• No results found

Syntactische, semantische en cognitieve analyse van Genesis 1:1-2:3

4.5 De (a)temporele relaties geprofileerd door middel van de werkwoorden לשׁמ en

4.6.1. Het voorzetsel ְכּ

4.6.1.1. Betekenisomschrijving volgens de standaardwoordenboeken

In HALOT wordt gesteld dat het voorzetsel ְכּ onder andere kan wijzen op een bepaalde overeenkomstigheid, aangeduid als conformity of kind: in the same way as. Hierbij wordt allereerst Gen. 3:5 genoemd, gevolgd door Gen. 44:15; Ps. 1:3; 18:43; Jes. 66:8. Tevens wordt bij deze betekenis de vertaling according to voorgesteld voor Gen. 1:26; 4:17; 1 Sam. 13:14.300

en in het verleden niet altijd toegekomen zijn, dan dat deze basis deel uitmaakt van het verstaan van het woord door de auteur(s) en lezers van de tekst in de ontstaanscultuur.

297 Uiteraard kan dit onderzoek naar de werkwoorden לשׁמ en הדר, of alleen naar het werkwoord הדר, daar dit werkwoord verbonden is aan de schepping van de mens, uitvoeriger en hierdoor preciezer worden uitgewerkt door iedere perikoop waarin (een van) beide werkwoorden gebruikt wordt, syntactisch, semantisch en cognitief te onderzoeken. Dit onderzoek kan verder uitgebreid worden door te bestuderen hoe de opdracht om te heersen, dat ook wel wordt aangeduid met het begrip

dominium terrae, begrepen dient te worden. Hiervoor kan naast het werkwoord הדר het werkwoord

שׁבכ onderzocht worden. Zie bijvoorbeeld Udo Rüterswörden. Dominium Terrae: Studien zur Genese

einer alttestamentliche Vorstellung. Beihefte zur Zeitschrift für die alttestamentliche Wissenschaft

215. Berlin: Walter de Gruyter, 1993.

298 In de semantische analyse van de perikoop is reeds opgemerkt dat het hebben van heerschappij niet te negatief begrepen dient te worden. In de toenmalige samenleving was geweld bijvoorbeeld nodig om de aarde te cultiveren.

299 Het voorzetsel ְכּ meer dan drieduizend keer, het voorzetsel ְבּ meer dan vijftienduizend keer. Zie: Ernst Jenni, Die hebräischen Präpositionen. Band 1: Die Präposition Beth (Stuttgart, Berlin, Köln: W. Kohlhammer, 1992), 46 en Ernst Jenni, Die hebräischen Präpositionen. Band 2: Die Präposition Kaph (Stuttgart, Berlin, Köln: W. Kohlhammer, 1994), 16.

300 Koehler, Baumgartner, Richardson, eds., The Hebrew and Aramaic Lexicon of the Old Testament, Vol. 1, 454.

137 In BDB wordt het voorzetsel in algemene zin vertaald als the like of, like, as. Met betrekking tot Gen. 1:26 wordt opgemerkt dat het uitdrukt dat iets gevormd wordt naar een maatstaf of regel en wordt voor de betekenis according to gekozen.301

In HAHAT wordt aangegeven dat het voorzetsel onder meer een kwalitatieve betekenis kan hebben, en dan onder andere vertaald kan worden als wie en ähnlich, in Gen. 1:26 in de zin van een overeenstemming met een norm.302

In DCH worden verschillende betekenissen voor het voorzetsel onderscheiden. Gen. 1:26 wordt echter niet specifiek genoemd, waardoor het niet duidelijk is onder welke betekenis van het voorzetsel dit vers valt.303

4.6.1.2. De studie van Ernst Jenni

Vanuit paradigmatisch-semantisch oogpunt, zo geeft Ernst Jenni aan, staat het voorzetsel ְכּ tussen de tegengestelde voorzetsels ְבּ en ְל in. Het voorzetsel ְבּ geeft een gelijkstellende relatie aan, terwijl het voorzetsel ְל een ongelijke of verschillende relatie aangeeft. Het voorzetsel ְכּ duidt als gevolg een gedeeltelijke gelijkstelling en tegelijkertijd een gedeeltelijk verschil of ongelijkheid aan van de kenmerken van twee dingen. Het kan op twee verschillende manieren gebruikt wordt. De eerste mogelijkheid is dat het voorzetsel aangeeft dat er twee zaken met elkaar vergeleken kunnen worden, zonder dat de kwaliteit, het tertium comparationis, genoemd wordt op basis waarvan de twee dingen met elkaar vergeleken kunnen worden. De tweede mogelijkheid is dat het punt van vergelijking wel genoemd wordt.304

In Gen. 1:26 is van de eerste mogelijkheid sprake. Jenni onderscheidt binnen deze mogelijkheid verschillende rubrieken. Een hiervan is de rubriek waarin ְכּ verbonden wordt met een persoonlijk of aanwijzend voornaamwoord. De verzen waarin het voorzetsel gebruikt wordt samen met het woord תוּמ ְדּ, ד ֶג ֶנ of ךְ ֶר ֵע beschouwt Jenni als eigen subcategorie hierbinnen. Deze woorden duiden een overeenkomst of gelijkenis aan, maar hebben deze functie niet als ze verbonden worden met het voorzetsel ְכּ, daar het voorzetsel deze functie eveneens heeft. Omdat ze wel hetzelfde betekenen, kunnen zij beschouwd worden als een pleonastische versterking om het object waarmee vergeleken wordt te noemen. Het woord תוּמ ְדּ wordt op deze wijze gebruikt in Gen. 1:26; Ps. 58:5; Dan. 10:16. Jenni vertaalt וּנ ֑ ֵתוּמ ְד ִכּ in Gen. 1:26 als unseresgleichen.305

301 Francis Brown, S.R. Driver, Charles A. Briggs, The New Brown-Driver-Briggs-Gesenius Hebrew and

English Lexicon (Peabody: Hendrickson, 1979), 453-454.

