ilPlI „Wijhopenhet allen!"
, De heer Gronovius behield gaarne „voeling"met Buiten-landsche Zaken. Hij wist nu alles, wathijwetenwilde,en mocht zijn pUchtals volksvertegenwoordiger geene seconde meerverzuimen.
Toen hij afscheid nam, klonk de stem van den lakei opnieuw
:
„Graaf Tchitchikoff!"
Gronovius vloog haastig heen, en de Russische
attaché
vertoonde zijne rozige, gerimpelde trekken en zijne dunne, zwarte hairen, langs voorhoofd en wangen naar defraaiste„symmetrie"gladgestreken. Hijboogmetgrooteplechtigheid, en sprak ratelender daneene Friescheklok,waarvan
men
de gewichtenophaalt,invoortreffelijkFransch:EENE SCHITTERENDE „CARRIÈRE 139
„Ik
kom
eens hooren naar meneer den Baron? Beter, niet waar? Charmant!En
nu, zullenwe
het genoegen heb-ben freuleVan
Berenvelt van avond bij de groote repetitie te zien?"„Onmogeiyk, mijn waarde Tchitchikoff! Ik ga niet uit, voordat papahersteldis!Hetspijt
me
...."„Au dés esp
oir, freule!We
zullenmevrouw Van Olmen
als
uwe doublure
moeten doen optreden!Dat kannu
niet anders! De zaken marcheeren uitstekend!De
representatie zal succes hebben!En we
hopenvurig,datu van de partij zal zijnbij detweederepresentatie!"„U
is welbeleefd... ."„Ikhebhet akeligdruk!
Nu
aanstonds naarmevrouw Van
Olmen,om
overhaarkostuum
tespreken!Costume régence,
zooalsu weet!Nog
vijfdagen dentijd!Enfin, datzalinordekomen!
Maarik rekenop u,mijn waardeVan
Reelant!Den
heelen avond ben ik bezet met mijn rolvanSganarelle!U komt
zeker,nietwaar?"De
secretaris-generaal ad-inte rim
verwenschte de heelecomédie
de société,maar
poogdezichmet
eenebeleefde verontschuldigingvandezaakaf te maken.IntusschenhielpAdèleden Russischen
attaché,
en weldra hadmen
afgesproken, datVan
Reelant zich dienavond eene poozeaanzijnebezighedenvan tweeden régisseurzouwijden, ondanks de vele drukten door zijn staatsambt veroorzaakt.Vlug wipte graaf Tchitchikoff
weg —
hij had geene minuut meerteverliezen.Van
Reelant haalde de schouders op, toenhij verdween.Adèle scheen
hem
tebegrijpen.Zij glimlachteevenin't voor-bygaan,zonder naarhem
op tezien.Beiden stondeneen oogenblikzwijgendstil.
Van
Reelanthadzijnhoedgegrepen,en dachterovernog ietstezeggen,vóórhijheen ging.Adèle
voorkwam
hem.Zijvroeghaastig:„Morgenzieik jeweerop dituur,nietwaar?"
140 EENESCHITTERENDE „CAEKIERE
m
„Zeker,zeker!Mijnliefsteoogenblikvanden geheelen dag!"
Het jonge meisje sloeg de heldere kijkers neer, en ant-woordde zacht:
„Waarom
zegje datzoo?"Yan
Reelant vatte snel hare hand, en vroeg in denzelf-den toon:
„Hebje
me
dannogniet begrepen,Adèle? moetik duide-lijkerspreken?"De hand vanhet jonge meisjetrildein dezijne.
Geen vanbeidesprak een woord.
Plotseling hief Adèle het hoofd op, een vuurroode blos overstroomde hare wangen.Zij trokharehandterug,en zei mettrillende stem
:
„Nuniet.
Van
Reelant!Morgen.... morgen!"Alseeneschaduw verdweenze.
