• No results found

Provinciaal en regionaal beleid

DEEL B - VERANTWOORDING

6.2 Provinciaal en regionaal beleid

Streekplan 2002

Algemeen

Het streekplan ‘Brabant in balans’ (2002) heeft als hoofddoel zorgvuldiger omgaan met de Brabantse ruimte. De provincie Noord-Brabant wil de economische, ecologische en sociaal-culturele kwaliteiten meer met elkaar in balans brengen, zodat het voor iedereen in de provincie prettig wonen, werken en recreëren is. Dit wil de provincie bereiken door toepassing van vijf leidende principes voor het ruimte-lijk beleid voor de periode tot 2020:

 meer aandacht voor de onderste lagen: het watersysteem, de bodemtypologie, de geomorfologie en de infrastructuur;

 zuinig ruimtegebruik;

 concentratie van verstedelijking: inbreiden, herstructureren en intensiveren;

 zonering van het buitengebied;

 grensoverschrijdend denken en handelen.

De provincie maakt onderscheid tussen stedelijke en landelijke regio’s. Verstedelijkingsopgaven met een sterk bovenregionaal karakter worden geaccommodeerd in de stedelijke regio’s. In de landelijke regio’s mag gebouwd worden volgens migratiesaldo nul. De kernen Valkenswaard en Dommelen lig-gen beide in de stedelijke regio Eindhoven-Helmond; het zuidelijke deel van de gemeente maakt deel uit van de landelijke regio. Het plangebied Valkenswaard-Zuid heeft betrekking op de stedelijke regio.

Algemeen kan gesteld worden dat de ontwikkeling van het plangebied aansluit op een geformuleerde aantal hoofdprincipes uit het streekplan.

In het gebeid ligt rivier De Dommel en deze is leidend voor de inrichting van het gebied. Door de aan-leg van een nieuw werkgebied wordt het mogelijk gemaakt om bedrijven binnen het bestaande stede-lijke gebied van Valkenswaard en Dommelen te verplaatsen en deze vrijkomende locaties te benutten voor intensivering van het bestaande stedelijke gebied. De ontwikkelingen vinden plaats binnen ver-schillende zones. De aanleg van de Lage Heideweg (geen onderdeel van dit bestemmingsplan) sluit aan bij het principe grensoverschrijdend denken en handelen. Verschillende knelpunten binnen de gemeente Valkenswaard en de regio Eindhoven worden opgelost met de aanleg van deze weg.

Op een aantal overige aspecten wordt hierna specifiek ingegaan.

Landschap

Het provinciaal beleid ten aanzien van landschap is gericht op het behouden en versterken van het landschappelijke basispatroon, het bebouwingspatroon en het ruimtelijke patroon ten behoeve van een duidelijke landschappelijke structuur en een gevarieerd en afwisselend landschap. Archeologische en cultuurhistorische patronen moeten worden gerespecteerd. Dit beleid is van toepassing op natuur- en bosgebieden en gebieden met een agrarische functie. Het streekplan houdt rekening met historisch landschappelijke vlakken met hoge en zeer hoge waarden. De archeologische monumenten moeten worden beschermd, evenals aardkundig waardevolle gebieden. Het merendeel van deze gebieden ligt in de GHS (groene hoofdstructuur) of het AHS (agrarische hoofdstructuur) landschap. Dit zijn de twee typen structuren, waarin het gehele buitengebied is onderverdeeld. De GHS is een samenhangend netwerk van alle natuur- en bosgebieden, landbouwgebieden en andere gebieden met bijzondere natuurwaarden, en landbouwgebieden die bijzondere potenties hebben voor de ontwikkeling van natuurwaarden. De AHS omvat het gebied buiten de GHS en de bebouwde kernen en infrastructuur.

In de AHS staan de instandhouding en versterking van de landbouw voorop.

