„Ze hadden woorden.... Er werd hard geschreeuwd! 't
Was
overgeld, denkik!De oudemevrouw
sprak tegen me-vrouw De Huibert. Eén ding kon ikduidelijkverstaan.De
oudemevrouw
Muller riep: „Als de wereld maareens wist, wie je bent!" of zoo iets. Ik klopte aan,omdat ikerniet meer van hooren wilde, en ik merkteduidelijk,dat erwat
aan haperde ....enfin, daterhierietsheelgeheimzinnigs is.AVatmoeten
we
daarnu aan doen?"Dedriedames zwegeneene poos.
Willemien
was
het eerstmet eenantwoordgereed:
„We
moeten het aan denoudenheervertellen, en diezal beslissen!"Kee gafhettweedeadvies:
„Laatpapaerbuiten!Hijisinstaat erop desociëteitover tepraten,en dankrijgen
we
ernaderhandlast van!"Jansbesloothet debat:
„Jeluibegrijpterniets van.
De
particuhere zaken van me-vrouwDe
Huibertgaanonsnietaan!We
hebbenhet boven-kwartiervoor een jaar verhuurd,en datisde hoofdzaak!"Niemandantwoordde,en hetviertalwijdde zich
met
dubbelen ijveraandewasch.VIJFDE HOOFDSTUK.
Bij
den
Secretaris-generaal.Donderdag, negen uurdesavonds. Deduisternisisgevallen overderesidentie.Des namiddags
was
dehemeldoor akeUge, donkerewolkenverduisterd geworden,alsofeen brekebeenin58 EENESCHITTERENDE „CARRIÈRE'
de waterverfschilderkunst het zwerk met sepiaen Oost-Indi-schen inkthadbemorst.Eenonweer, bliksem en hevige don-derslagen volgden.Regenstroomen hadden desmachtende bla-derkronen van den korten Vijverberg overvloedig gedrenkt;
het eilandje ontwaakte uit de doffe
dommehng
door de felle zonnestralenvanAugustus'laatste dagenover den Vijverals uitgegoten; hetdroppeldeonder de lindenlaan op het schelpen-padlangs hetwater;degaslantaarnswerdenontstoken.Nadat destormhaduitgewoed, blieseen koelewestenwindover Voor-houtenVijverberg; destarrengluurden langs de aftrekkende wolkgevaarten; een schoone zomernachtbrak aan.Op den Vijverbergstaateenvorstelijk gebouw vandrie ver-diepingen, sindslange jareneigendomenwoonhuisderfamilie
Van
Berenvelt.Even na negen uurklonk de belherhaaldelijk inde ruime marmeren vestibule. Vier knechtsingalaUvrei stondenboven aaneenemarmerentrap vanvijftreden,langs de beide zijdenvan welke schilderachtigeheesters enbloemen prijkten. De lakeienhaasttenzichde gasten binnentelaten, en openden de glazen deur boven aan de marmeren trap.Eenehelderverhchtegang,meteen dikTurkschtapijtbedekt, en wederomdoorhoog opgaandeheestersenbloemengetooid, brachtnaar hetsalon,waardeBaron
Van
Berenveltzijn gas-ten wachtte. Toeval en plichthadden dengastheer genoopt middenindenzomereen diner ensoireete geven.De Belgi-sche regeering had eene commissie van hoofdofficieren der artillerieafgevaardigd naarDen Haag, HannoverenKopenhagen, teneindewetenschappelijke studiëntemaken
over eenenieuwe manier van vuurmonden te gieten. De ministervanOorlog was door ongesteldheid aanzijnekamer geboeid,deminister vanBuitenlandscheZakenwasvoor veertien dagennaarEms
vertrokken.De secretaris-generaalhaddus de„honneurs" van Den
Haag
tegenover de Belgische heeren optehouden, en aarzeldegeen oogenblikookinhetweinig eigenaardig seizoen eene vriendenbijeenkomst tenzijnenttenoodigen.Kwartier na negen stondAndré deWittop destoepvan
59
Baron
Van
Berenvelt. Als adjunct-commies had hij mis-schienzekeren schroom behoorentegevoelen,maar
inderdaad washijzooopgeruimd enkalm, datzelfshet grootsche schouw-spel der vier galalakeien en de betoovering dersmaakvolle bloemen in de ganghem
niets van zijnegewone
geestes-tegenwoordigheid roofden.Andrévergatzijne nederige betrek-king, enstapte onverschrokken door,totdat een der dienende grootheden eene deur opende, enluide galmde.„DeheerDeAVitt!"