De secretaris-generaal ad-
interim
staat roerloos in het verlaten salon. Eene diepe ademhaling, een vonkelend oog getuigen, dat hijzichzeker acht vanzijnevictorie.Nog
een oogenbliktoefthij, terwijlzijnerechterhand rusteloosaanden blonden knevel plukt .... Morgenzalzij beslissen!
Eene nieuwe overwinning! klonk het jubelendinzijnoor, toenhijandermaal doorden regen naar het ministerie terug-ijlde. Opgewekt zethijden loopzijnergedachtenvoort.Zijn huwelijk met eene freule
Van
Berenveltzaleen grootestap zijn tot volgende zegepralen.Fortuin, aanzien, maatschappe-lijke onderscheiding,niets ontbreekthem
meer. Schitterender carrière is door niemandzijner academische tijdgenooten ge-maakt! Zijne eerzucht hoeft voor nietsmeerterugte dein-zen, allehooge bedieningenzullenhem
toegankelijk zijn....PlotseUngstaathij eenoogenblik midden inden regenen juist voor de Gevangenpoort stil. Er
kwam
geen hollend rijtuig,dathet levenvan denweerloozen voetganger bedreigde.Waarom
merkte hij niet, dat hij stilstaat?Waarom
fronst hij de wenkbrauwen? Klemt hij detandenmet woeste ver-bittering op elkander?Waarom
ontsnapthem
een uitroepEENE SCHITTERENDE„CARRIÈRE 141
van ongeduld, terwijl hij driftig zijn
weg
vervolgt?De
toe-komst loktehem
met louterzonneschijn ....dacht hij mis-schienaanstormen, diekomen
zouden?Toen hij in de
kamer
van densecretaris-generaal op den stoelvan denheerVan
Berenveltvoor deschrijftatelzat, gaf hij een oogenblik toe aan ernstig gemijmer-
bij al zijne prachtige vooruitzichten bleef er eene zwarte wolk aan den horizon twee groote blauwe oogen zagenhem
aanmet
eene beweging van hoofd en hand joeg hij de schim zijner fantasie weg, en ging met ijveraanhet werk.Zijne eerste daadisflink teschellen.De bodetreedt binnen.
„Ismeneerde Witt present?"
„Ja,meneer... ."
„Vraag
hem
hiertekomen!"
Eenige oogenblikken laterverschijntAndré.
Aan
zijn pijn-lijksaamgeplooidenmond
kanhetblijken, dathijmet
loome schreden naar de kamer van densecretaris-generaal is afge-daald.Erhgt zekere dofheidinzijn donkeroog, het glanzige hairismetzekere achteloosheidindennek geworpen;enkele lokkenvallen somtijds over voorhoofden wenkbrauwen.Van
Eeelantrichtzichinzijn leunstoelop,enzegtstatig:„Gazitten, meneerDe Witt!"
Zoodra Andrézit,ziethij
hem
uitvorschenden koudaan.Daarnabeginthij:
„Voordetweede maalnoodig ikuuit bij de
waarneming
vanuw
ambtbetertelettenopuw
tijd! De ambtenaren be-hooren stipttetien urendesmorgens aanwezigte zijn!"„Het doet mij leed .... van morgen wat later dan ge-woonlijk ....gisteren woondeikde zilveren bruiloftvan een mijner...."
