• No results found

Pittori Fiamminghi in Rome tussen 1590 en 1663: een netwerkanalyse

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Pittori Fiamminghi in Rome tussen 1590 en 1663: een netwerkanalyse"

Copied!
150
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Pittori Fiamminghi in Rome tussen

1590 en 1663: een netwerkanalyse.

-

Een onderzoek naar de toepasbaarheid van Gephi voor Digital Art History

-

1

(2)

Scriptie: Master Kunstgeschiedenis: nieuwere tijd Aantal woorden. 40.787 Begeleider: dhr. dr. M.J. Bok Vincent Martens, 5741858. Tweede lezer: dhr. dr. M.A. Weststeijn vincent.martens@student.uva.nl

Frontispice: De nodes en edges, oftewel de schilders, verhuurders en onderlinge relaties, die zijn ingevoerd in Gephi 0.8.2beta. Weergegeven met ForceAtlas2 en Noverlap.

(3)

Inhoudsopgave

0 Overzicht van bijlagen, afbeeldingen, grafieken en tabellen 6

0.1 Bijlagen 6

0.2 Afbeeldingen van kunstwerken 6

0.3 Afbeeldingen in de scriptie 7

0.4 Grafieken 9

0.5 Tabellen 10

1 Inleiding 11

2 PAP-archief 12

2.1 Aanleiding en doel van het opzetten van het archief 12

2.2 Opzet van het archief 13

2.3 Omvang van het archief 15

2.4 Totstandkoming 16

3 Historiografie 16

3.1 Eugenio Sonnino – Romeinse geschiedschrijving 16

3.2 Antonino Bertolotti – grondlegger van Romeins archiefonderzoek 18 3.3 Godfried Hoogewerff – onderzoek naar Nederlandse en Vlaamse schilders 19

3.4 Rosella Vodret Adamo – horizontaal onderzoek 20

4 Methodologie 22

4.1 Stati delle Anime 22

4.2 Bronnenselectie 24

4.3 Digitaliseringsproces 24

4.4 Data-invoer in de pdf’s 27

4.5 Data-invoer in Timeglider 31

4.6 Lacunes van de Stati delle Anime 32

4.7 Definitieproblematiek aangaande pittori (schilders) en garzoni (leerjongens) 34

4.8 Lacunes in de gecreëerde database 35

5 Rome 1500 - 1660 36

5.1 Reis naar Rome 37

(4)

5.2 Stedelijke en politieke veranderingen in Rome tussen 1500 en 1630 37

5.3 Romeinse bevolkingsopbouw en immigratie 41

5.4 Hoe werd Rome door de fiamminghi ervaren? 43

6 Gephi 0.8.2beta als hulpmiddel bij de analyse van het PAP-archief 46

6.1 Keuze voor Gephi 0.8.2beta 46

6.2 Gephi verwerken van data 47

6.3 Samenwonende kunstenaars en verhuurders 48

6.4 Wiskundige formules 49

6.5 Gecreëerde variabelen 52

6.6 Tijdlijn 53

7 Analyse van het immigrantennetwerk 54

7.1 Omvang van de database 55

7.2 Vestigingsplaats van pittori fiamminghi op parochiaal niveau 60 7.3 Voordelen van de hoge concentratie pittori fiamminghi 64

7.4 Contactpersonen, Romeinse huisbezit en verhuur 66

7.5 Leeftijd 68

7.6 Afkomst 71

8 Onderzoek naar Noord- en Zuid-Nederlandse werkplaatsen 74

8.1 Onderzoek naar werkplaatsen tussen 1590 en 1600 75

8.2 Zuid-Nederlandse werkplaatsen tussen 1600 en 1610 77

8.3 Noord- en Zuid-Nederlandse werkplaatsen tussen 1610 en 1620 84 8.4 Omvang en sociale opbouw van de werkplaatsen tussen 1600 en 1620 86 8.5 Noord- en Zuid-Nederlandse werkplaatsen tussen 1620 en 1640 89 8.6 Verval en nabloei van de werkplaatsen van 1640 tot 1663 93 8.7 Invloed van de 80-jarige oorlog op de migratiestroom 96

9 Verblijfsduur in Rome 100

9.1 Groepsindeling 100

9.2 Verhouding tussen kort en langdurig verblijf 102

9.3 Uitstroom van kortdurende verblijven 104

(5)

9.4 Oorzaken van grote instroom aan pittori fiamminghi 107

9.5 Doel van de schilderreis 109

10 Conclusie 111 11 Discussie 114 11.1 Tekortkomingen 114 11.2 Digital humanities 115 12 Dankwoord 116 13 Bibliografie 118 14 Bijlage 126 14.1 Bijlage I 126 14.2 Bijlage II 127 14.3 Bijlage III 128 14.4 Bijlage IV 129 14.5 Bijlage V 130 14.6 Bijlage VI 131 14.7 Bijlage VII 132 14.8 Bijlage VIII 134 14.9 Bijlaeg IX 136 14.10 Bijlage X 137 14.11 Bijlage XI 138 14.12 Bijlage XII 139 14.13 Bijlage XIII 140

15 Afbeeldingen van kunstwerken 144

15.1 Afbeeldingen van kunstwerken I 144

15.2 Afbeeldingen van kunstwerken II 145

15.3 Afbeeldingen van kunstwerken III 146

15.4 Afbeeldingen van kunstwerken IV 147

15.5 Afbeeldingen van kunstwerken V 148

15.6 Afbeeldingen van kunstwerken VI 149

(6)

15.7 Afbeeldingen van kunstwerken VII 150

0 Overzicht van bijlagen, afbeeldingen, grafieken en tabellen

0.1 Bijlagen

Bijlage I: De 90 parochies die in het PAP-archief zijn opgenomen en zijn doorzocht

op pittori fiamminghi.

Bijlage II: Overzicht van de acht parochies die niet in het PAP-archief zijn

opgenomen.

Bijlage III: Overzicht van de 35 parochies zijn gescand.

Bijlage IV: De datastructuur van de gemaakte database die is gebaseerd op het PAP-

archief.

Bijlage V: Een getypte en gescande Stati delle Anime uit het PAP-archief. Afgebeeld

pagina 7 van de Stati delle Anime uit de parochie Santa Maria del Popolo in 1603.

Bijlage VI: Een overzicht van de 38 parochies die voor mijn onderzoek buiten

beschouwing zijn gebleven.

Bijlage VII: Tabel die de absolute en relatieve aantal gevonden schilders,

verhuurders en onderlinge relaties per jaar weergeeft.

Bijlage VIII: Tabel die de absolute en relatieve aantal gevonden schilders en

onderlinge relaties per jaar weergeeft.

Bijlage IX: Een overzicht van de opdeling van de clusters en modulariteitsklassen. Bijlage X: Een overzicht van de nodes met de daar bijhorende toebedeling van de

gewichtsklassen die met het programma Gephi zijn berekend.

Bijlage XI: Twee tabellen met relatieve waarden die weergeeft in welke parochies de

Noord- en Zuid-Nederlandse schilders woonden.

Bijlage XII: Twee tabellen met de absolute waarden die weergeeft in welke parochies

de Noord- en Zuid-Nederlandse schilders woonden.

Bijlage XIII: De toebedeelde persoonsnummers in Gephi. 0.2 Afbeeldingen van kunstwerken

Afbeeldingen van kunstwerken I: Maarten van Heemskerck. De façade van de oude Sint-Pietersbasiliek. Circa 1533-1534. Pen en bruine inkt. 275 x 621 mm.

Albertina collectie, Wenen, Oostenrijk.

Afbeeldingen van kunstwerken II: Maarten van Heemskerck. Sint Pieters Basiliek in aanbouw in 1536. Circa 1536. Tekening. Staatliche Museen Zu Berlin,

Berlijn, Duitsland.

(7)

Afbeeldingen van kunstwerken III: Willem van Nieulandt (II). Boog van Septimius Severus en het Capitool. 1606-1628. Ets. 213 x 279 mm.

Rijksprentenkabinet, Rijksmuseum, Amsterdam.

Afbeeldingen van kunstwerken IV: Willem van Nieulandt (II). Gezicht op Rome en de Trinità dei Monti. 1594-1635. Ets en gravure. 313 x 436 mm.

Rijksprentenkabinet, Rijksmuseum, Amsterdam.

Afbeeldingen van kunstwerken V: Gerard ter Borch (I). Gezicht op de Via Panisperna naar de Santa Maria Maggiore, Rome. 1609. Pen en bruine inkt. 274 ×

197 mm. Rijksprentenkabinet, Rijksmuseum, Amsterdam.

Afbeeldingen van kunstwerken VI: Michelangelo Buonarotti. Het laatste oordeel. 1535-1541. Fresco. 1370 x 1200 cm. Sixtijnse Kapel, Vaticaanstad.

Afbeeldingen van kunstwerken VII: François Duquesnoy. Cenotaaf van Jacob de Hase. Circa 1634. Marmer. Santa Maria della Pietà in Campo Santo Teutonico,

Rome.

0.3 Afbeeldingen in de scriptie

Afbeelding 1: Een Stati delle Anime uit de parochie van de Sant’Andrea delle Fratte

uit het jaar 1673, folio 16.

Afbeelding 2: Een getranscribeerde en getypte Stati delle Anime van de Santa Maria

del Popolo in 1603, pagina 7 (zie Bijlage V).

Afbeelding 3: Een fiche in de kaartenbak met daarop verwijzingen naar Andrea da

Bruselle (links) en Alessandro (rechts) met zijn Nederlandse naam Alexander Nieuwerveen.

Afbeelding 4: Een detailopname van de bladwijzerbalk in Adobe Reader XI met de

entry van Jacob de Hase in de parochie van de Santa Maria del Popolo in 1604. Afbeelding 5: Een pdf van een Stati delle Anime van de San Lorenzo in Lucina uit

1607, pagina 3-4 geopend in Adobe Reader XI. Links is de gemaakte bladwijzerbalk. Rechts is de gescande Stati delle Anime afgebeeld.

