Noodzakelijke verklaringen.
Maandag. Halftien. De lange, zonnige straat, bij de inge-zetenen der residentie alshet lageWesteindebekend, onder-scheidt zich aandezuidoostzijdedoor eene reeks van deftige burgerhuizen,die
met
hare drieverdiepingenen somtijdsmet
hare fraaietuinendenbewonerseene benijdenswaardigeruimte aanbieden. Opeen derdeurpostenvandergelijkwoonhuisstondmet
groote, zwarte letters denaam De
Milde. Binnentre-dende strekte zich eene lange gang voor denbezoeker uit.In den regel wees
men
dezen de tuinkamer, de laatstedeur hnks. Daar vereenigden zich dedamesDe
Mildemeestalna dekoffie,enontvingenzijvelebezoeken vanfamiliarevrienden enkennissen.De
tuinkamer was een ouderwetsch,maaraangenaam
ver-trek. Demuren
pronktenmet
een geschilderd behang,dat uit het laatst der vorigeeeuw
dagteekende, en een ideaal landschapvolprachtigevilla'senlustigkronkelende stroomen voorstelde, terwijl ettelijke ruiters, rijtuigen en voetgangers dewegen
stoffeerden. De heeren op denmuur
waren meest46 eëne schitterendü „carrière
voorzien van v?itgepoeierde staartpruiken en vermiljoenkleu-rige „houppelandes", dedames vanlichtgele zijden „sakken"
en zwarte„mitaines."Debeidevensterszagen op eenmoeien tuinvan oud modelmet meer vruchtboomen dan bloembedden en eenige zwaar belemmerde prieeltjes, waardefamiliedes namiddags placht theetedrinken.
Nu
stonden de beideramen wijd open en werd dekilleatmosfeer dertuinkamer getem-perd doordewarme
luchtstrooraen,dienaar binnen drongen.Dedrieoudste gezusters, Kee,Jans enWillemien hadden nog geentoiletwillenmaken,daar ze dewasch moestendoen.De tweejongsten, Rosaen Louise, genotenvande grooté vacantie en warenuitlogeerenbijeene tanteinGelderland.
Mama
De Milde was gekleed, 't geeninhet onderhavige gevalzeggen wilde, datdekleine,bedrijvigehuismoedereene donkerbruine japon vol vetvlakken en een vervaarlijkemuts met splinter-nieuw stroogeellintdroeg.De dames warenindrukgesprek.
„Zeisnadekoffieuitgegaan, enheefttegen Aaltje gezegd, dat ze
om
drieurenzouterugkomen!"—
roept Willemien.„Zehadeen anderenhoedop,dangisteren!"
—
zegt Jans.„Die zat zeker ineen vandedriegrootekoffers, dievan morgengekomenzijn!"
—
meendeKee.„Heel beleefd vind ikzeniet!"
—
zegtmevrouw
DeMilde met eene schorre, maar toch zeer luide stem.—
„Ze heeft papa van morgen laten roepen, en wat zoujedenken, dat zevroeg...."
„Eenspionnetjevoor het middelsteraam boven!"
—
gisteJans.„'t Lijkt er nietnaar!"
—
antwoordtmama
nogluider.—
„Ze
wou
een huissleutel!"Algemeeneontsteltenis.Velerleiuitroepingenvolgen.
Mevrouw
DeMildeherneemt:
„Zeheefteenhuissleutelgevraagd! Zozei, dat ze onsniet graag
wou
hinderen,enzelfnietgraag op de stoepwou
blij-ven wachten, als ze thuis
kwam.
Papa heefthaar dadelijk denkleinstevan onze beide huissleutelsgegeven!"I
EEJMESCHITTERENDE „CAEEIERE 47
„Net een
man!" —
riep Willemien.„Entrotschook!"
—
zeiJans.—
„Gistermiddag, toen Aaltje-haar voor het eerst bediende, heeft ze geen woordmet
de meid gesproken, en uit een boek, dat naasthaarbord lag,, gelezen!"„Ikzou weleens willenweten,wieze hierkent!"
— meende
Kee.—
„Laatstzeize,dat zeheel vreemdwas
inDen
Haag, en gisteren reed ze door hetboschlangs detent.Dat vind ikgeheimzinnig!"Al de dames schudden het hoofd, en zwegen eene poos,, omdat ze moesten nadenken over zoovele gewichtigefeiten,, alszichsedertdelaatstedageninhaar kleinen kringhaddea voorgedaan. De nieuwe huisgenoote,
mevrouw
De Huibert^was het grooteonderwerp vanhaar gesprek.Zesteldenelkaar eene menigte vragen, die ze geen vanallenkonden beant-woorden.
