• No results found

_^ zijn, niet waar?"

In document W.T.VAN HENGEL^ BOEKHANDEL / 1^ (pagina 150-161)

ilPlI „Wijhopenhet allen!"

, De heer Gronovius behield gaarne „voeling"met Buiten-landsche Zaken. Hij wist nu alles, wathijwetenwilde,en mocht zijn pUchtals volksvertegenwoordiger geene seconde meerverzuimen.

Toen hij afscheid nam, klonk de stem van den lakei opnieuw

:

„Graaf Tchitchikoff!"

Gronovius vloog haastig heen, en de Russische

attaché

vertoonde zijne rozige, gerimpelde trekken en zijne dunne, zwarte hairen, langs voorhoofd en wangen naar defraaiste

„symmetrie"gladgestreken. Hijboogmetgrooteplechtigheid, en sprak ratelender daneene Friescheklok,waarvan

men

de gewichtenophaalt,invoortreffelijkFransch:

EENE SCHITTERENDE „CARRIÈRE 139

„Ik

kom

eens hooren naar meneer den Baron? Beter, niet waar? Charmant!

En

nu, zullen

we

het genoegen heb-ben freule

Van

Berenvelt van avond bij de groote repetitie te zien?"

„Onmogeiyk, mijn waarde Tchitchikoff! Ik ga niet uit, voordat papahersteldis!Hetspijt

me

...."

„Au dés esp

oir, freule!

We

zullen

mevrouw Van Olmen

als

uwe doublure

moeten doen optreden!Dat kan

nu

niet anders! De zaken marcheeren uitstekend!

De

representatie zal succes hebben!

En we

hopenvurig,datu van de partij zal zijnbij detweederepresentatie!"

„U

is welbeleefd... ."

„Ikhebhet akeligdruk!

Nu

aanstonds naar

mevrouw Van

Olmen,

om

overhaar

kostuum

tespreken

!Costume régence,

zooalsu weet!

Nog

vijfdagen dentijd!Enfin, datzalinorde

komen!

Maarik rekenop u,mijn waarde

Van

Reelant!

Den

heelen avond ben ik bezet met mijn rolvanSganarelle!

U komt

zeker,nietwaar?"

De

secretaris-generaal ad-inte ri

m

verwenschte de heele

comédie

de société,

maar

poogdezich

met

eenebeleefde verontschuldigingvandezaakaf te maken.

IntusschenhielpAdèleden Russischen

attaché,

en weldra had

men

afgesproken, dat

Van

Reelant zich dienavond eene poozeaanzijnebezighedenvan tweeden régisseurzouwijden, ondanks de vele drukten door zijn staatsambt veroorzaakt.

Vlug wipte graaf Tchitchikoff

weg —

hij had geene minuut meerteverliezen.

Van

Reelant haalde de schouders op, toenhij verdween.

Adèle scheen

hem

tebegrijpen.Zij glimlachteevenin't voor-bygaan,zonder naar

hem

op tezien.

Beiden stondeneen oogenblikzwijgendstil.

Van

Reelanthadzijnhoedgegrepen,en dachterovernog ietstezeggen,vóórhijheen ging.

Adèle

voorkwam

hem.Zijvroeghaastig:

„Morgenzieik jeweerop dituur,nietwaar?"

140 EENESCHITTERENDE „CAEKIERE

m

„Zeker,zeker!Mijnliefsteoogenblikvanden geheelen dag!"

Het jonge meisje sloeg de heldere kijkers neer, en ant-woordde zacht:

„Waarom

zegje datzoo?"

Yan

Reelant vatte snel hare hand, en vroeg in denzelf-den toon

:

„Hebje

me

dannogniet begrepen,Adèle? moetik duide-lijkerspreken?"

De hand vanhet jonge meisjetrildein dezijne.

Geen vanbeidesprak een woord.

Plotseling hief Adèle het hoofd op, een vuurroode blos overstroomde hare wangen.Zij trokharehandterug,en zei mettrillende stem

:

„Nuniet.

Van

Reelant!Morgen.... morgen!"