Afbeelding 6: De geüploade bestanden op Google drive met de bestandsnamen van

de S. Andrea delle Fratte, S. Biagio dell’Anello, S. Biagio in Montecitovio en de S. Cecilia in Monte Giordano.

Afbeelding 7: Detailopname van de Stati delle Anime van de parochie Santa Maria

del Popolo uit 1604, pagina. 9. Zichtbaar is het veld zichtbaar van Jacob de Hase waar de volgende bladwijzer op is gebaseerd: maestro GIACOMO DE ASE [jacob DE

HASE], d'Antverpia, pittore, d'anni 30. - see SMP: 1601-1607, SAdF: 1613-1625. Afbeelding 8: Een detailopname van de getypte Stati delle Anime van de Santa

Maria del Popolo in 1601, pagina 1-2. Te zien zijn enkele pittori fiamminghi

waaronder Jacob De Hase. Tevens zijn de annotaties e più, of e più [nella stessa casa] te lezen bij volgnummer 2 en 3.

Afbeelding 9: De tijdlijn gecreëerd in Timeglider. Onderin is er een tijdbalk met

de exacte datum afgebeeld. Daarboven zijn via verschillende kleuren de verscheidene schilders uit het PAP-archief weergegeven. Rechtsonder is het vergrootglas zichtbaar

(8)

waarmee men op de verscheidene variabelen binnen Timeglider kan zoeken.

Afbeelding 10: Een detailopname van de Timeglider applicatie met de pop-up van

Tyman Cracht.

Afbeelding 11: Een detailopname van de Timeglider applicatie met de pop-up van

Stefano de Cortes.

Afbeelding 12: De eerste uitkomsten na het invoeren van de nodes in Gephi. Alleen

de nodes van de schilders zijn ingevoerd. De plaatsbepalingen van de nodes zijn door Gephi willekeurig toegekend.

Afbeelding 13: De eerste uitkomsten na het invoeren van de nodes en edges van

alleen de schilders. De plaatsbepalingen van de nodes zijn door Gephi willekeurig toegekend.

Afbeelding 14: Het resultaat na het invoeren van de 346 nodes in Gephi die de

schilders en verhuurders representeren.

Afbeelding 15: De uitkomst van de het in kaart brengen van de 346 nodes en de daar

bijhorende 447 edges van de schilders en verhuurders. De lijnen geven de onderlinge relaties weer. De nodes zijn nog niet gestructureerd op basis van clustervorming. Afbeelding 16: De clustervorming zichbaar gemaakt met behulp van Gephi. De

nodes van de verhuurders en schilders zijn aan elkaar gekoppeld door middel van

lijntjes. De clusters zijn gecrëerd met het algoritme ForceAtlas2.

Afbeelding 17: De grote van de nodes is, voor elke node afzonderlijk, veranderd op

basis van het aantal gevonden onderlinge relaties.

Afbeelding 18: De grootte en kleur van de nodes zijn, voor elke node afzonderlijk,

veranderd op basis van het aantal gevonden onderlinge relaties.

Afbeelding 19: De nodes zijn onderverdeeld in de kleuren rood, geel en blauw. Geel

geclassificeerd als verhuurders, rood zijn zowel verhuurder als schilders en blauw zijn schilders. De verhoudingen zijn als volgt: verhuurder (18,79%), verhuurder en

schilder (2,6%), schilder (78,61%).

Afbeelding 20: De nodes zijn in verscheidene kleuren onderverdeeld op basis van

de parochies waarin de schilders woonden. De legenda van de drie grootste parochies: paars = Santa Maria del Popolo, groen = Sant’Andrea delle Fratte, turquoise = San Lorenzo in Lucina.

Afbeelding 21: Overzicht van alle geregistreerde schilders en verhuurders in Gephi.

De donkergrijze kleur staat voor de parochie Santa Maria del Popolo (58,09%), de grijze kleur staat voor Sant’Andrea delle Fratte (20,23%) en de lichtgrijze kleur voor de San Lorenzo in Lucina (10,98%). Zwart staat voor alle overige parochies (10,7%).

Afbeelding 22: Overzicht van alle geregistreerde schilders en verhuurders in Gephi.

Weergave van de afkomst van de geregistreerde schilders gedurende de jaren 1620 tot 1630.

Afbeelding 23: Weergegeven zijn de schilders en verhuurders tussen 1590 tot 1600.

(9)

Afbeelding 24: Weergegeven is de afkomst van de schilders tussen 1590 tot 1600.

Afbeelding 25: Weergegeven zijn de parochies waar de schilders woonachtig waren

tussen 1590 en 1600.

Afbeelding 26: Overzicht van de nodes die de database bevat tussen 1600 en 1610.

Afbeelding 27: Overzicht van de afkomst van de schilders en verhuurders die de

database bevat tussen 1600 en 1610.

Afbeelding 28: Overzicht van de schilders en verhuurders die de database bevat

tussen 1610 en 1620.

Afbeelding 29: Overzicht van de afkomst van de schilders en verhuurders die de

database bevat tussen 1610 en 1620.

Afbeelding 30: Overzicht van de geregistreerde schilders en verhuurders die de

database bevat tussen 1620 en 1630.

Afbeelding 31: Overzicht van de geregistreerde schilders en verhuurders die de

database bevat tussen 1630-1640.

Afbeelding 32: Overzicht van de geregistreerde schilders en verhuurders die de

database bevat tussen 1640 en 1650.

Afbeelding 33: Overzicht van de geregistreerde schilders en verhuurders die de

database bevat tussen 1650 tot en met 1663.

0.4 Grafieken

Grafiek 1:De jaarlijkse absolute aantallen Noord- en Zuid-Nederlandse schilders en het absolute aantal onderlinge relaties die de database omvat.

Grafiek 2: De jaarlijkse absolute aantallen van schilders, verhuurders en het

absolute aantal onderlinge relaties die de database omvat.

Grafiek 3: Weergegeven zijn de percentages schilders, verhuurders en onderlinge die

per jaar zijn gevonden. De percentages zijn berekend ten opzichte van het totaal aantal gevonden nodes en edges.

Grafiek 4: Weergegeven zijn de percentages schilders en onderlinge relaties die per

jaar zijn gevonden. De percentages zijn berekend ten opzichte van het totaal aantal gevonden nodes en edges.

Grafiek 5: Een staafdiagram met het absolute aantal schilders en verhuurders.

Weergegeven zijn de vier parochies met het hoogste aantal pittori fiamminghi. Elke staaf staat voor een periode van 10 jaar.

Grafiek 6: Een weergave van de gemiddelde leeftijden van de schilders die zijn

geregistreerd in de Stati delle Anime.

Grafiek 7: Een genormaliseerd overzicht van de gemiddelde leeftijden van de

schilders die zijn geregistreerd in de Stati delle Anime.

Grafiek 8: Vergelijking van het aantal geregistreerde schilders in Antwerpen (bron:

(10)

ECARTICO) en het aantal geregistreerde Antwerpse schilders in Rome.

Grafiek 9: Kolomdiagram die weergeeft wanneer de schilders uit de Zuidelijke

Nederlanden naar Rome zijn gekomen.

Grafiek 10: Kolomdiagram die weergeeft wanneer de schilders uit de Noordelijke

Nederlanden naar Rome zijn gekomen.

0.5 Tabellen

Tabel 1: Een verkleinde tabel met een overzicht van de vier parochies waar de

schilders en verhuurders woonachtig waren. In de tabel zijn per 10 jaar het aantal schilders en verhuurders geturfd. Het aantal gevonden verhuurders staat tussen haakjes. Doordat er per decennium geteld is, kan er overlap plaatsvinden, waardoor enkele schilders en verhuurders twee maal geteld zijn.

Tabel 2: De afkomst van de Zuid-Nederlandse schilders die in Rome woonachtig

waren.

Tabel 3: De afkomst van de Noord-Nederlandse schilders die in Rome woonachtig

waren.

Tabel 4: De afkomst van de Noord- en Zuid-Nederlandse schilders die woonachtig

waren in Rome is in deze tabel tegenover elkaar geplaatst.

Tabel 5: Weergave met het aantal schilders en hoe lang zij woonachtig waren in

Rome. Per decenium is gekeken hoe lang schilder in Rome verbleven. De laatste kolom geeft het totaal aantal geregistreede schilders weer.

Tabel 6: Weergave van de percentages schilders en hoe lang zij in Rome woonachtig

waren. Per decennium kan men aflezen welke groep procentueel het grootste is. De laatste kolom geeft het percentage schilders weer wat voor het desbetreffende decennium is gevonden.

Tabel 7: De tabel geeft de absolute en relatieve waarden weer. De groepen zijn

ingedeeld op basis van verblijfsduur. De laatste kolom geeft de ratio’s aantal schilders per leermeester weer.

Tabel 8: De schilders met een éénjarige verblijfsduur zijn in deze tabel weergegeven.

Gekeken is gedureden welk decennium het meeste korte verblijven zijn terug te vinden. De laatste kolom bevat de relatieve percentages die zijn gemeten ten opzichte van de gehele database.

(11)

1 Inleiding

Voor mijn mastertutorial aan de Universiteit van Amsterdam, dat onder leiding stond van dr. Thijs Weststeijn, was ik in maart 2014 te gast op het Koninklijk Nederlands Instituut in Rome (KNIR). In Rome attendeerde hij mij op het PAP-archief, oftewel Parochiële Archieven Project, met daarbij de toevoeging dat het nog nooit was gebruikt. Het archief bevat

documentatie over Noord- en Zuid-Nederlandse inwoners van Rome. Met de nadruk op kunstenaars in de 17e eeuw. Het wekte mijn interesse en gedurende mijn verblijf in Rome heb ik de potentiële waarde geïnventariseerd en gegevens geanalyseerd.