Waar kwam mevrouw De
Huiberteigenlijkvandaan?Had
zealtijdteRijswijkgewoond?
Zijwas
natuurlijkweduwe,, want ze kleedde zichin denrouw. Ze spraknietveel—
zou ze iets hebben te verbergen? Gisteren hadzeden geheelen Zondagnamiddag stilzittentelezenentheetedrinken;daarna had ze een poosje loopenwandelendoorhare kamers enwas
vroeg naar bed gegaan—
dit alleshadden dejongedames
duidelijkkunnen merken.
„Ja,maar met aldat praten
komt
dewasch nietklaar!"—
waarschuwdemama. —
„Medunkt,ze hadvan morgen, voor ze uitging, onswel evenkunnen goeiendag zeggen!We
zijn fatsoenlijkemenschen, en verhurenonzekamers nietaanJaa en alleman!"In de gang hadde huisbelzeer luidgeklonken.Aaltje, de gedienstige geestvan denhuize,die de belangrijke „functiën"
van keuken-, kamer- en loopmeid op voortreffelijke wijze
„cumuleerde", als de heer DeMilde
gewoon was
te zeggen, trad haastig binnen, enriepmet vannieuwsgierigheid tinte-lendeoogen:„Daar is
mevrouw
ende juffrouwMuller! Ze vragen naar48 EENESCHITTERENDE „CAERIÈRE
mevrouw
boven. Ik hebgezegd,alsdatmevrouw om
drieuur thuiskomt...."Devierdames DeMildesteken de hoofdenbijeen. Zij bran-den van verlangen moeder en zustervanharenieuwe huis-genoote naderteleeren kennen.Maarde meisjeszijnongekleed, ze zien er al te huiselijk uitmethare verschotenkatoenen japonnen.
Mama
is gekleed,mama
zalgaan...."In een paar secondenheeft
mevrouw
DeMildededonkere suite,dieop detuinkamervolgt,achter den rugenopentzij dedeurvaneenruim voorvertrek,waarmen
plechtigevisites ontvangt.Mevrouw
MullerBelmonte en Betsyzittener zwij-gend te wachten.Mama
De Milde plooit hare alledaagsche trekken totden minnelijksten glimlach, en buigt hare onwel-luidende stem tot denvriendelijkstenklank,terwijlzijzegt:„Het spijt
me
zeer,dames!Mevrouw
DeHuibertis uitge-gaan, maarkomt
tegen drieurenthuis. Misschienzullen de dames weleen oogenblik geduld hebben...."Mevrouw
Muller Belmonte staat van haar stoelop. Haar bleek gelaat heeft eene wasachtiggeletintaangenomen;de groeven rondom neus enmond
zijn dieper geworden: het dunnehairaan deslapen vertoont eene onoogelijkemengeling van grijsengeel.Zij spreekt zacht en bescheiden:„Alsuhetons permitteert,
mevrouw
! danzullenwe
boven opSuze'skamer wachten!"„Methetmeesteplezier!De dames
komen
zeker wandelen vanEijswijk?Kan
ikumetietsdienen?Wat
zullen dedames gebruiken?"„Dank uzeer,Mevrouw?"
„Eenglaasjemadera met waterensuiker,niet waar?"
„Neen,danku,heusch!"
De beide wandelaarsters uit Rijswijk hadden veelvande zon geleden, en zoudengaarneietskoels gedronkenhebben, maar fatsoen en overleg beide deden haar hetgulle aanbod afslaan.Zij wilden dekennismakingmetdevrouwdes huizes nietterstond voortzetten, enwarenrecht tevreden,toendeze
EENE SCHITTERENDE „CARRIÈRE 49
spraakzame
dame
haardenweg
naar Suze'sbovenkamer ge-wezen,en eindelijkalleengelaten had.Het ruime vertrekzagmet twee
ramen
op hetWesteindeuit,en
was
door defamilie DeMildevandefraaistemeubelen uit de benedenverdieping voorzien.Erlageennieuw donker-bruin kleed opden vloeren de trekgordijnen voor de vensters warengloednieuw.Betsy legde hoed en mantilleterzijde.Hadden kennissen uit Osterwolde haar hier ontmoet,zij zoudeneene merkwaar-dige verandering in haar voorkomen hebben ontdekt. Haar oogopslag
was
zachter en vriendelijkergeworden, zoodat hare mooie blauwe oogenbeteruitkwamen.Zijhadhetdonkerblonde hair evenals Suze inlange krullen opgemaakt,en misschien ook daardoor aan haar knap kopje eentintje van gemoede-lijkheid gegeven,volkomenintegenspraak methet trotschen ontevreden voorkomen vanvoorheen.Mevrouw
MullerBelmontewas
zuchtend ineengezonkenop haarstoel.Haargelaatdrukte vermoeidheid, zorg, bittere teleurstelling uit. Betsy Hep de kamerop en neer,en stondstilvoor een paar staalgravuren, diedeDom
teKeulen endeNótre-DameteParijsvoorstelden!Eindelijkwordt zijgetroffen door de lijdende gestaltevan hare moeder. Zij
komt
langzaam terug van den wand, enzegt vriendelijk:
„Mama! mag
ikuw
hoed wegleggen?U
heeft hettewarm
!