Van
Reelantvalthem
snelindede rede:„Ik verlanggeeninlichtingenover de wijze,waaropu
uwe
avonden en nachtenbesteedt, meneer! Integendeel!"Arme
André! Purperen verontwaardigingkleurdehem
voor-142 EENE SCHITTERENDE „CARRIÈRE'
hoofd en wangen. Gekrenkte trots snoerde
hem
den mond.Hij kan niet spreken, vooral niettegenover den bureaucra-tischen geweldenaar, die sedert vijf maanden op voet van oorlog met zyn personeel leeft. Hij kan niet antwoorden, vooralnietnu,daar devroolijkeliederenderzilverenbruiloft bij de familie De Milde
hem
nog indeooren klinken;wijl hij nog innig dankbaar is over den opgang, welken zijn tooverkluchtspel bij de weinig-eischende vrienden derDe Mil-des gemaakt heeft; omdat hy de slankegestaltevan Betsy aan zyne zijde ziet, en met gadelooze blijdschap aan het oogenbUk denkt, toen hij haar fluisterend sprakvanliefde, en de fluweelzachte, donkerblonde lokken zijnewang
aan-roerden ....Hy
kan niet antwoorden en toch wil hy hetmetalde krachten van zyne ziel....Arme
André!Hy
moest dien morgen nog eens de ervaring bevestigen,datmannen, wier hart levendig klopt,wier verbeelding spreekt, wiergeestdrift snel ontvlamt, dikwyls verbazend onhandig zyn,alsheter op aankomt
eenantwoordterichtentothunnetegenparty.Koele hoofden, die niets anders dan hetfeitelykaanwezige overwegen, die by uitnemendescherpheidvanoordeelzekere stekeligheid voegen
-
soms voor vernuft versleten!-
zullen in een woordenstryd altyd dezege behalen.OfVan
Reelant reeds op de overwinning rekende—
hywachttealthans niet naar hetantwoordvanAndré. Onmiddellyk ginghyvoort:„Ikwenschte utespreken over belangryker zaak, meneer De Witt!"
En
de secretaris-generaalad -interim
greepeenpak kran-ten entydschriften, naasthem
op deschryftafel byeenverza-meld.Hy
sprak zeer afgemeten:„Het heeft
myne
aandacht getrokken, dat er sederteen jaar onderscheidene stukken enartikelen geteekendmetuw
naam
voorkomen in de „de Gids", het „Tydschrift voor Staatswetenschap" en het „Handelsblad"!Hetkomtmy
voor, dat een staatsambtenaar in dit opzicht kiescher kon zyn.143
Hoe
is het mogelijk, dat men, den staatsdienstmet
ijver waarnemende, zooveelleegentijdkan overhouden?"André's blos is geweken. Met meer fierheid, dan strikt noodzakelijkwas,antwoorddehijnuschielijk
:
„Ik hebelke taak,die de minister mij opdroeg, naar mijn beste wetenvoltooid.
Wat
mijne artikelenintijdschriften en dagbladen betreft, daaromtrentmeen
ik niemand rekenschap schuldigtezijn!"„Hetishierdevraagniet,wat u meent, meneer
De
Witt!
Wij spreken over de kieschheid van een ambtenaar bij een departementvan algemeenbestuur, en onderzoeken inhoever het gepast kan zijn der drukpers dagelijks
werk
te geven, alsmen
verplichtiszijnarbeidaan denstaattewijden!"André wordtvoortdurend bleeker.
Even
flerherneemthij :„Ik ontken niet, dat eenambtenaar verplichtingenheeft, maarhijheeftrechten ook!"
„Rechten?
U
meent, hijheeftéénrecht, hetrecht op zijne bezoldiging!Voorhet overige heefthijniets dan phchten!"En wederom
worsteltAndrémet zijnegewone
onredzaam-heidinhetantwoorden.Van
Reelant vervolgtkalm:„Voor een oogenblik wil iku toegeven,meneer
De
Witt!dat u aanspraak zou kunnen
maken
op het rechtinuwe
vrijeurenvoor de perstewerken,
maar
dankomt
devraag:
hoemoetdatrecht worden opgevatdoor eenambtenaar van denstaat?Tochniet indien zin,dathijdemeestgevaarlijke enoproerige leerstellingen verkondigeinzijne artikelen...."
