• No results found

Omgevingsvergunningen: hoofdstuk 9 van de regeling

12.1 Algemeen

Hoofdstuk 9 van de regeling biedt allereerst plaats aan de meet- rekenregels die nodig zijn voor de toepassing van de beoordelingsregels in het Besluit kwaliteit leefomgeving. De grondslag van deze regels is artikel 16.6 van de wet. Het betreffen meet- en rekenregels voor de beoordeling van de gevolgen voor de aspecten externe veiligheid, luchtkwaliteit en geluid en om de kosteneffectiviteit te berekenen van een voorschreven BBT-maatregel. De regels uit dit hoofdstuk richten zich tot de bestuursorganen die de omgevingsvergunningen moeten beoordelen: het bevoegd gezag voor de omgevingsvergunning.

Voorzien is dat dit hoofdstuk ook regels over aan de omgevingsvergunning te verbinden voorschriften zal bevatten. Deze regels zullen met de voorgenomen Invoeringsregeling

Omgevingswet aan dit hoofdstuk van de Omgevingsregeling worden toegevoegd. De afdelingen 9.3 tot en met 9.5 zijn hiervoor gereserveerd. De grondslag voor deze regels is artikel 5.34, tweede lid, van de wet. De regels in de afdelingen 9.3 tot en met 9.5 van de regeling zullen gaan bepalen aan welke inhoudelijke regels de aan de vergunning te verbinden voorschriften moeten voldoen.

Het betreffen onder andere eisen aan de kwaliteit en frequentie van meting, de wijze van monstername en eisen aan expertise.

Voor de in dit hoofdstuk voorgeschreven meet- en rekenmethoden die nodig zijn voor de

toepassing van de beoordelingsregels voor omgevingsvergunningen geldt dat het bevoegd gezag geen gebruik kan maken van een andere gelijkwaardige methode als bedoeld in artikel 4.7 van de wet. Voor op een later moment aan dit hoofdstuk toe te voegen regels over meet- en

rekenmethoden zal steeds worden bezien of het toelaten van de toepassing van gelijkwaardige methoden mogelijk is. (Voor een meer uitgebreide uitleg over het toepassen van gelijkwaardigheid en gelijkwaardige methoden in de Omgevingsregeling zie paragraaf 2.3.4.).

De in hoofdstuk 7 van deze regeling opgenomen aanvraagvereisten hangen nauw samen met de regels over de beoordeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning. De aanvraagvereisten regelen welke gegevens de initiatiefnemer bij de aanvraag om zijn omgevingsvergunning aan het bevoegd gezag moet verstrekken, zodat het bevoegd gezag vervolgens op de aanvraag kan beslissen. Omdat in de meeste gevallen niet vooraf bepaald kan worden of er bij een aanvraag gerekend moet worden of wat de reikwijdte van de berekening moet zijn (bijvoorbeeld voor welke stoffen of emissiepunten), wordt in hoofdstuk 7 meestal niet om het aanleveren van berekeningen gevraagd. Een uitzondering hierop is externe veiligheid.

Leeswijzer

De regels in dit hoofdstuk van de regeling en de daarbij gemaakte keuzes worden hierna nader toegelicht. In de paragrafen 12.2 en 12.3 van deze toelichting wordt daarbij ingegaan op de meet- en rekenregels voor het beoordelen van de milieubelastende activiteiten. Deze regels worden per activiteit toegelicht. Het gaat dan om activiteiten met externe veiligheidsrisico’s, luchtkwaliteit, geluid en het toepassen van kosteneffectiviteitsmethode op BBT-maatregelen.

De paragrafen 12.4 en 12.5 bevatten een overzicht van de wijzigingen en effecten als gevolg van de regels in dit hoofdstuk ten opzichte van de situatie voor inwerkingtreding van de Omgevingswet.