Alseeneschaduw verdweenze.

De secretaris-generaal ad-

interim

staat roerloos in het verlaten salon. Eene diepe ademhaling, een vonkelend oog getuigen, dat hijzichzeker acht vanzijnevictorie.

Nog

een oogenbliktoefthij, terwijlzijnerechterhand rusteloosaanden blonden knevel plukt .... Morgenzalzij beslissen

!

Eene nieuwe overwinning! klonk het jubelendinzijnoor, toenhijandermaal doorden regen naar het ministerie terug-ijlde. Opgewekt zethijden loopzijnergedachtenvoort.Zijn huwelijk met eene freule

Van

Berenveltzaleen grootestap zijn tot volgende zegepralen.Fortuin, aanzien, maatschappe-lijke onderscheiding,niets ontbreekt

hem

meer. Schitterender carrière is door niemandzijner academische tijdgenooten ge-maakt! Zijne eerzucht hoeft voor nietsmeerterugte dein-zen, allehooge bedieningenzullen

hem

toegankelijk zijn....

PlotseUngstaathij eenoogenblik midden inden regenen juist voor de Gevangenpoort stil. Er

kwam

geen hollend rijtuig,dathet levenvan denweerloozen voetganger bedreigde.

Waarom

merkte hij niet, dat hij stilstaat?

Waarom

fronst hij de wenkbrauwen? Klemt hij detandenmet woeste ver-bittering op elkander?

Waarom

ontsnapt

hem

een uitroep

EENE SCHITTERENDE„CARRIÈRE 141

van ongeduld, terwijl hij driftig zijn

weg

vervolgt?

De

toe-komst lokte

hem

met louterzonneschijn ....dacht hij mis-schienaanstormen, die

komen

zouden?

Toen hij in de

kamer

van densecretaris-generaal op den stoelvan denheer

Van

Berenveltvoor deschrijftatelzat, gaf hij een oogenblik toe aan ernstig gemijmer

-

bij al zijne prachtige vooruitzichten bleef er eene zwarte wolk aan den horizon twee groote blauwe oogen zagen

hem

aan

met

eene beweging van hoofd en hand joeg hij de schim zijner fantasie weg, en ging met ijveraanhet werk.Zijne eerste daadisflink teschellen.

De bodetreedt binnen.

„Ismeneerde Witt present?"

„Ja,meneer... ."

„Vraag

hem

hierte

komen!"

Eenige oogenblikken laterverschijntAndré.

Aan

zijn pijn-lijksaamgeplooiden

mond

kanhetblijken, dathij

met

loome schreden naar de kamer van densecretaris-generaal is afge-daald.Erhgt zekere dofheidinzijn donkeroog, het glanzige hairismetzekere achteloosheidindennek geworpen;enkele lokkenvallen somtijds over voorhoofden wenkbrauwen.

Van

Eeelantrichtzichinzijn leunstoelop,enzegtstatig:

„Gazitten, meneerDe Witt!"

Zoodra Andrézit,ziethij

hem

uitvorschenden koudaan.

Daarnabeginthij:

„Voordetweede maalnoodig ikuuit bij de

waarneming

van

uw

ambtbetertelettenop

uw

tijd! De ambtenaren be-hooren stipttetien urendesmorgens aanwezigte zijn!"

„Het doet mij leed .... van morgen wat later dan ge-woonlijk ....gisteren woondeikde zilveren bruiloftvan een mijner...."

Van

Reelantvalt

hem

snelindede rede:

„Ik verlanggeeninlichtingenover de wijze,waaropu

uwe

avonden en nachtenbesteedt, meneer! Integendeel!"

Arme

André! Purperen verontwaardigingkleurde

hem

voor-142 EENE SCHITTERENDE „CARRIÈRE'

hoofd en wangen. Gekrenkte trots snoerde

hem

den mond.