Tijdens mijn tweede verblijf in Rome, begin juni 2014, heb ik bronnen uit het PAP-archief gedigitaliseerd, zodat ik thuis in Amsterdam, mijn analyse kon afronden. Mijn scriptieproject had tot doel een bruikbare methode te ontwikkelen om het archief zodanig te digitaliseren dat het geschikt zou worden voor digitale analyse. Deze scriptie is om te testen of een digitale analyse ook daadwerkelijk nieuwe kunsthistorische- en sociaalhistorische informatie oplevert. Vragen die uit het materiaal voortkomen, zal ik in deze scriptie beantwoorden.

In de Inleiding, die u nu leest, bespreek ik de opzet van mijn scriptie. In hoofdstuk twee, getiteld PAP-archief, ga ik in de sub-paragrafen in op de opzet, omvang en lacunes van het PAP-archief. Tevens bespreek ik het doel en de totstandkoming van het archief.

In hoofdstuk drie, Historiografie, bespreek ik de sleutelpublicaties, zoals enkele van Eugenio Sonnino. Zijn publicaties zijn belangrijk voor de Romeinse geschiedschrijving van de onderzochte periode (1590 tot en met 1663). Tevens bespreek ik de geschiedenis van het Romeins archivalisch onderzoek, voornamelijk de protagonisten Antonino Bertolotti en de Nederlander Godfried Hoogewerff. Verder schrijf ik over de uitkomsten van Alla ricerca di “Ghiongrat”: studi sui libri parrocchiali romani (1600 - 1630), een recent en uitgebreide publicatie naar schilders en ambachtslieden die tussen 1600 en 1630 in Rome verbleven.

In het vierde hoofdstuk, Methodologie, ga ik in op de ontstaansgeschiedenis van mijn primaire bron, de Stati delle, waarvan het PAP-archief uittreksels bevat. Ik beargumenteer de structuur van mijn digitale archief en hoe het, op twee verschillende wijzen, is ontsloten. Ten slotte, bespreek ik enkele cijfers en feiten over de kerkgemeentes en de onderzoeksgrenzen van de Stati delle Anime.

In het vijfde hoofdstuk, Rome 1500-1660, schep ik een beeld van de stad Rome. Er wordt gekeken hoe de stad door de aanwezigheid van de paus en de curie veranderde. Vervolgens wordt ingegaan op de bevolkingsopbouw en het belang van immigratie voor de stad Rome. Afsluitend bekijk ik, aan de hand van reisverslagen, hoe de stad door de schilders werd ervaren, wanneer ze de Noordelijke toegangspoort, de Porta del Popolo in Rome

eenmaal waren gepasseerd.

(12)

In hoofdstuk zes, Gephi o.8.2beta, leg ik het gebruik van het programma Gephi o.8.2beta uit. Gephi wordt omschreven als ‘an interactive visualization and exploration platform for all kinds of networks and complex systems, dynamic and hierarchical graphs’.1

Ik bespreek de keuzes die zijn gemaakt bij het opzetten van de digitale netwerkanalyse van

pittori fiamminghi in Rome en die van belang zijn voor het onderzoek.

In het zevende hoofdstuk, Analyse van het immigrantennetwerk, begint mijn eigenlijke onderzoeksverslag. Hier ga ik in op vragen die de gecreëerde database oproepen. Er wordt ingegaan op de lacunes van de database en hoe deze invloed hebben op de

conclusies. Er wordt gekeken naar het huizenbezit, de leeftijd en afkomst van pittori

fiamminghi.

Vervolgens, wordt in hoofdstuk 8, Onderzoek naar Noord- en Zuid-Nederlandse

werkplaatsen, de evolutie van de Zuid-Nederlandse ateliers besproken, waarbij de nadruk

wordt gelegd op de sociale opbouw van de werkplaatsen. De invloed van de 80-jarige oorlog op de migratie van fiamminghi wordt eveeens geanalyseerd.

In het laatste hoofdstuk, hoofdstuk 9, Verblijfsduur in Rome, bespreek ik aan de hand van vijf gecreëerde groepen, de in- en uitstroom van de pittori fiamminghi. De verhouding tussen kort en langdurig verlijf wordt geanalyseerd om beter te begrijpen waarom de

fiamminghi zo kort in Rome verbleven. Daarnaast bespreek ik de voordelen die schilders met hun verblijf in Rome bewerkstelligden teneinde hun sociale, artistieke en concurrentiepositie ten opzichte van de Noord- en Zuid-Nederlandse schilders te verbeteren.

Daaropvolgend, in hoofdstuk 10, de conclusies van het onderzoeksdeel. In het hoofdstuk 11, Discussie, ga ik in op de tekortkomingen van het onderzoek, de werkbaarheid van Gephi en de ter beschikkingstelling van de database en Gephi-file. Tot slot, volgen het dankwoord, de bibliografie, de bijlagen en de afbeeldingen van de aangehaalde kunstwerken.

2 PAP-archief

In dit derde hoofdstuk wordt het PAP-archief in detail besproken. Paragraaf 3.1 besteed ik aandacht aan de aanleiding en het doel van het opzetten van het archief. In paragraaf 3.2 bespreek ik de opzet van het archief en de bronnen die het bevat. Vervolgens, in paragraaf

3.3, analyseer ik de omvang en lacunes van het archief te Rome en in paragraaf 3.4 vertel ik

meer over de ontstaansgeschiedenis van het archief.

2.1 Aanleiding en doel van het opzetten van het archief

In het KNIR is door mevrouw Elisja Schulte-van Kessel een archief gecreëerd met gegevens over fiamminghi die eind 16e en 17e eeuw in Rome woonachtig waren. De gegevens komen

1 Gephi.org: 03-01-2013, website. The Open Graph Viz Platform. 12

(13)

uit de Romeinse archieven van het Vicariaat.2 Met fiamminghi worden de Nederlanders,

Vlamingen en enkele Noord-Fransen en Duitsers bedoeld. De term omvat vele

nationaliteiten, omdat er voor het jaar 1648 vrijwel geen onderscheid werd gemaakt tussen de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden. Pas toen de opstand tegen Spanje blijvende gevolgen leek te hebben, werd er een onderscheid gemaakt tussen fiamminghi en olandesi. Met de laatsten werden de ketters en rebellen aangeduid die zich hadden afgescheiden van de ‘ware’ kerk en het ‘ware’ geloof en in opstand waren gekomen tegen de wettige vorst.3

Het beoogde doel van het opzetten van het PAP-archief, oftewel Parochiële Archieven Project, was om doop-, trouw-, en overlijdensregisters en de Stati delle Anime te doorzoeken op fiamminghi. Het doel was om kennis omtrent de omvang en verloop van de migratie uit de Nederlanden naar Rome te vergaren. De opgedane kennis zou het mogelijk maken om het identiteitsbesef van de Nederlandse immigranten, de culturele en interculturele relaties bloot te leggen om vervolgens inzichten te verwerven in het migratie- en identiteitsbesef van de Nederlanders.4

De aanleiding voor het onderzoek was de overweging om Hoogewerffs publicatie

Nederlandsche Kunstenaars te Rome: Uittreksels van de parochiale archieven (1942)

vanwege het weinig voor handen zijn, te laten herdrukken. Uiteindelijk werd er gekozen om het onderzoek van Hoogewerff uit te breiden met de gegevens die uit het Parochiële

Archieven Project naar voren zouden komen. Mevrouw Schulte-van Kessel wilde het

verticaal zoeken van Hoogewerf, een klein aantal parochies over een uitgestrekte periode,

omzetten naar een horizontaal onderzoek waarin alle Romeinse parochies over de periode 1600 tot 1625 zouden worden ontsloten.5 Welke parochies er aanvankelijk werden

geselecteerd is niet vermeld in het beleidsplan. Voor de 90 parochies die uiteindelijk zijn opgenomen in het PAP-archief en de acht parochies die buiten beschouwing zijn gebleven, verwijs ik naar Bijlage I en Bijlage II.

2.2 Opzet van het archief

Voor het samenstellen van het archief zijn de volgende bronnen gebruikt:

1. Listae Status Animarum Almae Urbis Romae (een demografische verzamelstaat van de bevolking binnen een Romeinse parochie)

2. Atti alla comunione en non atti alla comunione (communieregisters die weergegeven hoe veel kinderen onder de 13 jaar binnen een parochie geregistreerd waren en hoe veel kinderen van boven de 13 er ter communie gingen)

2 Schulte-van Kessel: 1993, p. 57. 3 Van Kessel: 2006, p. 21. 4 Schulte-van Kessel: 1993, p. 56-58. 5 Schulte-van Kessel: 1993, p. 56-57. 13

(14)

3. Battesimi (doopregisters) 4. Matrimoni (huwelijksregisters) 5. Morti (overlijdensregisters)

6. Stati delle Anime (de geregistreerde parochianen in diverse Romeinse kerkgemeentes)

Het archief is opgezet in drie verschillende delen. Het eerste deel heeft de naam fiamminghi en het tweede deel artisti. Alleen het deel fiamminghi wordt gedeeltelijk ontsloten door het derde deel, de kaartenbak. De kaartenbak is een bak met fiches die via kruisverwijzingen het eerste deel, fiamminghi, deels ontsluit. Eerst bespreek ik de opzet van de fiamminghi en daarna bespreek ik kort de artisti. Het derde deel, de kaartenbak, komt aan bod in paragraaf

5.3 digitaliseringsproces.

Het eerste deel, fiamminghi, begint in 1580 en eindigt in 1725. De meest gebruikte bron is de Stati delle Anime. Gedurende deze periode zijn er naar schatting bijna 3850 persoonsnamen in het archief opgenomen.6 Kwantitatief ligt het hoogtepunt van het aantal

entries tussen 1600 en 1625.7 In de paragraaf 5.6 Lacunes van de Stati delle Anime wordt het

hoogtepunt verder toegelicht. De fiamminghi hebben zeer diverse beroepen beoefend, want de 3850 entries betreffen niet minder dan 138 verschillende beroepen zoals barbiere,

dipintore, notaio, architetto, stampatore, violinista tot scrittore apostolico, fruttarollo

(fruitverkoper) en sensale (koppelaarster).8

Naast het onderzoek waarbij de focus lag op de herkomst van de immigranten, heeft Schulte-van Kessel een archief samengesteld, de artisti, met een geschat aantal van 385 personen die werkzaam zijn geweest in de culturele industrieën.9 Dit archief artisti blijft in

deze scriptie buiten beschouwing, omdat het uitsluitend niet-Nederlandse schilders betreft. De fiches in de kaartenbak ontsluiten dit deel niet.

