• No results found

TIENDE HOOFDSTUK

In document W.T.VAN HENGEL^ BOEKHANDEL / 1^ (pagina 161-175)

„Ikheb ulaten uitspreken,meneerDe Witt! Het

was

mij te doen ueen volledig recht van antwoord te gunnen. Ik weet nu, hoe u ongeveer over dezakendenkt.

En

ikzal u een goeden raad geven, als u ten minste eengoedenraad van mijwil aannemen.

Uwe

denkbeeldenzijnmisschien heel mooi, maarvoor een ondergeschiktambtenaar aan dit minis-terie hebben ze totmijnspijtteveelinconveniënten. In

uw

geval is het dus hoogst raadzaam ze niet te snelaan de drukpers toetevertrouwen! Ik hoop, datu mijnebedoeling nietmiskent!Ditismijnelaatstewaarschuwing!"

De secretaris-generaal ad-

interim

keerde Andréhaastig den rugtoe,enbelde luid.

TIENDE HOOFDSTUK.

Fluweelen koorden.

De

Spaanschegezant, markies

De

la Pezuela,hadeen bui-tengewoon

zwak

voor de

„comédie

de société", onder bestuur van den talentvoUen graaf Tchitchikoff.

De

groote repetitie op 13 October 1854 zouten huizevan den markies

150 EENE SCHITTEEENDE „GAERIERE

plaats grijpen. De markiezin De laPezuela, eene der schit-terendste dames uithet

corps diplomatique

inde resi-dentie, dweepte met de

„comédie",

maartevens meteene andere uitvindingvanTchitchikoff:de

„tableaux

vivants".

De dames haddendaarbij gelegenheiddemeestin'toog val-lende kostumen te dragen, en hare bekoorlijkheden op edel-moedigewijzeten toontespreiden.

De Russische

attaché

bezat eene onuitputtelijke verbeel-dingskracht in het „arrangeeren" vanallegorischeof mytho-logische

„tableaux

vivants", aan welke laatsten meer bijval ten deel viel dan aan kopiën naar levende meesters.

De

Spaanschegezantbewoondeaan denBoschkant

officieel.

Koninginnegracht

een zeerruim huis,waarplaats in over-vloed wasvoor de aanzienlijkedilettanten, damesen heeren.

Zij konden de statig gemeubelde vertrekken naar hartelust voor tooneel en publiek inrichten. De markiezinwas over-gelukkig, dat derepetitiënten harentmochtenplaats hebben.

Zij droomdeden geheelen dagvan kostumen, standen,acces

-soiren, gekleurd Ucht en Bengaalsch vuur. Zij vloogieder oogenblik haar huis uit,

om

vanhare plannentespreken en vertoonde hare geestige Castiliaanscheoogenbij alde vrien-den,diehet voorrechthadden

mee

tedoen.

Deaanzienlijkedilettantengaven tweeof drievoorstellingen gedurende het winterseizoen.

Men

was drukbezigmet„groote repetitiën",

om

tegen het einde van November de eerste

„representatie" tekunnen geven aan al,wat Den

Haag

edel-geborens,aristocratischenvoornaamsbezat.DemarkiezinDe laPezuelavermaaktezichbijzondermetde „grooterepetitiën", en wistaltijddeeigenlijkevoorstellingzoolang mogelijkter zijdeteschuiven.Hetprogrammavoor den eersten feestavond was ditmaal belangrijk genoeg,

om

voortdurenduitstelte wet-tigen.

Men

zou beginnen metMolière's

„Médecin malgré

lui" en eindigen met twee

„tableaux

vivants", gecom-poneerd" door Tchitchikoff engetiteld „L'En

lèvement

de labelle

Hélène".