De GHS en AHS zijn onderverdeeld in twee hoofdzones, namelijk de GHS-natuur (met hoofdfunctie natuur), GHS-landbouw (landbouwgebieden met hoge natuurwaarden), AHS-landschap (landbouwge-bieden met overige bijzondere natuur- en landschapswaarden) en AHS-landbouw (landbouwproduc-tiegebieden). Elk van hoofdzones is weer onderverdeeld in een aantal subzones in volgorde van

begrenzing RNLE

In de Groene Hoofdstructuur is het Dommeldal aangewezen als natuurkerngebied/natuur-ontwikkelingsgebied. Delen van het plangebied maken eveneens deel uit van de Ecologische Hoofd-structuur (EHS). De bescherming en actieve ontwikkeling van de aanwezige groene kwaliteitenstaat in deze gebieden centraal te staan. Het grootste gedeelte van het plangebied is echter aangewezen als

‘landbouw leefgebied voor struweelvogels’. Concreet betekent dit dat hier het normale GHS-beleid geldt (planologische basisbescherming en geen verstedelijking tenzij zwaarwegende motieven en geen alternatieven) ter bescherming van de hier aanwezige struweelvogels. In hoofdstuk 2 is gemo-tiveerd aangegeven waarom de gemeente Valkenswaard genoodzaakt is te bouwen in de GHS en waarom er zwaarwegende belangen met de realisatie van het woon- en werkgebied gemoeid zijn.

Naast de aanduiding GHS-landbouw zijn deze deelgebieden beleidsmatig in beeld als mogelijke woon- en werklocaties. De verstedelijking dient te passen in het grotere verband (SV+) en dienen bij de vormgeving de leefomstandigheden voor die struweelvogels geoptimaliseerd worden.

In het streekplan zijn globaal begrensde Regionale Natuur en Landschapseenheid (RNLE) aangegeven.

Deze begrenzing van de RNLE is in het kader van de reconstructieplannen definitief vormgeven. Deze RNLE’s bestaat uit min of meer aaneengesloten gebieden waar relatief grote natuur en landschaps-kwaliteiten aanwezig zijn. Deze gebieden kennen een zware beleidsmatige bescherming. Verstedelij-king is in deze gebieden niet aan de orde. In het reconstructieplan Boven-Dommel is de definitieve begrenzing van deze RNLE'’ aangegeven. Voor Valkenswaard-Zuid betekent dit dat de te realiseren verstedelijking buiten het RNLE is gesitueerd.

De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) wordt bij de transformatie van het gebied gerespecteerd. De eco-logische betekenis van de Dommel en aangrenzend beekdal worden hierbij zelfs verhoogd. De na-tuurparel blijft gevrijwaard van verstedelijking. Wel zal er aan de randen van het gebied ruimte zijn

voor verstedelijking waarbij het ontwerp sterk is ingegeven op het behouden en versterken van de landschappelijke- en natuurkwaliteiten van het gebied.

Provinciale notitie compensatiebeginsel

In het provinciale natuurbeleid is het compensatiebeginsel uitgewerkt. Het hoofduitgangspunt van de compensatieregeling is dat er per saldo geen verlies mag plaatsvinden van landschappelijke, bosbouw-kundige of ecologische waarden. Het ‘nee-tenzij’ principe is van toepassing.

De algemene uitgangspunten van het natuurcompensatiebeleid komen verder kort gezegd neer op het volgende:

• compensatiegrond moet binnen 10 jaar na het realiseren van de ingreep ingericht zijn voor de ontwikkeling van de te compenseren waarden;

• compensatie moet zoveel mogelijk in de omgeving van de plaats van de ingreep plaats vinden;

• indien buiten de hiervoor genoemde gebieden te weinig ruimte is voor compensatie, of te weinig gebieden aanwezig zijn met geschikte potenties voor compenserende natuurontwikkeling, kan gecompenseerd worden binnen de verwervingshectaren;

• compensatie van natuurwaarden die verloren zijn gegaan, dient op biotoop-, ecotoopniveau ge-schieden;

• onvervangbare of moeilijk vervangbare biotopen/ecotopen kunnen gecompenseerd worden door het ontwikkelen van ander potentieel hoogwaardige biotopen/ecotopen in het gebied.