6 Schulte-van Kessel: 1993, p. 38. Schatting gemaakt op basis van de namenindex over een gemiddelde van negen pagina’s. De negen pagina’s met het aantal fiamminghi: 28 + 28 + 17 + 16 + 23 + 17 + 22 + 25 + 10 / 9 = 19.5. Aantal pagina’s namenindex fiamminghi deel I, II en III: 84 + 60 + 67 = 207. Afgerond levert dat de som op van 207 x 19.5 = 4048 namen. Hier bouw ik een geschatte foutmarge van 5% in aan dubbeltellingen (203 fiamminghi). Het archief zal 4048 - 203 = 3845 namen van fiamminghi herbergen.

7 Schulte-van Kessel: 1993, p. 38.

8 Schulte-van Kessel: LIJST VAN BEROEPEN EN HUN AFKORTINGEN.

9 De fiches van het archief artisti heeft een omvang van 0,33 strekkende meter papier. Het archief behelst 24 centimeter met een voor- en achternaam en wanneer de personen met enkel een voornaam zijn meegerekend is er een totaal van 33 centimeter. Tijdens twee afzonderlijke metingen zijn er 25 schilders per 3 centimeter en 45 Artisti per 3 centimeter gevonden. Hieruit komt een totaal van 70 Artisti en een gemiddelde van 35 Artisti per drie centimeter. Formule (aantal schilders per 3

centimeter * aantal centimeters / 3 = aantal Artisti. 35 * 8 = 280 Artisti met voor en achternaam. 35 * 11 = 385 totaal aantal Artisti.

14

(15)

2.3 Omvang van het archief

Schiavoni die enkele malen over de Romeinse parochies heeft gepubliceerd, stelt dat in 1621 de stad Rome 95 parochies telde. Gedurende de eeuw veranderde het aantal kerspels en aanverwante kapellen en daardoor kan het zijn dat Schulte-van Kessel in eerste instantie 98 parochies wilde doorzoeken.10 Uiteindelijk zijn er 90 parochies doorzocht en opgenomen in

het archief (zie Bijlage I). Acht kleinere kerkgemeentes zijn buiten beschouwing gelaten om onbekende redenen (zie Bijlage II).

De aantallen personen, in de vier primaire bronnen waaruit de fiamminghi voortkomen, zijn groot. De meest informatieve bron, de Stati delle Anime, bevat de bijna volledige bevolking van Rome. Op grond van deze relatief betrouwbare bron is door Cerasoli berekend dat Rome in 1600 een inwoneraantal van 109.729 had. In 1621 bleek een aantal van 118.356 Romeinen geregistreerd te staan.11 Sonnino komt overigens met iets lagere cijfers.

Hij heeft betoogd dat er tijdens de periode 1598-1602 gemiddeld 98.226 Romeinen waren terwijl er in de periode 1618-1622 er gemiddeld 112.765 personen in Rome woonden.12 Voor

zijn berekening gebruikt hij, net zoals eerder Cerasoli, de Stati delle Anime. Voor ons

onderzoek is vooral van belang dat de gehele bevolking tussen 1600 en 1630 is doorzocht op fiamminghi.

Ondanks de grote aantallen personen die het PAP-archief bevat, kent het archief wel degelijk desiderata en lacunes. Ten eerste is het archief niet systematisch ontsloten en zijn kruisverwijzingen naar persoonsnamen inconsistent.13 Ten tweede is van één op de zeven

personen de voor en/of achternaam het enige wat over hen bekend is. Het aantal onbruikbare namen wordt meer wanneer in ogenschouw wordt genomen dat vele entries geen

beroepsverwijzingen, leeftijden en andere aanvullende gegevens bevatten. Een derde eigenschap die de doelmatigheid van het onderzoek bemoeilijkt, is de beperkte hoeveelheid getypte bronnen.14 Desalniettemin, valt het archief in potentie te vergelijken met een modern

bevolkingsonderzoek naar een specifieke deelpopulatie. De vele demografische gegevens zijn met elkaar te combineren en hieruit kunnen conclusies worden getrokken.

10 Passigli: 1993, p. 2-5. Passigli somt in haar essay 269 Romeinse parochies op die hebben bestaan in de 15e en 16e eeuw. “In 1569 there were a 132 parishes. In 1595 there were 106 parishes, in 1598 98, in 1623 88, in 1630 90, and at the end of the century there were about 85 or 86”. Sonnino: 1993, p. 4; Schiavoni: 1997, p. 26-27; Schulte-van Kessel: 2011, INVENTARIS.

11 Cerasoli: 1891, p. 8, 23-29. 12 Sonnino: 1997, p. 56.

13 Naamsverwijzingen zijn in de persoonsindex af en toe inconsistent. Een voorbeeld: wanneer de naam Nicolo Mostarda Peccicaro wordt opgezocht in de kaartenbak en de personenindex wordt er soms wel en soms niet verwezen naar Nicolo Mostarda Fiamminghi.

14 Ongeveer 35% tot ongeveer 40% van de bronnen zijn getypt. De overige 65% is handgeschreven. 15

(16)

2.4 Totstandkoming

Het gecreëerde archief kwam in drie fasen tot stand. De eerste fase vond plaats van 1974 tot 1978 toen aan het eind ongeveer 50% van alle parochies waren bewerkt. Midden jaren

negentig van de vorige eeuw wilde het Nederlands Instituut Rome het project voltooien, maar in 1996 werd er voortijdig gestopt, zoals in het activiteitenplan van het toenmalige

Nederlands Instituut Rome valt te lezen.15 De derde fase is pas zeer recentelijk voltooid, in de

winter van 2012, met het volbrengen van de initiële doelstelling: het transcriberen van de Stati delle Anime waarin Noord- en Zuid-Nederlanders voorkomen. Vervolgens is het archief naar Rome gebracht waar het nu in het KNIR is gehuisvest. Het PAP-archief is sinds het ontstaan niet voor onderzoek gebruikt.16 De drie periodes zijn terug te zien in de

documentatie. Lange tijd zijn de gegevens met de hand over geschreven en in een later stadium werd de typemachine gebruikt.17 Een vierde fase kan aan de ontstaansgeschiedenis

van het archief worden toegevoegd, omdat een deel ervan is gedigitaliseerd ten behoeve van deze scriptie.

3 Historiografie

In dit hoofdstuk bespreek ik de geschiedenis van het archivalisch onderzoek, voornamelijk de protagonisten Antonino Bertolotti en Godfried Hoogewerff. Laatstgenoemde is de geestelijk vader van Nederlands archiefonderzoek in Rome. Verder bespreek ik de uitkomsten van Alla

ricerca di “Ghiongrat”: studi sui libri parrocchiali romani (1600 - 1630), een recent

onderzoek door Vodret Adamo en haar onderzoeksteam naar schilders en ambachtslieden die tussen 1600 en 1630 in Rome woonden. De demografische geschiedenis van Rome vanaf de vroege 15e tot en met de 17e eeuw is, in de bestaande literatuur, grotendeels geschreven op

basis van de bronnen waarmee ook Schulte-van Kessel haar archief heeft aangelegd. Voor gedetailleerde informatie aangaande de stedelijke ontwikkeling van Rome verwijs ik naar paragraaf 6.3 Romeinse bevolkingsopbouw en immigratie en de volgende paragraaf 4.1

Eugenio Sonnino - Romeinse geschiedschrijving.

3.1 Eugenio Sonnino – Romeinse geschiedschrijving

Sonnino (* 1938 - † 2012) heeft via dezelfde archivalische bronnen als Schulte-van Kessel, de sociale demografie, immigratiestromen en de verstedelijking van de stad Rome in zijn getal onderzocht. Gedurende de 17e eeuw fluctueerde het aantal inwoners tussen de 100.000 en

120.000. De groei van de stad was onderhevig aan economische cycli, epidemieën en

15 Schulte-van Kessel: 1993, p. 57; Nederlands Instituut Rome: 1996, p. 14-15. In de publicatie uit 1996 werden geen redenen genoemd waarom het PAP-project voortijdig is beëindigd.

16 Schulte-van Kessel: 2011, INVENTARIS.

17 Naar schatting is ongeveer 35% tot 40% procent getypt. Het overige deel is handgeschreven. 16

(17)

schaarste aan voedsel.18 Een ziekte als de pest kon de groei van het aantal inwoners een halt

toeroepen, maar kon eveneens zorgen voor een immigratiestroom van verpleegsters en dienstboden.19 De stroom nam zulke grote vormen aan dat de geslachtsverhouding van 170 à

180 mannen per 100 vrouwen in 1620 werd teruggebracht tot 140 aan het einde van 17e

eeuw.20

De sekseongelijkheid kan volgens Sonnino niet worden verklaard uit religieuze omstandigheden, omdat de pauselijke curie uit hoogstens 5000 mannen bestond, wat zich verhoudt tot 7,4% van de mannelijke populatie. Bovendien woonden er 2500 nonnen in de stad, die samen 5,3% van de totale vrouwelijke Romeinse populatie uitmaakten.21 Volgens

Sonnino drukte de grote aantallen nonnen het verschil in seksratio. De tegenwerping die gemaakt dient te worden, is dat Sonnino niet de mannelijke kloosterlingen, de

parochiegeestelijken en de priesteropleiding in zijn berekening meeneemt. Hierdoor zou het totaal aantal mannen in de Romeinse samenleving toch hoger dienen uit te vallen.

