Drukkewerkzaamheden.
Maandag. Halftien. Omstreekshetmiddenderkleine, nette straat, diedeschoonmaakstershet „Zefrientje"noemen, maar die opden legger dergemeentealsJufErouw-Ida-straatis inge-schreven, staateen flinkhuis vandrie verdiepingen,gehuurd en „geëxploiteerd" tot velerlei doeleinden door de eerbare juffrouw Barbara Bont. Zijheeft debovenkamersdertweede verdieping afgestaanaaneentweedenluitenant der grenadiers en jagers,die bijnanooitthuisis. Zijverhuurdetwee kamers op deeersteaan Mr.Andréde Witt,die ersomtijds desavonds
komt
studeeren. Voor het overige vindt juffrouw Barbara Bonteenvoortreffelijkmiddelvanbestaaninhetzenden van etenbijtahijke klantenuitde buurt,welkelaatstevooraltot haarkomen,gelokt doorden matigenprijsharer diners.Maandag. Halftien. Op het portaal der eerste verdieping wachteene oudevrouw inhet weinigdichterlijkekostuum van schoonmaakster, een lang strookje wit papier tusschenduim envinger. Zijkloptvrijluidaan eene kamerdeur.
Van
binnen vermaant eene stem geduldteoefenen.Na
eenvijfminuten wachtensgaat de deuropen.DejongeDe Witttreedthaastig uitzijneslaapkamer. Metbeidehandenstrijkthijhet krullende, donkerbruinehairachterdeooren en stapt deschoonmaakster voorbijnaar zijnestudeerkamer.Degedienstige volgt.Zonder tespreken stopt zijhem
het langestrookjewit papierinde hand. André maakteen driftiggebaar,hijlooptdekamerop en neer. Hij mompelt onverstaanbarewoorden.Eindelijk be-denkthijzich.Hij wenktde schoonmaakster, datzijwachten moet. Snel vliegt hij naar hetportaal, en daarna stormthij de trap der tweede verdieping op. Hij klopt. Niemand ant-woordt.Daardedeurhalfopenstaat, dringthijnaar binnen.Erheerscht grooteverwarringin de kariggemeubeldekamer.
EENE SCHITÏEKENDK „CARRIÈRE 35
Een nauwelijks aangeroerd ontbijt op eene rondetafel; een zonderlingevoorraadvanhalfuitgerooktesigarenenaschvan sigaren overalin 'trondverspreid; voorts opden grond zwer-vende schoenen en aan den
wand
degens, sabelsenpistolen—
dit
was
alles,wathem
bij hetbinnentredenwelkom
kon hee-ten. De bewoner van hetkwartier moestal vroegzijnver-j^^trokken. André had op
hem
gerekend.Hijwildezijn contu-bernaal broederlijk aanmanen,om hem
eene kleinesom
in contanten terug te geven, vroeger even broederlijk voorge-schoten.Haastig ijlthijweernaar beneden, schrijftevenhaastigeen paarwoordenop het strookje papier, enzendt de schoonmaak-sterweg. André had buitengewoon weinigslagvan huishouden, en worstelde op dat oogenblik tegen eene kleine geldverlegen-heid. Hij had zijn vrienden contubernaal,den luitenant
Van
Houweningen,die aanhetzelfdeeuvelleed,gaarne geholpen-„atitrede
revanche,"
gelijkde beideheerenelkaar lachend verzekerden. Sedert zijne komst in de residentiehad André zijn best gedaan van zijn zeer matiginkomen
als adjunct-commies te leven, zonderzijnvaderte Leidenooitom
hulp te vragen. André meende,datzijn goedevader nunietmeer voorhem
te zorgen had.Van
hetoogenblik, dathij promo-veerde, en inDenHaag
totadjunct-commiesbenoemd
werd, had hij zich met grootentrotsvoorgenomende steunzijner famiheteworden....maar
erwas
tot nogtoe nietveelvan gekomen.Hetscheen, dat deze gedachte
hem
nuin stiltekwelde,want
hij liep zijnekamer
met
groote schreden op en neer, terwijl hijmet dehandendoor zijnkrullend hair woelde.Van
tijdtot tijd stond hij stil, en bleef vooreenportret aan denwand
toeven.Diedame
met ouderwetschemuts
enbreede keellinten waszijne overledenmoeder. Toenhijnegentien jaaroudwas
had hij haarverloren. Zijwas
zeer goedvoorhem
geweest' maarstreng,het huiselykbewind voerend naar vaste onwrik-bare beginselen.Volkomen
contrastvanzijngoedhartigen vader36 EENESCHITTERENDE „CABRIEEB
had zij zijne jeugd naijverig bewaakt, had zij gezorgd, dat hare kinderenineerbiedigevreesvoorhunne ouders leefden;
hadzij alle opwellingenvanjoligeuitgelatenheid en speelsche dartelheidmet vastehandonderdrukt;hadzij de herinnering nagelatenvanhaar krachtig karakter en hare onbestreden opper-heerschappijinden huiselijken kring.
