• No results found

DERDE HOOFDSTUK

In document W.T.VAN HENGEL^ BOEKHANDEL / 1^ (pagina 46-56)

Drukkewerkzaamheden.

Maandag. Halftien. Omstreekshetmiddenderkleine, nette straat, diedeschoonmaakstershet „Zefrientje"noemen, maar die opden legger dergemeentealsJufErouw-Ida-straatis inge-schreven, staateen flinkhuis vandrie verdiepingen,gehuurd en „geëxploiteerd" tot velerlei doeleinden door de eerbare juffrouw Barbara Bont. Zijheeft debovenkamersdertweede verdieping afgestaanaaneentweedenluitenant der grenadiers en jagers,die bijnanooitthuisis. Zijverhuurdetwee kamers op deeersteaan Mr.Andréde Witt,die ersomtijds desavonds

komt

studeeren. Voor het overige vindt juffrouw Barbara Bonteenvoortreffelijkmiddelvanbestaaninhetzenden van etenbijtahijke klantenuitde buurt,welkelaatstevooraltot haarkomen,gelokt doorden matigenprijsharer diners.

Maandag. Halftien. Op het portaal der eerste verdieping wachteene oudevrouw inhet weinigdichterlijkekostuum van schoonmaakster, een lang strookje wit papier tusschenduim envinger. Zijkloptvrijluidaan eene kamerdeur.

Van

binnen vermaant eene stem geduldteoefenen.

Na

eenvijfminuten wachtensgaat de deuropen.DejongeDe Witttreedthaastig uitzijneslaapkamer. Metbeidehandenstrijkthijhet krullende, donkerbruinehairachterdeooren en stapt deschoonmaakster voorbijnaar zijnestudeerkamer.Degedienstige volgt.Zonder tespreken stopt zij

hem

het langestrookjewit papierinde hand. André maakteen driftiggebaar,hijlooptdekamerop en neer. Hij mompelt onverstaanbarewoorden.Eindelijk be-denkthijzich.Hij wenktde schoonmaakster, datzijwachten moet. Snel vliegt hij naar hetportaal, en daarna stormthij de trap der tweede verdieping op. Hij klopt. Niemand ant-woordt.Daardedeurhalfopenstaat, dringthijnaar binnen.

Erheerscht grooteverwarringin de kariggemeubeldekamer.

EENE SCHITÏEKENDK „CARRIÈRE 35

Een nauwelijks aangeroerd ontbijt op eene rondetafel; een zonderlingevoorraadvanhalfuitgerooktesigarenenaschvan sigaren overalin 'trondverspreid; voorts opden grond zwer-vende schoenen en aan den

wand

degens, sabelsenpistolen

dit

was

alles,wat

hem

bij hetbinnentreden

welkom

kon hee-ten. De bewoner van hetkwartier moestal vroegzijn

ver-j^^trokken. André had op

hem

gerekend.Hijwildezijn contu-bernaal broederlijk aanmanen,

om hem

eene kleine

som

in contanten terug te geven, vroeger even broederlijk voorge-schoten.

Haastig ijlthijweernaar beneden, schrijftevenhaastigeen paarwoordenop het strookje papier, enzendt de schoonmaak-sterweg. André had buitengewoon weinigslagvan huishouden, en worstelde op dat oogenblik tegen eene kleine geldverlegen-heid. Hij had zijn vrienden contubernaal,den luitenant

Van

Houweningen,die aanhetzelfdeeuvelleed,gaarne geholpen

-„atitrede

revanche,"

gelijkde beideheerenelkaar lachend verzekerden. Sedert zijne komst in de residentiehad André zijn best gedaan van zijn zeer matig

inkomen

als adjunct-commies te leven, zonderzijnvaderte Leidenooit

om

hulp te vragen. André meende,datzijn goedevader nunietmeer voor

hem

te zorgen had.

Van

hetoogenblik, dathij promo-veerde, en inDen

Haag

totadjunct-commies

benoemd

werd, had hij zich met grootentrotsvoorgenomende steunzijner famiheteworden....

maar

er

was

tot nogtoe nietveelvan gekomen.

Hetscheen, dat deze gedachte

hem

nuin stiltekwelde,

want

hij liep zijnekamer

met

groote schreden op en neer, terwijl hijmet dehandendoor zijnkrullend hair woelde.

Van

tijdtot tijd stond hij stil, en bleef vooreenportret aan den

wand

toeven.Die

dame

met ouderwetsche

muts

enbreede keellinten waszijne overledenmoeder. Toenhijnegentien jaaroud

was

had hij haarverloren. Zij

was

zeer goedvoor

hem

geweest' maarstreng,het huiselykbewind voerend naar vaste onwrik-bare beginselen.