Geneer utochniet wijzijn bij Suze!"
„Bij Suze!
Nu
ja maaralsze straks thuiskomt, isze misschien heel ontevreden....Ikverwacht nietsvanhaar...."
„Geef de hoopniet op,
mama!
Zeisbijde hand, zeweet raad!Het voornaamsteis, datze onsplan goedkeurt!"- „Goedkeuren isnietgenoeg! Ze moet onshelpen!"
„Endat zalzeook!"
„Och, Betsy! Heb-jij nog illusies over je zuster? Ze is netals papawas,wantze zorgt alleen voor zich zelve'Suze
IS handig genoeg, dat is waar.... Och kom, stelje
maar
voor, datwe
een vergeefschereis gemaakt hebben'"XI.
50 EENE SCHITTERENDE„CARRIÈRE
Mevrouw
MullerBelmontezuchttediep.Deuitdrukkingvan troostelooze ellendeophaargelaat,dediepeplooienom
hare kleurlooze Uppen, de doffe oogen.... alles sprak vaneene knagende smart, deels zelfverwijt, deels ergernis overhaar ongeluk.Betsy hadzwijgend haar denhoedafgenomen. Uit een reis-taschje
nam
zijeene eenvoudigemutsmet donkerblauwlint,Mevrouw
Muller Belmonte stond op, en lietzichdoorhare dochter helpen.„Kom,
mama
!We
zullenhét hoofdomhoog
enmoed
houden, nietwaar? Eekenopmij,ikzalvooru werken...."Betsy's stem klonk zachter en vriendelijker danvroeger.
De tegenspoed droeg éénegoede vrucht althans
—
hijneigde het hart vanhetjonge meisjetotootmoedigmedelijdenmet harezwaarbeproefde moeder.Mevrouw MullerBelmontedrukteBetsyzwijgend de hand.
Zijvoegdeermetbevendestembij
:
„Ja, kindhef! Ik weet het wel!Jijbent heelliefvoor
me
geweest.... sedert dienverschrikkelijken nacht. Ik heb op de wereld niemand andersdanjou....Wijmoetenons best doen, nuwe
doodarmzijn,eenkleinstukjebroodte verdie-nen....Maarhardtewerkenen afhankelijkte zijnvanSuze, die! ....die .... O God!datvind ikondragelijk!"„Niet overdrijven,
mama! We
kunnenSuze misschienwel missen, alswe
maar saam dapper dehandenuitdemouw
steken!"
Mevrouw Muller Belmonte boog het hoofd.Hetdenkbeeld, dat ze tegen onverdiende armoede zou moeten worstelenop hare jaren, maakte haar diep ongelukkig. Zwijgendgingzij
weernaar haarstoel.Hare oogen warenvochtiggeworden.Zij wildenaar Betsy's vriendelijken raad hooren, en tochkonzij nietgeheelmetdeverstandigeplannenvanhaar jongste kind histemmen.
Eenhaastigetredklonkbij dedeur.
Suze trad binnen. Of deHaagschezomerlucht haar een blos
51
op de
wangen
tooverde, ofhet smaakvoltoilet,lichterouw, haarbuitengewoon goedstond, ditalthanswas
zeker, datze er ongemeen bevalliguitzag.Toenzehaarmoeder en zuster zag,fronstezeevendewenkbrauwen.Kalm
begon ze:
„Jeluihier?"
„Ja, Suze!