Hij kan niet spreken, vooral niettegenover den bureaucra-tischen geweldenaar, die sedert vijf maanden op voet van oorlog met zyn personeel leeft. Hij kan niet antwoorden, vooralnietnu,daar devroolijkeliederenderzilverenbruiloft bij de familie De Milde

hem

nog indeooren klinken;wijl hij nog innig dankbaar is over den opgang, welken zijn tooverkluchtspel bij de weinig-eischende vrienden derDe Mil-des gemaakt heeft; omdat hy de slankegestaltevan Betsy aan zyne zijde ziet, en met gadelooze blijdschap aan het oogenbUk denkt, toen hij haar fluisterend sprakvanliefde, en de fluweelzachte, donkerblonde lokken zijne

wang

aan-roerden ....

Hy

kan niet antwoorden en toch wil hy hetmetalde krachten van zyne ziel....

Arme

André!

Hy

moest dien morgen nog eens de ervaring bevestigen,datmannen, wier hart levendig klopt,wier verbeelding spreekt, wiergeestdrift snel ontvlamt, dikwyls verbazend onhandig zyn,alsheter op aan

komt

eenantwoordterichtentothunnetegenparty.

Koele hoofden, die niets anders dan hetfeitelykaanwezige overwegen, die by uitnemendescherpheidvanoordeelzekere stekeligheid voegen

-

soms voor vernuft versleten!

-

zullen in een woordenstryd altyd dezege behalen.Of

Van

Reelant reeds op de overwinning rekende

hywachttealthans niet naar hetantwoordvanAndré. Onmiddellyk ginghyvoort:

„Ikwenschte utespreken over belangryker zaak, meneer De Witt!"

En

de secretaris-generaal

ad -interim

greepeenpak kran-ten entydschriften, naast

hem

op deschryftafel byeenverza-meld.

Hy

sprak zeer afgemeten:

„Het heeft

myne

aandacht getrokken, dat er sederteen jaar onderscheidene stukken enartikelen geteekendmet

uw

naam

voorkomen in de „de Gids", het „Tydschrift voor Staatswetenschap" en het „Handelsblad"!Hetkomt

my

voor, dat een staatsambtenaar in dit opzicht kiescher kon zyn.

143

Hoe

is het mogelijk, dat men, den staatsdienst

met

ijver waarnemende, zooveelleegentijdkan overhouden?"

André's blos is geweken. Met meer fierheid, dan strikt noodzakelijkwas,antwoorddehijnuschielijk

:

„Ik hebelke taak,die de minister mij opdroeg, naar mijn beste wetenvoltooid.

Wat

mijne artikelenintijdschriften en dagbladen betreft, daaromtrent

meen

ik niemand rekenschap schuldigtezijn!"

„Hetishierdevraagniet,wat u meent, meneer

De

Witt

!

Wij spreken over de kieschheid van een ambtenaar bij een departementvan algemeenbestuur, en onderzoeken inhoever het gepast kan zijn der drukpers dagelijks

werk

te geven, als

men

verplichtiszijnarbeidaan denstaattewijden!"

André wordtvoortdurend bleeker.

Even

flerherneemthij :

„Ik ontken niet, dat eenambtenaar verplichtingenheeft, maarhijheeftrechten ook!"

„Rechten?

U

meent, hijheeftéénrecht, hetrecht op zijne bezoldiging!Voorhet overige heefthijniets dan phchten!"

En wederom

worsteltAndrémet zijne

gewone

onredzaam-heidinhetantwoorden.

Van

Reelant vervolgtkalm:

„Voor een oogenblik wil iku toegeven,meneer

De

Witt!

dat u aanspraak zou kunnen

maken

op het rechtin

uwe

vrijeurenvoor de perstewerken,

maar

dan

komt

devraag

:

hoemoetdatrecht worden opgevatdoor eenambtenaar van denstaat?Tochniet indien zin,dathijdemeestgevaarlijke enoproerige leerstellingen verkondigeinzijne artikelen...."

„Ik vraagu

om

verschooning,meneer

Van

Reelant!

maar

metdergelijkezakenheeft mijn

werk

niets

gemeen

!"