„Ik vraagu
om
verschooning,meneerVan
Reelant!maar
metdergelijkezakenheeft mijnwerk
nietsgemeen
!"„Toch wel, meneer
De
Witt! Toch wel! Ikzal demoeitenemen
hetutebewijzen.Ik mag, hoop ik, opuw
doorzicht vertrouwen, zoo ikuhet tegendeel staaf!Hetismijniet te doen u persoonlijk tegrieven, mijn pUchtistewaken
voor het belang van den staatin 'talgemeen,en voordit depar-ementin'tbijzonder!"144 EENE SCHITTEEENDE „CARRIÈRE
m
Hoeweldezewoordenophoogentoonwerdenuitgesproken, had
Yan
Reelant voor driekwartzijnezienswijzevolkomen eerlijk geopenbaard. De restkwam
op rekeningeener bij-zonder sterke antipathie. Bij deze gelegenheid, welkeAndré in zijne tegenwoordigheid bracht, hadVan
Reelantdie anti-pathie krachtiger gevoeld—
eenambtenaarmetde krullende hairen van een violist, de slobkousen van eencommis-voyageur
en de ideeën van een communist moest niet langer aan Buitenlandsche Zaken geduldworden.En
hij be-sloot indiengeest werkzaamtezijnIntusschen had hijeen oogenblikindetijdschriften gebla-derd.Meteen
nummer
vanhet„Tijdschriftvoor Staatsweten-schap" indehand,herneemtVan
Reelant:„Hierhebikmijn bewijs,meneer!Indit
nummer
vanhet„Tijdschrift voor Staatswetenschap" lees ik een uitvoerig artikel, onder dentitel: „DedwaalleervanMalthus" met
uw naam
onderteekend. Ik zouu aldadelijkwillenvragen,watu moed
geeft,om
een zoo beroemd econoom als Malthus, die een halveeeuwlang door duizendenmannen
van weten-schap met eerbied genoemd is, een „dwaalleer" toe te schrijven?"„Die
moed
dagteekentnietvan vandaagof gisteren,meneerVan
Reelant! ToenikvóórdriejarenstudentwasteLeiden, heeft de Utrechtschefaculteitder rechtsgeleerdheid mijn ant-woord op een prijsvraagover de Bevolkingsleer van Malthus met goud bekroond!En
nu hebikmijne denkbeeldeninhet tijdschriftruimer ontwikkeld!"Van
Reelantzoekt eene poosen spreektmetzonderlingen glimlach:
„Ik voor mij twijfel zeer of de Utrechtsche faculteitder rechtsgeleerdheid deze bladzijde zou bekronen. Laatikeven
mogen
voorlezen!—
„Deinrichtingder modernemaatschappij„laat dagelijks meer te wenschen over. De schroomelijkste
„ongelijkheid heerscht alom.
Men
behoefthetschranderewoord„van den Engelschen dichter Milten:„Amongstunequals no
EENE SCHITTEREKDE „CARRIÈEE 145
„society" niet aan te halen,
om
hetziel?;elijk bestaanonzer ..tegenwoordige samenleving te staven.Hoe
ishet inderdaad„gesteldmetde beschaafdemaatschappijen?Heeft ieder individu
„zijn aandeelinde gezamenlijke natuurgoederender
mensch-„heid, vanzijn volkalthans?
Wordt
de eennietgeboren,om
„eene kroon te erven, de tweede,
om
millioenen, dederde,„om
groote uitgestrektheden gronds te bezitten?Wederom
„een ander
komt arm
en behoeftigterwereld;hij vindtgeen„steen
om
zijn hoofd op neerteleggen.Hijkanzichgeene„plaats op aarde verzekerendan door heelzijnlevenanderen
„te dienen met al zijne krachten, lichamelijk engeestelijk!
„Zijn bestaan is eene lange Tantalus-marteling
-
hij ziet„anderen genieten, en
mag
de hand niet naar de heerlijke„spijzen uitstrekken.