We
moeten je het eenenander vertellen,en over een paarpuntenmetje overleggen!"Mevrouw
MullerBelmonte had gepoogdvriendelijkenvoor-komend
tespreken. Ze hadniemand bekend,welkeen heime-lijke toorn er voortdurend woedde in haar binnenste.Den
dood van haarman, het schandelijkbankroet, deverachting vanheelOsterwolde,had zijkunnentrotseeren, wanneerhare dochter,mevrouw
DeHuibertvanVliethuysen, zichniet als eenegemeenedeernhadlatenwegjagenuitdeechtelijkewoning.Suze vermoedde niet in 't minst,waterbijharemoeder omging. Ze antwoorddeuit dehoogte:
„We
hadden immersafgesproken,datjeluiZondagsmorgensbij mij zoudt
komen
koffiedrinken! Isernuzoo'nhaast?"„Ikbegrijp,datjeons heel bestkuntmissen,Suze!Schikt het je niet ons te hooren, danzullen
we
onmiddellijkweer heengaan!"„Zooals uverkiest!Ik heb geenlust,
om
dadelijk weerte kijven...."Maar BetsytreedtsnelnaarSuzetoe. Zij fluisterthaariets in 't oor.
Mevrouw
Muller Belmonteheeftmet vonkenscbie-tendeoogenzichopgericht.„Kijven! Het past je niettegenover mij datwoordte ge-bruiken!
Kom,
Betsy!Laatonsgaan!"Maar Betsy, die sedert den noodlottigen nacht,toenhaar vaderstierf,i-eeds menigmoeielijkoogenblikmetharemoeder en oudste zuster haddoorgebracht, Betsy wendtzichtot de eerste, enzegt:
„Neen,
mama! We
moetengeduldhebben,omdatwe
onge-lukkig enarm
zijn! Suze zal naaronsluisteren! Onaange-naamheden zijnertoch algenoeg!"52 EENESCHITTERENDE „CARRIÈRE
Mevrouw De Huiberthieldzichzwijgendmethaar eleganten zomerhoedbezig,en wachttetotBetsy
mama
zouhebben doen bedaren.Mevrouw MullerBelmontegingbevende weerzitten, enzeidof:„Zegjijhet, Betsy!"
„Goed,
mama!"
Suze trad zonder de minste ontroering nader,en plaatste zichbijhet venster. Zijkeekverstrooidnaarbuiten.
„Suze!"
—
begon Betsy,—
„gisterenwas
jenog geen uur weg, toenwe
een brief kregen uitAmsterdam
vanoom
Muller.Hij schrijft
mama,
dathijindeeersteplaatsdezaak vanBram
en Karelinordeheeftgebracht.Beide jongenszijn gezond en sterk: alszegoed willenoppassenbijhet instructie-bataljonteKampen,zalhijzezooveelmogelijk helpen.Zezijn heelweltevreden, enhebbenbeloofdhunbesttedoen!"„Datistenminste goed nieuws!"
—
merkte Suzeop.Mevrouw
Muller Belmonte bleef beweegloos in elkaar ge-dokenzitten.Haarzwager, deAmsterdamschekolonel,kende denomvang
derfamilierampen tenvolle.Hij hadbesloten de beidejongenstotonderofficier tedoenopleiden, enzeverder testeunen,zoolangeraanhun gedragnietsmankeerde.Betsy wachtte eene poos en ging toennaeene korte aar-zelingvoort:
„Oom
schrijft verderoveronsbeiden,overmama
enmij Hij vindt het vreemd, datwijteRijswijkblijven,en datjij,Suze,naarDen
Haag
gaat. Hijhadhet verstandiger gevonden, als wij al te zaamteRijswijkwarengebleven,indeeerste plaatsom
dekosten...."Het was nu Suze's beurt hethoofd toornig op teheffen.
Snelviel zehare zusterinde rede
:
„Dat ismijn zaak! Laathij erbuitenblijven!Ikweetwel, dat hij juist niet met mij dweept.... de brave
man
heeft principes.... Heelgoed!Maarikhebhoegenaamdgeene ver-plichtingaanhem
! Ik verlang,dathijmijmetrustlaat."„Maar Suze! denk toch, dat
mama
enikalleenvanzijneEENE SCHITTERENDE „CARRIÈRE 53
mildheidafhangen!Hijmeenthet best!Hiizalonshelpen hij dacht,datjij bij ons zoudtblijvenwonen, dankonden
we
zeerfatsoenlijkleven!'"„Oom
Mullermag
denkenwathij wil!Daarkannietsvan komen! Mijn plaats is inDen
Haag! Ik hebeen vast plan, ikwijk ernietvan af."Mevrouw
MullerBelmonte had met klimmende verontwaar-digingenbitteregramschapdewoordenharer dochters gevolgd.Telkens wildezij spreken,telkens
bedwong
zijmet
inspanning haar toorn.BetsyzagSuze
met
een bedroefdenblikaan, enging voort:
„Oom
Muller schreef verder, dat hij hartelijk deelnam in ons ongeluk, dathijalstoeziendevoogd voorBram
enKarel zal zorgen, maar, dat hij voormama
en mij nietmeer dan vijfhonderdguldenin'tjaarkanafstaan.Hijbekent, dat het heelweinigis,maarhij verwijst naar...."