302 Wilhelm Gesenius, D. Rudolf Meyer, Herbert Donner, Wilhelm Gesenius Hebräisches und Aramäisches

Handwörterbuch über das Alte Testament, 3 (18. Auflage. Berlin: Springer, 2005), 520.

303 David J.A. Clines, ed., The Dictionary of Classical Hebrew, Vol. IV (Sheffield: Sheffield Phoenix Press, 1998), 347-348.

304 Jenni, Die Präposition Kaph, 11-12, 35.

305 Jenni, Die Präposition Kaph, 39, 42, 44. Jenni, Die Präposition Kaph, 44, 51, 58 geeft tevens aan dat Ps. 58:5 daarnaast deel uitmaakt van de rubriek dat er een vergelijking wordt gemaakt met behulp van een soortnaam die zelfstandig en bepaald gebruikt wordt, in dit geval ‘het gif’. Jenni vertaalt het voorzetsel ְכּ als gleich. Dan. 10:16 maakt deel uit van de rubriek waarbij een algemene soortnaam gebruikt wordt om de gelijkenis met een persoon te benoemen. Dit is in dit vers ‘mensenkinderen’.

138

4.6.1.3. De studie van Van Wolde

Van Wolde bespreekt de betekenis van het voorzetsel ְכּ aan de hand van de bevindingen van Jenni en Garr: het duidt een gelijkenis of overeenkomst aan tussen twee entiteiten, de trajector en de landmark, die gewoonlijk niet gelijk en identiek aan elkaar zijn. Als het voorzetsel volgt op de trajector en aldus tussen trajector en landmark in staat (trajector ְכּ landmark), wordt het punt van overeenkomst tussen beide bekeken vanuit de trajector. Het is echter ook mogelijk dat aan beide woorden het voorzetsel voorafgaat ( ְכּ trajector ְכּ landmark), en dan is de vergelijking wederzijds: de trajector kan op dezelfde wijze vergeleken worden met de landmark als de landmark met de

trajector.306 In Gen. 1:26 is van de eerste situatie sprake: het voorzetsel gaat alleen

vooraf aan de landmark וּנ ֑ ֵתוּמ ְד.

4.6.1.4. Conclusie

Het voorzetsel ְכּ kan gebruikt worden om een vergelijking te maken tussen twee dingen, omdat er sprake is van een bepaalde overeenkomst (HALOT, Jenni, Van Wolde). Jenni merkt hierbij op dat de overeenkomst slechts gedeeltelijk is en Van Wolde stelt dat de twee zaken die met elkaar vergeleken worden, gewoonlijk niet met elkaar overeenkomen.

In HALOT wordt aangegeven dat het voorzetsel in Gen. 1:26; 4:17; 1 Sam. 13:14 hetzelfde vertaald kan worden. Jenni noemt Gen. 1:26 samen met Ps. 58:5 en Dan. 10:16, daar in deze verzen steeds het woord תוּמ ְדּ gebruikt wordt. Deze laatste twee verzen zullen in het onderzoek naar alle perikopen waarin het woord תוּמ ְדּ gebruikt wordt, worden besproken.307 Als we Gen. 4:17 en 1 Sam. 13:14 bekijken, wordt inderdaad zichtbaar dat het voorzetsel een relatie, die bestaat uit een gelijkenis of overeenkomst, legt tussen een trajector en een landmark die gewoonlijk niet met elkaar overeenkomen. Een stad en een zoon hebben gewoonlijk geen gelijkenis of overeenkomst met elkaar, maar nu wel daar ze dezelfde naam dragen (Gen. 4:17). Daar ze ook blijven verschillen van elkaar, is van een gedeeltelijke overeenkomst sprake. Er wordt hier gekeken vanuit de trajector de stad: deze wordt gelijk gemaakt aan de landmark zoon doordat de stad de naam ontvangt die eerder aan de zoon gegeven was. In 1 Sam. 13:14 is de man de trajector en zijn hart de landmark en de man heeft een bepaalde overeenkomst, die niet geëxpliciteerd wordt, daar het tertium comparationis niet genoemd wordt, met dit hart.

Voor Gen. 1:26b betekent dit dat de frase וּנ ֑ ֵתוּמ ְד ִכּ ם ֛ ָד ָא ה ֥ ֶשׂ ֲעֽ ַנ als volgt begrepen moet worden. De mens vormt de trajector en וּנ ֑ ֵתוּמ ְד de landmark van de atemporele relatie die geprofileerd wordt door middel van het voorzetsel ְכּ. Het voorzetsel duidt aan dat er een gedeeltelijke overeenkomst is tussen twee verschillende entiteiten,

Jenni kiest hier voor de vertaling wie in het Duits. 306 Van Wolde, Reframing Biblical Studies, 142. 307 Zie de hoofdstukken 7 en 8.

139 namelijk de mens en תוּמ ְדּ van God. Het woord תוּמ ְדּ moet hier volgens Jenni echter beschouwd worden als pleonastische versterking van het object waarmee vergeleken wordt. Dit is God, aangezien het suffix naar hem verwijst. Het is niettemin mogelijk dat het woord תוּמ ְדּ een eigen betekenis draagt. Hier wordt verder op ingegaan in paragraaf 2.2 van hoofdstuk 8 en paragraaf 6 van hoofdstuk 9.