• No results found

Dan gaat Van Reelant voor een kwartier, een half uur of

In document W.T.VAN HENGEL^ BOEKHANDEL / 1^ (pagina 144-150)

langer, confereeren" metdenuiterstlangzaam herstellenden Baron

Van

Berenvelt. Nadatdeze laatste inDen

Haag

enzijn huisop den Vijverbergwas teruggekomen,bleek hetduidelijk, dat hij te veel van zijnekrachten gehoopt had.Eengevoel van uitputting enlichteduizeUngen kweldehem,zoodat vol-strekte rust noodzakelijk was. Alleen een kort gesprekmet zijn voorloopigen plaatsvervanger was alles, wat

men hem

konde toestaan.

En

toch verlangde de heer

Van

Berenvelt niet sterker naar den dag, waarophij, geheelhersteld, zijn zetel in het ministerie weerzou

mogen

bezetten,danalde ambtenaren hoog enlaag,van den „chef de

cabinet"

tot aan den nederigsten

„bout

e-feu".

Terwijl Buitenlandsche Zakenaldus zuchtten onder de afwe-zigheidvandenalgemeen bemindensecretaris-generaal,gebeurde hetop denmiddag van13 October 1854, datwederomstiptkwart natwaalf debelklonkindekamer vanzijn plaatsvervanger.

Bijhet binnentredenvanden bode vroegvan Reelant:

„IsmeneerDe Witt gekomen?"

„Nogniet,meneer!"

„'tIswel! Ikzalbinnen een kwartier terugzijn! Laatde tafelinorde brengen!"

E£NE SCHITTERENDE „CARRIÈRE 1o*>

Debodeknikte.

Een paar borden,een witte porseleinenkopverrieden, dat

Van

Reelantuitvurigendienstijvernog altijdzeer eenvoudig

„dejeuneerde"inzijnekamer.

De bodewilde juist aanmeneer

Van

Reelantmededeelen, dathethard regende,doch toenhij zag,dat de nettemeneer met de nette zwartejas en blinkenden, zwarten hoedeen zoo mogelijk nog netter zwartzijden regenscherm ter hand nam, zweeghij.Buitengewonebeleefdheid

was

overbodig

met

dezen norschen heer, die altijd op denzelfden hoogen toon sprak, en nooit glimlachte.

Van

Buitenlandsche Zaken naar den Vijverberg is

maar

eenekleine wandehng, en toch woelde er eene lange reeks van allerlei gedachten door

Van

Reelant's hoofd. Naar de lucht opziende boven de vervallen

gebouwen

vanhet oude stadhouderlijke kwartiertrof

hem

degrauwekleur derschielijk door hetzwerkvoortjagende wolkstapels.

De

westenwind woei soms boven de G-evangenpoorteen kleinplekje open, waar-door vriendelijk blauw schitterde,

maar

de zon bleefachter een dicht floers verborgen, en de hardnekkige najaarsregen viel ongestoord. De pannen en de

muren glommen

vanhet neerstroomendvocht; de keienop hetBuitenhof en de Plaats spiegelden elk voorwerp met bijzondere nauwkeurigheid af;

de plassen tusschen de steenenontvingende scherpe regen-stralen onder opborrelend spatten.Defelle wind rimpelde de oppervlakte van denVijver, enjoegdeeenden, die

met

luid

gekwaak wegzwommen,

onder de beschermende schaduwen van het eilandje. Alleen de

zwanen

dreventrouw enstatig naast elkander overdenbewogenwaterspiegel, engaven

om

wind nochregen.

Van

Reelant poogde zich onder zijne parapluie voor nat wordentebewaren, maarachtte evenminop deguurheidvan denregenachtigen Octoberdag.Hijdacht aanvrij wat belang-rijker onderwerpen. Hettoevalhad gewild, dathy plotseling geroepenwerdtot waarnemingder„functiën"van

secretaris-pp

134 EENESCHITTERENDE „CARErÈRE

generaal.

Men

moesterkennen, dathijerniet

mee

schertste.

De minister had

hem

zijn volle vertrouwengeschonken, en deBaron

Van

Berenveltzougeenvieren twintig urenhebben kunnen doorbrengen zonder

hem

te raadplegen.Met toover-achtige snelheid was hij zoo hoog gestegen, waren zijne vurigste wenschenverhoord. Hijhadgeene moeite, geene

in-spanning gespaard

dat was waar.

Memand

twijfeldemeer aan zijne hoogeachtenswaardigheid, aan zijnediplomatische bekwaamheid; hetnaijverigeHaagschepubliek, zoo

wantrou-wend

jegensvreemdehngen, roemde

hem

reeds alseenzijner edelste sieraden.Devoorzichtige praktijkvanzwijgenhad

hem

bemind gemaaktbijaldedeftige en invloedrijke heeren;zijn trouw kerkbezoek en zijne nette handschoenen hadden het hart der oude, aanzienlijkedames gewonnen.

Om

dejongeren van beide sexenbekreundehijzichminder,en toch

was

het opmerkelijk, dat ook dezen nognimmerlustgevoeldhadden met

Yan

Reelantteschertsen.Iederhieldheternog steeds voor, dathijzeer„serieus"was, en zeer„serieus" bleef.