Mijmerend over zijnejeugd en de dagen vanzijn burger-schap in het Leidsch Atheen, bleef hij evenbij hetvenster staan. Plotseling maakt hij eene beweging van verrassing.
Aanstonds wendt hij zich om, en haast zichnaar de deur.
Toen hij dieopende, naderde eentredop detrap,enweldra trad uit de duisternis van het portaal een deftigheermet zwarten rok, zwarten hoeden zwartehandschoenente voor-' schijn.
Andrédrukt
hem
hartelijkde hand.„Bonjour, vader! Ikwasnetmetmijn gedachtenbij u in Leidenen,alsofu hetwist,
komt
umij verrassen!Hoegaat hetmetLetjeen deanderen?"Dominé De Witt
nam
zijn hoed af, drukte een witten zakdoektegen het voorhoofd,enlietzichop de ouderwetsche sofa vallen. Het loopen in den zonnegloedvaneenwarmen
Augustusmorgen hadhem
verhit.Hij wachttenogeen oogen-blik, voordathijsprak, en knikteallervriendelijkst.Zijn gelaat drukte goedheid en berustinguit,om
dedunnelippen speelde somtijdsbijhetspreken eengeestigelach.Intusschen herhaaltAndrézijnevraag naar de huisgenooten.
Een smartelijke trek vertoont zich op het wezen vanden Leidschen predikant.Hij antwoordt metzachte,onvastestem
:
„Met Letjemochthet wel beter gaan!Zij hoestaltijd, en ismeestalzwaar vermoeid zij klaagtnooit, maarzieter slecht uit .... Ik heb er dokter al over geraadpleegd. Tot nog toegeen dreigend gevaar, zegthij.Tochishaar toestand bedenkelijk,vooral tegen denwinter.Deaanlegtotborsttering bestaat misschien zou alles nog terecht komen,alszij
voor langen tijd in een ander klimaat kon leven het
EENE SCHITTERENDE „CARRIÈRE 37
zuiden van Frankrijk .... maar, hoe zullen wij dat doen, André, datgaat onzekrachtente boven!"
André staat bij de sofa naast zijnvader.Hijschudt lang-zaamhet hoofd, env^indtdenkrullenden,bruinen knevel
om
den wijsvingervan zijne rechterhand.
lp
„Arme
Letje!Wat
heeftze,nadatwe mama
verloren,ijverigvoor dehuishouding gezorgd!Wat was
zehefvooru....arm
kind!"„O, maar
we
zullen haar behouden, André!"—
gaat de predikant op forschen toon voort.—
,,Ikhebvelevriendenen aan-zienlijke kennissenteLeiden enteAmsterdam
....men
zal mijnietin densteeklaten...."André wendt het hoofd om, en beginthet vertrekop en neerteloopen. Zijnvaderin de redevaUend, zegthijsnel
:
„Neen,papa!Probeerdat,als'tubelieft,niet!
De menschen
zouden u of teleurstellen, ofuuwe
armoedevoor de voeten werpen! Eergisteren heb ik er nog aan gedacht.Ikzouer wel wat anders op weten.... In denlaatstentijdkrijgik onophoudelijk brieven van allerlei redacteurs, die artikelen willen hebbenvoor hunne kranten of tijdschriften. Datkomt
door mijnedissertatie!Plet schijnt, datmijnwerk
wat nieuws gaf. Ze biedenme
nogal aardig geld. Uit luiheidheb iker tot nog toenietaangedacht!Maar nu gaik aanhetwerk, enalwatikverdienisvoor Letje!"Dominé
De
Witt glimlachtonmerkbaar.„Dankje,André!"