Provinciale milieuverordening

In de provinciale milieuverordening zijn twee hoofdcategorieën van specifieke gebieden onderschei-den, te weten grondwaterbeschermingsgebieden (met als functie bescherming van grondwaterwin-ning voor de openbare drinkwatervoorziegrondwaterwin-ning) en milieustimuleringsgebieden. De gebiedsbescher-ming in de milieustimuleringsgebieden vindt vanuit diverse invalshoeken plaats en is niet voor ieder gebied dat onderdeel uitmaakt van deze hoofdcategorie hetzelfde. Bij de aanwijzing van specifieke gebieden speelt met name:

• het belang van de bescherming van de bodem (bodembeschermingsgebieden);

• het belang van het beperken en voorkomen van geluidhinder (stiltegebieden);

• het belang van de bescherming van natuurwetenschappelijke en landschappelijk waarden.

Een gebied kan om een of meer redenen als bijzonder gebied worden aangewezen, waardoor deze gebieden elkaar deels overlappen. Deze gebieden zijn in de provinciale milieuverordening aangewe-zen.

Hieronder is kort iets opgenomen over de stiltegebieden en archeologie, omdat dit met name relevant is voor het plangebied ‘Valkenswaard-Zuid’.

Stiltegebieden (De Malpie): ter bescherming van relatief onverstoorde gebieden zijn in de Provin-ciale milieuverordening stiltegebieden aangewezen en regels opgesteld ter voorkoming van ge-luidsoverlast. De Malpie behoort tot zo’n aangewezen stiltegebied. Ter ondersteuning van deze regelgeving is het ruimtelijk beleid erop gericht functies die tot extra geluidsverstoring leiden, uit deze gebieden te weren.

Ten aanzien van geluidsoverlast zal in het stiltegebied Malpie (grenzend aan het plangebied) geen verdere akoestische verstoring mogen plaatsvinden. In dat kader zal de gemeente erop toezien dat bij vergunningverlening aan toekomstige bedrijven in Valkenswaard-Zuid rekening wordt gehou-den met de effecten van met name geluidsoverlast (externe werking) richting het stiltegebied. In

het bestemmingsplan is bovendien, juist ter voorkoming van nadelige effecten in de omgeving, een milieuzonering opgenomen ten behoeve van de situering van bedrijven met een bepaalde mi-lieucategorie op de juiste plek.

Archeologie: de provincie heeft de cultuurhistorische (landschaps)waarden van bovenlokaal belang aangegeven op de (provinciale) Cultuurhistorische waardenkaart. Bij de opstelling en uitvoering van ruimtelijke plannen moet met deze waarden rekening worden gehouden. Dit geldt in het bij-zonder voor de historisch-landschappelijke vlakken met hoge en zeer hoge waarde. In beginsel zijn in deze vlakken alleen ruimtelijke ingrepen toelaatbaar die gericht zijn op de voortzetting of het herstel van de historische functie en die leiden tot behoud of versterking van cultuurhistorische (landschaps)waarden. Bij de opstelling en de uitvoering van ruimtelijke plannen moet rekening worden gehouden met (bekende) archeologische waarden, zoals aangegeven op de Archeologi-sche Monumentenkaart, en de te verwachten archeologiArcheologi-sche waarden, zoals aangegeven op de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden. Het uitgangspunt is dat het archeologisch erfgoed moet worden beschermd op de plaats waar het wordt aangetroffen. Gezien dit uitgangspunt moe-ten in geval van voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in gebieden met een hoge of een mid-delhoge verwachtingswaarde voor archeologisch erfgoed, de archeologische waarden door middel van een vooronderzoek in kaart worden gebracht.

Voor een groot gedeelte van het plangebied Valkenwaard-Zuid geldt een middelhoge tot hoge verwachtingswaarde. Met name in gedeelten waar de stedelijke ontwikkeling is gepland alsmede het beekdal. Op basis van deze verwachting is een inventariserend verkennend archeologisch veld-onderzoek uitgezet conform de vereiste veld-onderzoeksopzet van de provincie. De resultaten van dit onderzoek zullen in de uitwerkingsplannen worden verwerkt. In paragraaf 7.13 wordt op het as-pect archeologie nader ingegaan.

