• No results found

De werkmethode. Een concrete toepassing van Cognitive Grammar binnen semantisch

2. Algemene structuur van de studie

3.2 Syntactische analyse

In dit onderzoek wordt een syntactische analyse gemaakt van elke perikoop waarin het woord ם ֶל ֶצ of תוּמ ְדּ of beide woorden voorkomen. Een syntactische analyse geeft een gedetailleerde tekststructuur van de perikoop weer, waarin alle handelingen en situaties 94 Deze stappen heb ik in grote lijnen ontleend aan mijn Masterthesis, begeleid door prof. dr. E.J. Van Wolde, en vormen de onderzoeksmethode die Van Wolde op basis van Cognitive Grammar heeft ontwikkeld voor semantisch Bijbelonderzoek, waar kort naar verwezen is in paragraaf 3.1 van hoofdstuk 1. Zie: Van Wolde, Reframing Biblical Studies, 203-205.

95 Dit betreft de perikopen waar Gen. 5:3 en Ez. 23:14-15 deel van uitmaken.

58

zich voltrekken. Om deze structuur te achterhalen, wordt de perikoop allereerst in clauses ingedeeld. Een clause bestaat uit één gezegde, met eventueel daarnaast andere bijbehorende elementen zoals een subject, een object of een bijwoordelijke bepaling. Het gezegde kan werkwoordelijk of naamwoordelijk zijn en afhankelijk daarvan, wordt een clause als verbaal of als nominaal benoemd. Het verbale gezegde kan een persoonsvorm zijn, maar ook een infinitief of een participium. Participia zijn bijzondere vormen, omdat ze wat vorm betreft op een naamwoord lijken, maar wel de functie van werkwoord kunnen vervullen.96 Als een participium deze laatste functie heeft, wordt het beschouwd als het gezegde binnen een clause. Als naamwoord heeft het een andere rol en maakt het deel uit van een clause die een ander gezegde kent. In een aantal clauses is sprake van een ellips. In deze clauses wordt het eerder gegeven gezegde niet herhaald, maar dient dit gezegde wel verondersteld te worden, zodat ook in deze gevallen van een zelfstandige clause gesproken kan worden.

Op de stelregel dat een clause tenminste bestaat uit een gezegde, zijn enkele uitzonderingen gemaakt. Allereerst wordt een vocativus, die de aangesproken persoon weergeeft, beschouwd als een eigen clause. Dit is ook het geval voor de casus pendens.97 Tevens wordt de vaste formule ה֖ ִוהְי י֥ ָנֹד ֲא ם֛ ֻא ְנ, uitspraak van de Heer God, beschouwd als eigen clause. Ten slotte is het mogelijk dat een clause onderbroken wordt door een andere clause. In dat geval wordt de betreffende clause in tweeën gedeeld, zodat gesproken moet worden over twee clause-atoms.

Vervolgens kan bepaald worden of de onderscheiden clauses deel uitmaken van een narratieve of van een discursieve tekst, en of zij hierbinnen op de voorgrond of op de achtergrond staan. Dit wordt bepaald door het gezegde van de clause, in relatie tot de soort tekst. De clauses die op de voorgrond staan, geven binnen narratieve tekst de direct op elkaar volgende handelingen weer, terwijl de clauses op de achtergrond extra informatie geven. In een discursieve tekst geven de voorgrondvormen de direct op elkaar volgende betoogstappen aan, terwijl ook hier de achtergrond extra informatie geeft. Ten slotte kan ook naar het perspectief gekeken worden dat ingenomen wordt. In clauses die op de voorgrond staan, valt de tijd in de tekst en de tijd van de handelingen die beschreven worden, samen. In clauses die op de achtergrond staan, is dit eveneens 96 A.J.C. Verheij and E. Talstra, “Crunching Participles: An Aspect of Computer Assisted Syntactical Analysis Demonstrated on Isaiah 1-12,” in A Prophet on the Screen: Computerized Description

and Literary Interpretation of Isaianic Texts (ed. E. Talstra, A.L.H.M. van Wieringen; Applicatio 9;

Amsterdam: VU University Press, 1992), 21, 23.