„Toch wel, meneer

De

Witt! Toch wel! Ikzal demoeite

nemen

hetutebewijzen.Ik mag, hoop ik, op

uw

doorzicht vertrouwen, zoo ikuhet tegendeel staaf!Hetismijniet te doen u persoonlijk tegrieven, mijn pUchtiste

waken

voor het belang van den staatin 'talgemeen,en voordit depar-ementin'tbijzonder!"

144 EENE SCHITTEEENDE „CARRIÈRE

m

Hoeweldezewoordenophoogentoonwerdenuitgesproken, had

Yan

Reelant voor driekwartzijnezienswijzevolkomen eerlijk geopenbaard. De rest

kwam

op rekeningeener bij-zonder sterke antipathie. Bij deze gelegenheid, welkeAndré in zijne tegenwoordigheid bracht, had

Van

Reelantdie anti-pathie krachtiger gevoeld

eenambtenaarmetde krullende hairen van een violist, de slobkousen van een

commis-voyageur

en de ideeën van een communist moest niet langer aan Buitenlandsche Zaken geduldworden.

En

hij be-sloot indiengeest werkzaamtezijn

Intusschen had hijeen oogenblikindetijdschriften gebla-derd.Meteen

nummer

vanhet„Tijdschriftvoor Staatsweten-schap" indehand,herneemt

Van

Reelant:

„Hierhebikmijn bewijs,meneer!Indit

nummer

vanhet

„Tijdschrift voor Staatswetenschap" lees ik een uitvoerig artikel, onder dentitel: „DedwaalleervanMalthus" met

uw naam

onderteekend. Ik zouu aldadelijkwillenvragen,wat

u moed

geeft,

om

een zoo beroemd econoom als Malthus, die een halveeeuwlang door duizenden

mannen

van weten-schap met eerbied genoemd is, een „dwaalleer" toe te schrijven?"

„Die

moed

dagteekentnietvan vandaagof gisteren,meneer

Van

Reelant! ToenikvóórdriejarenstudentwasteLeiden, heeft de Utrechtschefaculteitder rechtsgeleerdheid mijn ant-woord op een prijsvraagover de Bevolkingsleer van Malthus met goud bekroond!

En

nu hebikmijne denkbeeldeninhet tijdschriftruimer ontwikkeld!"

Van

Reelantzoekt eene poosen spreektmetzonderlingen glimlach

:

„Ik voor mij twijfel zeer of de Utrechtsche faculteitder rechtsgeleerdheid deze bladzijde zou bekronen. Laatikeven

mogen

voorlezen!

„Deinrichtingder modernemaatschappij

„laat dagelijks meer te wenschen over. De schroomelijkste

„ongelijkheid heerscht alom.

Men

behoefthetschranderewoord

„van den Engelschen dichter Milten:„Amongstunequals no

EENE SCHITTEREKDE „CARRIÈEE 145

„society" niet aan te halen,

om

hetziel?;elijk bestaanonzer ..tegenwoordige samenleving te staven.

Hoe

ishet inderdaad

„gesteldmetde beschaafdemaatschappijen?Heeft ieder individu

„zijn aandeelinde gezamenlijke natuurgoederender

mensch-„heid, vanzijn volkalthans?

Wordt

de eennietgeboren,

om

„eene kroon te erven, de tweede,

om

millioenen, dederde,

„om

groote uitgestrektheden gronds te bezitten?

Wederom

„een ander

komt arm

en behoeftigterwereld;hij vindtgeen

„steen

om

zijn hoofd op neerteleggen.Hijkanzichgeene

„plaats op aarde verzekerendan door heelzijnlevenanderen

„te dienen met al zijne krachten, lichamelijk engeestelijk!

„Zijn bestaan is eene lange Tantalus-marteling

-

hij ziet

„anderen genieten, en

mag

de hand niet naar de heerlijke

„spijzen uitstrekken.