André ontwaarde een zeerruim vertrek,badende in licht, 't welk stroomde vantwee kristallenlichtkronenen tallooze waskaarsen aan den
wand
en bijdenmarmeren
schoorsteen-mantel. Hij bemerkte, dat nog tweesalons, evenzoo blakend van licht, zich bij dezezaalaansloten, endateene tamelijk groote menigte dames en heeren—
de laatstenverrewegin de meerderheid—
over dit terreinwas
verspreid. Bij den schoorsteen stond de gastheer.BaronVan
Berenvelt,inernstig gesprek met twee der Belgische gasten,beiden in gala-uni-form, beiden overdektmetkruisjes engulden starren.André had eigenlijk zeer verlegen moetenzijn, maar met de
hem
eigen vrijmoedigheiden opgeruimdheid begafhijzich zonder aarzelen naarden heer des huizes.Ongedwongen
bui-gend sprak hij een paar beleefde woorden, enwilde oogen-blikkelijk ter zijdeheengaan. Dochde Baronvoorkwam hem
en reiktehem
even ongedwongen de hand. De gastheer wenddezichdaaroptoteenejongedame, dieachter de kolos-salegestaltenderartilleristenalsverborgen was, enzei:„MeneerDeWitt! mijne dochter Adèle!"
De Baron vervolgde zijn geprekmetdeBelgische gasten, en Andrérichttezichtot eenerijzige dame,diezijne buiging rustigbeantwoordde.
Freule Adèle van Berenvelt, de oudste dochter van den secretaris-generaal,tradalsgastvrouw op. De Baron hadzijne echtgenoote vroeg verloren, en sinds dit smartelijk verlies steunen troostgevondenbijzijneoudste dochter.Adèle
was
GO EENESCHITTERENDE ..CARRIÈRE'
de twintig jaren voorbij, ennietalleenhoffelijkheidverbood te bepalen, hoe dicht zij de dertig naderde. Een waas van jeugd en frisschheid sierde het ernstige gelaat,'twelkeer streng dan bevallig zou kunnen genoemd worden,hadniet een paar donkere kijkers, donker en vol schitterend licht tevens, dienindruk getemperd.Hareslanke figuurwasineen eenvoudigkleedjevan bleekblauwneteldoek gehuld.Zy droeg geene sieraden; een breedzwart fluweelenlintmeteen dia-manten kruis
om
den blanken halsvormdeeene smaakvolle uitzondering.•Freule Adèle had waarschijnlijkden
naam
van André nog nooit gehoord,maartoondezichzonderden geringsten tegen-zin terstond bereid,om
het jongemensch, doorhaar vader meteen vriendelijkenwenk
aan haar voorgesteld, zoobeleefd mogelijk te woordte staan.Misschien-
deveronderstelling isechtergewaagd-
stemdeAndré's blijgeestigen vrijmoedig voorkomen haar tot toegevendheid. André hadtijdens zijne studiejarenteLeiden geleerdmenschentezien. Zijnehoudingwas
kalm,alverried zesoms onbewusteene bescheidenmate vanzelfvertrouwen.Hijspraknietteluid, maarzorgdetoch, datmen hem
verstaan kon.Zwarterok en witte das stondenhem
uitmuntendbij hetglanzige hairen den donkerbruinen krullenden knevel. De eerste debesteschilder zouhem
een„pittoresken"kop hebbontoegekend.
Hetgesprekwasopuiterstheuschentoon begonnen.
De stormvandienmiddag, het zomerseizoen,deresidentie, buitenlandsche uitstapjes, gavenaanvankelijkstof totenkele vragen en antwoorden.
„Men moest eigenlijk niet op reis gaan!"
-
vervolgde Adèle.-
„Den Haag wordt miskend. Heeft u hier allang gewoond, meneer De Witt?"„Eenjaar, freule!"
„Tijdgenoeg
om
vanDenHaag
tehouden!"„Magikernogietsbijvoegen?"
„Zeker,maargeenkwaad vanonzelievestad zeggen!"
EENE SCHITTERENDE ..CARRIEEE 61
„In'tminst, niet.
Den Haag
iseen heerlijkestad,maar meteen beetje moeitezoumen
ereen lustoordvan kunnen maken. Eris noglangnietgenoegpartijgetrokken vanalhet mooie, datmen
hier voor het grijpenheeft.Depleinenzijntekaal...."
„De Zwijger "
„Pardon....
