• No results found

Vestigingsplaats van pittori fiamminghi op parochiaal niveau

Afbeelding 19. De nodes zijn onderverdeeld in de kleuren rood, geel en blauw Geel is geclassificeerd als verhuurders, rood zijn zowel verhuurder als schilders en blauw zijn schilders De verhoudingen zijn als volgt:

7 Analyse van het immigrantennetwerk

7.2 Vestigingsplaats van pittori fiamminghi op parochiaal niveau

Met Gephi zijn de schilders en verhuurders onderzocht op de vestigingsplaats. Hierbij heb ik gekeken naar de negen parochies waar de pittori fiamminghi woonden. Dit zijn de Santa Maria del Popolo, Sant’Andrea delle Fratte, San Lorenzo in Lucina, S. Cecilia in Monte Giordano, Santa Maria in Vallicella, Santo Stefano in Piscinula, San Nicola in Arcione, San Spirito in Sassia en de Santi Celso e Giuliano. In Tabel 1 wordt de verkleinde versie

weergegeven van de vestigingsplaatsen van de schilders en Grafiek 5 is een staafdiagram met de schilders en de verhuurders. Er is in beide weergaven geselecteerd op de kerkgemeentes waar kwantitatief de meeste Noord- en Zuid-Nederlandse schilders waren gehuisvest.

Tabel 1. Een verkleinde tabel met een overzicht van de vier parochies waar de schilders en verhuurders woonachtig waren. In de tabel zijn per 10 jaar het aantal schilders en verhuurders geturfd. Het aantal gevonden verhuurders staat tussen haakjes. Doordat er per decennium geteld is, kan er overlap plaatsvinden, waardoor enkele schilders en verhuurders twee maal geteld zijn. Voor de volledige versie zie Bijlage XI, XII.

De ontwikkeling van de parochies is nader onderzocht om te kunnen analyseren of de Santa Maria del Popolo daadwerkelijk de meeste schilders huisvestte. Door de vele nulwaarden, die veelal een weergave zijn van de lacunes, kunnen de Sant’Andrea delle Fratte en de San Lorenzo in Lucina in theorie meer schilders bevatten dan de Santa Maria del Popolo. De schilders woonden zeer geconcentreerd in drie parochies (zie Tabel 1 en Afbeelding 20). De

204 Hoe deze aantallen zich door de jaren 1600 tot en met 1630 verhouden tot de publicatie Ghiongrat van Vodret Adamo valt moeilijk te peilen, omdat haar publicatie weinig inzicht geeft in de dynamiek van de groep pittori stranieri, ofwel de buitenlandse schilders.

periode / parochie S. Maria del Popolo S. Andrea delle Fratte S. Lorenzo in Lucina S. Cecilia in Monte Giordano totalen 1590-1599 0 0 0 6 0 1600-1609 29 (10) 1 (2) 6 (1) 0 51 (13) 1610-1619 6 (2) 12 (9) 21 (7) 1 (1) 52 (21) 1620-1629 55 (8) 38 (12) 10 (2) 2 (1) 116 (23) 1630-1639 32 (4) 2 0 0 35 (4) 1640-1649 26 (5) 0 0 0 27 (5) 1650-1663 38 (11) 0 0 0 38 (11) totalen 186 (40) 53 (23) 37 (10) 9 (2) 305 (77) 60

Santa Maria del Popolo was de absolute koploper met 186 geregistreerde schilders, gevolgd door de Sant’Andrea delle Fratte met 53 schilders en in derde positie de San Lorenzo in Lucina met 37 schilders. De vierde parochie, de San Cecilia in Monte Giordano, bleef met negen geregistreerde schilders ver achter. Alleen aan het eind van de 16e eeuw huisvestte zij

meerdere schilders en in het begin van de 17e eeuw woonden er incidenteel enkele schilders.

De San Cecilia in Monte Giordano is in de tabel opgenomen om te illustreren hoe geconcentreerd de spreiding van schilders en verhuurders eigenlijk is geweest.

De eerder besproken nulwaarden zijn zowel aanwezig bij de Sant’Andrea delle Fratte, San Lorenzo in Lucina, als bij de en de Santa Maria del Popolo. Voor de Sant’Andrea delle Fratte geldt dat alleen tussen 1600 en 1625 documenten met pittori zijn overgeleverd. Van de kwart eeuw aan documentatie ontbreken de jaren 1602 tot 1607 en de jaren 1614 tot 1616 ontbreken. Het resulteert in het ontbreken van negen jaargangen.

