• No results found

Verhouding tussen deze regeling en voorheen geldende regelgeving 119

In document Toelichting bij ontwerp Omgevingsregeling (pagina 119-124)

21 Verhouding tot andere regelgeving

21.2 Verhouding tussen deze regeling en voorheen geldende regelgeving 119

Hoofdstuk 2 van deze regeling vervangt wat betreft het aanwijzen en begrenzen van locaties de overeenkomstige bepalingen uit het voormalige Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening, de Regeling geluid milieubeheer, de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007, het Waterbesluit en de Waterregeling. Het gaat dan om regels op het gebied van water (zoals de aanwijzing van oppervlaktewaterlichamen en

stroomgebiedsdistricten en de geometrische begrenzing van het kustfundament), infrastructuur, de kwaliteit van de buitenlucht, stedelijk gebied geluid, defensie en erfgoed. Voor een aantal locaties wordt de geometrische begrenzing met deze regeling voor het eerst vastgelegd (zoals voor het bergend deel van het rivierbed van de grote rivieren en het gebied binnen een straal van één kilometer rondom een kernenergiecentrale). De geometrische begrenzing van beperkingengebieden voor bijvoorbeeld wegen in beheer bij het Rijk en hoofdspoorwegen zal worden toegevoegd met de Invoeringsregeling Omgevingswet, zie ook de volgende paragraaf.

Algemene regels voor activiteiten geregeld in het Besluit activiteiten leefomgeving

Deze regeling bevat in hoofdstuk 4 een aantal algemene regels over milieubelastende activiteiten.

Het hoofdstuk bevat regels over het houden van landbouwhuisdieren in dierenverblijven om de emissies van ammoniak en PM10 uit dierenverblijven te kunnen uitrekenen. De emissie van ammoniak, PM10 (maar ook geur) uit een dierenverblijf per dier per jaar wordt bepaald door de emissiefactor van het huisvestingssysteem waarin de dieren zijn gehuisvest en het

verwijderingspercentage van een eventueel aanvullende techniek. De vastgestelde

huisvestingssystemen met emissiefactoren en de vastgestelde aanvullende technieken met verwijderingspercentages zijn opgenomen in bijlage V en VI bij deze regeling waarnaar in dit hoofdstuk wordt verwezen. Voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet waren de emissiefactoren voor ammoniak en PM10 elk apart in de regelgeving opgenomen. De emissiefactoren voor ammoniak stonden in de Regeling ammoniak en veehouderij en de

emissiefactoren voor PM10 stonden op de fijnstoflijst die periodiek werd gepubliceerd op grond van de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007.

Het hoofdstuk kent daarnaast regels over het berekenen van de afstanden voor het

plaatsgebonden risico voor het exploiteren van een Seveso-inrichtingen een buisleiding. Deze regels zijn afkomstig uit de Regeling externe veiligheid inrichtingen en de Regeling externe veiligheid buisleidingen. In hoofdstuk 4 zijn ook regels opgenomen over het berekenen van de afstanden voor het plaatsgebonden risico voor het opwekken van elektriciteit met een windturbine.

Deze regels zijn nieuw. De berekening van de afstanden voor het plaatsgebonden risico vindt plaats volgens het Rekenvoorschrift omgevingsveiligheid en, afhankelijk van de milieubelastende activiteit, Safeti-NL, het rekensysteem windturbines of Carola. Deze rekenregels waren eerder onderdeel van de Handleiding Risicoberekeningen Bevi, de Handleiding Risicoberekeningen Bevb en het handboek Risicozonering windturbines.

TOELICHTING BIJ ONTWERP OMGEVINGSREGELING - 1 FEBRUARI 2019

120

In hoofdstuk 4 zijn ook regels opgenomen over het berekenen van de afstanden voor de aandachtsgebieden voor het exploiteren van een Seveso-inrichting, het opslaan van propaan of propeen in een opslagtank en het exploiteren van een buisleiding met gevaarlijke stoffen. In die regels wordt verwezen naar het Rekenvoorschrift omgevingsveiligheid en de stappenplannen voor het bepalen van brandaandachtsgebieden, explosieaandachtsgebieden en

gifwolkaandachtsgebieden. De regels over het berekenen van deze aandachtsgebieden waren tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet opgenomen in de eerder genoemde Regeling externe veiligheid inrichtingen en de Regeling externe veiligheid buisleidingen.