Mag
iknog even voortgaan?De
Zv^ijgerstaat op hetPlein,maarvpatzoumen
nietmetdat Pleinkunnen
doen!Men
moestdesteenen opbreken, het terreinverhoogen enereen heerlijkenbloementuin aanleggen!Twee
springenden fonteinenaanbeide zijdenvanhet standbeeld, kleinemarmeren
ofbronzenstatuëntemidden vannetonderhouden bloemper-ken
—
ietsindengeestvanhet Palais-KoyalteParijs!"„'nCharmantidee, maar...."
„Ik zou nog meerwillen!Is erpoëtischer plekjedanhet eilandje in denVijver? EengrootNederlandschdichterheeft voor ongeveer tien jaren al gezegd, dat het wit
marmeren
standbeeldvanConstantinHuygens
middenuithetgroen van het eilandjemoestoprijzenI"„Allerliefst!Vooral voormenschen,die gezonde enkrachtige oogen hebben, zou
Huygens
welvoldoen op heteilandje....maar, danzouik nogeen
amendement
opuw
voorstelhebben.Erisnogzooveel plaats op de Plaats! Zoudenwij daargeen ruiterstandbeeld voordenstadhouder WillemIIT,Koning van Engeland, kunnen oprichten?"
„Juist!
En
tegelijk het standbeeld van koningWillem II vanhetBuitenhofwegnemen!
Deheld van Quatre-Bras heeft aanspraakopietsbeters!"„Maar,meneerDeWitt!waar zouden
we
eengemeenteraad vinden,die zooveelgeldzou willen geven,om Den Haag
mooier temaken?
Ikvrees, datwe
luchtkasteelenbouwen!"„Luchtkasteelen! Als u daar maar een geschiktarchitect voor vinden kan, freule!"
Deze laatste wooi'den werden uitgesproken door iemand, dieeen fragment vanhetgesprek scheen verstaantehebben, ennudiepbuigendvoor freule
Van
Berenvelt standhield.mm
62 EENESCHITTERENDE„CARRIÈRE'
André zag onthutst op. De nieuwe spreker wasJhr.Mr.
Van
Reelant, de referendaris aan het departement. In zijn zwartenrok zag dezeerzoovolmaaktdeftigen achtenswaar-diguit, datAndréinzijneverbeelding het eigenaardig geluid van eenkapperschaarmeendetehooren en onwillekeurig de rechterhand aanzijnachterhoofdbracht.FreuleVan
Berenvelt antwoorddeVan
Eeelantghmlachendop den toonvangoede bekenden. De referendaris hadinderdaadalmenigbezoek op den A^jverberg afgelegd, hij had dien middagbij den Baron„gedineerd", enzelfsaan de rechterhandvanfreuleAdèle ge-zeten. Dit alles wist André niet, evenmin,datdeheer
Van
Eeelantinblakendegunst stond bijden minister van Buiten-landsche Zaken, en dat AdèlevanBerenvelteenmaaleen vor-stelijkvermogen vanhaarvaderzou erven.Toen
Van
Reelant zich tot Adèlewendde, hadhij ineen ondeelbaar oogenblik André met een minachtendenden blik gemeten, en zich behendig zoo geplaatst, dathij schijnbaar zonder opzetdenjonkmanterzijdedrong.André deedofhij niets bemerkte, en ging glimlachend uitden weg. Hijkreeg nugelegenheid de salons van den secretaris-generaaluiterst be-daardtedoorloopen, en een oogtewijdenaandetalrijkegasten.Al de heeren waren in rokkenofuniformen:demeesten schenen opzeerbijzondere verdiensten voor Nederlandofandere rijken te kunnen bogen, daar zij kleineverzamelingenvan ridderkruisjes in het knoopsgat droegen.Eenkaalheermet een blozend gezicht droeg een purperrood commandeurslint
om
denhals.Hy
zatbij eendrietalbedaagdedamesingroottoilet, en luisterde naar een buitengewoon lang heer zonder
„decoratiën", maar met een forschen militairen knevel, die vrij luidinhet Franscheene mededeeling deed,waaroverhet viertalzichvergundezeer pianotelachen.