Regionaal structuurplan regio Eindhoven/Provinciaal uitwerkingsplan Zuidoost-Brabant22

De Regioraad van het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE) heeft in 2004 het Regionaal Structuurplan regio Eindhoven (RSP ‘04) vastgesteld en Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant heb-ben in maart 2005 het RSP ’04 regio Eindhoven goedgekeurd. Bovendien hebheb-ben Gedeputeerde Sta-ten, op basis van dit plan het Provinciaal uitwerkingsplan Zuidoost-Brabant vastgesteld, als uitwerking van het Streekplan 2002. Vanwege de intensieve samenwerking tussen het SRE en de provincie zijn deze nagenoeg identieke plannen in een boekwerk samengevoegd.

Het RSP ‘04 en Provinciaal uitwerkingsplan Zuidoost-Brabant geven weer wat de keuzes zijn op regio-naal schaalniveau voor de woningbouw- en bedrijventerreinontwikkeling voor de periode tot 2015, met een doorkijk naar 2030. Beide plannen vormen voor de periode tot 2015 zowel een toetsingskader voor bestemmingsplannen als een kader voor strategische gebiedsontwikkeling. De belangrijkste regi-onale ambities zijn:

• de positie als economisch kerngebied en Brainport te behouden en verder uit te bouwen;

• de twee ‘gezichten’ van de regio te behouden;

• de belevingswaarde van het landelijk gebied te bewaren en, waar nodig, te versterken.

Algemeen is het van groot belang om de economische positie van de regio te kunnen behouden. Het gebied Valkenswaard-Zuid kan hieraan een wezenlijk bijdrage leveren. Tevens dient in de te ontwikke-len ruimtelijke plannen voor dit gebied de noodzaak voor het realiseren van waterberging en de

22 RSP, Regionaal samenwerkingsverband Eindhoven, 07-12-2004

sterking van de ecologische kwaliteit van de beekdalen van de Dommel en Keersop (buiten het plan-gebied gesitueerd) een plaats te krijgen.

Enkel langs de weg van een integrale gebiedsontwikkeling met een doorkijk naar de langere termijn is ter plaatse een goede ruimtelijke invulling mogelijk. Om de economische positie te behouden in de regio dient onder meer de bereikbaarheids- en leefbaarheidsproblematiek in het gebied tussen Eind-hoven en Valkenswaard te worden opgelost. De aanleg van de nieuwe gebiedsontsluitingsweg, ge-naamd ‘Lage Heideweg’ vormt onderdeel van de oplossing hiervoor. De aanleg van deze weg zorgt bovendien voor een belangrijke strategisch ruimtelijke (ontwerp) opgave in het gebied ten zuiden van Dommelen en Valkenswaard, waarin grote waarden voor natuur en landschap en de wens om bedrij-vigheid en in beperkte mate wonen (ook al genoemd in het RSP ’97, de voorloper van het RSP’04) met elkaar kunnen worden geïntegreerd.

Bedrijven

In het RSP Zuidoost-Brabant is de locatie Valkenswaard-Zuid aangeduid als ‘zoekgebied verstedelijking transformatie afweegbaar onder voorwaarden streekplan’. In het RSP is voor de gemeente Valkens-waard de taakstelling opgenomen met betrekking tot de realisering van een bedrijventerrein. Deze taakstelling houdt het volgende in: de realisering van een bedrijventerrein met een oppervlakte van circa 35 hectare met een gemengd segment en een verwachte uitgiftetermijn tussen 2008-2020 (blz.

71). De locatie Valkenswaard-Zuid is de enige locatie die is aangewezen als enige uitbreidingslocatie voor bedrijvigheid in de gemeente Valkenswaard. Transformatie naar een stedelijke functie zoals be-drijventerrein is aan de volgende randvoorwaarden gebonden:

• Uitbreiding van het stedelijk ruimtebeslag is hier nodig omdat er zwaarwegende belangen aan ten grondslag liggen;

• Uit onderzoek is gebleken dat er geen alternatieve locaties buiten de GHS en de AHS-landschap voorhanden zijn;

• Bij de bestemmingsplanprocedure dient inzichtelijk gemaakt te worden dat de aantasting van eventuele natuur- en aanwezige landschapswaarden tot een minimum wordt beperkt;

• De overblijvende aantasting dient te worden gecompenseerd overeenkomstig het provinciale compensatiebeleid.

