„Professor!"
-
ving hij, snel en vastbesloten, aan.—
„Ik moetgeldverdienen.Ik hadgedacht,dat het tractement van adjunct-commies eene heele schatwas.Ik had gehoopt mijne familie hier in de stad te kunnen steunen,maar eristot nogtoenietsvan gekomen, enikkan u op mijnwoord ver-zekeren, dat ik geen cent heb verspild.U
weet, datmijn vaderniet rijkis.Nooit zouiku vandezedingen gesproken hebben, als geene buitengewone omstandigheden mij er toe noodzaakten. Voor vierjarenstierfmijnemoeder,wijbleven met ons vieren kinderen achter.U
kent mijn vader,zacht, vriendelijk, spoedig tot toegeven overhellend.Mama
had de huiselijke zaken met flinkheid bestuurd. In de eerstedagen na mama's dood scheen het ofalles indewar
zouloepen.Toen
nam
mijne oudste zuster Letje de taak van moeder op zich. Zijwas
maar zestienjaar oud, zij scheen door haar tengervoorkomenweinig geschikt voor zoo'n moeielijke taak en toch, binnen weinig dagenwas
alles geregeld.Letjehadbij hare taak maar ééne gedachte: doen zooals
mama
zou gedaan hebben!Ikwas
student,mijnbroerWillem gingnog op het gymnasium, mijn zusterChristienwas
eenspeelsch endrukkind vanelf jaar,maarikgeloofniet,dat deknapste huishoudster, de verstandigste moeder haarplichtmet
meer stiptheidentactzou hebben kunnenvervullen.Zoogingalles vrij goedtot November van verledenjaar.Papa, dieniet van106 EENESCHITTERENDE „CARRIÈRE
de sterksten is, werd gevaarlijkziek.... misschienheeftu ervangehoord...
."
Professor
Van Dam
knikte.Hijzag André met belangstel-Ungaan,allagmisschieninden opslagzijnergeestigeoogen de vraag te lezen-
waar moetditallestoedienen?André ontcijferde dieonuitgesproken woorden, en gingschielijkvoort:
„Er is nog maarweinigbij tevoegen.Zes
weken
waakte Letje bij mijn zieken vader, en reddehem
doorhare voor-beeldigezorg hetleven. Hethielpniet,of ikhaarnoodzaakte wat te gaan rusten, of ik in hare plaats waakte.... zijkwam
ieder oogenblik aan het ziekbedterug. Toen papa ge-heelhersteld was, werd Letje ziek. Zij is schijnbaar wat beter geworden, maar eigenlijk lijdt zij altijddoor.De ver-schijnselen zijnzeerverontrustend .... borsttering...."Het gelaatvanden hoorder veranderde. Duidelijkmerkbaar steldehijnuoprecht belangindezaak.
Snel vraagthij :
„Wieisjedokter,De Witt?"
„Santman,professor!"
„Zoo
—
enwatzegt hij?"„Nog geen oogenblikkelijk gevaar, maarhij zietdezaak zeerernstigin.Zij
mag
hierden winternietblijven,zijmoet naar hetZuiden...."„Natuurlijk,datismisschien het eenige radicalemiddel!"
André zweeg. Hij had gehoopt, dat professor
Yan Dam
begrepen zou hebben,wathijeigenlijkmeende.Maarde vrien-lijke hoogleeraar had van kindsbeenaf inovervloedgeleefd, en wassindszijnhuwelijknogrijkergeworden. Indergelijke gevallen is het soms zeer moeielijk te raden, met welke angstenfatsoenlijkearmoedebijnadagelijks te strijdenheeft.Andrédoorleefdezulkeen oogenblikvanpijnlijkenangst.Maar plotseling
moed
vattend,zeihijfluisterend:„Dit is de reden,
waarom
ik probeeren wilde inde dag-bladen te schrijven. Ik heb besloten mijnearme zuster het leven te redden,alshetnogmogelijk is.Maarik herinnerdeEENE SCHITTERENDE 107
mij
uwe
waarschuwingen, en wildevoorafom
raadvragen!"„Bravo, De Witt! Dat iseen goedplan! Alsik jehelpen kan, zeg hetdanmaar!"