Wanneer we het aantal schilders optellen en delen door het aantal jaren dat er een Stati delle Anime is overgeleverd, krijgt men een indicatie van het gemiddeld aantal schilders per jaar in één parochie. Voor de Sant’Andrea delle Fratte betekent dit dat er 53 schilders zijn geweest in 16 jaar.205 Er zijn dus 3,31 schilders per jaar geregistreerd. Voor de Santa Maria

del Popolo is het aantal berekend op 3,15.206 Voor de San Lorenzo in Lucina is een

gemiddelde berekend van 6,17 geregistreerde schilders.207

Grafiek 5. Een staafdiagram met het absolute aantal schilders en verhuurders. Weergegeven zijn de vier parochies met het hoogste aantal pittori fiamminghi. Elke staaf staat voor een periode van 10 jaar.

205 Sant’Andrea delle Fratte: Totaal aantal schilders: 53. Omvatte aantal jaargangen: 25. Aantal ontbrekende jaren: 9. Aantal geregistreerde jaren: 16. (aantal geregistreerde jaargangen / aantal schilders en verhuurders = gemiddeld aantal schilders per jaar). 53 / 16 = 3,31.

206 Santa Maria del Popolo: Totaal aantal schilders: 186. Omvatte aantal jaargangen: 63. Aantal ontbrekende jaren: 4. Aantal geregistreerde jaren: 59. (aantal geregistreerde jaargangen / aantal schilders en verhuurders = gemiddeld aantal schilders per jaar). 186 / 59 = 3,15.

207 San Lorenzo in Lucina: Totaal aantal schilders: 37. Omvatte aantal jaargangen: 15. Aantal ontbrekende jaren: 9. Aantal geregistreerde jaren: 6. (aantal geregistreerde jaargangen / aantal schilders en verhuurders = gemiddeld aantal schilders per jaar). 37 / 6 = 6,17.

0 10 20 30 40 50 60 70

S. Maria del Popolo S. Andrea delle Fratte S. Lorenzo in Lucina S. Celso in Monte Giordano Aa ant al s ch ild er s en ver hu ur der s Parochie 1590-1599 1600-1609 1610-1619 1620-1629 1630-1639 1640-1649 1650-1663 61

Wat op valt is, dat nadat de data is genormaliseerd, de Santa Maria del Popolo niet als koploper uit de resultaten naar voren komt. Schilders vestigden zich niet primair in deze kerkgemeente. Ik kan niet met zekerheid vaststellen, of er in de parochie van San Lorenzo in Lucina meer schilders woonden dan in de andere twee parochies. Daarvoor zijn de gegevens van de San Lorenzo in Lucina, waarop de berekeningen zijn gestoeld, te schaars, maar het lijkt een eerste aanwijzing dat de schilders redelijk evenredig over de drie parochies hebben gewoond.208 De analyse rechtvaardigt de conclusie dat de schilders bovenal centraal hebben

gewoond, in één van de drie meest noordelijke parochies, maar dat daarbinnen wellicht een lichte vestigingsvoorkeur lijkt te zijn geweest voor de San Lorenzo in Lucina. De bevindingen van de geconcentreerde huisvesting, sluit nauw aan bij het conclusies van Vodret Adamo en zelfs al bij Hoogewerff’s onderzoek uit 1942.209

Wanneer de schilders zich in één parochie en vestigden, verhuisden ze zelden. Slechts tien verhuizingen zijn te herleiden naar een andere parochie. Het betreft schilders die langer dan vier jaar in Rome woonachtig waren. Zes schilders verhuisden van de Santa Maria del Popolo naar de Sant’Andrea delle Fratte. Drie schilders wisselden tussen Santa Maria del Popolo en de San Lorenzo in Lucina. Alleen de schilder Balthasar Lauwers woonde gedurende 38 jaar in vier verschillende parochies.210

208 Schiavoni: 1997, p. 14. De Santi Celso in Monte Giordano is tegenwoordig opgenomen in de parochie van de Santi Celso e Monte Giordano a Banchi. De kerkgemeente bevindt zich hemelsbreed zo’n 1.5 à 2 kilometer afstand. Dit feit onderstreept dat de schilders erg geconcentreerd woonden. 209 Hoogewerff: 1942, p. X; Vodret Adamo: 2011, p. 128.

210 De Santa Maria del Popolo, Sant’Andrea delle Fratte, San Lorenzo in Lucina en de Santo Stefano in Piscinula.

62

Afbeelding 21. Overzicht van alle geregistreerde schilders en verhuurders in Gephi. De lichtgrijze kleur staat