Aan de randvoorwaarden van het Streekplan waarbinnen de afweging van ontwikkeling van dit ge-bied zou moeten geschieden wordt voldaan. Immers zijn er binnen de gemeente Valkenswaard géén alternatieve locaties buiten de GHS en de AHS-landschap beschikbaar en is er met de achterblijvende uitgifte en een grote behoefte aan terreinen voor kleinschalige bedrijven een zwaarwegend belang aanwezig om tot ontwikkeling en juridisch-planologische verankering over te gaan. In hoofdstuk 2 is gemotiveerd aangegeven waarom tot ontwikkeling van het gebied Valkenswaard-Zuid zal worden overgegaan en op welke wijze aan de randvoorwaarden voldaan wordt. Kortheidshalve wordt naar dit hoofdstuk verwezen.

Tevens is natuuronderzoek verricht en een toets uitgevoerd naar de effecten van de stedelijk ontwik-keling op de aanwezige natuur- en landschapswaarden. Uit de toets komt naar voren dat de aantas-ting van eventuele natuur- en aanwezige landschapswaarden tot een minimum wordt beperkt. Daar waar mitigerende en compenserende maatregelen gewenst en noodzakelijk zijn, wordt hieraan invul-ling gegeven. In het bij dit plan gevoegde separate compensatieplan wordt aangegeven wat, waar en hoe gecompenseerd gaat worden.

Woningbouw

In het Regionaal Structuur Plan/Uitwerkingsplan is de uitbreidingslocatie Valkenswaard-Zuid als ‘zoek-gebied verstedelijking, transformatie afweegbaar onder voorwaarden streekplan’ aangewezen. Trans-formatie naar een stedelijke functie zoals woningbouw is aan de volgende randvoorwaarden gebon-den:

• Uitbreiding van het stedelijk ruimtebeslag is hier nodig omdat er zwaarwegende belangen aan ten grondslag liggen;

• Uit onderzoek is gebleken dat er geen alternatieve locaties buiten de GHS en de AHS-landschap voorhanden zijn;

• Bij de bestemmingsplanprocedure dient inzichtelijk gemaakt te worden dat de aantasting van eventuele natuur- en aanwezige landschapswaarden tot een minimum wordt beperkt;

• De overblijvende aantasting dient te worden gecompenseerd overeenkomstig het provinciale compensatiebeleid.

Voor de periode 2005-2015 is aan het gebied een taakstelling van 300 woningen toegekend. In dit bestemmingsplan wordt deze formele opgave om Valkenswaard-Zuid (gefaseerd) als woningbouwlo-catie te ontwikkelen juridisch-planologisch verankerd. In het Uitwerkingsplan wordt een aantal van circa 300 woningen genoemd. De aan dit bestemmingsplan ten grondslag liggende stedenbouwkundi-ge uitwerking van het woonstedenbouwkundi-gebied laat zien dat het te bouwen aantal woninstedenbouwkundi-gen afhankelijk is van factoren als woningtypen, kavelgrootte en het al dan niet ophogen van bouwhoogtes voor apparte-mentencomplexen. Bij de nadere planvorming in het kader van de uitwerking van de deelgebieden kan een exacter aantal gegeven worden. Gelet op de ruimtelijke mogelijkheden en potenties van het gebied is een woningaantal hoger dan 300 mogelijk. De kwantitatieve motivering van het surplus aan woningen dient per uit te werken fase gemotiveerd te worden aangetoond. Monitoring van het wo-ningbouwprogramma en de voortgang van het ambitieuze inbreidingsprogramma (circa 1.300 wonin-gen) is hierbij van essentieel belang. Er worden achterstanden in de realisatie van het inbreidingspro-gramma geconstateerd en waarschijnlijk kunnen sommige inbreidingslocaties in zijn geheel niet ont-wikkeld kunnen worden door gewijzigde inzichten, regelgeving of financiële onmogelijkheden. In deze gevallen kan Valkenswaard-Zuid voorzien in de afvang van capaciteit die op deze locaties voor-zien was. Maar zoals uit de uiteenzetting in hoofdstuk 2 blijkt, is er sowieso behoefte aan uitbreidings-ruimte ten behoeve van woningbouw. Doordat er sprake is van een zwaarwegende maatschappelijk belang, er geen alternatieve locaties voorhanden zijn (zie hoofdstuk 2) en er aandacht is besteed aan compensatie en het in beeld brengen van effecten op de natuur en de aanwezige landschapswaarden, wordt voldaan aan de randvoorwaarden vanuit het streekplan.

