• No results found

DEEL A - PLANOPZET

5. JURIDISCHE PLANOPZET

5.1 Bestemmingsmethodiek

Planvorm

Wanneer een bestemmingsplan wordt opgesteld zijn er drie mogelijke keuzes:

• een gedetailleerd bestemmingsplan (gebaseerd op artikel 10 WRO);

• een globaal eindplan (gebaseerd op artikel 10 WRO);

• een globaal uitwerkingsplan (gebaseerd op artikel 11 WRO).

Het verschil tussen de op artikel 10 en 11 WRO gebaseerde plannen is dat de plannen op basis van artikel 10 direct een basis bieden voor het verlenen van bouwvergunning. Plannen op basis van artikel 11 WRO dienen eerst uitgewerkt te worden voordat een bouwvergunning verleend kan worden. Plan-nen op basis van artikel 10 WRO kunPlan-nen gedetailleerd of globaal zijn. PlanPlan-nen op basis van artikel 11 WRO zijn globaal opgesteld. Bestemmingsplannen kunnen een mix van de drie bovenstaande keuzes zijn.

De keuze van de planvorm wordt in belangrijke mate bepaald door het gewenste ruimtelijke beleid van de gemeente. Het spanningsveld tussen flexibiliteit en rechtszekerheid speelt hierbij een belang-rijke rol. Gedetailleerde bestemmingsplannen bieden in beginsel meer rechtszekerheid, globale eind-plannen en uitwerkingseind-plannen bieden meer flexibiliteit.

Zoals reeds gesteld, kan een bestemmingsplan een mengvorm zijn van vorenstaande planvormen. Op basis van het vorenstaande worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

- bij de gebieden en percelen waar het bestemmingsplan is gericht op beheer ligt een gedetailleer-de planvorm voor gedetailleer-de hand;

- in geval van ontwikkelingen ligt een globale planvorm voor de hand in de vorm van nader uit te werken gebieden (uitwerkingen).

Uitgangspunt bij bestemmingsplan

Het uitgangspunt bij het opstellen van dit bestemmingsplan is een globale planvorm in de vorm van uitwerkingsplichten. Binnen het plangebied is namelijk sprake van een groot aantal ontwikkelingslo-caties waarbinnen de betreffende gebiedvisie nog niet definitief uitgewerkt is en nadere keuzen af-hankelijk van onderzoeksresultaten nog gemaakt zullen worden. Om de nodige flexibiliteit in het stemmingsplan te houden zijn er voor het grootste gedeelte van het plangebied uit te werken be-stemmingen opgenomen. Uiteindelijk is het de bedoeling dat het plangebied gedetailleerd wordt in-gericht. Voor de uit te werken bestemmingen geldt een bouwverbod totdat voor het gebied een uit-werkingsplan is vastgesteld. Het uituit-werkingsplan dient te voldoen aan de voorwaarden die in de uit te werken bestemmingen zijn opgenomen. Een klein gedeelte van het plangebied (reeds bestaande woongebied ten noord-westen van het plangebied) is rechtstreeks en gedetailleerd verwerkt in het plan.

Het globale eindplan biedt inzicht in de mogelijke invulling van het gebied zonder de eindvorm defini-tief vast te leggen. Het geschetste beeld kan tijdens de realiseringsfase in bepaalde mate worden aange-past, indien daarbij de randvoorwaarden en uitgangspunten, zoals beschreven in de plantoelichting en de beschrijving in hoofdlijnen worden gerespecteerd.

Teneinde niet al te sturend op te treden is gekozen voor een zo groot mogelijke flexibiliteit, zowel ten aanzien van de gebruiks- als de bouwmogelijkheden. Het gaat daarbij om min of meer concreet ingevul-de elementen, die voor een goeingevul-de realisatie van het in het plan vervatte ruimtelijke beleid van groot belang zijn en die als zodanig bindend zijn, d.w.z. het globaal eindplan is direct operationeel en bouw-aanvragen kunnen er zonder meer aan getoetst worden.

Met deze planvorm wordt een snelle en flexibele realisatie van het gebied nagestreefd zonder dat af-breuk gedaan wordt aan de vereiste rechtszekerheid en stedenbouwkundige kwaliteit.

Door de grote flexibiliteit, of beter vrijheid, kan de rechtszekerheid van belanghebbenden in het ge-drang komen. In de toelichting dienen derhalve duidelijk de beleidsintenties te worden aangegeven met betrekking tot het toekomstig grondgebruik. De toelichting heeft echter geen rechtstreeks burgers bin-dende werking, zodat de behoefte ontstaat om invulling te geven aan de leemte die bestaat tussen de beschrijvende toelichting op bepaalde bestemmingen enerzijds en de concreet op die bestemmingen toegesneden verplichtende voorschriften anderzijds. Met name bij de globale eindplannen is die behoef-te zeer groot. De leembehoef-te wordt opgevuld door in de voorschrifbehoef-ten een beschrijving in hoofdlijnen op behoef-te nemen.