EENE SCHITTERENDE „CARRIÈRE 151

Adèle van Berenvelt zou het aardig rolletje van Lucinde in Molière'sklucht vervuld hebben,maar werd nu opgevolgd door de jonge echtgenoote van een oud en schatrijk Oost-Indischsuikercontractant,

mevrouw Van

Olmen,die in schoon-heid de markiezin bijna overtrof. Deze laatste moestinde beide

„tableaux"

natuurlijk de rol der„belle

Hélen

e"

vervullen,en kweeterzichbijderepetitie

met

zooveel gratie van, dat de heeren artisten, inzonderheid Tchitchikoff',

hun

lof nietmeerinwoorden,

maar

inloutergeestdriftigekreten uitgalmden.

Omstreeks negen uren trad

Van

Reelantinhet salon der markiezin.

Mevrouw

De la Pezuela zag er allerliefstuitin hare zwartsatijnen japon,meteen halssieraadvanrood koraal,

met

rood koralen oorhangers en een rood koralen

kam

inde rijke en volkomen oorspronkelijke wrongen van blauwzwart hair. Aanstonds moest de repetitie beginnen,nu detweede régisseur aanwezig was. Tchitchikoff zou derolvan Sgana-rellevervullen, en had dusop

Van

Reelantgewacht.Voordat

men

beginnenkon, ontmoette

men

nog zwarighedenbij

me-vrouw

van Olmen, de beeldschoone

dame

uitSamarang,die aanmerkingenmaakteover haarkostuum, en

met

den Russi-schen

attaché

in eene vriendschappelijkewoordenwisseling trad omtrent het al of niet goedkeurenvan een lichtblauw satijnenkostuum meteene „bar

the"

vanwitte

kanten

een wit parelsnoer.

Toen

men

datallesteboven was, moest

Van

Reelantmet eendeelvan Mohèreindehand vóór het tooneelgaanzitten en „soufïleeren", daar de tweede régisseur tevenssouffleur was. Deheerenendames hadden weltienmaal „gerepeteerd",

maar

geen van henallen

was

nog rolvast. Sganarelle scheen de ergste, en gaf onophoudelijk aanleiding*tot kleinepauzen en verwarringen. De freule

Van

Berghen Ockenburgh,eene jonge

dame

van vijf en dertig jaren, die depersonagevan Martine speelde, toonde zich tenslotteinenbuiten harerol wegenshetvoortdurendhaperenten hevigsteverontwaardigd

loJ EENE SCHITTERENDE„CARRIÈRE.

over Sganarelle, en gaf daardooraanleiding, dat deze telkens quasi naar zijn stok greep, eene geestigheid, die metluid

„applaus"werdbegroet.

Van

Reelant vervulde zijne taak zeer ernstig. Hij gaf menigeen der artisten een goeden raad, en las soms een paar volzinnenmetde vereischtestembuigingvoor. Hijvoelde zich opgewekt en vroolijk te moede. Reeds den volgenden morgen zou Adèle, op wier verzoekhij zichdeze inspanning getroostte,

hem

hare handreiken,

natuurlijk!Hijbedroog zich niet. Deuitdrukkingvanhaargelaat, detoon vanhare stem hadden de zaak beslist. Daarenbovenhijhaddiendag zijne plichten als secretaris-generaal ad

-interim

met den grootstenyverwaargenomen.Hij konvoldaanzijn.

De drie bedrijvenvan „Le

médecin malgré

lui" kost-teneen schatvantijd.Telkensmoest

men

afbreken, alseen derkunstenaars volstrektnietmeerop dehoogte was,maar met het deftigste geduld werden ook deze belemmeringen overwonnen.De gastvrouwzatnaast

Van

Reelant,en ergerde zich op de bevalligste wijze over hetslechtegeheugen der spelers, inzonderheid overhaar echtgenoot, diede kleinerol van Léandremaarnietscheen te kunnen vanbuitenleeren.

Daarenbovenverdiepte de galante Tchitchikoffzich in vriendelijke gesprekken met

mevrouw Van

Olmen, zoodat

men

soms moest blijven wachten, tot eindelijk deartisten goedvonden voorttegaan.