Volkomen

contrastvanzijngoedhartigen vader

36 EENESCHITTERENDE „CABRIEEB

had zij zijne jeugd naijverig bewaakt, had zij gezorgd, dat hare kinderenineerbiedigevreesvoorhunne ouders leefden;

hadzij alle opwellingenvanjoligeuitgelatenheid en speelsche dartelheidmet vastehandonderdrukt;hadzij de herinnering nagelatenvanhaar krachtig karakter en hare onbestreden opper-heerschappijinden huiselijken kring.

Mijmerend over zijnejeugd en de dagen vanzijn burger-schap in het Leidsch Atheen, bleef hij evenbij hetvenster staan. Plotseling maakt hij eene beweging van verrassing.

Aanstonds wendt hij zich om, en haast zichnaar de deur.

Toen hij dieopende, naderde eentredop detrap,enweldra trad uit de duisternis van het portaal een deftigheermet zwarten rok, zwarten hoeden zwartehandschoenente voor-' schijn.

Andrédrukt

hem

hartelijkde hand.

„Bonjour, vader! Ikwasnetmetmijn gedachtenbij u in Leidenen,alsofu hetwist,

komt

umij verrassen!Hoegaat hetmetLetjeen deanderen?"

Dominé De Witt

nam

zijn hoed af, drukte een witten zakdoektegen het voorhoofd,enlietzichop de ouderwetsche sofa vallen. Het loopen in den zonnegloedvaneen

warmen

Augustusmorgen had

hem

verhit.Hij wachttenogeen oogen-blik, voordathijsprak, en knikteallervriendelijkst.Zijn gelaat drukte goedheid en berustinguit,

om

dedunnelippen speelde somtijdsbijhetspreken eengeestigelach.

Intusschen herhaaltAndrézijnevraag naar de huisgenooten.

Een smartelijke trek vertoont zich op het wezen vanden Leidschen predikant.Hij antwoordt metzachte,onvastestem

:

„Met Letjemochthet wel beter gaan!Zij hoestaltijd, en ismeestalzwaar vermoeid zij klaagtnooit, maarzieter slecht uit .... Ik heb er dokter al over geraadpleegd. Tot nog toegeen dreigend gevaar, zegthij.Tochishaar toestand bedenkelijk,vooral tegen denwinter.Deaanlegtotborsttering bestaat misschien zou alles nog terecht komen,alszij

voor langen tijd in een ander klimaat kon leven het

EENE SCHITTERENDE „CARRIÈRE 37

zuiden van Frankrijk .... maar, hoe zullen wij dat doen, André, datgaat onzekrachtente boven!"

André staat bij de sofa naast zijnvader.Hijschudt lang-zaamhet hoofd, env^indtdenkrullenden,bruinen knevel

om

den wijsvingervan zijne rechterhand.

lp

„Arme

Letje!

Wat

heeftze,nadat

we mama

verloren,ijverigvoor dehuishouding gezorgd!

Wat was

zehefvooru....

arm

kind!"

„O, maar

we

zullen haar behouden, André!"

gaat de predikant op forschen toon voort.

,,Ikhebvelevriendenen aan-zienlijke kennissenteLeiden ente

Amsterdam

....

men

zal mijnietin densteeklaten...."

André wendt het hoofd om, en beginthet vertrekop en neerteloopen. Zijnvaderin de redevaUend, zegthijsnel

:

„Neen,papa!Probeerdat,als'tubelieft,niet!

De menschen

zouden u of teleurstellen, ofu

uwe

armoedevoor de voeten werpen! Eergisteren heb ik er nog aan gedacht.Ikzouer wel wat anders op weten.... In denlaatstentijdkrijgik onophoudelijk brieven van allerlei redacteurs, die artikelen willen hebbenvoor hunne kranten of tijdschriften. Dat

komt

door mijnedissertatie!Plet schijnt, datmijn

werk

wat nieuws gaf. Ze bieden

me

nogal aardig geld. Uit luiheidheb iker tot nog toenietaangedacht!Maar nu gaik aanhetwerk, enalwatikverdienisvoor Letje!"

Dominé

De

Witt glimlachtonmerkbaar.

„Dankje,André!"

-

zegthij bedaard.

-

„Dat is eengoed plan. Zoolang de zomer duurt, kunnen

we

vooreerst geduld oefenen en op beterschaphopen!"

Andrézietheimelijkopzijn uurwerk,

maar

roept luiden

„Overtienen! Al zoolaat!Ik

mag me

wel haasten!"

