondwaterstroming naar natuurgebieden;

4. Beïnvloeding grondwaterkwaliteit;

5. Grondwaterwinning.

Ten aanzien van het grondwateraspect kan worden opgemerkt dat alle maatregelen die getroffen worden in het plangebied Valkenswaard-Zuid voortvloeien uit en afgestemd zijn op het beleid van het Waterschap de Dommel.45

l

1. Beïnvloeding grondwaterstanden

Woongebieden en bedrijventerrein

Voor de gebruiksmogelijkheden van een stedelijk gebied is de ontwateringsdiepte een belangrijke factor. Onder de ontwateringsdiepte wordt verstaan het verschil tussen het maaiveld en de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG). Voor het woongebied en het bedrijventerrein wordt er van uit ge-gaan dat er kruipruimteloos gebouwd wordt, waarbij een minimale ontwateringsdiepte van 0,70 me-ter geadviseerd wordt (zie rapport bodemkundig en geotechnisch onderzoek, Grontmij). Als de ontwa-tering niet afdoende is, kan de ontwaontwa-tering verbeterd worden door gebruik te maken van drainage of door ophoging. Uitgangspunt van het waterschap is hydrologisch neutraal bouwen. Vanuit deze rand-voorwaarde is drainage niet wenselijk en wordt er van uit gegaan dat een voldoende ontwatering wordt gerealiseerd door ophoging.

In figuur ontwateringValkenswaard-Zuid is de ontwateringsdiepte van het plangebied weergegeven.

Uit de bijlage is af te leiden dat aan de westzijde van het gedeelte waar woningbouw gepland is, geen ophoging nodig is. De ontwatering bedraagt hier meer dan 0,70 meter. Voor het gebied aan de oost-kant is de ontwatering niet overal toereikend. Hier zal het maaiveld ongeveer 0,20 meter verhoogd moeten worden.

Voor het gedeelte waar het bedrijventerrein gepland is, geldt dat de ontwateringsdiepte voor het grootste gedeelte niet toereikend is. Het westen van het geplande bedrijventerrein zal 0,20 meter opgehoogd moeten worden en het oosten en zuidoosten ongeveer 0,40 meter. Door de ophoging zal de lokale grondwaterstand niet beïnvloed worden.

Voor het realiseren van de woningen en het bedrijventerrein zal de humeuze bovenlaag (de bouw-voor) ten behoeve van de fundering afgegraven moeten worden en worden vervangen met zand. Er zijn bij het geotechnisch onderzoek (verwijzing naar geotechnisch onderzoek) geen leemlagen aange-troffen. Er is dus ook geen sprake van eventuele daling van de grondwaterspiegel of een toename van kwelstromen vanuit omringende infiltratiegebieden door doorbreking van leemlagen.

45 De uitgangspunten voor het beleid van Waterschap De Dommel voor de komende jaren zijn beschreven in het Waterbe-heersplan 2.

Dommelzone

In de Dommelzone worden binnen de “puur natuur”zone de huidige, diep ingesneden sloten omhoog gebracht en gedeeltelijk gedempt. Grote gedeelten van het gebied zullen hierdoor vernatten. Het grondwater zal dichter bij het maaiveld komen wat een positief effect kan hebben op ontwikkelings-mogelijkheden van kwelgebonden natuurwaarden.

In de oostelijke en westelijke extensieve landbouwzone zijn geen maatregelen voorzien die invloed zullen hebben op het grondwater.

2. Wijziging grondwateraanvulling

Momenteel is het grootste deel van het plangebied onverhard. De neerslag infiltreert ter plekke in de grond en vult zo het grondwater aan. Door de aanleg van de nieuwe wijk en het bedrijventerrein neemt het verhard oppervlak toe. De neerslag die op een verhard oppervlak valt, kan niet ter plekke in de grond infiltreren maar moet naar elders worden afgevoerd.

