• No results found

Tabellen per aspect in de Omgevingsregeling

In document Toelichting bij ontwerp Omgevingsregeling (pagina 159-200)

In Hoofdstuk 3 van deze toelichting is in figuur 3.1 een globaal overzicht gegeven waar de aspecten zijn opgenomen in deze regeling.

In dit hoofdstuk is per aspect een meer gedetailleerd overzicht opgenomen, waarbij is

weergegeven wat wordt geregeld, welke meet- en rekenmethode is voorgeschreven en waar de regels in de regeling staan. Deze tabellen zijn dus een verdieping van de figuur in hoofdstuk 3.

Voor de meet en rekenregels voor een projectbesluit zijn geen aparte verwijzingen opgenomen.

Daar waar een projectbesluit een omgevingsplan wijzigt of een omgevingsvergunning vervangt, gelden voor het projectbesluit de meet- en rekenregels van het omgevingsplan (zie bij hoofdstuk 8) en de omgevingsvergunning (zie bij hoofdstuk 9).

Dit hoofdstuk bevat zes tabellen, te weten over geluid, trillingen, geur bij zuiveringtechnische werken, geur bij dierenverblijven, luchtkwaliteit en externe veiligheid.

In de tabellen is gebruik gemaakt van de volgende kleurstelling, waarbij de kleur aangeeft voor wie de regels (overwegend) gelden:

• een ieder

• initiatiefnemer

• bestuursorgaan

Tabel 28.1 Geluid in de Omgevingsregeling

Hoofdstuk Wat wordt geregeld? Reken- en

meetmethode

Waar?

2 Locaties Aanwijzing agglomeraties richtlijn omgevingslawaai

• Anders dan specifieke activiteiten

• Binnenschietbanen

• Windturbine of windpark

• Civiele buitenschietbanen,

• Militaire buitenschietbanen en springterreinen

• de door de activiteit veroorzaakte geluidimmissie; en

• de maatregelen die worden getroffen om geluidemissies te voorkomen of, als dat niet mogelijk is, te beperken.

n.v.t. § 7.1.3.5

§ 7.1.3.10

§ 7.1.3.12

TOELICHTING BIJ ONTWERP OMGEVINGSREGELING - 1 FEBRUARI 2019

160

Hoofdstuk Wat wordt geregeld? Reken- en

meetmethode gebouwen bij het toelaten van

• activiteiten of

• geluidgevoelige gebouwen waarop geluid wordt veroorzaakt door

• Anders dan specifieke activiteiten

• Binnenschietbanen

• Windturbine of windpark

• Civiele buitenschietbanen

• Militaire buitenschietbanen en springterreinen

• Anders dan specifieke activiteiten Handleiding meten en rekenen industrielawaai

• Specifieke activiteiten:

• Militaire buitenschietbanen en

springterreinen gereserveerd

De inhoud van geluidbelastingkaarten voor agglomeraties en de inhoud van

geluidbelastingkaarten voor belangrijke wegen, spoorwegen en luchthavens

§ 12.2.4.2

TOELICHTING BIJ ONTWERP OMGEVINGSREGELING - 1 FEBRUARI 2019

161 Tabel 28.2 Trillingen in de Omgevingsregeling

Hoofdstuk Wat wordt geregeld Reken- en

meetmethode Waar?

6 Meet- en

rekenvoorschriften decentraal gereguleerde activiteiten

Bepalen van trillingen in trillinggevoelige ruimten van een trillinggevoelig gebouw

Meet- en

beoordelingsrichtlijnen voor trillingen, deel B

§ 6.2.2

8 Instructieregels voor programma’s, omgevings-plannen, waterschaps-verordeningen en

omgevings-verordeningen

bepalen van de trillingen op een geluidgevoelig gebouw bij het toelaten van:

• activiteiten als bedoeld in artikel 5.79 van het Besluit kwaliteit leefomgeving; en

• trillinggevoelige gebouwen waarop trillingen in een

frequentie van 1 tot 80 Hz plaatsvinden die worden veroorzaakt door een activiteit als hierboven bedoeld.