De heer
Van Dam
zagmet heimelijkmedelijden naarzijn vluggen leerling.Wat
zou er vanhem
worden,als hijmet
het beste doelvan dewereld zich ging wijdenaan den afmat-tanden arbeid der journaUstiek? Hij had zoo dikwijlsarme jongelieden,dieiets beloofdenvoor dewetenschap,zien onder-gaan in de dagelijkschebeslommeringom
fatsoenlijkteblij-venleven.Het
was
de oude, zeeroudegeschiedenis,maar
Zijnelaatstewoorden hadden André bemoedigd.„Professor!" -zei hij onbeschroomd
— U
heeftinvloedbij de redactievan „de Gids".Erzijn indenlaatsten tijdeenige Engelscheboeken overeconomie uitgekomen.Ikwenschte er een critisch verslag van tegeven. Zou u mijnopstel willen aanbevelen ?"„Met het meeste plezier, amice! Maar....
neem me
niet kwalijk, als ik eene zwarigheidmaak.Zou ditwel de prac-tischeweg
zijn,om
totjedoeltekomen?
Wetenschappelijk werk brengt weinig op, enwe
hebbenhiereenvoudigeen geldquaestie, niet waar? Ik zou de zaak anders begrijpen.Geef aandagbladen entijdschriften,watze vanjevragen het moet nu eenmaal,
maar
zie zooveel mogelijk vastwerk
tekrijgenvoor een bepaalde som.Ik benbereidje inalles te helpen, doe
me
maar heteen ofander voorstel ....!"Volkomen tevreden, verruimd, alsof
hem
eenpak vanhet hartviel, stondAndréop.„En nu durf ik u niet langerstoren,professor! Ik weet nu, watiktedoenheb. Bijvoorkomendegelegenheid
mag
ik immers opuw
hulp rekenen?"„Dat spreekt van zelf. Beschik over mij.
Nog
één raad.Blijf in je werkvoor dagbladenentijdschriftenzooveel mo-gelijk oorspronkelijken degelijk! Schrijfnooitanoniem.Plaats je
naam
onder je stukken, en zie toe, dat jehem
niet bederft!"108 EENESCHITTERENDE „CARRIÈBE'
Professor
Van Dam
bleef op desofa zitten,alsofhij niet bemerkte, dat André wilde vertrekken. Dehoogleeraarwas bezigeen plan te vormen,en zon op middelen. Juist poogde Andréeerbiedigdehanduitte steken,om
afscheidtenemen, toendeheerVan Dam
haastig opsprong, enriep:„Gevonden, DeWitt! gevonden!"
Hijliepnaar deschrijftafel,en
kwam
meteen bundel hand-schriften opAndréaf.„Kijk eens hier!
Heb
je lustdit allestelezenente be-oordeelen? Het zijn manuscripten vanverschillendeauteurs, dieeen bijdragewenschenteplaatseninmijnTijdschriftvoor Staatswetenschap. Als je die stukken gelezen hebt, geefmij danineen kort woordop, of je zegeschikt vindtvoor plaatsing enwaarom?"
André neemtde handschriften zonderteantwoorden.
Professor
Van Dam
brengthem
naar detafel, waarze ge-zeten hadden,terug. Hijwijsthem
naar eenstapelboeken.„Zie jedieboeken?Altemaal ingezonden ophoop vaneen beoordeeling in mijn Tijdschriftvoor Staatswetenschap.
Heb
je
moed
ze telezen, enmet een kort woord vancritiekte behandelen? Zie jeerniettegenop?Dan
verlosjemij van een taak, dieme
maand opmaand
meer begint tegente staan. .Jijneemtheteigenlijkredactiewerkvanhettijdschriftop je
-
ik blijf adviseerend redacteur, en jij verdient hethonorarium, datspreektvanzelf!
Wat
zegjedaarvan?"André was hoogroodvanblijdschap,verrassing en ontroe-ring. Hij stamelde eenige woorden van dank, en lachte ondanksden ernstvanhet oogenbhk.Hij sprakvaneer,van onderscheiding,vanjeugd,vangebrek aan ervaring en weten-schap, van verplichting en dankbaarheid Dehoogleeraar viel
hem
inde rede:„Hoor eens! Eens en vooral, hier wordt nietvan dank gesproken! Jij doet je werk, en daarvoor krijg je je loon.
Apropos, geef
me
maareen wenk, wanneerje erover be-schikken wilt. En, als alles naarwenschgaat, wordje eenEENE SCHITTEEENDE „CAREIEEE 109
volgend jaar mede-redacteur, en
komt
jenaam
naast den mijne op hettitelblad."„O,professor!professor!"
„Verlies nu je tijdnietmet praten,maarloop eens