12.2 Meet- en rekenregels voor de beoordeling van aanvragen om omgevingsvergunningen

In afdeling 9.1 van dit hoofdstuk is voor een beperkt aantal omgevingsvergunningplichtige activiteiten voorzien in meet- of rekenregels. Bij de meeste beoordelingsregels voor omgevingsvergunningen zijn geen meet- of rekenregels nodig omdat het gaat om

beoordelingsregels met een open norm of kwalitatieve norm. Een voorbeeld hiervan is de beoordeling van een aanvraag voor een rijksmonumentenactiviteit, waarbij sprake is van een

TOELICHTING BIJ ONTWERP OMGEVINGSREGELING - 1 FEBRUARI 2019

96

belangenafweging tussen het belang van de aanvrager en het belang van de monumentenzorg en rekening moet worden gehouden met een aantal beginselen uit verdragen. Daarbij is meten of rekenen niet aan de orde. Ook zijn er onderwerpen waarbij rekenen wel aan de orde is, maar waarvoor – net als onder het oude recht – geen rekenregels worden gesteld (bijvoorbeeld bij de beoordeling van een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een ontgrondingsactiviteit waarbij de stabiliteit van de ontgronding moet worden beoordeeld).

Voor milieubelastende activiteiten geldt dat deze leiden tot kwantificeerbare gevolgen voor aspecten van de fysieke leefomgeving. Voor een aantal specifieke milieubelastende activiteiten is het in het verleden doelmatig en doeltreffend geacht te voorzien in landelijk uniforme meet- of rekenregels. De redenen voor het stellen van die regels gelden nog steeds. Voor die

milieubelastende activiteiten bevat deze afdeling de meet- en rekenregels die het bevoegd gezag moet toepassen bij de beoordeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een dergelijke activiteit.

Deze meet- en rekenregels zijn in afdeling 9.1 per milieubelastende activiteit geordend en betreffen regels voor de milieubelastende activiteit met externe veiligheidsrisico’s, de

milieubelastende activiteit die leidt tot een verhoging van de concentratie in de buitenlucht van een aantal genoemde stoffen en de milieubelastende activiteit die meer geluid kan veroorzaken dan de standaardwaarden voor geluid uit paragraaf 5.1.4.2 van het Besluit kwaliteit leefomgeving.

Voorzien wordt dat via de voorgenomen Invoeringsregeling Omgevingswet – in samenhang met de regeling van de beoordelingsregels voor de omgevingsplanactiviteit zoals die in het Besluit kwaliteit leefomgeving via in het voorgenomen Invoeringsbesluit Omgevingswet61 zullen worden geregeld – de instructieregels met meet- en rekenregels voor het omgevingsplan uit afdeling 8.2 van

overeenkomstige toepassing worden verklaard op de beoordeling van de omgevingsvergunning voor de omgevingsplanactiviteit.

Afdeling 92 bevat een methode aan de hand waarvan wordt berekend of het halen van de

voorgeschreven emissieniveaus, zoals vastgesteld in de BBT-conclusies, niet leidt tot buitensporig hogere kosten in verhouding tot de milieugevolgen. Als geconcludeerd wordt dat inderdaad sprake is van buitensporig hogere kosten, kan op grond van het Besluit kwaliteit leefomgeving een andere emissiegrenswaarde worden vastgesteld.

12.2.1 Omgevingsvergunningen voor milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s

In afdeling 9.1 van deze regeling zijn de rekenmethodes aangewezen die gebruikt worden bij de beoordelingsregels voor een omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit met externe veiligheidsrisico’s. De beoordelingsregels staan in het Besluit kwaliteit leefomgeving in paragraaf 8.5.1.2. Daarin is geregeld dat een aantal artikelen met instructieregels voor het omgevingsplan van overeenkomstige toepassing is. In navolging daarvan is een aantal artikelen van paragraaf 8.2.1 van deze regeling van overeenkomstige toepassing verklaard op de

beoordeling van aanvragen om een omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit. Het gaat om de artikelen waar rekenregels in staan. De algemene toelichting over deze rekenregels voor het aspect externe veiligheid staat in paragraaf 11.3.1 van deze toelichting. Bij de

milieubelastende activiteiten waar externe veiligheid relevant is, is in de aanvraagvereisten in paragraaf 7.1.3 van deze regeling opgenomen dat de berekeningen moeten worden aangeleverd bij de vergunningaanvraag.