Twee
jongere Bel-gischeofficieren, secretarissender commissie,haddenzichdoen voorstellenaan enkeleNederlandsche jongedames, envormden eene groepbijeenklavier,waaropeene der jeugdigeschoenen verondersteldwerdlaterietstezullen spelen.EENE SCHITTERENDE „CARRIÈRE
ea
André wandeldedoor de driesalonstemiddenderhoffelijk sprekende gasten, enzag,dat hetlaatstevertrek
uitkwam
in eene luchtige serre, die met twee wijdopenstaande deurea naar een „geïUumineerden"tuinleidde.Dekoeleluchtstroomen van buiten door deserre
naar de gezelschapszalen zicheenweg
banend, hadden veelszinsbijgedragentot tempering der Augustus-warmte.De adem
van den nachtwind lokte zoo ver-kwikkend, datAndrézichhaastteenkeletrappen,uitde serre naar den tuinleidend,af tedalen.Eenklein clubjevan gasten scheen hetzelfde denkbeeldmet hem
tedeelen. 'tWaren
eenige jongelui uit„de wereld", diezicheven welstaanshalveop de-soireevanBaronYan
Berenvelt vertoonden,dieevenin't voor-bijgaan een glas wijnaanvaarden vandebuigendelakeien,en naar eene gelegenheid omzagen,om
even ongemerkt eene sigaretteterooken.André kende niemandonder hen. Hij keerdeaanstondsterug.
Sommige
blikken waren met eene mengeling van spot en nieuwsgierigheid ophem
gevestigd.De
„gedoreerde" jonge-lingschap maaktezichvroolijkover de„crinière
de lion"van dien onbekende. Zij hielden
hem
voor eenattaché
bij een Duitsch gezantschap,en schaterdendaarom nietzooluid^als ze steUig zouden gedaanhebben,indienzeop dehoogte vanAndré's „positie"geweest waren.
ToenAndréinde
serre
terugkwam, vondhijeenetweede groep jongelieden, eveneens„jeunes
sedorée",rondom
den kalen heer met het blozend gelaat en hetcommandeurslint geschaard. Een lakei bood bekers„gefrappeerde"champagne
aan, en de jongelui oordeelden het geschiktmet
den com-mandeureen glaasje tedrinken.Onderhetgezelschapbevond zich Jonkheer van Bergen Ockenburgh,een aspirant-attaché^die alsvolontair aanhet ministerievanBuitenlandsche
Zaken
arbeidde, endoor denloop van dendie st een enandermaal met André had kennis gemaakt. Zoodra hijAndré gewaar-werd, sprakhijhem
vriendelijk aan,entrokhem
indenkring.De jongelieden luisterden naar denheermet het
comman-<34 EENESCHITTEEENDE „CARRIÈRE»^
deurslint, die eene zeer deftige manier van redeneeren in practijk bracht, en overigens op de meestbeslissende wijze allerleivraagstukken vaningevyikkeldenaard aanroerde.André betrapte zich weldra op eene onweerstaanbareaanvechting,
om
deduffealgemeenhedendescommandeurstegentespreken, maarwijlhijnognietaan dien hoogachtbarewasvoorgesteld, zweeg hij. NadathijzijnverlangenaanVan
Berghen Ocken-burgh had meegedeeld, trad deze met Andrénaarden kaal-hoofdige,en hoordemen hem
zeggen:„Meneer Gronovius!
Mag
ik u voorstellen meneer André de Witt, ambtenaar aanBuitenlandscheZaken: Meneer Gro-novius...."
„Lid van de Tweede Kamer, en overigensgenoegbekend.
Laatdatmaarblijven.
Van
Berghen!"Metgrootejovialiteithaddeaangesprokenealduszichzelven bekend gemaakt.Oogenblikkelijkdaarop zich totAndré wen-dend, gaathijvoort:
„Magikeensvragen isu diemeneerDeWitt,dieeen dissertatieover het Vrijhandelsstelsel heeftgeschreven?"
„Juist,meneer!"
„Eenheelknappedissertatie!Ik
maak
jem'n compliment!"„Ik had niet durven hopen, dat mijne dissertatiebuiten Leiden gelezen zouworden!"
„Zoo zieje, meneer DeWitt! daternogwel op den arbeid van onze studeerende jongeluigelet wordt.Maardatisaltijd
m'n systeem geweest. Wijhebben gebrekaanknappe luiin de hberale partij. Wij hebben de meerderheid ingetal,
we
moetenzeookintalenthebben!En
daaromgaik na,wieer alzoopromoveerente LeidenenteUtrecht!"Deheer Gronovius sprakmetzooveelgezag entegelijkmet zooveel eerbied voor zijne eigen woorden, dathet een zeer eigenaardig schouwspelwas
hem
daartezien „oreeren",terwijl Andrébedaard naarzijnemededeelingenluisterde.Deoverige jon-gelieden haddenzich deels uit beleefdheid, deels uit verveling, naar eene anderezijdederserreteruggetrokken,waarzijzichEENE SCHITTERENDE „CARRIÈRE' 65
bezighieldenmet„gefrappeerden"champagne en Haagschenkout.