De
tegenwoordige samenlevingvereenigt„deschamelstearmoe endeluisterrijksteweelde
-
dehoogste„macht en de treurigste onmacht
-
denzeldzaamstenover-„vloedenhetuiterstgebrek
-
gadeloozewetenschap engade-„looze onkunde
-
den vermoeiendsten arbeid en deonbe-„schaamdstewerkeloosheid. lederendagbeleven wij de
vreese-„lijkstetragediën, uitzooveelwanverhoudingengeboren; ieder
„dag, iederuur kwijnen menschen weg,diehet noodzakelijkste
„levensonderhoud missen, enonmiddellijknaastdezen
wonen
„de beter bedeelden,die geenraadweten
met hun
onuitputte-„lijken overvloed.Onderneemt
men
een tocht dooronzeland-,,bouwende provinciën, door onze fabrieks-kwartieren, ofdoor
„onze groote steden, altijd zal
men
naast de paleizen van„rijkdomenweelde, de verblijven van ellendeen honger
ont-„dekken, die de treurige keerzijde der medaille aanbieden.
„Langs tafels, buigende onder het gewicht der keurigste
„schotels, dwaalt het holleoogder ontbering,en alszij, die
„levenslang ontbeerd hebben,eindelijksamenrotten,
om
volgens„de „ultima ratio servorum" op wraaktepeinzen
-
alshet„proletariaat opnieuw in massanaar denAventijnschen berg
„trekt, welke machtterwereldzaldan opgewassenzijntegen
„hetdreigendgevaar?""
10
146 EENE SCHITTERENDE „CARRIÈRE
Yan
Reelant zweegen legde hettijdschriftlangzaam weg-Toenvroeghij,schijnbaarachteloos:
„U
erkentimmersdit allesgeschreventehebben?"„Zeerzeker,meneer
Van
Reelant!"„Dan heb ik ernietveelmeerbijtevoegen.Uit de voor-gelezen regelen spreekt het brutaalst communisme!Ik acht het een schande, dateen adjunct-commiesaanditministerie zooietsmetzijnvollen
naam
onderteekent!"Nog
eens vloog het bloedAndrénaar voorhoofd enwangen.Hij was verstandig genoegnietaan de eerste opwelling van drifttoetegeven.Uiterlijkbedaard antwoorddehij:
„Ieder beschuldigde heeft in den regel het recht zich te verdedigen. Ikvertrouwdus, datookdooruditrechtwordt erkend!"
Vrijstroefen onwillig mompelde
Van
Reelant:„Natuurlijk!"
„In dat gevalheb ik u het volgende te antwoorden.
De
voorgelezen volzinnen zijn midden uit het verband wegge-nomen, en kunnen zoo niet worden beoordeeld.Daar ueen beroepdeedop mijndoorzicht,benikzoovrij op hetuwe
te rekenen. Mijn artikel levert niet anders dan een critiekop Malthus,hetcommunisme
heeft er nietsmee
temaken. Malthus heeftgezegd,datdemensch,dieineene beschaafdeen dicht-bevolkte maatschappij arm of behoeftig geboren wordt, en aan die maatschappijgeene diensten bewijzen kan, ookgeen recht heeft op eenig voedsel; dat hij te veelis,en aan het banket des levensgeenzetelzalvinden.Denatuurstrafthem
voorzijnearmoede, de natuur veroordeelt zulk eenmensch ter dood, en zorgt voorde uitvoeringvanhet vonnis. Recht en billijkheid eischen, datmen
de pretentie derarmen,om
ondersteund te worden, niet erkenne. Het is tegen deze monsterachtige leer van Malthus, dat ikinmijn artikelhet een en anderop wetenschappelijke grondenaanvoer...."Van
Reelant strekt dehanduit, envaltAndréinde rede:„Met
uw
verlof,meneerDe Witt!Malthusleeriszoomonster-EENE SCHITTERENDE „CABRIERE
U7
achtigniet, alsze u schijnt.Inhoofdtrekkenis zevolkomen juist.Tenallen tijde zijn errijkenenarmen,sterkenen zwak-kengeweest.Zonderdieongelijkheidzoudemaatschappij niet kunnen bestaan.