97 Alviero Niccacci, The Syntax of the Verb in Classical Hebrew Prose (trans. W.G.E. Watson; JSOTSup 86; Sheffield: Sheffield Academic Press, 1990), 125, 128, 147 onderzoekt hoe clauses met elkaar samenhangen aan de hand van two syntactic constructions waarin twee clauses met elkaar verbonden worden. De eerste clause noemt Niccacci de protasis en de tweede de apodosis. Hoewel deze termen gewoonlijk gebruikt worden bij conditionele zinnen, gebruikt Niccacci ze om elk verband tussen twee clauses aan te geven. Hij beschouwt een casus pendens eveneens als een two syntactic construction; de casus pendens kan als protasis hiervan worden gezien. Niccacci is van mening dat de casus pendens beschouwd kan worden als eigen syntactisch element dat zelf, zonder een apodosis, gelijk staat aan een samengestelde nominale clause.

59 mogelijk. Er is dan van een nulperspectief sprake. Er kan echter in deze clauses ook terug- of vooruitgekeken worden.

Binnen een narratieve tekst vormen clauses met een wayyiqtol-vorm de voorgrond, aangezien wayyiqtol-vormen aangeven dat er een nieuwe handeling of gebeurtenis plaatsvindt en zo de verhaallijn constitueren. Verbale clauses met een ander type werkwoord en nominale clauses vormen de achtergrond. Bij een discursieve tekst is sprake van de volgende indeling: Een clause die een yiqtol, een imperatief, een infinitivus absolutus die gebruikt wordt als imperatief, een yiqtol die een modale vorm aangeeft, of een qatal die een performatieve handeling weergeeft, bevat, staat op de voorgrond. De performatieve qatal wordt altijd ingeleid door een deiktisch partikel, zoals ה ָתּ ַע, en staat in de eerste persoon enkelvoud. De achtergrond wordt gevormd door verbale clauses met een ander type werkwoord en door nominale clauses. Sprosserzählungen, waarin overwegend wayyiqtol-vormen voorkomen, staan op de achtergrond en kijken terug (Ez. 16:15-16d.17-19d; 23:3-20). Daarnaast kunnen er binnen een discursieve tekst een of meerdere weqatal-vormen voorkomen, gevolgd door een of meerdere we-X-yiqtol-vormen. Het betreft hier clauses die op de achtergrond staan en vooruitkijken (Num. 33:52a-d). Het onderstaande schema maakt het geheel van de indelingen inzichtelijk.98

98 Het indelen van een tekst in clauses en de verdere bepaling van deze clauses als voor- of achtergrond binnen narratieve tekst of discursortekst, kan onder andere gevonden worden bij Wolfgang Schneider in W. Schneider, O. Grether. Grammatik des biblischen Hebräisch: ein Lehrbuch. München: Claudius, 1974. Schneider baseert zich op tekst-taalkundig onderzoek van Harald Weinrich. De inzichten van Schneider zijn later opgenomen en aangepast door Eep Talstra en Alviero Niccacci. Zie: Eep Talstra, “Text Grammar and Hebrew Bible. I: Elements of a Theory,” BO 35 (1978): 169-170, Christo H.J. van der Merwe, “An Overview of Hebrew Narrative Syntax,” in Narrative Syntax and the Hebrew Bible.

Papers of the Tilburg Conference 1996 (ed. Ellen van Wolde; Biblical Interpretation Series 29; Leiden:

Brill, 1997), 11, Ron Pirson, “The Lord of the Dreams: Genesis 37 and its Literary Context” (Ph.D. diss., Katholieke Universiteit Brabant, 1999), 17, 28, A.L.H.M. van Wieringen, The Reader-Oriented Unity Of

The Book Isaiah (Amsterdamse Cahiers voor de Exegese van de Bijbel en zijn Tradities Supplement

Series 6; Vught: Skandalon, 2006), 14. Talstra bespreekt het werk van Schneider in onder andere Talstra, “Text Grammar and Hebrew Bible. I: Elements of a Theory,” 169-174 en Eep Talstra, “Text Grammar and Biblical Hebrew: The viewpoint of Wolfgang Schneider,” JOTT 5 (1992): 269-297. Men neemt van Weinrich de drie opposities om teksten te bestuderen over, namelijk Sprechhaltung,