Het uiteindelijke effect van de toename van verharding op de grondwaterstand is afhankelijk van de mate waarin halfverharding, lokale infiltratievoorzieningen en centrale infiltratievoorzieningen wor-den gebruikt en in hoeverre de neerslag via het oppervlaktewater wordt afgevoerd. Hoe groter het bebouwingspercentage en daarmee het verhardingspercentage hoe minder lokale infiltratievoorzie-ningen mogelijk zijn. De grondwateraanvulling zal dan minder verspreid over het gebied plaatsvinden, zoals in de huidige situatie, maar meer geconcentreerd worden op enkele plaatsen.

Bij de beoordeling van de effecten van het plan Valkenswaard-Zuid wordt ervan uitgegaan dat de retentie/infiltratievoorzieningen een bergingscapaciteit hebben om een ontwerpbui te verwerken met een overschrijdingsfrequentie van eens in de tien jaar (T=10). Dit komt overeen met de randvoorwaar-den zoals gesteld door Waterschap De Dommel. Incirandvoorwaar-denteel (minder dan 1 keer in de 10 jaar) zal een gedeelte van het hemelwater niet kunnen infiltreren en uit het gebied afgevoerd moeten worden.

De berging van het hemelwater in groenzones en wadi’s kan worden gerealiseerd door de aanleg van goten en greppels die vanaf de percelen uitmonden in de groenzones. Een gedeelte van het hemelwa-ter zal, voordat het de groenzones of wadi’s bereikt, al in de greppels infiltreren.

Door een goede spreiding van de infiltratievoorzieningen vindt de infiltratie relatief homogeen plaats.

Er ontstaat zodoende een soort hydrologische buffer rondom het gebied waardoor de grondwater-standen buiten het gebied van de geplande woningbouw en het bedrijventerrein niet verlaagd wor-den.

Door deze manier van omgaan met het hemelwater zullen er geen verdrogende effectenoptreden door de aanleg van de woonwijk en het bedrijventerrein

3. Beïnvloeding grondwaterstroming naar en van natuurgebieden

Bij de beschrijving van de huidige situatie van het grondwater in het plangebied en omgeving is uit-gebreid aandacht besteed aan het geheel van infiltratie en kwelgebieden. Het gebied Valkenswaard-zuid is hierbij beschreven als een intermediair gebied.

Door het infiltreren van het hemelwater (zoals genoemd onder 2) zal het water wat valt in het plan-gebied voor woningbouw en het bedrijventerrein worden gebruikt voor de aanvulling van de lokale grondwaterstromen, in overeenstemming met de oude situatie. Incidenteel, met een herhalingstijd die lager ligt dan eens in de 10 jaar, zal het overschot aan hemelwater wat niet geïnfiltreerd kan worden, afgevoerd worden naar het oppervlaktewater.

Er zijn geen leemlagen aanwezig in het plangebied die doorbroken hoeven te worden ten behoeve van de ophoging van de woningbouw en het bedrijventerrein. Verder zal er door ophoging van het geplande woningen en bedrijventerrein ook geen verandering van de drainage nodig zijn om een afdoende ontwateringsdiepte te garanderen.

Geconcludeerd kan worden dat, bij aanleg van adequate infiltratievoorzieningen in het plangebied, er geen verandering in de kwel- en infiltratiestromen te verwachten zijn en er derhalve geen negatieve beïnvloeding van natuurgebieden in de omgeving wordt verwacht.

4. Beïnvloeding grondwaterkwaliteit

Neerslag die over verhard oppervlak afstroomt, neemt stoffen die uit het verhard oppervlak kunnen uitlogen of op het oppervlak zijn neergeslagen op. Zo kan de relatief schone neerslag verontreinigd worden. Doordat de neerslag wordt geïnfiltreerd, kunnen deze verontreinigingen vervolgens in de grond en in het grondwater terecht komen.

Er wordt vanuit gegaan dat bij de bouwplannen de leidraad van de watertoets wordt gevolgd. Hierin is onder meer opgenomen dat bij inrichting, bouwen en beheer zo min mogelijk vervuilende stoffen dienen te worden toegevoegd aan de bodem en het grond- en oppervlaktewatersysteem. Dit kan on-dermeer worden bereikt door bij de realisatie van de woonwijk en het bedrijventerrein van een zorg-vuldige materiaalkeuze uit te gaan (pakket duurzaam bouwen), geen uitlogende en uitspoelende ma-terialen toe te passen en een verantwoord beheer van de openbare ruimte (weg- en groenbeheer).