-
zegthij bedaard.-
„Dat is eengoed plan. Zoolang de zomer duurt, kunnenwe
vooreerst geduld oefenen en op beterschaphopen!"Andrézietheimelijkopzijn uurwerk,
maar
roept luiden„Overtienen! Al zoolaat!Ik
mag me
wel haasten!"En
de predikant:„Ik
was
al half en half bang, dat je naar 'tministerie waart Ikmoet vandaageene vergaderingvan'tHaagsch 'ienootschapbijwonen!"„Ik gadadelijkmet u
mee
!En
hoe gaat hetmet
Christien enmet Willem?"mm
1.1'1
38 EENESCHITTERENDE „CARRIÈRE .
„Christien.... springlevend en dnxk! Eiken da,? de deur uitenmetallerleivriendinnenindeweer!Zekost heelwat aan laarsjes en handschoenen.
En
Willemwilnaar Utrecht.Hij kan het met zijne professoren in Leiden niet langer vinden! Ze bederven de leer der Nederlandsche hervormde kerk Ja, André! dat is nu het nieuwste idee van je jongsten broer!"
De adjunct-commieshieldzichmetzijnekleedingbezig,en dronk eenglasmelkleeg,datop deontbijttafelgereed stond.
Bij de laatste woorden zijns vaders keerdehijzichvan den spiegelaf, enriep
:
„Maardaarkomt immersnietsvandat plan?"
„We
zullen zien!Hij houdt staande, dathijzich inUtrecht zelf wel redden zal! Zijne geestverwanten, de orthodoxe professoren, zullenhem
steunen, zegt hij. Hij dwingt mij brieven te schrijven aan Utrechtsche collega's, eniserden heelendagvolvan!"„AVeesvoorzichtig,papa! Datzalnietgoed afloopen!"
Dominé DeAVittschudde zachthet-hoofd.
André had zijn grijzenhoed metbreede randen gegrepen.
Hij droeg het smaakvol kostuum vanden vorigen dag, met uitzondering van delichtedas,dienudoor eene zwarte ver-vangenwas.
„Gaat u mee, papa?"
-
vroeg André.-
„Het wordtmijn tijd!En
blijftuvan middagbij mijeten,danzalikjuffrouw Bont waarschuwen!"„Dank je, jongen! Ik ga voor den eten weernaar Leiden terug!Maar
kom
jij nuaanstaandenZondag?"„SteUig!IkmoetLetje spreken!"
Vaderen zoonverlietenhethuis, enwandelden saamnaar het Noord-Einde, waar de eerste een hartelijkafscheid
nam
vanAndré.Daarhet bijhalfelfwas, liepdezelaatsteeenigszins haastig door het Hartogstraatje naarden Kneuterdijk. André
was
een groot bewonderaar van de schilderachtige plekken in deEENE SCHITTERENDE „CAERIERE' 39
residentie. De Vijverberg met zijnefrissche,groene
boomen
het eilandje in den Vijver als voor anker dobberendinden vollenzonnegloed; dedaken enschoorsteenenvanhet vroegere stadhouderlijke kwartier; hetklokkehuisje der oude grafelijke kapel; de statigewoningen aan den KortenVijverberg, weg-schuilendachterden dichten bladerendos der hoogekastanjes en soms hier ofdaar helderverücht dooreen gulden zonne-straal—
ditallesboeidehem
telkensopnieuw.Terwijlhijnaar de Gevangenpoort streefde, prees hij instiltedeschoonheid van het stadsgezicht, en dacht hij half zuchtend aaneene donkere kamer, waarhij het grootstedeel zijnermiddaguren zougaan slijten!En
toch vertraagde hijzijn tredniet, toen hij onder de grijze, vervallenGevangenpoort doorgaandehet ministerie vanBuitenlandscheZaken gewaarwerd.Hij moest dankbaar zijn, dat hij zoo spoedig na zijne promotie eeneeervollebetrekkinggevondenhad.
De
geschiedenis zijnerplaatsingaanhetministeriewas
zeereenvoudig.André teldevijfjaren, toenzijnvader predikantteLeidenwerd. Hijwas
in de academiestad grootgeworden, en hadzonder vast plan hetgymnasium
bezocht. Hetbleek binnenkort, datAndré een veelbelovendleerlingwerd.De
roepvan zijne merkwaar-dige vlugheid vergezeldehem
naarde academie,endeedhem
eerlang in 't oog vallen. Hoogleeraren van grootennaam
moedigdenhem
aan.DaarhijdeRechtenalszijnlievelingsvak gekozen had, ondanks dentegenzin zijnerouders,poogdehij al in het begin zijner studiën eene practische oplossing der ouderlijke bezwarenteontdekken.Zijne moeder stierf, toen hij zijntweedestudiejaarbegon.