Regels over uitvoering bij het Besluit bouwwerken leefomgeving

Een aantal uitvoeringstechnische, administratieve en meet- en rekenregels voor het verrichten van bouwactiviteiten en het gebruik en in stand houden van bouwwerken is opgenomen in hoofdstuk 5 van deze regeling. De regels over de berekening van de milieuprestatie van bouwwerken en het systeemrendement van technische bouwsystemen in afdeling 5.1 waren eerder opgenomen in de Regeling Bouwbesluit 2012. De uitvoeringstechnische en administratieve regels in dezelfde afdeling over energielabels en airconditioningsystemen, ter implementatie van de EPBD-richtlijn, zijn afkomstig uit het voormalige Besluit energieprestatie gebouwen en de Regeling energieprestatie gebouwen. Voor de toepassing van een aantal NEN-normen voor bestaande en nieuwbouw bevat afdeling 5.2 van deze regeling ook nog een aantal regels. Deze maakten tot de inwerkingtreding van het stelsel onderdeel uit van de Regeling Bouwbesluit 2012.

Meet- en rekenregels decentraal gereguleerde activiteiten

In hoofdstuk 6 zijn meet- en rekenregels gesteld voor het toetsen aan waarden voor het toelaatbare geluid door activiteiten, de toelaatbare trillingen door activiteiten en de toelaatbare geur door zuiveringtechnische werken en het houden van landbouwhuisdieren. Over deze activiteiten kunnen – ter uitvoering van de instructieregels uit het Besluit kwaliteit leefomgeving voor het stellen van waarden – in het omgevingsplan algemene regels worden gesteld (zie ook de toelichting in hoofdstuk 9). Deze meet- en rekenregels moeten niet alleen worden toegepast door het bestuursorgaan dat het omgevingsplan met de waarde vaststelt (hoofdstuk 8 van de regeling), maar op grond van hoofdstuk 6 van de regeling ook door degene die de activiteit verricht waarvoor die waarde op grond van het omgevingsplan geldt. De grondslag voor deze regels is naar

aanleiding van de motie van de leden Veldman en Çegerek78 van de Tweede Kamer toegevoegd met de Invoeringsregeling Omgevingswet. De methoden voor het bepalen van de geluidbelasting door activiteiten zijn voor de meeste activiteiten een voortzetting van de praktijk van voor de inwerkingtreding van het stelsel en opgenomen in de Handleiding meten en rekenen

industrielawaai en de Activiteitenregeling milieubeheer. Voor specifieke activiteiten, zoals voor de geluidbelasting van windturbines, wordt een andere meet- of rekenregel opgenomen met de Invoeringsregeling Omgevingswet.

De SBR-Richtlijn Trillingen: meet- en beoordelingsrichtlijnen Deel B is in deze regeling als methode voor het bepalen van trillingen van activiteiten, anders dan wonen, aangewezen. Deze methode werd ook onder het voorheen geldende recht al gebruikt voor het bepalen van trillingen, maar was niet wettelijk voorgeschreven.

De methoden voor het berekenen van geur bij het houden van landbouwhuisdieren in

dierenverblijven en bij zuiveringtechnische werken zijn inhoudelijk niet gewijzigd. De rekenregels zijn afkomstig uit de Activiteitenregeling (bijlage 5) voor zuiveringtechnische werken en voor het houden van landbouwhuisdieren in dierenverblijven uit de Regeling geurhinder en veehouderij.

78 In de aangenomen motie van de leden Veldman en Çegerek (Kamerstukken II 2016/17, 33118, nr. 59.) verzoekt de Kamer de regering om, via het wetsvoorstel Invoeringswet Omgevingswet te regelen dat het Rijk ook regels kan stellen over meet- en rekenmethoden bij algemene regels in decentrale regelgeving.