„Le

second régisseur"

sloottekwartvoorelfde repe-titie, en hield eene kleinetoespraak,waarinhijopde aller-beleefdste wijze de noodzakelijkheid aantoonde een beetje meer te studeeren. Het zou onmogelijk zijnooiteene,zelfs middelmatige, voorstelling van Molières geestige enguitige kluchttegeven,indien dehooggeachtedamesen heerenniet wat meer werk van hunneen harerollenwildenmaken.

En

Tchitchikoff, die het zwaarst van allenhadgezondigd,

nam

onmiddellijk daarna hetwoord,

om

hierbijtevoegen,dathij zichvolkomenvereenigde met

Van

Reelant,en dat....

men

EENE SCHITTERENDE „CARRIÈRE 153

beter studeeren moest. De markies

De

laPezuela (Léandre) beloofde beterschap, enfreule

Van

Berghen Ockenburgh (Mar-tine) beloofde beterschap, en allen beloofden beterschap, als Sganarelle

maar

een goedvoorbeeldwildegeven. Er ontstond daarop eene algemeene „hilariteit", die door Tchitchikoff

met

degrootste luidruchtigheid v^erdaangemoedigd.

Desecretaris-generaal

ad -interim

herinnerde zich nu,dat' de staatsdienst zijne eischen had. Eigenlijkmeendehij,dat hij een veel tegewichtig

man

was,

om

zoo langentijd aan beuzelarijenalsde

„comédie

de

société"

tewijden.

Toen

hij opstond,

om

heentegaan,

kwam

degastvrouwin aller-beleefdst verzet. Hij moest ten minste derepetitievanhet eerste

tableau: „La cour

de

Ménélas"

bijwonen.

De

markiezin

was

er op gesteld, dathij zijnoordeel over haar toilet zou zeggen; zijhad erzooveel moeiteaanbesteed, ja zelfs plaatwerken over het G-rieksche kostuum bestudeerd.

Mevrouw Van

Olmen, die derol van Clytemnestravervulde, zeide iets dergelijks, en

Van

Reelant zwichtte voor zooveel aandrang.

In een oogenblik stoof het geheele personeel uiteen.

De

dames haastten zich naar de bovenvertrekken,

om

zichte kleeden.

De

heeren bleven bij elkaar met uitzonderingvan den markies De la Pezuela, die voor Paris zou spelen en Tchitchikoff, die op een geïmproviseerd tooneel achtereene grijsdamastendraperieallesklaarmaakte.

Van

Reelant troostte zich met het denkbeeld, dat hijtoegafter willevanAdèle, en dat hij den volgenden morgen, alszijne schoonstehoop tot verwezenlijking zou zijn gekomen, haar een uitvoerig

„résumé"zoukunnenmededeelen.

De heeren brachteneenzeer vervelendkwartierdoor. Het hielp niet veel, dat ter elfderuurhetgezelschap werd aan-gevuld door den ex-suikercontractant, den heer

Van

Olmen, die, zonder veel op

Agamemnon

te lijken, daarhijuiterst mager, buitengewoonlang,enin'toogvallend roodvan aan-gezicht was, zich toch de moeite scheentegetroosten,

om

de

154 EENE SCHITTERENDE„CARRIÈRE'

triomfen zijner Clytemnestra wat meer van nabij waar te nemen. Hetgesprek wildeniet vlotten.Dejonge

Van

Berghen Ockenburgh, die als volontair bij Buitenlandsche Zakeneen ziertje het hofmoest

maken

aanden secretaris-generaal

ad-interim,

werd midden in zijn gesprek met

Van

Reelant opgeroepen,

om

zichvoor de pianoteplaatsen, enbij de ver-tooningvanhet

tableau

te„accompagneeren".

Dedilettant-impresarioTchitchikoff draaidemeteigen grafe-ijke hand de lichteninhetsalonaf, en weldra opendezich de grijze draperie. Het tooneel stelde voor het paleis van MenelaosteSparta.In een schitterendvrouwenvertrek vormden deGrieksche vorstinnen,Helena enClytemnestra,met schilder-achtigegroepenvanslavinnen een verrukkelijktooneel.Paris met purperen chitoon en elpen lier speelde geknield voor Helena,en wierp een triomfeerendenblikop de schoonstevan alle stervelingen,dieAphrodité

hem

hadtoegezegd.