Sonnino onderzocht de Stati delle Anime en kon daarmee de bevolkingsgroei van Rome nauwkeurig bereken.22 Van 1601 tot 1649 groeide het aantal inwoners van 101.546 tot

120.681, een toename van 18.8%. Tussen 1657, het laatste jaar waarin de Zwarte Dood Rome in haar greep hield, en 1699 groeide de bevolking, nu met 36.4% van 99.000 tot 135.000.23

De groei wordt verklaard door de aanwas van de Romeinse curie, de daar bijhorende florerende bouwsector en de liefdadigheidsinstellingen.24

Voor dezelfde publicatie is de structuur van de huishoudens onderzocht en deze verhoudt zich als volgt: huishoudens op basis van familieverwantschappen (66%),

huishoudens gevormd met medebewoners (24%) en een niet definieerbare groep (10%).25 De

huishoudens leefden overigens in een samenleving waarin sociale opwaartse mobiliteit aanwezig was. Toch kon men arm sterven.26

Zoals de stad door de eeuwen heen veranderde, veranderde ook het aantal parochies en de demografische samenstelling ervan. In 1569 waren er 136 parochies met 112

zusterparochies. Het aantal is teruggelopen van 107 gemeentes voor 1621 naar 95 parochies gedurende de verdere 17e eeuw.27 De grootste parochies waren de San Lorenzo in Lucina en

San Lorenzo in Damaso.28 De parochie waar veel fiamminghi stonden ingeschreven was de

18 Sonnino: 1997, p. 57-58; Reinhardt: 1997, p. 209. 19 Sonnino: 1997, p. 60, 62. 20 Sonnino: 1997, p. 62. 21 Sonnino: 1997, p. 65. 22 Corsini: 2012, p. 107. 23 Sonnino: 1997, p. 54. 24 Sonnino: 1997, p. 54-55. 25 Sonnino: 1997, p. 65. 26 Sonnino: 1997, p. 56. 27 Schiavoni: 1997, p. 25-26. 28 Schiavoni: 1997, p. 30. 17

(18)

Santa Maria del Popolo, omdat de meeste fiamminghi in de huizen rondom de Noordelijke toegang tot de stad, de Porta del Popolo, woonden.29

3.2 Antonino Bertolotti – grondlegger van Romeins archiefonderzoek

Het parochiaal archiefonderzoek waarop Sonnino en later Schulte-van Kessel zich baseerden, vindt voor wat betreft de Nederlandse kunstenaars, zijn geestelijk vader in de Italiaanse onderzoeker Antonino Bertolotti (* 1834 - † 1893) en de in Amersfoort geboren

kunsthistoricus G.J. Hoogewerff (* 1884 - † 1963).30 Bertolotti heeft in 1880 de schilders uit

de Nederlanden bestudeerd in zijn Artisti Belgi ed Olandesi a Roma en in 1885 voor zijn supplement Giunte agli artisti Belgi ed Olandesi in Roma nei secoli XVI e XVII : notizie e

documenti raccolti negli archivi romani. Innovatief was het onderzoek om door middel van

notariële en justitiële documenten namen en biografische gegevens van kunstenaars te vinden.31 Met deze gegevens wilde hij onder meer opdrachten en contracten vinden die direct

naar schilders verwezen om zodoende kunstwerken daadwerkelijk toe te kunnen schrijven.32

Bertolottis publicaties zijn onbetrouwbaar. Hij maakte, mede door de slechte leesbaarheid en incompleetheid van de originele documenten, transcriptiefouten.

Een tweede oorzaak waardoor de gegevens moeilijk zijn te ontcijferen, is dat achternamen in Rome geheel willekeurig gebruikt werden. In de bronnen kunnen achternamen volledig veranderen en schilders kiezen, menig maal, voor de achternaam van de moeder of de mecenas.33 Bovendien, komen er verschillende spellingen van eenzelfde achternaam voor.

In het kort, er bestond nog geen vast omlijnd idee aangaande een uniform gebruik van familienamen. Een derde eigenschap die de identificatie van de inwoners van Rome

bemoeilijkt, is de veritalianisering van Nederlandse en Vlaamse namen en het gebruik van bijnamen, zoals gebruikelijk bij de schildersgroep de Bentvueghels.34 Ten vierde zijn de

originele bronnen niet consequent opgesteld en toegankelijk gemaakt met een index. Het laatstgenoemde kan eveneens gezegd worden voor Bertolottis eigen publicatie uit 1880. Zijn index is lastig te hanteren mede door de veritalianiseerde namen en de niet gangbare spellingvormen van persoonsnamen van schilders. De chronologisch geordende bronnen, hebben weinig tot geen onderlinge samenhang en dit geeft het boek een ietwat lukrake ordening.35

29 Hoogewerff: 1942, p. X, 3-4, 79; Schulte-van Kessel: 1997, p. 242.

30 Schulte-van Kessel: 1993, p. 37; Brown: 1997, p. 65; Huygens Instituut: 2014, website. Hoogewerff,

Godefridus Johannes (1884-1963).

31 Bertolotti: 1880, p. 4. 32 Bertolotti: 1880, p. 3. 33 Cavazzini: 2008, p. 14-16.

34 Hoogewerff: 1952, p. 147; Cavazzini: 2008, p. 17. Hoogewerff identificeerde veelvuldig personen aan de hand van veritalianisering van buitenlandse namen. Cavazzini stelt haar twijfels bij de

verschillende identificaties van schilders. 35 Brown: 1997, p. 65.

18

(19)

De auteur, Antonino Bertolotti, was gemakkelijk met het verbinden van de gevonden documenten aan kunstwerken en persoonsnamen, en zijn aantekeningen zijn niet consequent gehanteerd. Een publicatie uit 2007 bracht aan het licht, dat hij persoonsnamen verwisselde, dan wel ze erg losjes heeft gehanteerd.36 Het maakt Artisti Belgi ed Olandesi a Roma en het

supplement uit 1885 een wat lastig te hanteren bron.

3.3 Godfried Hoogewerff – onderzoek naar Nederlandse en Vlaamse schilders

De eerder aangehaalde onleesbaarheid van het bronmateriaal is wat de latere navolger van Bertolotti, G. J. Hoogewerff, eveneens aanstipt in zijn Nederlandsche Kunstenaars te Rome;

Uittreksels van de parochiale archieven (1942).37 De auteur maakte voor deze publicatie

gebruik van de volgende bronnen in de archieven van het Vicariaat in Rome: Status

Animarum (bevolkingslijsten), Libri Matrimoniurum (trouwregisters), Libri Baptesimorum

(doopboeken), Libri Mortuorum (overlijdensregisters).38 Hoogewerff erkende tijdens zijn

periode als directeur van het Nederlands Historisch Instituut het belang van de archivalische bronnen om de schildergemeenschap in Rome te bestuderen.39

Hoogewerffs publicatie uit 1942 is beperkt, omdat hij maar van 14 parochies de kerkelijke bronnen heeft geanalyseerd, terwijl Rome 107 geloofsgemeentes had in 1600.40

Hoogewerff is zo selectief te werk gegaan, omdat vele handwerklieden zich bij voorkeur in de Via del Babuino vestigden en werden geregistreerd door de parochie Santa Maria del Popolo. Bij het zien van de archieven van de Santa Maria del Popolo en de San Lorenzo in Lucina merkt Hoogewerff het verschil op in kwaliteit van de verschillende Stati delle Anime.41

De laatstgenoemde parochie laat leeftijden en de ‘moeilijke’ achternamen veelal achterwege.42

Een andere beperkende factor in zijn onderzoek is dat de Hoogewerff in de eerste plaats de canonieke kunstenaars, geleerden en leden van de pauselijke curie wilde traceren. Zijn focus lag op het lokaliseren van werk- en woonplaatsen van de grote kunstenaars in de afgebakende zone van 14 parochies. Bovendien was Hoogewerffs onderzoek gericht op het blootleggen en reconstrueren van de stilistische ontwikkeling van de barokke schilderkunst in

36 Brown: 1997, p. 65. ‘All too frequently his [Antonino Bertolotti] assertions tum out to be either only partially correct or even completely contrary to the facts. Bertolotti made two grave errors of

transcription. Firstly, Bertolotti incorrecly claimed that the contract revealed the true name of Caradosso Foppa. Secondly, Bertolotti maintained that the diamond setter, Francesco de Beneditti, was responsible for the design as well as the execution of the Saint George brooch.’

37 Hoogewerff: 1942, p. XII; RKD.nl: 2014, website. Godefridus Johannes Hoogewerff. 38 Hoogewerff: 1942, p. X; Schulte-van Kessel: 1993, p. 37.

39 Van Kessel; 1989, p. 44. Hoogewerff was directeur van het Nederlands Historisch Instituut van 1924 tot 1950.

40 Hoogewerff: 1942, p. XI. Het onderzoek eindigt in 1725; Schiavone: 1997, p. 26. 41 Hoogewerff: 1942, p. X.

42 Hoogewerff: 1942, p. 79-80.

19

(20)

Noord-Nederland.43 Daarnaast focuste hij zich op de Bentvueghels als groep, maar niet op de

sociaal-economische geschiedenis van deze groep.

De focus van Hoogewerffs onderzoek was dus niet om alle Noord- en

Zuid-Nederlandse schilders in een grotere Romeinse context te plaatsen. Eén van de uitkomsten van zijn onderzoek is dat het aantal Nederlandse schilders dat naar Rome ging pas vanaf 1605 en 1610 toeneemt, terwijl er al voor 1600 schilders in Rome werkzaam waren.44

Hierdoor bleven de vele fiamminghi die een andere beroep hadden buiten beschouwing. Daarom concludeerde Schulte-van Kessel later, dat er nog nooit onderzoek is gedaan naar immigranten en hun plaats binnen de Romeinse samenleving.45 Dit is de reden waarom

Schulte-van Kessel het PAP-archief heeft aangelegd.