TOELICHTING BIJ ONTWERP OMGEVINGSREGELING - 1 FEBRUARI 2019

121 Gegevens en bescheiden

De gegevens en bescheiden die bij een aanvraag om een omgevingsvergunning en enkele andere besluiten op grond van de Omgevingswet zoals gedoogplichtbeschikkingen moeten worden verstrekt zijn opgenomen in hoofdstuk 7 van de regeling. Bij de regels over de te verstrekken gegevens en bescheiden bij de aanvraag om een omgevingsvergunning gaat het, behalve voor een aantal algemene aanvraagvereisten, om omgevingsvergunningen die volgen uit rijksregelgeving.

De regels van dit hoofdstuk vervangen de regelgeving voor aanvraagvereisten voor de in deze regeling opgenomen activiteiten in de Regeling omgevingsrecht, de Mijnbouwregeling, de Waterregeling en het Besluit ontgrondingen Rijkswateren. Ook waren aanvraagvereisten opgenomen in beleidsdocumenten, zoals bij de aanvraagvereisten voor de archeologische rijksmonumentenvergunningen en in provinciale verordeningen.

Op grond van artikel 4:2, tweede lid, Awb kan het bevoegd gezag meer specifieke informatie vragen, als dat nodig is voor de beoordeling van de aanvraag. Dat is ongewijzigd ten opzichte van de situatie voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet.

Een aantal aanvraagvereisten voor omgevingsvergunningen zoals die voor bouwactiviteiten en voor activiteiten rond spoorwegen en luchthavens worden met de Invoeringsregeling Omgevingswet toegevoegd. Zie ook de volgende paragraaf. Het aanvraagvereiste voor participatie, als onderdeel van de algemene aanvraagvereisten voor omgevingsvergunningen, is nieuw.

De aanvraagvereisten voor gedoogplichtbeschikkingen waren voor de inwerkingtreding van deze wet nog niet wettelijk vastgelegd. In de praktijk werd de informatie in de nu vastgelegde regels wel al door de bevoegde gezagen uitgevraagd. Deels waren zij ook al vastgelegd in

beleidsdocumenten.

Instructieregels over programma’s, omgevingsplannen, waterschapsverordeningen en omgevingsverordeningen

Over de inhoud van programma’s, omgevingsplannen, waterschapsverordeningen en omgevingsverordeningen kunnen in hoofdstuk 8 van deze regeling instructieregels

(uitvoeringstechnische, administratieve en meet- of rekenregels) worden gesteld. Het gaat in de regeling vooralsnog om de meet- en rekenregels die behoren bij de kwantitatieve normen in instructieregels in het Besluit kwaliteit leefomgeving voor externe veiligheid, geluid, trillingen, geur door zuiveringtechnische werken en door het houden van landbouwhuisdieren in dierenverblijven en luchtkwaliteit. Deze moeten door het bevoegde bestuursorgaan worden toegepast, als voor de vaststelling van het omgevingsplan aan deze normen moet worden getoetst.

In afdeling 8.2 van deze regeling worden voor geluid, trillingen en geur dezelfde meet- en rekenregels gegeven als in de algemene regels voor deze aspecten in hoofdstuk 6 van deze regeling. Deze laatstgenoemde regels zijn gericht tot degene die de activiteit verricht. Voor een korte beschrijving van de verhouding tussen deze regeling en de voorheen geldende regelgeving wordt dan ook verwezen naar de informatie onder “Meet- en rekenregels decentraal gereguleerde activiteiten” in deze paragraaf. Het Besluit kwaliteit leefomgeving bevat voor een aantal activiteiten en functies met externe veiligheidsrisico’s vaste afstanden die moeten leiden voor een