„Naar mij!"
—
valt Suzeschamperglimlachendin.—
„Dat spreektvanzelf!Ikbenschatrijk!Hetmoet vanmijkomen
"„Neen, niet alleen vanjou!
Ook
van mij!"—
zegtBetsy snel.— „Oom
Muller heeft mijnogeengoeden raadgegeven.Hij hoorde
my
teAmsterdam
piano spelen, endenkt, datik buitengewoonvlugen vaardigbenop datinstrument.En
ook omdatikzeergoedonderwijshebgehad,voelik mij instaat les tegeven.Alsjeme
helpenwilt,Suze! dankrijgik mis-schien hier inDen Haag
wellessen, endankondenwij,als jij ookwatdeedt,mama
een gerustenouden dag bezorgen!"Betsybleefeenoogenblik op antwoord wachten.
„Dat idee isniet kwaad, Betsy!
Reken
op mij,ik zal zor-gen, dat je lessen krijgt! Binnen een paar dagenzalik er werk van maken. Dat kanheelgoed!Maarik ziegeen kans jeverdertehelpen. Ikkom maar
even rondmet
watikheb.Vaste ondersteuning beloofikniet! Bijbuitengewone omstan-digheden, alsje ingroote verlegenheid waart, dat spreektvan
zelf, dan... ."
Mevrouw
Muller Belmonte stondschielijkop. Hetgelege-m^
54 EENESCHITTERENDE„CARRIÈRE
laat was grauwbleek geworden. Heesch vangramschapviel zeplotselinguit:
„Dankje,Suze! Ik wil geencentvanjeaannemen!Ik wist vooraf, dat het zoo zou gaan! Eens envooralzweerikje, datje geenlastmeer vanmijhebbenzult.Ik heb veel gele-den,en zalhetwelnietlangmeer maken! Maarzoolangals ik in deze ellendige wereld leven moet, zoolang zul-je uit mijne oogen blijven! Koud, hebzuchtig, zonder een greintje gevoel, net als je knappe vader, laat je mijeenvoudig aan mijnlot over! Heel goed!Geloof niet,datiklaaghartiggenoeg
zal zijn, je ooit weer
om
hulp te vragen ....Kom,
Betsy!
G-eef
me
mijn hoed!"Betsy vatte devan woede sidderende vrouwbijdehand, en vermaandezachttotkalmte envrede.
Maar de verontwaardiging harermoeder wastesterk. Me-vrouwMullerBelmonte ging voort:
„'t Grootstedeel vanmijn leven hebikgeleden onder een despoot van een man,diemij lederen dag doorzijne opvlie-gendheid deed beven. Hoe dikwijls heeftmij datongelukkig huwelijk berouwd. IkleefdeheelgelukkigteDeventerbijmijne ouders.Mijn papawas een braaf dokter.
We
haddenhetniet ruim, maarwe
konden toch bestaan. Toenkwam
jevader een doodarm candidaat-notaris. Hij vroegme
....uitliefde, zei hij. Papa was overal geacht en bemind, hijhad aanalle kanten van hetland vrienden enrelatiën.Mijn handige aan-staande begondadelijkteintrigeeren,om
door hulp vanmijn vadertotnotarisbenoemdte worden.Eindelijkgelukte hette Osterwolde. Je vader, diegeencent,maarvrijwatschulden had, gedroeg zichofhij millionairwas. Hij kochthuis,erve enstallingvanzijnvoorganger,hijkocht paarden enrijtuigen en wist op een wonderlijkemanierbij iedereencrediet te krij-gen.Kostbaremeubels werden aangeschaft,onze huishouding op hoogenvoetingericht.Alsikme
angstig maakteoverden lastder schulden,lachte jevaderme
uit. Hoehijerzich uit redde, weetikniet.Zijnuitgaven voorallerleionnoodige weeldeEENE SCHITTERENDE „CARRIÈRE OU
hebbenjaarlijksduizendenen duizenden verslonden. Zeiikeen woord, dansnoerdehij
me
de mond.Nooithebikiets gewe-tenvan denstand zijnerzaken.Eensheefthijineenhevigen aanval vanwoedezichverraden,en mij doen merken,dathijhebbenjaarlijksduizendenen duizenden verslonden. Zeiikeen woord, dansnoerdehij