André had nuovervloediggelegenheid den heer Gronovius, lid van Tweede
Kamer
der Staten-Generaal, ridder,officier,commandeur
van onderscheiden binnen- en buitenlandsche orden,enz.,enz.,nauwkeurigertebeschouwen.Zijnkaal voor-hoofd en zijne blozende kleur gavenhem
iets eerwaardigs, 'twelk niet voldoende werd ondersteund door zijnekleine, flikkerende, grijze oogen en de beweeglijke plooienom
zijn breeden mond. Behalvehetcommandeurskruis aanhet roode hnt, vertoonde een knoopsgat in zijnrokop de linkerborst eene zeldzame „collectie"miniatuurkruisjesvanallerleislag.Hij sprak intusschen steeds door:
„Het doet mij veel plezier, dat ik u hebleerenkennen, meneer De Witt!
Uwe
dissertatie belooft iets!Blijfnu niet halverwege staan, maar studeer ijverig verder!De
liberale partij heeft behoefte aan knappe lui. Met talenten weten-schapkomt
men, waarmen
wezen wil datzieje aan mij! Ikben nuzes jaarM
vandeTweede Kamer, enikhebhet dagelijksondervonden.Waarom
halensommige
menschenhun
schouders op over de leden derliberale partij,meneerdeWitt?"„Doenze dat wezenlijk?"
„Hoelangbenjenu in
Den Haag?"
„Eenjaar...."
„Danhadtjekunnenweten, dat
sommige
luihun
schouders ophalen over de leden derliberalepartij!En waarom
doenze dat? Ik zalhetjezeggen, meneerDe
Witt!Van
'48hebik alles meegemaakt. Toendegrondweterdoor was, begonde strijdvandepartijen. Eenegrootearistocratisch-conservatieve partijbegon metons personeel belachelijktemaken.Vooreerst werdergelachenom
de burgerlijke eenvoudigheidvan Thorbecke maardatduurdeniet lang,toenThorbecke aanhetwerkgingm
1849.Een Romeinschkeizer,meneerDe
Witt! plachtte zeg-gen:„Oderint dum metuant!'"),
endatmocht Thorbecke')„Zemogenmijhaten,alsze mijmaarvreezen"
XI.
66 EENESCHITTERENDE „CARRIÈRE
metvollerechtvanzijnestaatkundige tegenstanderszeggen!"
Deplechtigheid,waarmeede heer aronoviusditalles voor-droeg,legdeAndréonwillekeurig het zwijgenop.Hijhad ge-durende denwoordenstroom vanhet kamerlid,zijnbestgedaan zichteherinnerenwiede heerGronoviuseigenlijkmochtzijn, daar zijn
naam hem
niet onbekendwas.Na
eenig peinzen, vielhethem
tebinnen, dat de provinciale statenvanOverijsel in 1847 een deftig notaris uit Zwolle, denheer Gronovius, naar de TweedeKamer
afvaardigden, en dat de kiezersvan hethoofdkiesdistrictZwolle diekeuzein1848en1851hadden bevestigd. Hij meende tevensietsteweten van deninvloed door den heer GronoviusindeTweedeKamer
geoefend,maar dejuistetoedrachtvan zakenontsnaptehem
nog.De groote heer noodigde Andréuiteenige stappen verder te gaan,
om
buitenhet gehoor derheen en weerloopenden hetonderhoudrustiger voorttezetten.„U
kannugemakkelijk berekenen,meneer De Witt!waarom men
de schouders ophaaldevoorsommigeleden derliberale partij! Moestmen
Thorbecke metrustlaten,zijnevrienden haddenhet harderteverantwoorden. Enkele leden der Uberale partij uit de noordelijke provinciën maakteneen zonderling figuur,datiswaar, endaarom haddende aristocratenen con-servatieveneene schoone gelegenheid denieuwe grondwet en dedirecteverkiezingenbelachelijktemaken!"„Een vrij onschuldig plezier, dat
men
aandieheeren wel kan gunnen!"„Zegdatniet,meneer De Witt!Deliberalepartijmoetniet alleendenumeriekemeerderheid,maar ookdealgemeeneachting hebben! Onze
mannen
moetenoveralgezienzijn.In de eerste plaatsaanhetHofeninde hofkringen "Bijna fluisterend en met eenezeer geheimzinnige uitdi-uk-king heeftdeberoemde heerGronovius dezelaatstewoorden aanAndré's oor gezegd.
De jonkmanstaart
hem
nitvorschendinderollende,grijze oogen, en antwoordt:
EENE SUHITTEKENDE „CARRIÈRE 67
„Dat begrijpik niet!"
„Weldatverwondert me, meneer De Witt!Een jong
mensch
„Weldatverwondert me, meneer De Witt!Een jong