aanvaardbaar risiconiveau. De rekenregels voor het berekenen daarvan zijn opgenomen in deze regeling, Deze regels waren voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet opgenomen in de Regeling externe veiligheid inrichtingen en de Regeling externe veiligheid buisleidingen en een aantal handboeken en handreikingen. Zie ook “Algemene regels voor activiteiten geregeld in het Besluit activiteiten leefomgeving” in deze paragraaf. Afdeling 8.1 geeft ook rekenmethoden voor het berekenen van de kwaliteit van de buitenlucht. Het gaat dan om standaardrekenmethoden voor het berekenen van de concentratiebijdrage fijnstof en stikstofdioxide, die moeten worden gebruikt bij het de beoordeling van een aantal activiteiten in een omgevingsplan. Deze regels zijn afkomstig uit de voormalige Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007.

TOELICHTING BIJ ONTWERP OMGEVINGSREGELING - 1 FEBRUARI 2019

122 Omgevingsvergunningen

Hoofdstuk 9 ordent allereerst per milieubelastende activiteit meet- en rekenmethoden die door het bevoegd gezag voor de omgevingsvergunning moeten worden toegepast bij de beoordeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning. Afdeling 9.1 geeft deze meet- en rekenregels voor de aspecten externe veiligheid, luchtkwaliteit en geluid. Deze regels sluiten grotendeels aan bij de regels over deze aspecten in hoofdstuk 8. Voor een beschrijving van de voorheen geldende regelgeving wordt dan ook verwezen naar “Instructieregels over omgevingsplannen, waterschapsverordeningen en omgevingsverordeningen” in deze paragraaf. De bijzondere beoordelingsregel voor het berekenen van kosteneffectiviteit van een voorgeschreven BBT-maatregel in afdeling 9.2 was eerder opgenomen in artikel 2.7 en bijlage 2 bij het

Activiteitenbesluit milieubeheer. Met de Invoeringsregeling Omgevingswet zal dit hoofdstuk ook uitvoeringstechnische regels gaan bevatten over aan de omgevingsvergunning te verbinden voorschriften.

Projectbesluiten

Net als in het Besluit kwaliteit leefomgeving is in hoofdstuk 10 een aantal instructieregels over het omgevingsplan van overeenkomstige toepassing verklaard op het projectbesluit. De meet- en rekenregels over externe veiligheid, luchtkwaliteit, geluid, trillingen en geur die zijn opgenomen in afdeling 8.2 moeten, net als bij de voorbereiding van een omgevingsplan, ook bij de voorbereiding van een projectbesluit worden toegepast door het bevoegd gezag. Het bevoegd bezag beoordeelt aan de hand van deze regels of het project voldoet aan de instructieregels uit het Besluit kwaliteit leefomgeving die van toepassing zijn op het projectbesluit. De verhouding tussen deze regeling en de voorheen geldende regelgeving is beschreven in “Meet- en rekenregels decentraal gereguleerde activiteiten” in deze paragraaf.

Daarnaast regelt hoofdstuk 10 dat als een projectbesluit geldt als omgevingsvergunning de in hoofdstuk 9 van deze regeling opgenomen meet- en rekenregels voor omgevingsvergunningen ook van toepassing zijn op het projectbesluit. De verhouding tussen deze regeling en de voorheen geldende regelgeving is beschreven in “Omgevingsvergunningen” in deze paragraaf.

Monitoring en informatie

Hoofdstuk 12 van de regeling vervangt regels over monitoring en informatieverplichtingen uit een aantal regelingen op het gebied van externe veiligheid, luchtkwaliteit, zwemwaterkwaliteit en geluid.

Zo verplicht artikel 10.3 van het Besluit kwaliteit leefomgeving tot het opstellen van een Register externe veiligheidsrisico’s. Dit register biedt burgers en bedrijven informatie over de risico’s van activiteiten met externe veiligheidsrisico’s in hun omgeving. Het register is ook van belang voor een deugdelijke besluitvorming over met name omgevingsvergunningen en omgevingsplannen.