Hij had met buitengewonen ijverallesbestudeerdwattot zijnambt inverband stond.Hijgafalleen „advies",wanneer het door een zijner chefs gevraagd werd, maar danzorgde hij ervoorietsbuitengewoonstekunnenzeggen. Gedurende den vorigen winterwashijaanhetHofvoorgesteld,ensedert]

dat tijdstip bestond er geene famiUe uit deoudeHaagsche aristocratie, of uit het

corps diplomatique,

welkehem' niet onder hare meest gezochte gasten telde.

Van

Reelant was,

om

zijneeigen uitdrukkingtegebruiken,volkomen „ge-lanceerd"inde besteHaagschekringen;zijnebetrekkingwas eervol;

hem

ontbrakniets dan....fortuin.

En

daar hetzijne door den eigenaardigengang van zakenverbrokkeldwas, be-taamde het

hem

ieder verstandigmiddelaantegrijpen,

om

hetwederopte bouwen.

Zou Adèle van Berenvelt

hem

daartoe hare hand willen bieden? Hijtwijfeldeernietaan, wanneerdeomstandigheden bleven medewerken. Tijdens de laatstevijfmaanden hadhij

EEKE SCHITTERENDE „CAKEIÈRE 135

groote vorderingen gemaakt. De familie

Van

Berenvelt had zijn trouwen ijver

nimmer

tevergeefs op de proef gesteld.

Adèletoonde zich dankbaar,enbehandelde

hem

alseen goed, oud vriend. Zij raadpleegde met

hem

in alles, waarhetop het belang en de gezondheidvanhaar vader

aankwam.

Dik-wijlshaddenzijzonder eenige getuigennocheenigenschroom familiaar alsbroederenzustergesproken.Deafstandtusschen beiden

was

aanmerkelijkingekrompen.Zijhaddente

zaam

den hulpbehoevenden lijder verpleegd in het begin zijner plotse-hngeongesteldheid. Adèlehad

nimmer

op

Van

Eeelant's tegen-woordigheid of goeden raad behoeven te wachten

hijhad zich zoo onontbeerlijk gemaakt als een ijzeren wil en een bedachtzametact vermochten.Reeds

was

het

hem

geluktden Baron op kiesche wijzezyn oogmerktedoen vermoeden, en terstond bleekhethem,datzijnekansen uitmuntend mochten genoemd worden.

Adèle sprak met gulle hartelijkheid en zonder eenige ge-dwongenheid, als zij

saam

onder vier oogen waren. Zijne eerbiedige hoffelijkheid stiet haar nooit tegen de borst; zij

had er niet aan gedacht

hem

het stilzwijgenopteleggen.

Evenwel scheen het

hem

nogzeer moeilijktebepalen, of hare vriendelijkegenegenheidooittoteendieper,een inniger leven zou ontwaken, of hijhethartzouwinnen vaneen zoofier, zoo onafhankelijk, denkendmeisje,alsAdèle....

Hem

ergerde het daarbij 't meest, dat hij zelf zoo weinigdurfde

wagen

uit vreesallesmetéén slagtebederven.

Toen hij.bij Baron

Van

Berenvelt aanschelde, tradereene

dame

de stoep op, voor wier parapluiehij beleefdterzijde ging,terwijl hijdeftig groette. Zijdroeg eenuitersteenvoudig kostuum,

maar

zagerbekoorlijkuitmethare lange, donker-blonde krullen en schrandere oogen.Het

was

de pianojuffrouw van freule Albertine;hij hadhaarmeermaleninhet voorbij-gaan ontmoet, maarvereerdezijne oudekennisBetsyMuller Belmonte alleen met een stijf knikje. Bij het binnentreden hethij haar voorgaan,en verloorhaar oogenblikkelijkuithet

'^m

136 EENESCHITTEEENDE 7^„CARRIÈRE".

oog. De lakei bracht

hem

met alle mogelijkebewijzenvan eerbiednaar destudeerkamer vanden Baron.

Gedurendezes

weken

verscheen

Van

Eeelant telkenmorgen ophetzelfdeuurbijden heer

Yan

Berenvelt.Zijnbezoek'werd met hetzelfde ongeduld verwacht als devisitevaneen aan-zienlijk arts. De Baron worsteldetevergeefstegenzwakheid en lusteloosheid. De uiterste kalmte endevolmaaktste rust alleenkonden

hem

genezen.Dezorg overdengang van zaken aan het ministerie scheen grootelijks verminderd, sederthij

weer in Den

Haag

gevestigd was. Zeerlangzaam

kwam

er eene kleine verbeteringinzijntoestand. Zijnedochterwaakte angstig over hem, en

was

gewoon

Van

Reelant voor zijn vertrek iedermorgeneenigeminutenoptehouden,als huis-genooten doen, diehun dokterin'tgeheimnaar den toestand van een geliefden zieke vragen. Freule Adèle haalde dien morgen

Van

Reelant persoonlijk afuitdestudeerkamervan haar vader.Zijbracht

hem

naar het kleine salonbijdese r re.