Alleen door gemotoriseerd verkeer, materiaalgebruik door toekomstige bewoners, verkeerde lozingen en calamiteiten kan het afstromend regenwater verontreinigd raken. De kans hierop kan door goede voorlichting aan bewoners, duidelijke inrichting van het hemelwaterafvoersysteem en goed onder-houd van wegen en infiltratievoorzieningen sterk beperkt worden. In principe zal door de ontwikke-ling van Valkenswaard-zuid geen verontreiniging van het grondwater plaatsvinden.

5. Grondwaterwinning

in de omgeving van het plangebied Valkenswaard-zuid vinden geen drinkwaterwinningen plaats. Ten zuidoosten van Dommelen is sprake van industriële grondwaterwinning door de bierbrouwerij Inter-brew Dommelen. Dit bedrijf onttrekt jaarlijks gemiddeld rond de 500.000m3 grondwater uit het 3de watervoerende pakket op een diepte tussen de 97 tot 125 m t.o.v. het maaiveld. De ontwikkeling van Valkenswaard-Zuid heeft hierop geen invloed.

7.10.2 Oppervlaktewater

Beoordelingscriteria

Het oppervlaktewater van het plangebied kan worden onderverdeeld in waterstromen binnen het plangebied (afvoer schoon en vuil water), het regionale oppervlaktewaterstelsel en de waterkwaliteit.

Aanleg van Valkenswaard-Zuid kan hierop van invloed zijn door wijzigingen in de afvoer van hemel-water en toename van de afvoer van hemel-water via de riolering. De beoordeling voor het milieuaspect op-pervlaktewater spitst zich daarom toe op de volgende effecten:

1. Hemelwaterafvoer in het plangebied;

2. Afvoer vuilwater via riolering;

3. Beïnvloeding regionaal oppervlaktewaterstelsel;

4. Beïnvloeding oppervlaktewaterkwaliteit.

1. Hemelwaterafvoer in het plangebied

Hemelwater raakt licht verontreinigd als het in aanraking komt met verharde oppervlakten. De dak-oppervlakten van woningen zijn echter zo minimaal verontreinigd, dat men bij het water afkomstig van daken doorgaans spreekt over schoon hemelwater. Datzelfde geldt voor wegen met luw verkeer, waar de verontreinigingsgraad van het afvoerende oppervlak dermate laag is dat het ingezamelde water eveneens schoon te noemen is (voorwaarden: geen chemische onkruidbestrijding, geen zout voor gladheidbestrijding, effectieve handhaving hondenpoepbeleid). Deze twee stromen vormen het zogenaamde "schoon hemelwater". Het hemelwater afkomstig van verharde oppervlakten waar in-tensief verkeer circuleert of waar bedrijfsactiviteiten plaatsvinden, wordt als "vuil hemelwater" be-schouwd en mag niet direct op oppervlaktewater worden geloosd.

Voor de afvoer van het hemelwater geldt het uitgangspunt ‘hydrologisch neutraal bouwen’. Het is daarom wenselijk het schone hemelwater binnen de grenzen van het plangebied te bergen en infiltre-ren in de bodem. Dat kan gebeuinfiltre-ren door middel van centrale infiltratiezones, maar ook decentraal via greppels, terreinverlagingen etc.

Op basis van de handreiking afkoppelen en niet-aankoppelen verhard oppervlak van het waterschap dient bepaald te worden hoe het hemelwater van de verschillende oppervlakken behandeld moet worden. In het plan komt het erop neer dat in het plangebied het regenwater van de dakvlakken rechtstreeks zal afwateren op het oppervlakte water of aan te leggen wadi’s/buffervijvers. Dit geldt ook voor het regenwater van de verharding van de openbare verblijfsgebieden. Het regenwater van de verharding (zowel particulier als gemeente-eigendom) waar intensieve verkeersbewegingen plaats-vinden, zal via een verbeterd gescheiden stelsel afwateren.

Als het hemelwater op bovenstaande manier wordt behandeld zijn de te verwachten milieueffecten nihil.