61 De beoordelingsregels voor de omgevingsplanactiviteit zoals die via het voorgenomen Invoeringsbesluit Omgevingswet aan het Besluit kwaliteit leefomgeving worden toegevoegd bepalen dat op de beoordeling van een aanvraag voor een omgevingsplanactiviteit de regels uit hoofdstuk 5 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (instructieregels over omgevingsplannen) van overeenkomstige toepassing zijn (zie art. 8.0b van het Besluit kwaliteit leefomgeving zoals opgenomen in de consultatieversie van het Invoeringsbesluit Omgevingswet).

TOELICHTING BIJ ONTWERP OMGEVINGSREGELING - 1 FEBRUARI 2019

97

12.2.2 Omgevingsvergunningen voor milieubelastende activiteiten met gevolgen voor luchtkwaliteit

Een omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit met gevolgen voor de kwaliteit van de buitenlucht mag volgens paragraaf 8.5.1.2 van het Besluit kwaliteit leefomgeving alleen worden verleend, wanneer de omgevingswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide,stikstofoxiden, PM10, PM2,5, benzeen, lood en koolmonoxide in acht worden genomen.

Om de gevolgen voor de kwaliteit van de buitenlucht te berekenen ten behoeve van het beoordelen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit, is

standaardrekenmethode luchtkwaliteit 3 (SRM 3) van toepassing (artikel 9.3 van deze regeling). In bijlage XXVII bij deze regeling zijn softwaremodellen opgenomen voor het berekenen van de gevolgen voor de kwaliteit van de buitenlucht van activiteiten. Hierin zijn rekenmethoden verwerkt die (gedeeltelijk) afwijken van de standaardrekenmethoden. Het gebruik van deze

softwaremodellen is toegestaan, binnen het in bijlage XXVII aangegeven toepassingsbereik van de standaardrekenmethoden.

De regels waar de toetslocaties aan moeten voldoen, zoals dat er sprake moet zijn van

representatieve blootstelling, zijn gelijk aan de regels toegelicht in paragraaf 11.3.2.1 voor het omgevingsplan.

Voorgeschreven is welke generieke invoergegevens moeten worden gebruikt. Hierbij gaat het om het gebruik van grootschalige concentratiekaarten, meteorologische gegevens en de

ruwheidskaart. Zie voor meer toelichting op deze generieke invoergegevens paragraaf 11.3.2.1.

Verder mag bij de beoordeling of aan de omgevingswaarde voor PM10 wordt voldaan de zeezoutcorrectie worden toegepast.

Regels over afronding van de uitkomsten zijn opgenomen in de regeling. Voorheen werd niet voor alle stoffen aangeven hoe moest worden afgerond, dit is nu wel aangegeven. Zo wordt voorkomen dat berekeningen onnodig opnieuw worden uitgevoerd; wanneer nieuwe berekeningen binnen de foute marge van afronding een uitkomst geven is het resultaat hetzelfde. Daarnaast geeft het meer inzicht in de onzekerheden van de uitkomsten.

Het houden van landbouwhuisdieren is een milieubelastende activiteit. In hoofdstuk vier van deze regeling zijn er reken- en meetregels opgenomen indien deze activiteit onder algemene regels valt.

Voor het beoordelen van een aanvraag om een vergunning voor het houden van

landbouwhuisdieren zijn de rekenregels van overeenkomstige toepassing. Voor innovatieve stallen is het mogelijk om van de emissiefactor van PM10 af te wijken. Voorheen was dit geregeld in de proefstalregeling uit de regeling ammoniak en veehouderij. Zoals hierboven al aangeven moeten bij het verlenen van een vergunning de omgevingswaarden in acht genomen worden. Om te voldoen aan de omgevingswaarden kunnen meetverplichtingen worden opgenomen, zoals ook wordt voorgeschreven in hoofdstuk 4. Hiervoor heeft de regeling geen regels opgenomen maar dit is ter beoordeling van bevoegd gezag.