Bestuursorganen zijn op grond van artikel 10.3 van het Besluit kwaliteit leefomgeving verplicht gegevens en wijzigingen in de gegevens te verzamelen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van deze risico’s, zoals de soort en hoeveelheid gevaarlijke stoffen, de specifieke locatie van de activiteit met externe veiligheidsrisico’s en de aandachtsgebieden bij die activiteit. De regels voor het berekenen van de afstanden voor het plaatsgebonden risico en de afstand voor een

aandachtsgebied door deze bestuursorganen staan in paragraaf 12.1.1 van deze regeling. Deze regels sluiten aan bij de regels in afdeling 4.2 De verhouding tot de voorheen geldende regels is beschreven in “Algemene regels voor activiteiten geregeld in het Besluit activiteiten leefomgeving”

in deze paragraaf.

Verder omvatten de meet- rekenregels voor bijvoorbeeld de landelijke monitoring van de kwaliteit van de buitenlucht regels over onder meer het bepalen van het aantal vaste meetpunten voor de monitoring van stoffen binnen agglomeraties en zones, het meten, bemonsteren en analyseren van stoffen en het bepalen van meetonzekerheden voor stoffen. Deze regels vervangen de daarover

TOELICHTING BIJ ONTWERP OMGEVINGSREGELING - 1 FEBRUARI 2019

123

gestelde regels in de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007. Deze regeling zal worden ingetrokken met de Invoeringsregeling Omgevingswet.

In paragraaf 2.2.3 van het Besluit kwaliteit leefomgeving is een omgevingswaarde opgenomen voor de kwaliteit van zwemlocaties. Ook bevat dat besluit regels op het gebied van monitoring. Ter verdere uitvoering van de monitoringsverplichtingen en de beoordeling van de zwemwaterkwaliteit worden in paragraaf 12.2.3 van deze regeling regels gesteld over de bemonstering, meting,

berekening en analyse van de percentielwaarden intestinale enterokokken en escherichia coli. Deze regels waren voor inwerkingtreding van de Omgevingswet geïmplementeerd in hoofdstuk V van het Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden en de Regeling hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden. Beide zullen worden ingetrokken met

respectievelijk het Invoeringsbesluit Omgevingswet en de Invoeringsregeling Omgevingswet. Een belangrijke wijziging op het gebied van zwemwaterkwaliteit is dat het badseizoen niet meer

landelijk wordt vastgesteld. Ook is het onderscheid tussen de zogenaamde C- en D- locaties komen te vervallen. Hiermee komt een aantal bepalingen niet meer terug.

De richtlijn omgevingslawaai stelt in artikel 7 geluidbelastingkaarten verplicht voor agglomeraties en belangrijke verkeersinfrastructuur. In paragraaf 10.2.4 van het Besluit kwaliteit leefomgeving zijn hiertoe instructieregels opgenomen over het verzamelen van gegevens voor het vaststellen van de geluidbelastingkaarten. Paragraaf 12.2.4 bevat een reservering voor de rekenregels voor het vaststellen van de geluidbelasting. Deze regels sluiten aan op het op 1 januari 2019

aangepaste Reken- en meetvoorschrift geluid 2012. Daarnaast zijn in paragraaf 12.2.4 regels gesteld over de vorm van de geluidbelastingkaarten en de daarop te verbeelden gegevens.

Met de voorgenomen Invoeringsregeling Omgevingswet zal dit hoofdstuk worden aangevuld met de regels over monitoring en informatieverplichtingen over waterkwaliteit en waterveiligheid.

De invulling van de in artikel 20.18, eerste lid, van de wet aan het Planbureau voor de

leefomgeving gegeven opdracht in afdeling 12.3 van dit hoofdstuk is een voortzetting van artikel 4.1 van de Wet milieubeheer.

Grondexploitatie

Op basis van artikel 12.6, van de wet zijn in hoofdstuk 13 van deze regeling regels opgenomen over de hoogte en begrenzing van verhaalbare kostensoorten in het kader van grondexploitatie.