Het bezwaar tegen zijnekeus
was
enkelfinancieel.Hoe
zouhij inzijnonderhoudvoorziennazijnepromotie,haddenvader en moedergevraagd.André hadaltijdgeantwoord:alsadvocaat
!
Hij zouinzonderheid burgerlijk rechtenhandelsrecht studeeren, hij zou pogen een goeden
naam
aande academietemaken.Dominé De Witt het André rustig zijn gang gaan na den dood zijner vrouw. Hijhad erlater
nimmer
berouwvan. In40 EENESCHITTEEENDE „CARRIÈRE
zijn derde jaar beantwoordde André instilteeene prijsvraag derUtrechtsche hoogeschool.
Men
vroeg eene„Critiekder be-volkingsleervanMalthus",enbekroondemet goudeenantwoord van een Leidsch student, wiensnaam
bleek te zijnAndré de Witt.Door deze gelukkige uitkomst aangemoedigd, wijdde de jonkmanzichnugeheelaanstaats-enhandelswetenschappen, en promoveerde hijin1852meteenedissertatie,inhoudende eene „Geschiedenis der theorievan denvrijenhandelsedert
Adam
Smith."De buitengewonelof,tijdenszijnebevordering tot doctor in de rechten gewonnen, verhinderde André niet duidelijkinte zien,datde vreeszijneroudersbijdenaanvang zijneracademische loopbaanminofmeer gewettigdwerd.Hij verlangdedadelijkwerkzaamtezijn, onmiddellijkin zijn onder-houd te voorzien.Hij raadpleegdezijneprofessoren, diehem
met buitengewone achting bejegenden. Zijne dissertatiewas
door deheerenvanhetvakbijzondergeprezen.Men
koesterde grooteverwachtingen vanAndré.Men
riedhem
aangeduldte oefenen,enzijnestudiënvoorttezetten,maarhijantwoordde telkens beslist: „Ikkanniet,ikmag
niet!"André wilde aan zijn vader toonen, dat zijne schitterend voltooide studiën toteene practischeuitkomsthaddengeleid.
Eén der Leidsche hoogleeraren, die denjongen doctormet vaderlijke vriendschap steunde, wist doorzijninvloedvoor
hem
eene betrekkingvanadjunct-commiesaanBuitenlandscheZaken teverkrijgen. Laterzouzichdegelegenheidvoordoen,om
be-vordering in den staatsdienst te erlangen. André zou zijne wetenschappelijke loopbaan voortzetten, niemand twijfeldein Leidenaanzijnetoekomst.Opgeruimdalsmeestal verscheenAndré omstreekshalelf in hetministerie.Vlugwipte hijeene trapop, vlug bereiktehij,
na eene lange reeks vangangenen kleinere trappen achter zich tehebbengelaten,dekillekamer,waarhijmeteen lot-genoot dagelijks arbeidde. Hij vond erniemand,zijncollega
was
nognietverschenen.Andrézettezichvoorzijnlessenaar41
en opendedeladenwaaruithij stukkeningroot folio-formaat tevoorschijnbracht.Daarnarangschiktehij stapelspapieren, en sloeghijverschillendegrooteportefeuillesopen,dieingoede ordenaast
hem
klaar lagen. Hijbegon daarnazichinde lezing van geschreven rapporten te verdiepen,en arbeiddein stilte-een uur.Toen klonkener zwareschreden indegang, dienaarzijne kamer leidde. Het gedruisch hield voor zijne deur stil, en onmiddellijk daarop vertoonde zich, in eene valezwartejas, met een verschoten zwart fluweelen kalotje, eene schrale figuur, die op plechtigen toon zeide:
„Meneer
De
Witt!De
secretaris-generaalvraagtnaaru!"André sprong snel op. Een bloskleurdezijnewangen. In vliegende haast greep hij eenige papieren.
De
bode hadzich langzaammet
luide schreden verwijderd.Andrésnelthem
na door eene reeksvannauwe
gangen, klimttrappen op enaf,.en bevindt zicheindelijkineen smalvertrek, een soortvan wachtkamer voor hen, die den secretaris-generaal
wenschen
tespreken. De bodeopent de buitendeuren daarnade binnen-deur, die toegang geeft tot de
kamer
van den secretaris-generaal.André treedtbinnen.
Ook
ditvertrekisklein,maar maakt
een deftigen indruk door een groot schrijfbureeleneenehooge boekenkast met gesloten deuren aan den muur. Voorhet schrijfbureelmet den rug naar dedeurzit baronVan
Beren
-velt, secretaris-generaal.
Hy
wendt het hoofd om, en keertzichtotAndré.