Zoodrazijbinnentraden, vroegzebezorgd:

„Enhoe vindjepapa van morgen,

Van

Reelant?"

Al langhadfreuleAdèle hetdeftige „meneer"weggelaten, terwijlhijzelfnogaarzeldetusschen het evendeftige„freule", zooals hij gewoonlijk placht te zeggen, ofhetmeerintieme

„Adèle", dat hij zich maarbij uitzondering veroorloofde. Hij haasttezich zeer ernstigteantwoorden

:

„Van morgen watgedrukt.... maarinhetalgemeen gaan

we

tochlangzaamvooruit!"

Adèle vestigde hare fonkelende, zwarteoogenmeteene uit-drukkingvanangst op

Van

Reelant'sgelaat,enzeihaperend

:

„Isdat wezenlijkjeeigen overtuiging.

Van

Reelant?"

„Ja, freuleAdèle!

Uw

papagaat vooruit,alishet zeer lang-zaam,zeerlangzaam!Zijneenigekwaalisnueene moreele

hij is niet verstandig genoeg,

om

zijnvolkomenbeterschap kalmaf te wachten!"

„Dielieve papa! O, ik kan het somsnietuithoudenvan angst....alsdebeterschap eensniet doorging, als...."

«

EENE SCHITTERENDE „CARRIÈRE 137

„Maar de beterschap gaat door! 'tIs nu alleen nog een quaestie van tijd. Meneer

Van

BerenveltIs volkomen gerust over den gang van zaken aan het ministerie, en ditiseen groote staptot denvrede.... wijzullen

hem

redden...."

„We

zullen

hem

redden, als ieder mij

maar

trouwhelpt.

Ik

mag

immers opjerekenen,

Van

Eeelant?"

Adèle strekte hare sneeuwwitte handen uit, en legdedie op

Van

Reelants rechterarm.

Zij waren zondereenige plichtplegingen naast elkanderop eene sofagaanzitten.

Van

Reelantwerdbleek,enhaalde diep adem.

Zijne scherpe stem dwingendetot denzachtsten, hartelijk-stenklank antwoorddehij:

„Je kunt steUig op

me

rekenen,Adèle!ï^Tuen altoos ....

altoos...

."

Freule

Van

Berenvelt ergerde zich niet overden

gemeen-zamen

toon. Zij hadden te

zaam

alzooveelzorgengedeeld.

De hulpvaardige vriendschapvan den even voorkomenden als edelmoedigen

jonkman

stemde haar zeer gunstig ten zijnen opzichte. Zoodra zij met

hem

sprak,

week

het gevoel van eenzaamheid en verlatenheid,dathaar telkens overstelpte, als zij aan dentoestandvan haar armenvader dacht.

Een

harte-lijk woord van

Van

Reelant

was

haaraltijdwelkom. Zacht-kens

nam

zijharehanden vanzijnarm, en fluisterde:

„O, ik wist het wel! Je blijft onze trouwe vriend,

Van

Reelant!"

De

deurvanhet salonwerdgeopend.Eenlakeiriep:

„DeheerGronovius!"

Totgroote ergernisvan densecretaris-generaal

ad-interim

trad nu de beroemde heer Gronovius

met

zijn kaal hoofd, blozende

wangen

entalrijke „decoratiën"binnen.

De

jongelui waren opgestaan, en bogen voor den achtenswaardigen ver-tegenwoordigerdesNederlandschenvolks. Hijzagerzeer

indruk-wekkend

uitmetzijneplechtige, zwartejas,in wier knoops-gat alleen een zeer klein deel zijner welverdiendelauweren

mm

138

prijkte. Hij begonaanstonds te spreken,en drukteinzijne stem de meewarige belangstelling uit van een grootman, diezichbewustiseenebuitengewoneoplettendheidaan zijne vriendentebewijzen:

„Hoe vaart ufreule?Bonjour,

Van

Eeelant! Juist voorbij-komende, wil ik nietmankeereneveninpersoon naar mijn besten vriend

Van

Berenvelt te informeeren!

We

hebbenhet ontzettend druk in de

Kamer

vandaag, maar.... enün,hoe gaat het hier?"

Het gezelschap

was

blijven staan. Adèle antwoordde be-leefd,enverzocht den „grooten"

man

tegaanzitten,

„Pardon,freule!Ikmoetonmiddellijkweernaar deKamer!

Als ik maar hoor, dathet vooruitgaatmet

Van

Berenvelt, beniktevreden!Geennieuws,

Van

Reelant?"

„Met vanbelang,meneer Gronovius?

Weet

uiets?"

yjjy „Bagatellen,andersniets! HetBelgischgouvernementheeft

l

^Wml

lïiij commandeur vandeLeopoldsordegemaakt...

."

||i|BU| «MagikufeUciteeren...

."

„Dank je! Niets bijzonders!

En

als alles goedgaat,kan

Van

Berenvelt dus over veertiendagenweerop het ministerie

In document W.T.VAN HENGEL^ BOEKHANDEL / 1^ (pagina 144-150)