Men

wasverrukt over dejuistheidenfraaiheidderkostumen.

Gelaat en hairtooi van Helena maakten indruk. De raven-zwarte hairpracht van Menelaos' echtgenootewerddoor een spiraalvan gouden spangen bedwongen. Haretuniekwas van eene teeder lichtgele kleur, bij wit af, met gouden sterren bezaaid en met gloeiend karmozijn omzoomd. Clytemnestra droeg een dergelijk kostuum inhetmeest hemelscheazuur.

Beidekoninginnen schitterden vooral doorhals,boezem,armen en handenmet goud enedelesteenen overdekt,heerlijkerdan dekoninginvanSchebainalhareheerlijkheid.

Men

juichte en mompelde bewonderend en dankbaar. De grijzedraperie werdtoegeschoven, werd weergeopend,en de piano begeleidde dit alles met smeltend lyrische accoorden.

Vijfmaal moest Paris naast Helena knielen, en eerst toen verklaarde de kunstrijke Tchitchikoff, dat hij tevreden was.

Daarna

kwam

het geheele hof van Menelaos zich onder de gewone stervelingen vertoonen. Deheeren puttenzich uitin loftuitingen,en de vernuftige auteurvanheteerste

tableau

oogstte dezoetstevoldoening.

Van

Reelantwerdinstaat

ge-EENE SCHITTERENDE „CARRIÈRE 155

steldvannabij teoordeelenoverdekostumen van Helena en Clytemnestra, maar ondankszooveelkunstgenotbleefhijzich hetgewichtvan zijnepersoonlijkheid,van zijnambt, herinne-ren. Hijontsnapte ditmaalaanverderen vriendelijken aandrang, den indruk achterlatende, dat hij de oud-HoUandsche deftig-heidvan tijdtottijdweleen klein beetje overdreef.

Van

den Boschkant tot aan de Hoogstraat is wel geene groote wandeling, maar

Van

Reelant liep zeer bedaard, en rookte, alsnaargewoonte,metbijzondergenoegenzijne sigaar,

nu

hij een heelenavond onder niet-rookershaddoorgebracht.

Des avondstemidden vanzijne kennisseneen uurte,slijten opdeeeneofanderesociëteitscheen

hem

volstrektoverbodig.

Men

wist,dathijdesavondsniet uitging,behalveop

soirees;

dat hij zeer stipten tijdigterruste trok,

om immer

in den vroeger morgen al hetnieuwsuitbinnen-enbuitenlandsche krantentekunnenlezen,envóórtienuren naarhet ministerie tevertrekken. Zijnewandelingliep

nu

ookrechtstreeksnaar de Hoogstraat, en terwijl hij langzaamVoorhout en Vijver-berg volgde, gebeurde andermaal, wat

hem

dien

morgen

bij de Gevangenpoort deed stilstaan: de loop zijner gedachten nagelde

hem

alsvastaan dengrond.

Hij dacht aan beide vrouwen, die eene rol in zijn leven speeldenen zoudenspelen,aan Suze enAdèle....Derolvan de eerste Uep ten einde. Hij

bekommerde

er zich dikwijls over, hoeSuze zouhandelen,alszij ontdekte,datervaneen huwelijk met Adèle sprakewas. Het vraagstuk scheen

hem

zeeronaangenaam,en somtijdsbekroophem, denschranderen

Van

Reelant, een gevoelvanangstenzorg voor de toekomst.