De

tegenwoordige samenlevingvereenigt

„deschamelstearmoe endeluisterrijksteweelde

-

dehoogste

„macht en de treurigste onmacht

-

denzeldzaamsten

over-„vloedenhetuiterstgebrek

-

gadeloozewetenschap en

gade-„looze onkunde

-

den vermoeiendsten arbeid en de

onbe-„schaamdstewerkeloosheid. lederendagbeleven wij de

vreese-„lijkstetragediën, uitzooveelwanverhoudingengeboren; ieder

„dag, iederuur kwijnen menschen weg,diehet noodzakelijkste

„levensonderhoud missen, enonmiddellijknaastdezen

wonen

„de beter bedeelden,die geenraadweten

met hun

onuitputte-„lijken overvloed.Onderneemt

men

een tocht dooronze

land-,,bouwende provinciën, door onze fabrieks-kwartieren, ofdoor

„onze groote steden, altijd zal

men

naast de paleizen van

„rijkdomenweelde, de verblijven van ellendeen honger

ont-„dekken, die de treurige keerzijde der medaille aanbieden.

„Langs tafels, buigende onder het gewicht der keurigste

„schotels, dwaalt het holleoogder ontbering,en alszij, die

„levenslang ontbeerd hebben,eindelijksamenrotten,

om

volgens

„de „ultima ratio servorum" op wraaktepeinzen

-

alshet

„proletariaat opnieuw in massanaar denAventijnschen berg

„trekt, welke machtterwereldzaldan opgewassenzijntegen

„hetdreigendgevaar?""

10

146 EENE SCHITTERENDE „CARRIÈRE

Yan

Reelant zweegen legde hettijdschriftlangzaam weg-Toenvroeghij,schijnbaarachteloos

:

„U

erkentimmersdit allesgeschreventehebben?"

„Zeerzeker,meneer

Van

Reelant!"

„Dan heb ik ernietveelmeerbijtevoegen.Uit de voor-gelezen regelen spreekt het brutaalst communisme!Ik acht het een schande, dateen adjunct-commiesaanditministerie zooietsmetzijnvollen

naam

onderteekent!"

Nog

eens vloog het bloedAndrénaar voorhoofd enwangen.

Hij was verstandig genoegnietaan de eerste opwelling van drifttoetegeven.Uiterlijkbedaard antwoorddehij:

„Ieder beschuldigde heeft in den regel het recht zich te verdedigen. Ikvertrouwdus, datookdooruditrechtwordt erkend!"

Vrijstroefen onwillig mompelde

Van

Reelant:

„Natuurlijk!"

„In dat gevalheb ik u het volgende te antwoorden.

De

voorgelezen volzinnen zijn midden uit het verband wegge-nomen, en kunnen zoo niet worden beoordeeld.Daar ueen beroepdeedop mijndoorzicht,benikzoovrij op het

uwe

te rekenen. Mijn artikel levert niet anders dan een critiekop Malthus,het

communisme

heeft er niets

mee

temaken. Malthus heeftgezegd,datdemensch,dieineene beschaafdeen dicht-bevolkte maatschappij arm of behoeftig geboren wordt, en aan die maatschappijgeene diensten bewijzen kan, ookgeen recht heeft op eenig voedsel; dat hij te veelis,en aan het banket des levensgeenzetelzalvinden.Denatuurstraft

hem

voorzijnearmoede, de natuur veroordeelt zulk eenmensch ter dood, en zorgt voorde uitvoeringvanhet vonnis. Recht en billijkheid eischen, dat

men

de pretentie derarmen,

om

ondersteund te worden, niet erkenne. Het is tegen deze monsterachtige leer van Malthus, dat ikinmijn artikelhet een en anderop wetenschappelijke grondenaanvoer...."

Van

Reelant strekt dehanduit, envaltAndréinde rede:

„Met

uw

verlof,meneerDe Witt!Malthusleeriszoo

monster-EENE SCHITTERENDE „CABRIERE

U7

achtigniet, alsze u schijnt.Inhoofdtrekkenis zevolkomen juist.Tenallen tijde zijn errijkenenarmen,sterkenen zwak-kengeweest.Zonderdieongelijkheidzoudemaatschappij niet kunnen bestaan.