En

de predikant:

„Ik

was

al half en half bang, dat je naar 'tministerie waart Ikmoet vandaageene vergaderingvan'tHaagsch 'ienootschapbijwonen!"

„Ik gadadelijkmet u

mee

!

En

hoe gaat het

met

Christien enmet Willem?"

mm

1.1'1

38 EENESCHITTERENDE „CARRIÈRE .

„Christien.... springlevend en dnxk! Eiken da,? de deur uitenmetallerleivriendinnenindeweer!Zekost heelwat aan laarsjes en handschoenen.

En

Willemwilnaar Utrecht.

Hij kan het met zijne professoren in Leiden niet langer vinden! Ze bederven de leer der Nederlandsche hervormde kerk Ja, André! dat is nu het nieuwste idee van je jongsten broer!"

De adjunct-commieshieldzichmetzijnekleedingbezig,en dronk eenglasmelkleeg,datop deontbijttafelgereed stond.

Bij de laatste woorden zijns vaders keerdehijzichvan den spiegelaf, enriep

:

„Maardaarkomt immersnietsvandat plan?"

„We

zullen zien!Hij houdt staande, dathijzich inUtrecht zelf wel redden zal! Zijne geestverwanten, de orthodoxe professoren, zullen

hem

steunen, zegt hij. Hij dwingt mij brieven te schrijven aan Utrechtsche collega's, eniserden heelendagvolvan!"

„AVeesvoorzichtig,papa! Datzalnietgoed afloopen!"

Dominé DeAVittschudde zachthet-hoofd.

André had zijn grijzenhoed metbreede randen gegrepen.

Hij droeg het smaakvol kostuum vanden vorigen dag, met uitzondering van delichtedas,dienudoor eene zwarte ver-vangenwas.

„Gaat u mee, papa?"

-

vroeg André.

-

„Het wordtmijn tijd!

En

blijftuvan middagbij mijeten,danzalikjuffrouw Bont waarschuwen!"

„Dank je, jongen! Ik ga voor den eten weernaar Leiden terug!Maar

kom

jij nuaanstaandenZondag?"

„SteUig!IkmoetLetje spreken!"

Vaderen zoonverlietenhethuis, enwandelden saamnaar het Noord-Einde, waar de eerste een hartelijkafscheid

nam

vanAndré.

Daarhet bijhalfelfwas, liepdezelaatsteeenigszins haastig door het Hartogstraatje naarden Kneuterdijk. André

was

een groot bewonderaar van de schilderachtige plekken in de

EENE SCHITTERENDE „CAERIERE' 39

residentie. De Vijverberg met zijnefrissche,groene

boomen

het eilandje in den Vijver als voor anker dobberendinden vollenzonnegloed; dedaken enschoorsteenenvanhet vroegere stadhouderlijke kwartier; hetklokkehuisje der oude grafelijke kapel; de statigewoningen aan den KortenVijverberg, weg-schuilendachterden dichten bladerendos der hoogekastanjes en soms hier ofdaar helderverücht dooreen gulden zonne-straal

ditallesboeide

hem

telkensopnieuw.Terwijlhijnaar de Gevangenpoort streefde, prees hij instiltedeschoonheid van het stadsgezicht, en dacht hij half zuchtend aaneene donkere kamer, waarhij het grootstedeel zijnermiddaguren zougaan slijten!

En

toch vertraagde hijzijn tredniet, toen hij onder de grijze, vervallenGevangenpoort doorgaandehet ministerie vanBuitenlandscheZaken gewaarwerd.

Hij moest dankbaar zijn, dat hij zoo spoedig na zijne promotie eeneeervollebetrekkinggevondenhad.

De

geschiedenis zijnerplaatsingaanhetministerie

was

zeereenvoudig.André teldevijfjaren, toenzijnvader predikantteLeidenwerd. Hij

was

in de academiestad grootgeworden, en hadzonder vast plan het

gymnasium

bezocht. Hetbleek binnenkort, datAndré een veelbelovendleerlingwerd.

De

roepvan zijne merkwaar-dige vlugheid vergezelde

hem

naarde academie,endeed

hem

eerlang in 't oog vallen. Hoogleeraren van grooten

naam

moedigden

hem

aan.DaarhijdeRechtenalszijnlievelingsvak gekozen had, ondanks dentegenzin zijnerouders,poogdehij al in het begin zijner studiën eene practische oplossing der ouderlijke bezwarenteontdekken.

Zijne moeder stierf, toen hij zijntweedestudiejaarbegon.

Het bezwaar tegen zijnekeus

was

enkelfinancieel.