Voor de toekomstige woongebieden, het intermediair gebied, het geprojecteerde bedrijventerrein, de natuurzone ter weerszijde van de Dommel en een zestal deellocaties binnen het plangebied met bijzon-dere ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden is gekozen voor de globale bestemmingsregeling ex artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, waarbij voor diverse planonderdelen uitwerkingen door burgemeester en wethouders plaatsvinden.

Voor wat betreft de redactie van de voorschriften is zoveel mogelijk aangesloten op de gebruikelijke systematiek in de bestemmingsplannen voor de gemeente Valkenswaard, teneinde tot een zekere uni-formering en standaardisering te komen.

Beschrijving in hoofdlijnen

In het bestemmingsplan is in artikel 3 een beschrijving in hoofdlijnen, gemeenschappelijk aan alle be-stemmingen opgenomen. Beschreven wordt de wijze waarop het gemeentebestuur de doeleinden van het bestemmingsplan wenst te realiseren. De beschrijving in hoofdlijnen moet gezien worden als een middel om te beschrijven hoe de doeleinden van het plan, in functioneel, ruimtelijk en milieuhygiënisch opzicht, zullen worden nagestreefd en als een middel om de beleidsmatige inhoud van het bestem-mingsplan weer te geven.

De bedoeling is niet om de beschrijving in hoofdlijnen te zien als een compensatie van gedetailleerde voorschriften. In de bestemmingsregelingen worden derhalve afzonderlijk de bouw- en gebruiksmoge-lijkheden geregeld.

Aan de beschrijving in hoofdlijnen kan een drietal functies toegekend worden.

Bij de toetsingsfunctie van de beschrijving in hoofdlijnen richt het voorschrift zich direct tot de burger c.q. degene die het bestemmingsplan ontwikkelt (de gemeente); de norm is objectief geformuleerd. De-ze functie speelt een rol bij het beoordelen of bepaalde activiteiten in overeenstemming zijn met het plan en de normen kunnen worden gehanteerd als criteria voor de hantering van de bevoegdheid tot wijziging, de uitwerkingsplicht, het verlenen van vrijstelling en het stellen van nadere eisen. De beschrij-ving in hoofdlijnen is geen rechtstreeks toetsingskader voor bouwvergunningen en voorschriften betref-fende het gebruik. Deze worden niet direct aan de beschrijving in hoofdlijnen getoetst, maar altijd via vrijstelling, uitwerkingsplan, nadere eisen en wijzigingsregeling. De minimum in acht te nemen normen en voorwaarden staan in de betreffende bestemmingsvoorschriften; het beleid en de beleidsmarges,

voor zover aanwezig, staan in de beschrijving in hoofdlijnen. Dit heeft als voordeel, dat voor het gehele plangebied een eenduidig, samengebundeld beleid geldt.

Voor zover de toetsingsfunctie van toepassing is wordt verwezen naar de betreffende regeling in de beschrijving in hoofdlijnen.

Door de gekozen opzet ontstaat in combinatie met de globale planvorm een maximale vrijheid om bin-nen de aangegeven hoofdstructuur, het plan in te richten op basis van de op dat moment beschikbare (dus steeds actuele) informatie over behoeften en de mogelijkheden ter voorziening daarin.

Bij de uitvoeringsfunctie gaat het om de rol van de beschrijving in hoofdlijnen bij het aangeven van de wijze waarop de aan gronden toegekende doeleinden worden nagestreefd met behulp van de instru-menten die het gemeentebestuur ter beschikking staan. Bijvoorbeeld hoe het gemeentebestuur omgaat met flexibiliteitsbepalingen, en hoe ze het doel beoogt te realiseren e.d.. De elementen in een beschrij-ving in hoofdlijnen die op deze functies betrekking hebben, vallen onder de categorie instructienormen waaraan veelal de burger rechtens geen aanspraken aan kan ontlenen en betreffen inspanningsverplich-tingen voor het gemeentebestuur in het kader van de beleidsvoornemens die in het bestemmingsplan zijn neergelegd.

Bij de afstemmingsfunctie wordt een relatie gelegd met andere (juridisch) ruimtelijk relevant instrumen-tarium voor het gemeentebestuur, gelegen buiten het bestemmingsplan, die een rol kunnen spelen bij de realisering van de plandoeleinden (sectorwet- en regelgeving en afstemming op andere instrumen-ten). Tevens kan het de interne samenhang van het bestemmingsplan vergroten.