Sprechperspective en Reliefgebung. Allereerst maakt Weinrich een onderscheid tussen de tempora die

behoren tot de besprechenden Tempora, en die behoren tot de erzählenden Tempora. Teksten waarin de eerste groep overheerst, worden als gevolg door Weinrich besprekende teksten genoemd. Het betreft onder andere dialogen, poëzie en wetenschappelijke literatuur. De tweede groep overheerst in verhalende teksten, behalve de dialogen die in deze verhalen zijn opgenomen. Dit onderscheid komt overeen met het onderscheid tussen discursortekst en narratieve tekst. Sprechperspective, in dit onderzoek aangeduid als perspectief, geeft de verhouding tussen Textzeit en Aktzeit, oftewel de tijd in de tekst en de tijd die genomen wordt om een handeling te beschrijven, aan. Als deze samenvallen, is sprake van de nullijn. Als zij niet samenvallen, wordt er terug- vooruitgekeken in de tekst: de Aktzeit ligt dan respectievelijk voor of na de Textzeit. Als derde geeft Weinrich aan dat er sprake is van Reliefgebung. Dit is het onderscheid tussen voor- en achtergrond in een tekst. Zie voor de theorie van Weinrich: Harald Weinrich, Tempus. Besprochene und erzählte Welt (4. Auflage; Stuttgart, Berlin, Köln, Mainz: Kohlhammer, 1985), 20, 33, 42, 46, 57. Ron Pirson, “The Lord of the Dreams,” 55, maakt op basis van Weinrich, en na lezing van Schneider en Niccacci, een eigen model voor syntactisch onderzoek. Scheider, Niccacci en Pirson gaan echter uit van een andere indeling van clauses dan in deze studie. Wolfgang Schneider, Grammatik des Biblischen Hebräisch: ein Lehrbuch (Neubearbeitung, 3. Auflage; München: Claudius, 2007), 154-155 [44.1] is van mening dat een verbale

60

Narratie Discursie

wayyiqtol yiqtol

Voorgrond imperatief

inf. absolutus als imperatief modale yiqtol

performatieve qatal

Achtergrond

(-) (ø) (+) (-) (ø) (+)

qatal qatal weqatal qatal qatal weqatal inf. constructus inf. constructus

part. verbaal gebruikt part. verbaal gebruikt nominale clause nominale clause

Schema 1: Indeling clauses

De syntactische analyse geeft aldus zicht op de verschillende clauses in een perikoop. De samenhang tussen deze clauses kan worden weergegeven in een hakenindeling, waarin door middel van haken aangegeven wordt hoe de clauses met elkaar verbonden zijn binnen het geheel van de perikoop. Hierbij worden enkele haken gebruikt voor narrator- of discursortekst en dubbele haken voor directe rede. Deze clause begint met een persoonsvorm, terwijl een nominale clause begint met een naamwoord of een ander niet-verbaal element. Niccacci, The Syntax of the Verb in Classical Hebrew Prose, 23 volgt deze indeling. Als in een clause wel sprake is van een werkwoord, maar de clause niet begint met dit werkwoord, noemt Niccacci dit een samengestelde nominale clause. Zie ook: Pirson, “The Lord of the Dreams,” 31, 41-42. Pirson “The Lord of the Dreams,” 58-59, 61 stelt echter dat deze definitie lastig is, aangezien Schneider en Niccacci stellen dat een verbale clause altijd op de voorgrond staat en een nominale clause op de achtergrond, terwijl zij tevens aangeven dat een x-yiqtol, hoewel deze begint met een nominaal element, eveneens op de voorgrond staat. Daarnaast geeft Schneider aan dat een clause die begint met een qatal-vorm, en dus verbaal is, toch achtergrond vormt. Pirson gaat uit van de volgende indeling: Verbale clauses worden gevormd door clauses met een wayyiqtol-vorm, een