Baron
Van
Berenvelt is een grijsaardmet
eeninnemend, open gelaat. Voorhoofd en schedel zijn geheel kaal.Eenige dunne,zilverenkrullenaanbeideslapenverhoogen den indruk van statigheid en eerbiedwaardigheid, die van zijn persoon uitgaat. In het knoopsgat zijner zwarte jasschemert flauw een gekleurd hntje, dochzoo bescheiden,dat hetnauwelijks mogelijkisteontdekken van welkebinnen-ofbuitenlandsche ordehij ridderis.42 EENESCHITTERENDE „CARRIÈRE
Zoodra hi1 André heeft zienbinnenkomen, schuifthijzijn zetel wat om, en beantwoordthij den eerbiedigen groetvan den adjunct-commies.Eenekleinehoffelijkebewegingmetde rechterhand vergunt André te gaan zitten op een stoelbij hetschrijfbureel.Daarna grijpthet volgende gesprekplaats:
„MeneerDeWitt! Ikwenschte ueventespreken!Binnen een paar dagen behooren de rapporten vanonze consulsin de Portugeesche en Spaansche zeehavens gereedtezijn,
om
zeinonze„Verzamelingvanconsulaireenandere Bescheiden"
te kunnen plaatsen! Ook moet ereen excerpt voor de dag-bladen van gemaakt worden.
Mag
ik vragen, of u ermee
klaaris?"„Ik ben bijnaklaar!Er was vrijwataantedoen!
Mag
ik XIbeleefdom
nog ééndaguitstelvragen?Morgenzalikude stukkenkomen
brengen!"„Ik heb geenbezwaartegen ééndaguitstel.Maarikreken danmorgenstelligopde stukken, meneerDeWitt!"
„Ikzalnietmankeeren, meneer
Van
Berenvelt!"„Uitstekend! Vergunmij utezeggen,dat umijbijzonder zou verplichten dergelijkwerkzoosnelmogelijkaf tedoen
!
Erisnogheteenen ander, dat op uwacht!"
Een lastige blos trok over André's
wangen
en voorhoofd.De uitnemend beleefde toon vanden secretaris-generaal deed
hem
te levendiger gevoelen, dathijmeerijveren spoed bii dehem
opgedragen taak had kunnen aan den dagleggen, maarhijhersteldezich, en hetonderhoud werdvoortgezet:
„Het spijt mij zeer, dat ik u heblatenwachten!.... In het vervolg zal dat niet meer gebeuren! Ik heb misschien wat te veeltijdbesteed aanhet uitvoerigrapportvan onzen consulteLissabon "
„Datkanikunietkwalijknemen! Goedwerkkosttijd,maar overdrijving schaadt! Totnogtoehebik
uw
arbeidmetplezier gevolgd! Een ziertjemeervlugheid....datishet alleen!"„Ik zal
uw wenk
metdenmeestenernst terhartnemen, meneerVan
Berenvelt!"KENE SCHITTERENDE „CARRIÈRE 43
„Daartwijfeliknietaan!Professor
Van Dam
heeftu zeer dringend bij mij aanbevolen!Uwe
loopbaanaan de universi-teitwas
zeereervol, meneerDeWitt!Ikbenvast overtuigd, dat het u niet minder goedzal gaaninuwe carrière
als ambtenaar!"Opditoogenblik
kwam
de bode geheimzinnigom
denhoek :gluren,enmurmeldeietsbinnensmonds.Desecretaris-generaal knikte.A
Andréstondop.„Meneer De Witt!"
—
ging baronVan
Berenvelt voort.—
„Het isal vrijlang geleden,datu zichde moeitegetroostte mij eene visite te maken,
om me
den briefvan professorVan Dam
teoverhandigen.Aanstaanden Donderdagavond ver-wachtik eenige vrienden. Zalik danhetgenoegen hebben ubijmijtezien?"
Andréstamelt verrast eentoestemmend antwoord, enhaast zich afscheidtenemen. Baron
Van
Berenvelt reiktedenjonk-man
met de vjiendelijkste voorkomendheid de hand. Andréwas
diep getroffen. Toen hij nu bijnaeen jaar geleden naar DenHaag kwam
metaanbevelingsbrievenvanprofessorVan Dam,
had hij ze persoonlijk denministeren den secretaris-generaal ter hand gesteld.Hij herinnerde zichhoeminzaam
de heerVan
Berenvelt toen eene poosmet hem
sprak,maar
hij had er
nimmer
aan gedacht, dathem
de eereenerhij had er