In dit kader kan gewezen worden op de wijze waarop het gewenste beeldkwaliteit wordt nagestreefd d.m.v. bijvoorbeeld een beeldkwaliteit- en inrichtingschets bij de uitgifte van gronden. Onderscheid kan worden gemaakt tussen de ruimtelijke en visuele invalshoek van het beeldkwaliteitsplan. De ruimtelijke aspecten zijn vastgelegd in het bestemmingsplan. Zij hebben de kracht van een voorschrift in het be-stemmingsplan. Wat betreft de visuele aspecten (met name welstand) worden lijnen uitgezet in het beeldkwaliteitsplan die getoetst kunnen worden op basis van de Woningwet en de gemeentelijke bouwverordening.

In de beschrijving in hoofdlijnen is een aantal ruimtelijk-functionele uitgangspunten opgenomen.

5.2 Bijzondere aspecten - regeling

1. Vrijstellingenbeleid

Opzet en inhoud notitie inzake vrijstellingenbeleid

Sinds 3 april 2000 biedt artikel 19, lid 3 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (verder: WRO) aanzien-lijk ruimere mogeaanzien-lijkheden om met een lichte procedure vrijstelling te verlenen van de geldende be-stemmingsplanvoorschriften. Een ongereguleerde toepassing van deze vrijstellingsmogelijkheid kan op den duur leiden tot stedenbouwkundig ongewenste en juridisch gecompliceerde situaties. Het college heeft deze bevoegdheid nader afgebakend met beleidsregels.

De beleidsregels hebben tot doel om bij concrete verzoeken om vrijstelling (al dan niet in combinatie met een bouwaanvraag) een afwegingskader te bieden waarmee snel een oordeel over de wenselijk-heid en aanvaardbaarwenselijk-heid van medewerking kan worden gegeven. Verder geldt in het algemeen voor besluiten dat ze moeten berusten op een deugdelijke motivering en dat die motivering moet worden vermeld bij de bekendmaking van het besluit. Tenslotte geven beleidsregels de burgers inzicht in de wijze waarop het bestuursorgaan een verzoek om vrijstelling beoordeelt.

Relevante aspecten voor het plangebied

Voor het plangebied en de daarvoor opgestelde bestemmingsregeling is met name het beleid belang-rijk inzake artikel 19, lid 3 WRO omdat het hier gaat om bouwen op woon- en bedrijfspercelen. In het beleid zijn namelijk overwegingen en beleidsregels opgenomen die richtinggevend zijn voor het al dan niet toestaan van extra bouwmogelijkheden op percelen. Er zijn overwegingen opgenomen die hierna kort worden vermeld.

Wonen

− Bouwen aan de voorkant

Geen of beperkte medewerking wordt verleend aan het overschrijden van de voorgevelrooilijn.

Juist de situering van deze voorgevelrooilijn is bepalend voor het stedenbouwkundige beeld en de begrenzing van de openbare ruimte.

− Bouwen aan de zij- en achterkant

Bij bouwen op het zijerf moet worden voorkomen dat er allerlei bouwwerken worden gerealiseerd die het straatbeeld vertroebelen en verstenen. Bebouwing op het achtererf zal over het algemeen minder gevolgen hebben voor de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse. Wel dient voorkomen te wor-den dat percelen volledig dichtslibben. Uitgangspunt is dat er een herkenbaar onderscheid dient te zijn tussen het hoofdgebouw en de uitbreiding van de woning.

− Goot- en bouwhoogte

Ten aanzien van de goot- en bouwhoogte worden specifieke maten opgenomen.

Daarnaast zijn overwegingen opgenomen ten aanzien van enkele andere aspecten, zoals gebruiksver-anderingen ten opzichte van de reguliere woonfunctie.

− Functiewijzigingen van bestaande opstallen

Een functiewijziging wordt slechts overwogen indien er, zo nodig, voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in de nabije omgeving beschikbaar is en er geen onevenredige gevolgen voor de verkeersdoorstroming en verkeersveiligheid ontstaan.

− Aan huis gebonden beroepen of bedrijven

In de jurisprudentie wordt een tweedeling gemaakt tussen de zogenaamde vrije beroepen ener-zijds en andere beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten anderener-zijds. De vrije beroepen worden van oudsher gerekend tot de woonfunctie. In bestemmingsplannen dient een en ander te worden ge-regeld. Dit is in dit bestemmingsplan verwerkt.

Voor een goed inzicht in de overwegingen en bijbehorende nuanceringen en exacte bepalingen wordt verwezen naar de betreffende beleidsnotities.