Voor wat betreft de planvorming is het RSP leidend. Daarnaast is voor de ontwikkeling van het wo-ningbouwprogramma uitgegaan van de Regionale Woonvisie. Daarin is voor Valkenswaard voor de periode 2005-2010 voorzien in een woningbouwprogramma van 793 woningen als zijnde een toevoe-ging aan de huidige woningvoorraad. De afspraak dat Valkenswaard 793 woningen aan de voorraad gaat toevoegen, is tot stand gekomen in SRE-verband en daarmee ook vastgelegd in het regionaal woningbouwprogramma.

Valkenswaard maakt zowel onderdeel uit van het stedelijk gebied, met name de kernen Valkenswaard en Dommelen, als van het landelijk gebied, met name de kern Borkel en Schaft en het buitengebied.

Volgens de prognose 2002 van de provincie, waarop het regionale woningbouwprogramma mede is gebaseerd, omvat de eigen behoefte voor Valkenswaard voor de periode tot 2010 een toevoeging van 550 woningen. In SRE-verband is gekeken naar de regionale behoefte. De regionale woningbouwaf-spraken leiden tot een surplus van 243 woningen voor Valkenswaard boven op de eigen behoefte.

Afbeeldingen uit Reconstructieplan Boven-Dommel

De geactualiseerde provinciale prognose 2005 van de provincie rekent met een eigen behoefte van 580 woningen voor Valkenswaard tot 2010. Dit zou nog een extra behoefte van 30 woningen kunnen be-tekenen. Voor het landelijk gebied werkt de geactualiseerde prognose door in de woningbouwafspra-ken, omdat hiervoor wordt uitgegaan van migratiesaldo nul. Voor het stedelijk gebied gelden andere afspraken, waarbij het aandeel van Valkenswaard in het totale, regionale woningbouwprogramma niet verandert naar aanleiding van de provinciale prognose 2005.

Valkenswaard zet ook nadrukkelijk in op doelgroepen en kwalitatieve aspecten. In het woningbouw-programma wordt rekening gehouden met de behoeften van starters en senioren (waarbij doorstro-ming een multiplier effect kan teweegbrengen), maar ook met de behoeften aan huur- en koopwo-ningen en een in regionaal verband afgesproken aandeel van woningbouw in de sociale sector (zie verder paragraaf 5.4 ‘gemeentelijk beleid, woonvisie’).

Voor de periode 2010-2020 houdt Valkenswaard in haar woningbouwprogramma wel rekening met de eigen behoefte, maar niet meer met een eventueel surplus als gevolg van regionale afspraken. Dit heeft te maken met het feit dat hierover geen harde afspraken zijn gemaakt en er dus niet van kan worden uitgegaan dat Valkenswaard een rol krijgt in de opvang van tekorten aan woningbouw in andere gemeenten.

Ook voor het aspect woningbouw wordt aan de randvoorwaarden van het Streekplan waarbinnen de afweging van ontwikkeling van dit gebied zou moeten geschieden voldaan. Er zijn immers binnen de gemeente Valkenswaard géén alternatieve uitleglocaties buiten de GHS en de AHS-landschap beschik-baar, waarbinnen de noodzakelijke aantalen woningen kunnen worden gerealiseerd om tezamen met de ontwikkelen inbreidingslocaties te kunnen voldaan aan de woningbouwproductie taakstelling.

Voor de inhoudelijke motivering waarom tot ontwikkeling van het gebied Valkenswaard-Zuid zal moeten worden overgegaan en op welke wijze aan de randvoorwaarden voldaan wordt, wordt ver-wezen naar hetgeen hieromtrent beschreven is in hoofdstuk 2.

Voor wat betreft de mogelijke aantasting van de aanwezige natuur- en landschapswaarden geldt het-zelfde als hiervoor beschreven onder het kopje bedrijven. Daar waar mitigerende en compenserende

Voor wat betreft de mogelijke aantasting van de aanwezige natuur- en landschapswaarden geldt het-zelfde als hiervoor beschreven onder het kopje bedrijven. Daar waar mitigerende en compenserende