(we)qatálti, een weqataltí, een (we-)yiqtol-vorm, of een imperatief. Nominale clauses zijn clauses zonder

werkwoord, waartoe Pirson ook participia en infinitieven rekent, of hebben een werkwoord in de vorm van een (we)x-yiqtol of een (we)x-qatal. In mijn indeling worden alle clauses die een werkwoord

bevatten verbaal genoemd, en dit kan ook gelden voor infinitieven en voor participia als zij de functie van werkwoord vervullen. Ook wat betreft de vraag welke tempora op de voorgrond en welke op de achtergrond staan, kunnen verschillen ontdekt worden. Zo beschouwt Pirson alle clauses die beginnen met een verbale vorm als voorgrond en alle andere clauses, die geen verbale vorm op de eerste positie hebben staan of geen verbale vorm kennen en aldus in mijn beschrijving nominaal zijn, als achtergrond. Niccacci, The Syntax of the Verb in Classical Hebrew Prose, 116 spreekt over

prominence in plaats van voorgrond en achtergrond. Ook hij maakt een andere indeling dan in deze

studie. Zo geeft hij aan dat in narratieve teksten niet alleen wayyiqtol-vormen, maar ook qatal-vormen op de voorgrond staan. Mijn indeling komt, los van indeling in wat als nominale en wat als verbale clause beschouwd kan worden, sterk overeen met de indeling van Scheider en Talstra. Bij de bepaling welke type clauses vooruit- dan wel terugkijken of op het nulperspectief staan, maak ik gebruik van de indeling van Van Wieringen, The Reader-Oriented Unity Of The Book Isaiah, 14-15, die gebaseerd is op de indeling van Talstra. Zie ook: Archibald L.H.M. van Wieringen, The Implied Reader in Isaiah

61 hakenindelingen geven aldus het resultaat van het syntactisch onderzoek weer en zijn opgenomen als bijlage.

Bij elke hakenindeling wordt een Nederlandse werkvertaling gegeven. In deze werkvertalingen worden de te onderzoeken woorden ם ֶל ֶצ en תוּמ ְדּ evenwel nog niet vertaald en tussen haken geplaatst. Dit geldt tevens voor voorzetsels, vraagwoorden en voegwoorden die voorafgaan aan deze woorden en voor suffixen die op deze woorden volgen. Als ם ֶל ֶצ of תוּמ ְדּ deel uitmaakt van een status-constructusverbinding, zijn de overige woorden uit de verbinding wel vertaald.

Alvorens de syntactische analyse en de daarop gebaseerde hakenindeling gemaakt kunnen worden, dient bepaald te worden wat het begin en het einde is van de perikoop. Deze afbakening gebeurt op basis van onder meer een aantal criteria, die hier besproken worden in volgorde van importantie. Het eerste criterium is het gebruik van werkwoordelijke tijden. Een goed voorbeeld is het macro-syntactische signaal י ִ֗הְי ַו, dat de aanvang van een verhaal markeert, zoals in de perikoop 1 Sam. 6:1-11. In discursieve teksten vormen deiktische elementen als ה ָ֗תּ ַע ְו veelal een macro-syntactisch signaal ter afbakening van (units in) een perikoop.99 1 Sam. 6:7a is daarvan een voorbeeld. Een tweede criterium is de wisseling van actanten. Hierbij is het mogelijk dat een actant, hoewel al aanwezig, opnieuw geïntroduceerd wordt door de narrator/discursor. Dit kan duiden op een nieuwe perikoop, daar de narrator/discursor de actant met een reden opnieuw voluit noemt. Een voorbeeld is Dan. 3:1. Als derde kan een wisseling van tijd aanduiden dat er sprake is van een nieuwe inhoudelijke eenheid, zoals תי ִ֜ע ִב ְשּׁ ַה ה ָ֙נ ָשּׁ ַבוּ, en in het zevende jaar, in 2 Kron. 23:1. Ten slotte geldt dit ook voor een duidelijke wisseling of herbenoeming van plaats, zoals ב ֑ ָאוֹמ ת ֹ֣ב ְר ֽ ַע ְבּ, in de vlakten van Moab, in Num. 33:50.100 Hoewel de hakenindelingen als bijlage zijn opgenomen, wordt in het onderzoek zelf aangegeven hoe de afbakening van de betreffende perikoop tot stand is gekomen, hoe de perikoop is opgebouwd en welke syntactische functie het woord ם ֶל ֶצ of תוּמ ְדּ of de woordgroep waar het betreffende woord deel van uitmaakt, vervult binnen de perikoop. Hierbij kunnen een aantal functies onderscheiden worden, namelijk subject, object, naamwoordelijk predicaat en bijwoordelijke bepaling.101