Deze kostensoorten zijn in afdeling 8.4 van het Omgevingsbesluit aangewezen. Deze regels waren eerder opgenomen in de Regeling plankosten exploitatieplan. Deze regeling wordt met de

Invoeringsregeling Omgevingswet ingetrokken. In het kader van de Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet en de daarbij gekozen nieuwe wetsystematiek kunnen eventueel nog technische aanpassingen nodig zijn. Deze worden dan in de Invoeringsregeling Omgevingswet of een aparte wijzigingsregeling opgenomen.

Financiële bepalingen

In deze regeling is één systeem opgenomen voor het heffen van rechten (leges) door het Rijk voor het behandelen van aanvragen om besluiten op grond van de Omgevingswet. Daartoe bevat hoofdstuk 14 regels over de besluiten waarvoor leges worden geheven. Ook de tarieven maken deel uit van dit hoofdstuk. Regels daarover waren voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet deels al opgenomen in de Regeling leges omgevingsvergunning Rijksoverheid, in het Besluit leges Wet beheer rijkswaterstaatswerken en het Besluit ontgrondingen in rijkswateren. Voor een deel van de activiteiten, namelijk die op het gebied van water en milieu, zijn deze regels nieuw.

De regels over een aantal andere activiteiten inclusief de daarbij behorende tarieven zullen met de Invoeringsregeling Omgevingswet of aanvullingsregeling deel gaan uitmaken van de

Omgevingsregeling. De regels over die activiteiten worden immers met het invoeringsspoor of aanvullingsspoor onderdeel van de Omgevingswet, AMvB’s en Omgevingsregeling. Het gaat dan concreet om bijvoorbeeld de regels over de bouwactiviteit en regels over activiteiten voor natuur.

TOELICHTING BIJ ONTWERP OMGEVINGSREGELING - 1 FEBRUARI 2019

124

21.3 Voorgenomen aanvullingen op de Omgevingsregeling

Zoals in paragraaf 1.6 al is toegelicht is de stelselherziening met deze Omgevingsregeling nog niet volledig. Met het invoeringsregelgeving en de aanvullingssporen bodem, geluid, grondeigendom en natuur zal deze regeling worden aangevuld.

Voorbeelden van regels over onderwerpen die met de Invoeringsregeling Omgevingswet zullen worden toegevoegd zijn regels op het gebied van monitoring van waterkwaliteit en waterveiligheid, alarmeringswaarden voor waterveiligheid en luchtkwaliteit, regels met eisen aan

energiebesparende maatregelen voor activiteiten per bedrijfstak en de aanwijzing en geometrische begrenzing van locaties zoals beperkingengebieden bij wegen in beheer bij het Rijk en

hoofdspoorwegen. Daarnaast zullen aanvraagvereisten voor omgevingsvergunningen voor

bouwactiviteiten en voor milieubelastende activiteiten voor het exploiteren van een stortplaats en met betrekking tot een stortplaats voor baggerspecie op land, voor activiteiten rond spoorwegen en voor activiteiten rond luchthavens worden toegevoegd. Ook worden regels opgenomen voor het Digitaal Stelsel Omgevingswet. Regels voor deze onderwerpen waren tot de inwerkingtreding van het stelsel opgenomen in onder andere de Activiteitenregeling milieubeheer, Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, Regeling algemene regels ruimtelijke ordening, Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007, Regeling bouwbesluit 2012, Regeling monitoring kaderrichtlijn water, Regeling omgevingsrecht, Regeling veiligheid niet-primaire waterkeringen in rijksbeheer, Regeling veiligheid primaire waterkeringen 2017 en de Waterregeling.

De regels voor de onderwerpen die onderdeel zijn van de aanvullingssporen maakten tot voor het moment van inwerkingtreding deel uit van onder meer de Regeling bodemkwaliteit

(aanvullingsspoor bodem), Regeling doelmatigheid geluidmaatregelen Wet geluidhinder

(aanvullingsspoor geluid), Regeling inrichting landelijk gebied (aanvullingsspoor grondeigendom) en de Regeling natuurbescherming (aanvullingsspoor natuur).

In document Toelichting bij ontwerp Omgevingsregeling (pagina 119-124)