Hoogewerffs magnum opus De Bengtvueghels (1952) beschrijft op basis van zijn eerdere archivalisch onderzoek over de Romeinse schilderbroederschap, waarbij vele Nederlandse en Vlaamse kunstschilders, tekenaars, graveurs, beeldhouwers, edelsmeden en dichters aangesloten waren.46 De schilders van de Lage Landen kwamen aan het begin van de

17e eeuw samen ten huize van de apotheker Hendrik de Raeff (Henricus Corvinus), voordat in

1623 de Schildersbent was gesticht.47 De Bentvueghels waren gesticht om op velerlei vlakken

bescherming aan elkaar te bieden. Zij kan eveneens als een migratiegemeenschap gezien worden.48 De schilders trokken naar Italië om de Italiaanse meesters te bestuderen en naar

hen te schilderen.49

3.4 Rosella Vodret Adamo – horizontaal onderzoek

Recentelijk, in 2011, is door Vodret Adamo Alla ricerca di “Ghiongrat”: studi sui libri

parrocchiali romani (1600 - 1630) gepubliceerd. Zij doorzocht, samen met een

onderzoeksteam, meer dan 6600 documenten in de parochiale archieven van het Vicariaat.50

Tot op heden is het haar meest uitgebreide publicatie aangaande het onderwerp. Al sinds het begin van de 16e eeuw neemt het aantal immigranten in Rome toe door de goede kans op

banen mede door de opdrachten gerelateerd aan de Santa Sede.51 Haar onderzoek heeft 1710

schilders, 177 beeldhouwers, 61 architecten, 41 graveurs en 9 stukadoors naar boven gebracht. Van het totaal aantal gevonden personen zijn er 1353 van Italiaanse herkomst en waren er 604 vreemdelingen in Rome. Van deze 604 vreemdelingen, allen ambachtslieden en

43 Schulte-van Kessel: 1993, p. 39. 44 Hoogewerff: 1942, p. XI. 45 Schulte-van Kessel: 1997, p. 239. 46 Verberne: 2001, p. 23. 47 Hoogewerff: 1952, p. 159. 48 Hoogewerff: 1952, p. 160-161. 49 Hoogewerff: 1952, p. 158. 50 Vodret Adamo: 2011, p. 107. 51 Vodret Adamo: 2011, p. 169. 20

(21)

kunstenaars, kwam meer dan 50% uit Nederland of Vlaanderen. Er zijn 310 fiamminghi die als artisti worden betiteld.

Wanneer de beroepsgroep schilders apart wordt genomen, vormden de schilders uit de Nederlanden 52,1% van het totaal aantal buitenlandse schilders dat in Rome werkzaam was.52 Er waren 298 fiamminghi als schilder geregistreerd.53 Het is een hoog aantal en

eveneens een hoog percentage. Samen met Franse schilders maken ze 86.8% uit van het totaal aantal gevonden schilders.

In de multiculturele stad die Rome was, woonden de schilders bovenal in de tridento, de drietand.54 Het zijn de straten die behoren tot de parochie van de Santa Maria del Popolo

(Via del Babuino, Via del Corso en de Via di Ripetta), en de dwarsstraten (Strada Paolina, Strada Ferratina, Via della Croce, Via Gregoriana, Via Vittoria, Via Margutta en de Via dei Condotti). Tevens woonden veel pittori fiamminghi in de Trinità dei Monti die onder gedeelde jurisdictie viel van de Santa Maria del Popolo, San Lorenzo in Lucina, Sant’Andrea delle Fratte, San Nicola in Arcione e Santa Maria in Via.55

Hoe de schilders in Rome woonden kon nogal verschillen. Leerlingen konden in de leer bij een Vlaamse leermeester.56 Sommige schilders waren huiseigenaar, anderen woonden

buiten de stadsmuren, weer anderen hadden de mogelijkheid om bij hun mecenas in de

palazzi te wonen. Enkele schilders woonden samen met hun volledige gezin of familie en

anderen huurden met een groep een huis of ze logeerden in een herberg.57 Uit deze gegevens

kan worden afgeleid, dat de schilders uit alle lagen van de bevolking kwamen, zowel arm als rijk en alles er tussenin.

Men kwam naar Rome voor een verbetering in leef- en werkomstandigheden, maar veelal met het idee om, na drie of vier jaar, weer huiswaarts te keren.58 Sommige waren

succesvol, klommen hoog op de Romeinse sociale ladder en bleven de rest van hun leven in Rome woonachtig, zoals de schilder Baldassare Lauro.59 Anderen verarmden dusdanig dat zij

niet naar de Nederlanden konden terugkeren.

52 Vodret Adamo: 2011, p. 169. 53 Vodret Adamo: 2011, p. 144. 54 Vodret Adamo: 2011, p. 128, 141. 55 Vodret Adamo: 2011, p. 128. 56 Vodret Adamo: 2011, p. 138-140.

57 Vodret Adamo: 2011, p. 129-132, 135, 140. Een minimum van twee schilders en maximaal aantal van zeven schilders logeerden gezamenlijk in een herberg.

58 Vodret Adamo: 2011, p. 125, 137, 140.

59 Vodret Adamo: 2011, p. 141, p. 172. BALDESSARE [balthasar LAUWERS], fiamengo. - see Baldassare Lauro; SLiL: 1607, 1615, 1619, 1621, SAdF: 1609-1613, SSiP: 1624, SMP: 1635-1645.

21

(22)

4 Methodologie

In dit hoofdstuk wordt de methodologie en opzet van mijn onderzoek besproken. Allereerst focus ik mij in paragraaf 5.1 op de ontstaansgeschiedenis van mijn primaire bron, de Stati delle Anime. Vervolgens wordt in paragraaf 5.2 verduidelijkt waarom voor mijn onderzoek de focus is gelegd op deze bron. In paragraaf 5.3 Digitaliseringsproces, wordt door middel van een datastructuur, de keuzes verduidelijkt die zijn gemaakt tijdens het digitalisering van het PAP-archief.

Vervolgens ga ik in de paragrafen 5.4 Data-invoer in de pdf’s en 5.5 Data-invoer in

Timeglider in op het gebruik van beide applicaties. Ik bespreek het gebruik van de

bladwijzers in Acrobat Reader en de gemaakte tijdlijn in Timeglider. Ik leg uit hoe zo consequent mogelijk de data zijn het PAP-archief is ingevoerd in beide programma’s, zodat de database op twee verschillende wijzen is ontsloten.

In de daaropvolgende paragraaf 5.6 Lacunes van de Stati delle Anime beschrijf ik de inconsequente opzet en hiaten van de primaire bron. Dan stip ik in paragraaf 5.7 de

definitieproblematiek aangaande pittori (schilders) en garzoni (leerjongens) aan om in paragraaf 5.8 af te sluiten met een analyse van de alomvattendheid van het PAP-archief.

4.1 Stati delle Anime

De eerste Romeinse volkstelling, de Descriptio Urbis, dateert uit laat 1526 of vroeg 1527 en hierin worden 9.352 huishoudens bij naam en toenaam genoemd.60 De volkstellingen werden

na het Concilie van Trente in 1563 een verplichte voorbereiding op het paasfeest. Het Concilie beoogde met de Stati delle Anime, op parochiaal niveau de priesters te laten controleren of de burgers van Rome de verplichtingen aan de katholieke kerk hadden voldaan.61

De priester ging kort voor Pasen langs de huizen van de parochianen om persoonlijke informatie te noteren zoals geslacht, leeftijd, beroep, geboorteplaats, eventuele

medebewoners en verwantschappen.62 Als bewijs kregen de parochianen cebola of bolletino

die zij bij de Paasmis moesten inleveren. Joden en de leden van de rijke elite die veelal woonden in de geornamenteerde palazzi, waren uitgezonderd van de verplichting zich te laten registreren.63 De door de priester gemaakte Stati delle Anime (zie Afbeelding 1), met

onder meer straatnamen, zijn vaak zo nauwkeurig dat de route van de priester vandaag de dag nog te herleiden is.64

Wanneer de priester zijn taak had volbracht en zijn parochianen met Pasen tijdens de

60 Lee: 1985, p. 10, 17.

61 Vodret Adamo: 2011, p. 112, 123.

62 Sonnino: 1997, p. 51; Vodret Adamo: 2011, p. 112.

63 Sonnino: 1997, p. 51; Hoogewerff: 1952, p. XIII. Wellicht was de elite uitgezonderd van de registratie voor Pasen, omdat zij een priester aan huis hadden.

64 Vodret Adamo: 2011, p. 112.

22

(23)

mis de cedola of bolletino door de Romeinen hadden geretourneerd, was via de coupon duidelijk geworden, dat de parochiaan aan zijn verplichtingen voldeed.65 Hierna werd door

de priester van elke wijkgemeente de rubricelle opgesteld, waarin de parochianen via statistische tabellen en vastgestelde beroepscategorieën werden onderverdeeld.66 De vaste

categorieën waren: het aantal huizen en families, bisschoppen, priesters, broeders, nonnen, hovelingen, armen, gevangenen, mannen, vrouwen, het aantal mensen dat communie had gedaan of nog diende te doen en prostituees. Buitenechtelijke relaties werden eveneens genoteerd.67 Al deze gegevens werden verzameld door de kardinaal-vicaris die het hoogste

orgaan en de eindverantwoordelijke voor de volkstellingen was.68 De bewaard gebleven

rubricelle bevinden zich in het Archivio Storico van het bisdom Rome, waar de

tegenwoordige kardinaal-vicaris nog altijd voor verantwoordelijk is.69

Afbeelding 1. Een Stati delle Anime uit de parochie van de Sant’Andrea delle Fratte uit het jaar 1673, folio 16.70 Afbeelding 2. Een getranscribeerde en getypte Stati delle Anime van de Santa Maria del Popolo in 1603, pagina 7 (zie Bijlage V).71

65 Vodret Adamo: 2011, p.123.

66 Van Nierop: 1997, p. 51; Vodret Adamo: 2011, p.123. 67 Van Nierop: 1997, p. 51; Vodret Adamo: 2011, p. 113. 68 Vodret Adamo: 2011, p. 113.