Hoe

zou

hij inzijnonderhoudvoorziennazijnepromotie,haddenvader en moedergevraagd.André hadaltijdgeantwoord:alsadvocaat

!

Hij zouinzonderheid burgerlijk rechtenhandelsrecht studeeren, hij zou pogen een goeden

naam

aande academietemaken.

Dominé De Witt het André rustig zijn gang gaan na den dood zijner vrouw. Hijhad erlater

nimmer

berouwvan. In

40 EENESCHITTEEENDE „CARRIÈRE

zijn derde jaar beantwoordde André instilteeene prijsvraag derUtrechtsche hoogeschool.

Men

vroeg eene„Critiekder be-volkingsleervanMalthus",enbekroondemet goudeenantwoord van een Leidsch student, wiens

naam

bleek te zijnAndré de Witt.

Door deze gelukkige uitkomst aangemoedigd, wijdde de jonkmanzichnugeheelaanstaats-enhandelswetenschappen, en promoveerde hijin1852meteenedissertatie,inhoudende eene „Geschiedenis der theorievan denvrijenhandelsedert

Adam

Smith."De buitengewonelof,tijdenszijnebevordering tot doctor in de rechten gewonnen, verhinderde André niet duidelijkinte zien,datde vreeszijneroudersbijdenaanvang zijneracademische loopbaanminofmeer gewettigdwerd.Hij verlangdedadelijkwerkzaamtezijn, onmiddellijkin zijn onder-houd te voorzien.Hij raadpleegdezijneprofessoren, die

hem

met buitengewone achting bejegenden. Zijne dissertatie

was

door deheerenvanhetvakbijzondergeprezen.

Men

koesterde grooteverwachtingen vanAndré.

Men

ried

hem

aangeduldte oefenen,enzijnestudiënvoorttezetten,maarhijantwoordde telkens beslist: „Ikkanniet,ik

mag

niet!"

André wilde aan zijn vader toonen, dat zijne schitterend voltooide studiën toteene practischeuitkomsthaddengeleid.

Eén der Leidsche hoogleeraren, die denjongen doctormet vaderlijke vriendschap steunde, wist doorzijninvloedvoor

hem

eene betrekkingvanadjunct-commiesaanBuitenlandscheZaken teverkrijgen. Laterzouzichdegelegenheidvoordoen,

om

be-vordering in den staatsdienst te erlangen. André zou zijne wetenschappelijke loopbaan voortzetten, niemand twijfeldein Leidenaanzijnetoekomst.

Opgeruimdalsmeestal verscheenAndré omstreekshalelf in hetministerie.Vlugwipte hijeene trapop, vlug bereiktehij,

na eene lange reeks vangangenen kleinere trappen achter zich tehebbengelaten,dekillekamer,waarhijmeteen lot-genoot dagelijks arbeidde. Hij vond erniemand,zijncollega

was

nognietverschenen.Andrézettezichvoorzijnlessenaar

41

en opendedeladenwaaruithij stukkeningroot folio-formaat tevoorschijnbracht.Daarnarangschiktehij stapelspapieren, en sloeghijverschillendegrooteportefeuillesopen,dieingoede ordenaast

hem

klaar lagen. Hijbegon daarnazichinde lezing van geschreven rapporten te verdiepen,en arbeiddein stilte-een uur.

Toen klonkener zwareschreden indegang, dienaarzijne kamer leidde. Het gedruisch hield voor zijne deur stil, en onmiddellijk daarop vertoonde zich, in eene valezwartejas, met een verschoten zwart fluweelen kalotje, eene schrale figuur, die op plechtigen toon zeide:

„Meneer

De

Witt!

De

secretaris-generaalvraagtnaaru!"

André sprong snel op. Een bloskleurdezijnewangen. In vliegende haast greep hij eenige papieren.

De

bode hadzich langzaam

met

luide schreden verwijderd.Andrésnelt

hem

na door eene reeksvan

nauwe

gangen, klimttrappen op enaf,.

en bevindt zicheindelijkineen smalvertrek, een soortvan wachtkamer voor hen, die den secretaris-generaal

wenschen

tespreken. De bodeopent de buitendeuren daarnade binnen-deur, die toegang geeft tot de

kamer

van den secretaris-generaal.

André treedtbinnen.

Ook

ditvertrekisklein,

maar maakt

een deftigen indruk door een groot schrijfbureeleneenehooge boekenkast met gesloten deuren aan den muur. Voorhet schrijfbureelmet den rug naar dedeurzit baron

Van

Beren

-velt, secretaris-generaal.

Hy

wendt het hoofd om, en keert

zichtotAndré.

