• No results found

mande zich

In document W.T.VAN HENGEL^ BOEKHANDEL / 1^ (pagina 117-121)

„Professor!"

-

ving hij, snel en vastbesloten, aan.

„Ik moetgeldverdienen.Ik hadgedacht,dat het tractement van adjunct-commies eene heele schatwas.Ik had gehoopt mijne familie hier in de stad te kunnen steunen,maar eristot nogtoenietsvan gekomen, enikkan u op mijnwoord ver-zekeren, dat ik geen cent heb verspild.

U

weet, datmijn vaderniet rijkis.Nooit zouiku vandezedingen gesproken hebben, als geene buitengewone omstandigheden mij er toe noodzaakten. Voor vierjarenstierfmijnemoeder,wijbleven met ons vieren kinderen achter.

U

kent mijn vader,zacht, vriendelijk, spoedig tot toegeven overhellend.

Mama

had de huiselijke zaken met flinkheid bestuurd. In de eerstedagen na mama's dood scheen het ofalles inde

war

zouloepen.

Toen

nam

mijne oudste zuster Letje de taak van moeder op zich. Zij

was

maar zestienjaar oud, zij scheen door haar tengervoorkomenweinig geschikt voor zoo'n moeielijke taak en toch, binnen weinig dagen

was

alles geregeld.Letjehad

bij hare taak maar ééne gedachte: doen zooals

mama

zou gedaan hebben!Ik

was

student,mijnbroerWillem gingnog op het gymnasium, mijn zusterChristien

was

eenspeelsch endrukkind vanelf jaar,maarikgeloofniet,dat deknapste huishoudster, de verstandigste moeder haarplicht

met

meer stiptheidentactzou hebben kunnenvervullen.Zoogingalles vrij goedtot November van verledenjaar.Papa, dieniet van

106 EENESCHITTERENDE „CARRIÈRE

de sterksten is, werd gevaarlijkziek.... misschienheeftu ervangehoord...

."

Professor

Van Dam

knikte.Hijzag André met belangstel-Ungaan,allagmisschieninden opslagzijnergeestigeoogen de vraag te lezen

-

waar moetditallestoedienen?André ontcijferde dieonuitgesproken woorden, en gingschielijkvoort

:

„Er is nog maarweinigbij tevoegen.Zes

weken

waakte Letje bij mijn zieken vader, en redde

hem

doorhare voor-beeldigezorg hetleven. Hethielpniet,of ikhaarnoodzaakte wat te gaan rusten, of ik in hare plaats waakte.... zij

kwam

ieder oogenblik aan het ziekbedterug. Toen papa ge-heelhersteld was, werd Letje ziek. Zij is schijnbaar wat beter geworden, maar eigenlijk lijdt zij altijddoor.De ver-schijnselen zijnzeerverontrustend .... borsttering...."

Het gelaatvanden hoorder veranderde. Duidelijkmerkbaar steldehijnuoprecht belangindezaak.

Snel vraagthij :

„Wieisjedokter,De Witt?"

„Santman,professor!"

„Zoo

enwatzegt hij?"

„Nog geen oogenblikkelijk gevaar, maarhij zietdezaak zeerernstigin.Zij

mag

hierden winternietblijven,zijmoet naar hetZuiden...."

„Natuurlijk,datismisschien het eenige radicalemiddel!"

André zweeg. Hij had gehoopt, dat professor

Yan Dam

begrepen zou hebben,wathijeigenlijkmeende.Maarde vrien-lijke hoogleeraar had van kindsbeenaf inovervloedgeleefd, en wassindszijnhuwelijknogrijkergeworden. Indergelijke gevallen is het soms zeer moeielijk te raden, met welke angstenfatsoenlijkearmoedebijnadagelijks te strijdenheeft.

Andrédoorleefdezulkeen oogenblikvanpijnlijkenangst.Maar plotseling

moed

vattend,zeihijfluisterend:

„Dit is de reden,

waarom

ik probeeren wilde inde dag-bladen te schrijven. Ik heb besloten mijnearme zuster het leven te redden,alshetnogmogelijk is.Maarik herinnerde

EENE SCHITTERENDE 107

mij

uwe

waarschuwingen, en wildevooraf

om

raadvragen!"

„Bravo, De Witt! Dat iseen goedplan! Alsik jehelpen kan, zeg hetdanmaar!"

De heer

Van Dam

zagmet heimelijkmedelijden naarzijn vluggen leerling.