"Weldra evenwel had hij zich boven deze kinderachtige aan-doeningverheven,eneen

plan-de-campagne

gemaakt.Hij zou, indien de omstandigheden

hem

dwongen, aan denheer

Van

Berenvelt

en\an

Adèle de geschiedenis van

mevrouw

De

Huibert verhalen

-

hijzou Suze voorkomen,indien ze zich tusschen

hem

en Adèle mocht willen plaatsen. Voor het overigezouhijzorgen, datSuze vanzijneplannenniets

ver-156 EENESCHITTERENDE „GARRIÈEE

moedde tot op hetuitersteoogenblik,endanzou ze zichin het

fait-accompli

moetenschikken.

Na

zijnhuweUjk met Adèle vreesde hij nietsmeer vanhaar,vóór dattijdstipzou hijhare aandacht zoekenaf te leiden.

Hunne

„vriendschappe-Ujke" verhouding, zoo sprak hij tot zichzelven, mochttoch geen oorzaak worden, dat hijteneeuwigendage „bachelor"

bleef. Het was weljammer,dathijSuzeeen groot verdriet moest berokkenen,maardatwas nuonvermijdelijkgeworden doorden loop der zaken...

."

Met deze korte becijfering sloot

Van

Reelant de rekening van liet verleden.

Hoe

het met Suze verder gaan zou,dat waseene vraag,totoplossingvan welkehijnugeene roeping gevoelde. Later, als hetfortuin van Adèle

hem

daartoe in staat stelde,zouhijvoor dedamesMullerBelmontezorgen

En

terwijl hij dit met groote edelmoedigheid bij zichzelven overlegde, stak hijzijnsleutel inhetslotzijnerhuisdeur. De grootekloksloegbuitenjuistmiddernacht.

Toenhijop het portaal onder hetschijnselderroode lantaarn stond, mompelde hij sneleenige onverstaanbare woorden.De deurzijnerstudeerkamer, achter aan de gang, stondhalfopen, een breede lichtstraal viel naar buiten. Hij vermoedde het reeds

degeheimzinnige bezoekster wachtte ophem. Langer dan een jaar hadden Suze en

Van

Reelantelkandermenig avond op het bovenkwartiervandenvermaardenEmilevan Pommeren, fils, aldus ontmoet. De elegante hofleverancier mochtgeachtwordenniets indezebezoekentezien;deoude huishoudster

Anna

was volkomen op dehoogte, maardeed

om

goede enkhnkenderedenen,ofzijernooitietsvanmerkte.

De koningderkleermakershadsteedsden hoogstenlofvoor zijn allerfatsoenlijksten „locataire"; hij had niet het minste recht zichte ergerenaan de bezoekenvan meneers „schoon-zuster", al

kwam

die altijd wat laat. Deheer

Van

Reelant was een voorbeeldig man, hij mochtzich metdiens familie-geheimen niet bemoeien. De oude

Anna

hadgezegd,dat de dame

mevrouw

DeHuibertheette,maar

Van

Pommeren,had

EENE SCHITTERENDE „CABRIÈRE 157

inDen

Haag

nognooitvaneene

mevrouw

De Huibert hooren spreken, en, schoon hij haar eenmaal zeer duidelijk gezien had, toen meneer haar voor een jaar van dentreinhaalde, had hij haar later nooit meer kunnen ontdekken,zelfsniet zien voorbijkomen inde Hoogstraat.Ditalles

was

misschien een beetjegeheimzinnig,

maar

defatsoenlijkopgevoede Emile van Pommeren,fils,had besloten een bewijsvanzijnfatsoen te geven, door niet verder in dezaken van zijn „locataire"

door tedringen.

Van

Keelant had een oogenblik noodig, voorhijmet een vroolijk gelaat naar zijne studeer- en kleedkamer kon henen snellen. Hij wist niet hoe het zich had toegedragen,

maar

Suze had zichlangzamerhand van zijne huisgoden meester gemaakt;zijbegaf zichaltijdnaarzijnestudeerkamer, alszij

hem

niet thuis vond.Zijhad een soortvanbestuur over de verschillende kamers op zich genomen; zijhadgezorgd, dat

Yan

Eeelantaltijdeeneenvoudigsoupervondbij zijne thuis-komst, en deoudehuishoudster hadzichlangzamerhand aan dit zonderling gezag onderworpen.