Baron

Van

Berenvelt is een grijsaard

met

eeninnemend, open gelaat. Voorhoofd en schedel zijn geheel kaal.Eenige dunne,zilverenkrullenaanbeideslapenverhoogen den indruk van statigheid en eerbiedwaardigheid, die van zijn persoon uitgaat. In het knoopsgat zijner zwarte jasschemert flauw een gekleurd hntje, dochzoo bescheiden,dat hetnauwelijks mogelijkisteontdekken van welkebinnen-ofbuitenlandsche ordehij ridderis.

42 EENESCHITTERENDE „CARRIÈRE

Zoodra hi1 André heeft zienbinnenkomen, schuifthijzijn zetel wat om, en beantwoordthij den eerbiedigen groetvan den adjunct-commies.Eenekleinehoffelijkebewegingmetde rechterhand vergunt André te gaan zitten op een stoelbij hetschrijfbureel.Daarna grijpthet volgende gesprekplaats:

„MeneerDeWitt! Ikwenschte ueventespreken!Binnen een paar dagen behooren de rapporten vanonze consulsin de Portugeesche en Spaansche zeehavens gereedtezijn,

om

zeinonze„Verzamelingvanconsulaireenandere Bescheiden"

te kunnen plaatsen! Ook moet ereen excerpt voor de dag-bladen van gemaakt worden.

Mag

ik vragen, of u er

mee

klaaris?"

„Ik ben bijnaklaar!Er was vrijwataantedoen!

Mag

ik XIbeleefd

om

nog ééndaguitstelvragen?Morgenzalikude stukken

komen

brengen!"

„Ik heb geenbezwaartegen ééndaguitstel.Maarikreken danmorgenstelligopde stukken, meneerDeWitt!"

„Ikzalnietmankeeren, meneer

Van

Berenvelt!"

„Uitstekend! Vergunmij utezeggen,dat umijbijzonder zou verplichten dergelijkwerkzoosnelmogelijkaf tedoen

!

Erisnogheteenen ander, dat op uwacht!"

Een lastige blos trok over André's

wangen

en voorhoofd.

De uitnemend beleefde toon vanden secretaris-generaal deed

hem

te levendiger gevoelen, dathijmeerijveren spoed bii de

hem

opgedragen taak had kunnen aan den dagleggen, maarhijhersteldezich, en hetonderhoud werdvoortgezet

:

„Het spijt mij zeer, dat ik u heblatenwachten!.... In het vervolg zal dat niet meer gebeuren! Ik heb misschien wat te veeltijdbesteed aanhet uitvoerigrapportvan onzen consulteLissabon "

„Datkanikunietkwalijknemen! Goedwerkkosttijd,maar overdrijving schaadt! Totnogtoehebik

uw

arbeidmetplezier gevolgd! Een ziertjemeervlugheid....datishet alleen!"

„Ik zal

uw wenk

metdenmeestenernst terhartnemen, meneer

Van

Berenvelt!"

KENE SCHITTERENDE „CARRIÈRE 43

„Daartwijfeliknietaan!Professor

Van Dam

heeftu zeer dringend bij mij aanbevolen!

Uwe

loopbaanaan de universi-teit

was

zeereervol, meneerDeWitt!Ikbenvast overtuigd, dat het u niet minder goedzal gaanin

uwe carrière

als ambtenaar!"

Opditoogenblik

kwam

de bode geheimzinnig

om

denhoek :gluren,enmurmeldeietsbinnensmonds.Desecretaris-generaal knikte.

A

Andréstondop.

„Meneer De Witt!"

ging baron

Van

Berenvelt voort.

„Het isal vrijlang geleden,datu zichde moeitegetroostte mij eene visite te maken,

om me

den briefvan professor

Van Dam

teoverhandigen.Aanstaanden Donderdagavond ver-wachtik eenige vrienden. Zalik danhetgenoegen hebben u

bijmijtezien?"

Andréstamelt verrast eentoestemmend antwoord, enhaast zich afscheidtenemen. Baron

Van

Berenvelt reikteden

jonk-man

met de vjiendelijkste voorkomendheid de hand. André

was

diep getroffen. Toen hij nu bijnaeen jaar geleden naar Den

Haag kwam

metaanbevelingsbrievenvanprofessor

Van Dam,

had hij ze persoonlijk denministeren den secretaris-generaal ter hand gesteld.Hij herinnerde zichhoe

minzaam

de heer

Van

Berenvelt toen eene poos

met hem

sprak,

maar

hij had er

nimmer

aan gedacht, dat

hem

de eereener

hij had er

nimmer

aan gedacht, dat

hem

de eereener

In document W.T.VAN HENGEL^ BOEKHANDEL / 1^ (pagina 46-56)