69 Vodret Adamo: 2011, p. 112. 70 Bartoni: 2012, p. 83.

71 Stati delle Anime: Santa Maria del Popolo; 1603, p. 7. 23

(24)

4.2 Bronnenselectie

Voor het onderzoek heb ik gekeken naar de Stati delle Anime van 73 Romeinse parochies die zijn opgenomen in het PAP-archief (zie Afbeelding 2). Voor 35 parochies heeft Elisja Schulte-Van Kessel de documenten, voor zover het om fiamminghi gaat, getranscribeerd (zie Bijlage

III). Het archief heeft, zoals eerder aangehaald, naast de Stati delle Anime, eveneens de

documentatie opgenomen aangaande de battesimi, matrimoni en morti van vele kerkelijke gemeentes (zie Bijlage IV voor de uiteindelijke datastructuur).

De laatstgenoemde bronnen zijn voor mijn onderzoek niet meegenomen om een verscheidenheid aan redenen. De eerste bron, de doopakten, is bij de overgrote meerderheid van de geraadpleegde gegevens alleen een voornaam van de ouders en peetouders genoemd en werden de beroepen buiten beschouwing gelaten. Dit bemoeilijkte de identificatie. De twee overige bronnen de matrimoni en morti bevatten evenmin veel beroepen. De morti bevatten gegevens over de overleden personen: hier komen de schilders een enkele keer voor al dan niet met een persoonstitel. Resumerend, bevatten deze bronnen wel veel biografische informatie over mogelijke persoonlijke case-studies naar schilders in zich, maar bieden ze weinig aanknopingspunten om als primair onderzoeksmateriaal gebruikt te worden om de hele groep fiamminghi te beschrijven. Het werd lastig om met deze informatie

kruisverwijzingen en onderlinge relaties vast te stellen.

De Stati delle Anime bevatten daarentegen een grotere rijkdom aan informatie, zoals eerder besproken in de paragraaf Stati delle Anime. Uit deze bron komen het hoogste aantal fiamminghi tevoorschijn, wat de keuze om juist deze informatie te scannen vergemakkelijkte, aangezien ik zo het grootste percentage fiamminghi zou ontsluiten en bruikbaar zou maken voor mijn onderzoek. Een ander bijkomend voordeel is dat gegevens uit deze bron, in tegenstelling tot de drie andere bronnen, voor het merendeel met een typemachine waren ingevoerd.72 Het vergemakkelijkte het digitaliseringsproces, dat ik voor ogen had, enorm.

Samenvattend, voor de Stati delle Anime is gekozen om de volgende redenen: de bron bevat de hoogste informatiedichtheid, bevat de meest bruikbare informatie om onderzoek mee te doen en was het meest geschikt om te digitaliseren.

4.3 Digitaliseringsproces

De database is digitaal ontsloten en daarvoor is een datastructuur ontworpen (zie bijlage IV). In deze paragraaf bespreek ik de gemaakte stappen die nodig waren om de database te creëren. De datastructuur geeft deze stappen schematisch weer. In het Archivo Storico di Roma bevinden zich de volgende bronnen: doop-, trouw-, overlijdensregisters en de Stati delle Anime. Mevrouw Schulte-van Kessel heeft deze bronnen gedurende vele jaren

72 Ongeveer 35% van de bronnen zijn met getypt. De overige 65% is handgeschreven. 24

(25)

doorzocht op de Noord- en Zuid-Nederlandse ambachtslieden die in Rome woonachtig waren. De resultaten zijn samengevoegd in het PAP-archief.

In het PAP-archief zijn de bronnen in drie verschillende delen opgedeeld. Er is een deel genaamd primaire bronnen (zie Afbeelding 2), de kaartenbak (zie Afbeelding 3) en

artisti. Het deel artisti is op zichzelf staand. Het omvat de op alfabet geordende schilders die

niet als fiamminghi betiteld waren en zijn gevonden gedurende de zoektocht van mevrouw Schulte-van Kessel. Deze gegevens blijven voor mijn onderzoek buiten beschouwing. Het deel primaire bronnen is opgedeeld in de doop-, trouw-, overlijdensregisters en de Stati delle Anime. Hierbij heeft mevrouw Schulte-van Kessel de nadruk gelegd op de Noord- en Zuid-Nederlandse schilders in Stati delle Anime. In deze scriptie concentreer ik mij dan ook op de Stati delle Anime. Voor elke parochie heeft zij apart de Stati delle Anime genoteerd en per jaar onderverdeeld. Over de schilders heeft zij de volgende gegevens genoteerd: persoonstitel, voornaam + achternaam [Nederlandse naam], stad, nationaliteit + beroep, leeftijd + c.r + c + verwijzingen naar de kaartenbak opgenomen.73 Dit veld omschrijf

ik als veld 1. Deze afzonderlijke velden, indien de gegevens bekend waren, zijn inconsequent doorgevoerd. Mede daardoor zijn er verwijzingen opgenomen naar fiches in de kaartenbak; het derde deel van het PAP-archief.

De fiches in de kaartenbak zouden het PAP-archief en elke parochie moeten ontsluiten op Noord- en Zuid-Nederlandse schilders, maar in werkelijkheid is alleen de parochie van de Santa Maria del Popolo ontsloten, zij het incompleet. Per fiche is één schilder opgenomen met daarop per jaar delen van veld 1 vermeld (zie Afbeelding 3 en de

datastructuur zie Bijlage IV).

Afbeelding 3. Een fiche in de kaartenbak met daarop verwijzingen naar Andrea da Bruselle (links) en Alessandro (rechts) met zijn Nederlandse naam Alexander Nieuwerveen.

Naast het probleem dat de kaartenbak zorgt voor een niet volledig ontsloten archief, verwijzen de fiches in de kaartenbak naar ontbrekende delen van veld 1 in de Stati delle Anime en visa versa. De uitkomst is dat veld 1, met alle informatie over de schilders, in vele gevallen niet volledig in het archief terug te vinden is. Feitelijk moet men in twee archieven tegelijk zoeken om tot de volledige informatie over één schilder te komen.

Gedurende het digitaliseringsproces is het deel de kaartenbak en het deel Stati delle

73 C.R. staat voor cresima, oftewel vormsel en C staat voor comunione, oftewel de Heilige communie. 25

(26)

Anime in afzonderlijke pdf’s gescand. Er zijn scans gemaakt van de Stati delle Anime en Optical Character Recognition software (OCR) is toegepast.74 Het resultaat is dat de tekst van

de gescande bronnen digitaal te doorzoeken is. De scans zijn samengebonden, zodat één pdf gelijkstaat aan één parochie. Elke pdf is met behulp van de bladwijzerbalk ontsloten, doordat ze zijn onderverdeeld in de jaartallen die de parochie bevat (zie Afbeelding 4). Onder de jaartallen zijn de gevonden schilders opgenomen (zie Afbeelding 5). De bronnen zijn

doorzocht op nieuwe Noord- en Zuid-Nederlandse schilders en kruisverwijzingen en die zijn eveneens opgenomen in de bladwijzerbalk. Tegelijkertijd zijn veld 1, waar mogelijk,

uitgebreid en gecompleteerd en opgenomen in de bladwijzerbalk (zie Afbeelding 4 en 5). Hoe veld 1 en de kruisverwijzingen consequent zijn toegepast kom ik in de volgende paragraaf op terug.

Afbeelding 4. Een detailopname van de bladwijzerbalk in Adobe Reader XI met de entry van Jacob de Hase in de parochie van de Santa Maria del Popolo in 1604.

Het ontsluiten van de primaire bron, via bladwijzers, schiet die te kort. De schilders zijn niet op alle variabelen (naam, parochie, jaar etc.) te doorzoeken. Men moet voorkennis hebben in welke parochie een schilder heeft gewoond, voordat hij de schilder kan terug vinden in de pdf’s. Na het overzicht te hebben gecreëerd binnen een pdf van een parochie, zijn alle schilders en parochies samengevoegd in Timeglider.75 Timeglider is een online programma

waarmee een tijdlijn kan worden gemaakt. Via de tijdlijn kan de database op basis van verscheidene variabelen gezocht worden. Onder de zoekfunctie title kan op persoonsnaam worden gezocht, onder de zoekfunctie tags kunnen één of meerdere parochies worden geselecteerd en onder het kopje discription kan alle ingevoerde informatie van veld 1 worden doorzocht. Doordat het een tijdlijn betreft, valt er natuurlijk ook per jaartal door de database te scrollen. Door het ontsluiten via vier variabelen ontstaat er een effectieve manier van zoeken in de database.

74 PC Magazine: 2005, website. Omnipage Professional 15; PC Advisor: 2011, website. Nuance

OmniPage Professional 18 review. Ik heb voor deze taak Nuance Omnipage 18 gebruikt. Het is professionele tekstherkenningssoftware met hoge accuratesse aangaande OCR.

75 Timeglider.com: 2014, website. FLEMISH PAINTERS IN THE STATI DELLE ANIME 1600-1660. 26

(27)

Afbeelding 5. Een pdf van een Stati delle Anime van de San Lorenzo in Lucina uit 1607, pagina 3-4 geopend in Adobe Reader XI. Links is de gemaakte bladwijzerbalk. Rechts is de gescande Stati delle Anime afgebeeld. 4.4 Data-invoer in de pdf’s

In Rome ben ik begonnen met het scannen van de bronnen, zodat ik niet gebonden was aan het fysieke archief. De database is na completering volledig ontsloten. Bovendien, kan de database door geïnteresseerden worden geraadpleegd, doordat het bronmateriaal is geüpload naar Google Drive. De cloud is voor iedereen toegankelijk die over de URL beschikt.76 In de

cloud staan zeven parochies waarbij geen Optical Character Recognition software (OCR)

mogelijk was en 28 parochies waarbij dat wel mogelijk was. De geüploade database omvat 356 gescande pagina’s, waarvan er 311 met (OCR) software zijn gescand. Het aantal van 356 pagina’s is exclusief de scans van de kaartenbak die 46 pagina’s beslaat. De kaartenbak is

76 De cloud is online raadpleegbaar via de volgende link:

https://drive.google.com/folderview?id=0B1N45CSvYROeYkxSY3gtU2hOX00&usp=sharing

27

(28)

eveneens digitaal te doorzoeken en toegevoegd aan de cloud.