De

ongelijkheid geeft strijd. In dienstrijd

om

het leven zullen de sterkstenen bekwaamsten overwinnen, de

zwakken

ondergaan. Gelijkheidiseen utopie voorsocialisten, ongelijkheid is natuurwet. Beklaag uniet, wanneerge

over-wonnen

wordtin denstrijd des levens; het bewijst,dat

uwe

krachten te kortschoten.

Memand

heeft het recht zich te beklagen, ieder heeft het lot, dat

hem

toekomt. Succes is criterium van verdienste. Inonze maatschappij heerschtwel

is waar hetrecht van de sterkste spieren nietmeer,

maar

daarvoor

komt

inde plaats het rechtvande sterkstehersenen op pohtiek,sociaal ofwetenschappelijk gebied.

De

maatschappij is voortreffelijk ingericht. Di-eigt ons overbevolking, geen nood

de

zwakken

worden weggeruimd door een strenge natuurwet

- dura

lex,

sed

lex!"

Het

was

nu de beurt aan André

om

eventeglimlachen.

Met meervrijmoedigheid antwoorddehij:

„Gesteld, dater feitelijkzulk een strengenatuurwetbestond, zou die daarom eene

eeuwige

wet moeten blijven? Zijn natuurwetten en maatschappelijkewettenniet voorwijziging vatbaar, als er nieuwe feiten in het spel

komen? Vermag

de

wil van den mensch

niets? Indien

we

ons werkelijk aan

uwe

strenge natuurwet hadden te onderwerpen, dan zouden

we

elkaarnog vandaagverslinden, zooals de kannibalen

!

De

wil van den menschheeftzichtegen deoppermachtder natuur verzet,hij heeftmaatschappijen en staten gesticht,de wonderen der beschaving in 't leven geroepen,die volgende geslachten zullen erven.Wij menschenverslinden elkaar niet meer, de slavernij is afgeschaft; zoo zal ook eenmaal de exploitatie van den arbeid door het kapitaal ophouden;zoo zal ereenmaal geenoorlogmeerzijn!"

De secretaris-generaal

ad -interim

meende, datde beurt vanlachen tentweeden male aan

hem gekomen

was.

148 EENESCHITTERENDE „CARRIÈRE.

„In dat geval"

klonk het afdalenderdanooit

„verwon-dert het mij toch, datu onze samenleving zooslechtvindt.

Mij dunkt bij al dat schoons moest de maatschappij meer profiteeren...."

„De maatschappij is een vrucht der beschaving, zoogoed alsdespoorwegenen detelegrafen,maar daaromisde maat-schappij niet onmiddellijk volmaakt. Destrijd

om

hetleven, doorden menschinzijnnatuurstaattestrijden, isop kunst-matigewijze overgebracht naar demodernesamenleving.

Men

heeft voorrechten,privilegiën,kasten en standen uitgedacht

— men

heeft eene sociale praedestinatie voor weeldeof ellende gepredikt!"

„Zoo blijkt het dus, dat ik volkomengelijkhad, toenik zeide: ongelijkheid is natuurwet! In den strijd des levens zullende sterkstenen bekwaamstenoverwinnen, dezwakken ondergaan!"

„Pardon! Datzouwaarzijn,indien

men

aannemenmocht, datde sterksten en bekwaamsten,dieinonzemoderne maat-schappij triomfeeren,inderdaad de sterkstenen bekwaamsten

zijn.Doorfortuinen opvoedinggeprivilegieerdisereen klasse van machtigen opgetreden, welke haaroverwichtalleenaan kunstmatige omstandigheden dankt.Alsereenwedloop ont-staat tusschen de voetgangersendemenschen,die in rijtuigen zitten,danzullende laatsten natuurlijk overwinnen,maarwie bewijstons, datzijinderdaad de sterksten zijn?"

Yan

Reelant wilde dehandgebiedend uitstrekken,maarhij bedachtzich, en vroegmeteen medelijdend schouderophalen:

Yan

Reelant wilde dehandgebiedend uitstrekken,maarhij bedachtzich, en vroegmeteen medelijdend schouderophalen:

In document W.T.VAN HENGEL^ BOEKHANDEL / 1^ (pagina 150-161)