12.2.3 Omgevingsvergunningen voor milieubelastende activiteiten die geluid veroorzaken, binnenwaarden, en voor militaire buitenschietbanen en springterreinen

In afdeling 9.1 van de regeling staan meet-en rekenregels bij de beoordelingsregels voor

omgevingsvergunningen voor een milieubelastende activiteit die meer geluid kan veroorzaken op geluidgevoelige gebouwen dan de standaardwaarden. In paragraaf 8.5.1.2 van het Besluit kwaliteit leefomgeving zijn beoordelingsregels opgenomen voor het geluid door deze activiteiten. Voor het beoordelen van de aanvraag om een vergunning van deze activiteiten is het nodig om de

binnenwaarde te bepalen in een geluidgevoelige ruimte van een geluidgevoelig gebouw. Voor deze milieubelastende activiteiten zijn in afdeling 9.1 van de regeling de reken- en meetregels uit afdeling 8.2.2.2 van overeenkomstige toepassing verklaard. Ook de meet- en rekenregels uit afdeling 8.2.2.2 om te berekenen of de milieubelastende activiteit meer geluid kan veroorzaken op het geluidgevoelige gebouw dan de standaardwaarden zijn van overeenkomstige toepassing verklaard. Hetzelfde geldt voor de meet- en rekenregels voor het geluid door militaire

TOELICHTING BIJ ONTWERP OMGEVINGSREGELING - 1 FEBRUARI 2019

98

buitenschietbanen en springterreinen. Bij de milieubelastende activiteiten waar geluid in ieder geval relevant is, is in de aanvraagvereisten in paragraaf 7.1.3 van deze regeling opgenomen dat de door de activiteit veroorzaakte geluidimmissie ter plaatse van geluidgevoelige gebouwen moet worden aangeleverd bij de vergunningaanvraag.

12.3 Beoordelen omgevingsvergunning milieubelastende activiteit en berekenen kosteneffectiviteit

In afdeling 8.5 van het Besluit kwaliteit leefomgeving is aangegeven dat er minder strenge

emissiegrenswaarden kunnen worden voorgeschreven, als sprake is van buitensporig hoge kosten.

Om deze kosten te bepalen moet een berekening worden uitgevoerd. In afdeling 9.2 wordt hiervoor verwezen naar de rekenmethode die in bijlage XXXI is opgenomen.

Met deze methode wordt de kosteneffectiviteit berekend van BBT-maatregelen die tot doel hebben emissies van stikstofoxiden (NOx), zwaveldioxide (SO2), vluchtige organische stoffen (VOS) of totaal stof te verlagen.

Voorheen was deze methode opgenomen in het Activiteitenbesluit milieubeheer.

12.4 Wijzigingen

• De regels voor externe veiligheid, luchtkwaliteit en geluid van dit hoofdstuk zijn gelijk aan de regels van hoofdstuk 8 van de regeling (instructieregels over programma’s,

omgevingsplannen, waterschapsverordeningen en omgevingsverordeningen). In het bijbehorende hoofdstuk 11 van deze toelichting worden hiervan de wijzigingen beschreven.

Deze wijzigingen gelden dan ook voor dit hoofdstuk. Het gaat met name om harmonisatie en redactie van regels, opnemen van invoergegevens en opname van afrondingseisen.

• In de voorheen geldende regelgeving waren de afrondingsregels alleen van toepassing op de stoffen fijnstof (PM10) en stikstofdioxide. De Omgevingsregeling past deze afrondingsregels nu ook toe op de stoffen zwaveldioxide, PM2,5, benzeen, lood en koolmonoxide voor de

beoordelingsregels voor de omgevingsvergunning.

12.5 Effecten

• Harmonisatie van redactie van de regels van meet- en rekenmethoden verhoogt de inzichtelijkheid en het gebruiksgemak.

• Harmonisatie van afrondingseisen en opname in de regeling geeft meer inzicht in de

totstandkoming van de uitkomsten. Zo wordt voorkomen dat berekeningen onnodig opnieuw worden uitgevoerd. Hierdoor worden onderzoekslasten verminderd.

• Voor een aantal aspecten zijn invoergegevens en opgenomen die de onderzoekslasten verminderen en die hergebruik van gegevens mogelijk maken. Dit draagt bij aan een betere inzichtelijkheid en meer gebruiksgemak van de regelgeving.

TOELICHTING BIJ ONTWERP OMGEVINGSREGELING - 1 FEBRUARI 2019

99