Afbeelding 6. De geüploade bestanden op Google drive met de bestandsnamen van de S. Andrea delle Fratte, S. Biagio dell’Anello, S. Biagio in Montecitovio en de S. Cecilia in Monte Giordano.

Zoals eerder vermeld zijn de scans uit het archief op twee manieren ontsloten, namelijk in elke pdf afzonderlijk en via Timeglider. Allereerst bespreek ik de pdf’s alvorens ik de data-invoer in Timeglider toelicht. Ik heb voor elke parochie een afzonderlijke pdf gemaakt en dit is terug te zien in de bestandsnaam (zie Afbeelding 6). Elke bestandsnaam begint met de parochie waarvoor de Stati delle Anime waren opgesteld. Sommige Stati delle Anime zijn zo klein, doordat het een kleine parochie betreft of er weinig Noord- en Zuid-Nederlandse schilders woonachtig waren, dat de doop-, trouw-, en overlijdensregisters in het PAP-archief waren samengevoegd met de Stati delle Anime. Dit valt te zien bij de S. Biagio in

Montecitovio (zie Afbeelding 6). Hier zijn, naast de code SA voor Stati delle Anime, ook de codes MO en MA toegevoegd. Het betekent dat de pdf tevens de matrimoni en morti bevat. Bovendien is de code BA in enkele gevallen toegevoegd aan de bestandsnaam en deze staat voor battesimi. Na de afkortingen volgt de periode die de desbetreffende registers omvatten. De bestandsnaam eindigt met één van de volgende lettercombinaties: s+i+f, s+i+n.f, p.s.+i+f, u+i+f of u+i+n.f. Hierbij staat de S voor searchable de U voor unsearchable. Een enkele keer staat er een P, partially, voor de S om aan te geven dat niet de gehele pdf te doorzoeken is. De I staat voor het feit of de pdf een index heeft en de F of er fiamminghi zijn gevonden die het beroep van schilder uitoefenden. Is dat niet het geval dan staat er N.F, oftewel no fiamminghi. Kortom, de bestandsnaam van de Sant’Andrea delle Fratte is: s.

andrea delle fratte - s.a. - 1600-1625 - s+i+f.pdf. Het betekent dat voor deze parochie alleen

de status animarum is opgenomen tussen de periode 1600 tot en met 1625, de gehele pdf te doorzoeken is, de bron Noord- en Zuid-Nederlandse schilders bevat en geïndexeerd is.

Zoals aangegeven zijn de digitale bronnen onderverdeeld in jaartallen (zie Afbeelding

5). Wanneer een jaartal in de Stati delle Anime ontbreekt, geef ik de jaartallen weer met

daarachter het woord missing. Onder elk jaartal heb ik verwijzingen naar de Noord- en Zuid-Nederlandse schilders toegevoegd. Hiervoor is een gestandaardiseerde vorm van annoteren gebruikt in de bladwijzers (zie Afbeelding 4). De schilders in de pdf worden als volgt

weergegeven: Maestro GIACOMO DE ASE [jacob DE HASE], d'Antverpia, pittore, d'anni 30. - see SMP: 1601-1607, SAdF: 1613-1625. Afbeelding 7 geeft het exacte veld weer waar de bladwijzers op zijn gebaseerd.

(29)

Afbeelding 7. Detailopname van de Stati delle Anime van de parochie Santa Maria del Popolo uit 1604, pagina. 9. Zichtbaar is het veld van Jacob de Hase waar de volgende bladwijzer op is gebaseerd: maestro GIACOMO DE ASE [jacob DE HASE], d'Antverpia, pittore, d'anni 30. - see SMP: 1601-1607, SAdF: 1613-1625.

Wanneer een schilder een persoonlijke titel heeft, zoals signore of maestro dan is deze als eerste opgenomen in de bladwijzer. De aanspreektitel is opgenomen, omdat deze de sociale status kan aanduiden. Het is een indicatie voor de sociale positie van de schilder binnen de Romeinse samenleving.77 Daarna volgt in hoofdletters de persoonsnaam zoals deze in het

document is te vinden, waarna er tussen [ ] de Nederlandse naam of tegenwoordige

geaccepteerde spelling van de naam volgt, indien de naam in bestaande literatuur bekend is. De voornaam is weergegeven in kleine letters en er is gekozen om de achternaam in

hoofdletters weer te geven omwille van de leesbaarheid. Voor de spelling van de

persoonsnamen heb ik de website van het ECARTICO-project als leidraad genomen.78 Indien

de schilder niet in de ECARTICO-database is opgenomen is, heb ik via de database RKDartist& op de RKD-website de Nederlandse naam overgenomen.79 Tevens heb ik de

suggesties van persoonsnamen overgenomen uit de publicatie Alla ricerca di “Ghiongrat”:

studi sui libri parrocchiali romani (1600 1630) van Vodret Adamo.

Na de persoonsnamen volgt er een komma met daarachter het beroep de en/of de herkomst. Dus pittore, pittore fiamengo, pittore da Bruxelles en pittore Antverpiensis. Er zijn geen stadsnamen vertaald om de integriteit van de oorspronkelijke gegevens zo veel mogelijk te waarborgen. Indien er meerdere schilders in de primaire bron onder dezelfde meervoudsnoemer vallen, zoals pittori fiamminghi, heb ik het meervoud voor de enkele schilders in de bladwijzers behouden, zodat het duidelijk is dat ze met meerdere mensen tezamen genoemd worden en er sprake is van een onderlinge relatie. Daarna volgt de leeftijd van de schilder indien die genoteerd is. Dit is overigens een toevoeging die maar weinig voorkomt. Vervolgens geef ik een punt, een streep (-) en see om aan te geven dat daar de kruisverwijzingen beginnen.

77 Vodret Adamo: 2011, p. 126-127.

78 ECARTICO: 2014, website. Linking cultural industries in the early modern Low Countries, ca. 1475

- ca. 1725.

79 RKDartist&: 2014, website. RKDartists&: explore. 29

(30)

Afbeelding 8. Een detailopname van de getypte Stati delle Anime van de Santa Maria del Popolo in 1601, pagina 1-2. Te zien zijn enkele pittori fiamminghi waaronder Jacob De Hase. Tevens zijn de annotaties e più, of e più [nella stessa casa] te lezen bij volgnummer 2 en 3.

Binnen de Stati delle Anime heb ik gezocht naar onderlinge relaties en kruisverwijzingen. Ik heb de volgende selectiecriteria gebruikt. Indien twee of meer schilders in eenzelfde huis woonachtig waren, heb ik ze opgenomen in Gephi als zijnde schilders met een onderlinge relatie. Indien er de annotatie e più, of e più [nella stessa casa] was genoteerd, heb ik ondanks het feit dat schilders onder een ander volgnummer vielen, ze een onderlinge relatie gegeven, omdat ze wel bij elkaar in het zelfde huis hebben gewoond (zie Afbeelding 8).80

De verwijzingen binnen eenzelfde pdf-bestand worden genoteerd door alleen het jaar weer te geven. Komt een schilder meerdere jaren achter elkaar voor dan wordt dat weergeven met een streepje, bijvoorbeeld 1611-1617. Mocht de schilder in latere jaren nogmaals

voorkomen dan wordt er gebruik gemaakt van een komma, dus bijvoorbeeld 1611-1617, 1619, 1621-1625. Met afkortingen verwijs ik naar bladwijzers in andere parochies. De Santa Maria del Popolo wordt afgekort tot SMP en de Sant’Andrea delle Fratte tot SAdF. Hierbij wordt elk zelfstandig naamwoord afgekort tot de beginletter en de voorzetsels krijgen een kleine letter. Dus de San Lorenzo in Lucino wordt afgekort tot SLiL waarna een dubbele punt en het jaartal volgt waaronder de schilder genoemd wordt. Daarnaast verwijs ik enkele keren met – see

entry naar de kaartenbak.

Mede door de getoonde interesse van docenten voor de database, heb ik besloten om de bronnen in de Engelse taal te ontsluiten om het archief internationaal toegankelijk te maken. Dit heb ik eveneens voor de tijdlijn in Timeglider gedaan, waar ik het gebruik nu van zal toelichten.

80 E più is vertaald met ‘en verder’ en e più nella stessa casa is vertaald met ‘en verder in dit huis’. Het voorzetsel nella dient te worden vertaald met in.

30

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hoewel vanaf de Renaissance in West-Europa en Amerika veel koepels zijn gebouwd, wordt het construeren in beton pas weer mogelijk vanaf 1900.. Een van

Naast het in kaart brengen van kwantitatieve gegevens uit geselecteerde bronnen, was het doel van deze regionale pilots tevens om te onderzoeken of het mogelijk is een breder beeld

Namibian arid and semiarid rangeland managers largely rely on the classical rangeland succession model based on Clements (1928) to explain changes in the composition of the

In the current study this variant was detected in one Black individual (Fig. There appears to be no studies investigating the effect of this missense SNP on

In de komende veertig dagen mogen we ons laten leiden door het beste wat we in Rome zullen gezien en gehoord hebben.. We mogen stappen in de lange traditie van christenen die

 Stockout-kosten – Dit zijn kosten die gemaakt zijn door het niet aanwezig zijn van onderdelen of eindproducten wanneer deze wel nodig zijn.. Dit kan leiden tot

Items of the Traumatic Grief Inventory-Self Report version (TGI-SR), factor loadings, and test-retest correlations. Patient Sample Disaster-Bereaved Loss Sample Factor loadings

Our findings also suggest how personality is related to adaptive memory use: Individuals who have a positive personality (at the life story level) appear to be more inclined to reflect