De
ongelijkheid geeft strijd. In dienstrijdom
het leven zullen de sterkstenen bekwaamsten overwinnen, dezwakken
ondergaan. Gelijkheidiseen utopie voorsocialisten, ongelijkheid is natuurwet. Beklaag uniet, wanneergeover-wonnen
wordtin denstrijd des levens; het bewijst,datuwe
krachten te kortschoten.Memand
heeft het recht zich te beklagen, ieder heeft het lot, dathem
toekomt. Succes is criterium van verdienste. Inonze maatschappij heerschtwelis waar hetrecht van de sterkste spieren nietmeer,
maar
daarvoorkomt
inde plaats het rechtvande sterkstehersenen op pohtiek,sociaal ofwetenschappelijk gebied.De
maatschappij is voortreffelijk ingericht. Di-eigt ons overbevolking, geen nood—
dezwakken
worden weggeruimd door een strenge natuurwet- dura
lex,sed
lex!"Het
was
nu de beurt aan Andréom
eventeglimlachen.Met meervrijmoedigheid antwoorddehij:
„Gesteld, dater feitelijkzulk een strengenatuurwetbestond, zou die daarom eene
eeuwige
wet moeten blijven? Zijn natuurwetten en maatschappelijkewettenniet voorwijziging vatbaar, als er nieuwe feiten in het spelkomen? Vermag
dewil van den mensch
niets? Indienwe
ons werkelijk aanuwe
strenge natuurwet hadden te onderwerpen, dan zoudenwe
elkaarnog vandaagverslinden, zooals de kannibalen!
De
wil van den menschheeftzichtegen deoppermachtder natuur verzet,hij heeftmaatschappijen en staten gesticht,de wonderen der beschaving in 't leven geroepen,die volgende geslachten zullen erven.Wij menschenverslinden elkaar niet meer, de slavernij is afgeschaft; zoo zal ook eenmaal de exploitatie van den arbeid door het kapitaal ophouden;zoo zal ereenmaal geenoorlogmeerzijn!"De secretaris-generaal
ad -interim
meende, datde beurt vanlachen tentweeden male aanhem gekomen
was.148 EENESCHITTERENDE „CARRIÈRE.
„In dat geval"
—
klonk het afdalenderdanooit—
„verwon-dert het mij toch, datu onze samenleving zooslechtvindt.Mij dunkt bij al dat schoons moest de maatschappij meer profiteeren...."
„De maatschappij is een vrucht der beschaving, zoogoed alsdespoorwegenen detelegrafen,maar daaromisde maat-schappij niet onmiddellijk volmaakt. Destrijd
om
hetleven, doorden menschinzijnnatuurstaattestrijden, isop kunst-matigewijze overgebracht naar demodernesamenleving.Men
heeft voorrechten,privilegiën,kasten en standen uitgedacht— men
heeft eene sociale praedestinatie voor weeldeof ellende gepredikt!"„Zoo blijkt het dus, dat ik volkomengelijkhad, toenik zeide: ongelijkheid is natuurwet! In den strijd des levens zullende sterkstenen bekwaamstenoverwinnen, dezwakken ondergaan!"
„Pardon! Datzouwaarzijn,indien
men
aannemenmocht, datde sterksten en bekwaamsten,dieinonzemoderne maat-schappij triomfeeren,inderdaad de sterkstenen bekwaamstenzijn.Doorfortuinen opvoedinggeprivilegieerdisereen klasse van machtigen opgetreden, welke haaroverwichtalleenaan kunstmatige omstandigheden dankt.Alsereenwedloop ont-staat tusschen de voetgangersendemenschen,die in rijtuigen zitten,danzullende laatsten natuurlijk overwinnen,maarwie bewijstons, datzijinderdaad de sterksten zijn?"