Wat

zou er van

hem

worden,als hij

met

het beste doelvan dewereld zich ging wijdenaan den afmat-tanden arbeid der journaUstiek? Hij had zoo dikwijlsarme jongelieden,dieiets beloofdenvoor dewetenschap,zien onder-gaan in de dagelijkschebeslommering

om

fatsoenlijkte

blij-venleven.Het

was

de oude, zeeroudegeschiedenis,

maar

Zijnelaatstewoorden hadden André bemoedigd.

„Professor!" -zei hij onbeschroomd

— U

heeftinvloedbij de redactievan „de Gids".Erzijn indenlaatsten tijdeenige Engelscheboeken overeconomie uitgekomen.Ikwenschte er een critisch verslag van tegeven. Zou u mijnopstel willen aanbevelen ?"

Met het meeste plezier, amice! Maar....

neem me

niet kwalijk, als ik eene zwarigheidmaak.Zou ditwel de prac-tische

weg

zijn,

om

totjedoelte

komen?

Wetenschappelijk werk brengt weinig op, en

we

hebbenhiereenvoudigeen geldquaestie, niet waar? Ik zou de zaak anders begrijpen.

Geef aandagbladen entijdschriften,watze vanjevragen het moet nu eenmaal,

maar

zie zooveel mogelijk vast

werk

tekrijgenvoor een bepaalde som.Ik benbereidje inalles te helpen, doe

me

maar heteen ofander voorstel ....!"

Volkomen tevreden, verruimd, alsof

hem

eenpak vanhet hartviel, stondAndréop.

„En nu durf ik u niet langerstoren,professor! Ik weet nu, watiktedoenheb. Bijvoorkomendegelegenheid

mag

ik immers op

uw

hulp rekenen?"

„Dat spreekt van zelf. Beschik over mij.

Nog

één raad.

Blijf in je werkvoor dagbladenentijdschriftenzooveel mo-gelijk oorspronkelijken degelijk! Schrijfnooitanoniem.Plaats je

naam

onder je stukken, en zie toe, dat je

hem

niet bederft!"

108 EENESCHITTERENDE „CARRIÈBE'

Professor

Van Dam

bleef op desofa zitten,alsofhij niet bemerkte, dat André wilde vertrekken. Dehoogleeraarwas bezigeen plan te vormen,en zon op middelen. Juist poogde Andréeerbiedigdehanduitte steken,

om

afscheidtenemen, toendeheer

Van Dam

haastig opsprong, enriep:

„Gevonden, DeWitt! gevonden!"

Hijliepnaar deschrijftafel,en

kwam

meteen bundel hand-schriften opAndréaf.

„Kijk eens hier!

Heb

je lustdit allestelezenente be-oordeelen? Het zijn manuscripten vanverschillendeauteurs, dieeen bijdragewenschenteplaatseninmijnTijdschriftvoor Staatswetenschap. Als je die stukken gelezen hebt, geefmij danineen kort woordop, of je zegeschikt vindtvoor plaatsing en

waarom?"

André neemtde handschriften zonderteantwoorden.

Professor

Van Dam

brengt

hem

naar detafel, waarze ge-zeten hadden,terug. Hijwijst

hem

naar eenstapelboeken.

„Zie jedieboeken?Altemaal ingezonden ophoop vaneen beoordeeling in mijn Tijdschriftvoor Staatswetenschap.

Heb

je

moed

ze telezen, enmet een kort woord vancritiekte behandelen? Zie jeerniettegenop?

Dan

verlosjemij van een taak, die

me

maand op

maand

meer begint tegente staan. .Jijneemtheteigenlijkredactiewerkvanhettijdschrift

op je

-

ik blijf adviseerend redacteur, en jij verdient het

honorarium, datspreektvanzelf!

Wat

zegjedaarvan?"

André was hoogroodvanblijdschap,verrassing en ontroe-ring. Hij stamelde eenige woorden van dank, en lachte ondanksden ernstvanhet oogenbhk.Hij sprakvaneer,van onderscheiding,vanjeugd,vangebrek aan ervaring en weten-schap, van verplichting en dankbaarheid Dehoogleeraar viel

hem

inde rede:

„Hoor eens! Eens en vooral, hier wordt nietvan dank gesproken! Jij doet je werk, en daarvoor krijg je je loon.

Apropos, geef

me

maareen wenk, wanneerje erover be-schikken wilt. En, als alles naarwenschgaat, wordje een

EENE SCHITTEEENDE „CAREIEEE 109

volgend jaar mede-redacteur, en

komt

je

naam

naast den mijne op hettitelblad."

„O,professor!professor!"

„Verlies nu je tijdnietmet praten,maarloop eens

gauw

naar dokter Santman.... Je moet tochweten, waarjede armepatiëntebrengen zult!"

In document W.T.VAN HENGEL^ BOEKHANDEL / 1^ (pagina 117-121)