De

studeerkamer

was

een aangenaam vertrek,zonder pracht,

maar

zeergeriefelijk inge-richt. De

wanden

werden doorboekenkasten ingenomen; de beide vensters, die op den tuin van den hofleverancier uit-zagen, waren onder dikke groene overgordijnen zorgvuldig verborgen, terwijl eene groene portière de deurbeschermde.

De

tafel

was

metboeken,papieren, portefeuillesenofflciëele schrifturen overladen.

Om

den open haard, waarin

men

des wintersgezellige,grootevurenkon doen ontvlammen,stonden breede, lederen leunstoelen.Boven denschoorsteenmantelaan beide zijden vaneen sierlijken, ovalen spiegel

met

vergulden rand had

Van

Keelantallerleiherinneringenuit zijn

studenten-tijd, en van zyne reizen in dePyrenaeën,Monaco en Nizza

opgehangen. Het merkwaardigstmochteeneverzameling flo-retten,degens en dolken vanallerleigedaanteen eigenaardig-heid worden genoemd

dolkmessen uitToledo,blauwestalen galadegens, en tweesnijdende ponjaarts uitBiscaye. Behalve

158 EENESCHITTBEENDE „CAERIÈEE".

de gewone deur met de groene portière, die naar degang voerde, bracht nog eene kleine deur, links vanden schoor-steenmantel naar

Van

Reelant's slaapkamer. Toen de heer des huizes dien avond door degeopende deurbinnenkwam, vond hij Suze in een leunstoelmeteen boekdeel vóórzich.

Zij sloegkwijnenddeoogen op;het hcht derhanglamp ver-ried, dat hare trekken bleek en harewimpersvochtig waren.

Van

Reelant het zich in een fauteuil naast haarvallen,en reiktehaar zwijgend de hand.

„Je

komt

laat!"

-

fluisterdeze.

„Ik ben opgehouden! Erwasrepetitiebij

mevrouw De

la Pezuela hebjegeschreid,Suze?"

„Och, dat boek, andersniet!Ik voelde mij zoo beklemd, zoo ter neer gedrukt en nulasikeen oogenbhkinGoethes Wilhelm Meister, en zie daar

maken

mijnu deze verzen zoobedroefd....

„WernieseinBrod met Thranenass,

„Wernie diekummervollen Nachte

„Auf seinemBetteweinendsass,

„Derkennteuchnicht,ihrhimmlischen Machte!

„Ihr führtin'sLebenuns hinein,

„IhrlasstdenArmenschuldig werden, ,Dannüberlasstihrihn der Pein

;

„DennalleSchuldriichtsichauf Erden."

Zwijgendlegthijhetboek weg,en zegtmeesmuilend:

„Ikhadnietgedacht, datje zoosentimenteel waart, Suze!

En

ookniet,datjezooveel geduld hadt

om

op

me

tewachten

'tIs allaat."

Suzeboog het hoofd.De donkere lokkenvielen over hare bleekewangen. Zijstamelde haperend:

„Die regelszijnwaar.... Ikhadnietmoetenblijven...."

Van

Reelant zag verschriktop.Datgroote verdriet

kwam

nu zeer onwelkom. Hij begreep ookdeaanleidingniet.Als

man

vandewereld en practischambtenaarzouhijzichdoor

EENE SCHITTERENDE „CARRIÈRE 159

geen duizend regels van Cloethe, noch van wien ook, een oogenblikuitzijn

humeur

hebbenlatenbrengen.Suze scheen door eene bijzondere oorzaak zooontsteld.

En

terwijlhijhaar

geen duizend regels van Cloethe, noch van wien ook, een oogenblikuitzijn

humeur

hebbenlatenbrengen.Suze scheen door eene bijzondere oorzaak zooontsteld.

En

terwijlhijhaar

In document W.T.VAN HENGEL^ BOEKHANDEL / 1^ (pagina 161-175)