Meet- en

beoordelingsrichtlijnen voor trillingen, deel B

§ 8.2.2.3

TOELICHTING BIJ ONTWERP OMGEVINGSREGELING - 1 FEBRUARI 2019

162

Tabel 28.3a Geur zuiveringtechnisch werk in de Omgevingsregeling Hoofdstuk Wat wordt geregeld? Meet- en

rekenmethode

Wijze van berekenen van de geur op geurgevoelige gebouwen door het

Wijze van berekenen van de geur op een geurgevoelig gebouw bij het toelaten van:

• een zuiveringtechnisch werk, en

• een geurgevoelig gebouw waarop geur plaatsvindt door een

Tabel 28.3b Geur dierenverblijf in de Omgevingsregeling

Hoofdstuk Wat wordt geregeld? Meet- en rekenmethode

Wijze van berekenen van de geur op geurgevoelige gebouwen door

Wijze van berekenen van de geur op een geurgevoelig gebouw bij het toelaten van:

• het houden van

landbouwhuisdieren in een dierenverblijf, en

• een geurgevoelig gebouw waarop geur plaatsvindt die veroorzaakt wordt door het houden van landbouwhuisdieren in een dierenverblijf of een zuiveringtechnisch werk

TOELICHTING BIJ ONTWERP OMGEVINGSREGELING - 1 FEBRUARI 2019

163 Tabel 28.4 Luchtkwaliteit in de Omgevingsregeling

Hoofdstuk Wat wordt geregeld Reken- en meetmethode

Waar?

2 Locaties Aanwijzing zones en agglomeraties van de richtlijn luchtkwaliteit en richtlijn gevaarlijke stoffen in de lucht

Afdeling 2.4 berekenen van de emissie van ammoniak en PM10, van

Berekenen van de concentratie van stikstofoxide of PM10 voor het toelaten van het gebruik van:

• wegen;

Omgevings-vergunningen Berekenen van de concentratie in de buitenlucht van zwaveldioxide, stikstofdioxide, stikstofoxiden, PM10, PM2,5, benzeen, lood en

koolmonoxide, voor zover een aanvraag om een

omgevingsvergunning betrekking heeft op een milieubelastende activiteit als bedoeld in paragraaf 8.5.1.2 van het Besluit kwaliteit leefomgeving.

en Informatie Wijze van monitoring van de

omgevingswaarden luchtkwaliteit en de overige parameters door meten of rekenen

TOELICHTING BIJ ONTWERP OMGEVINGSREGELING - 1 FEBRUARI 2019

164 Tabel 28.5 Externe veiligheid in de Omgevingsregeling

Hoofdstuk Wat wordt geregeld? Meet- en

rekenmethode Waar? propaan of propeen in opslagtanks en buisleidingen

Wijze van berekenen en bepalen van afstanden voor het plaatsgebonden risico en aandachtsgebieden, bij het toelaten van:

• activiteiten als bedoeld in bijlage VII bij het Besluit kwaliteit leefomgeving; en

• beperkt kwetsbare, kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen en beperkt kwetsbare en kwetsbare locaties in verband met het externe veiligheidsrisico van een

TOELICHTING BIJ ONTWERP OMGEVINGSREGELING - 1 FEBRUARI 2019

165

Hoofdstuk Wat wordt geregeld? Meet- en rekenmethode

Waar?

9 Omgevings-vergunning

Berekenen afstand plaatsgebonden risico en aandachtsgebieden externe veiligheid van een aanvraag om een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een milieubelastende activiteit als bedoeld in paragraaf 8.5.1.2 van het Besluit kwaliteit leefomgeving

Diverse modules van het rekenvoorschrift omgevingsveiligheid en de stappenplannen voor

aandachtsgebieden van het Handboek

omgevingsveiligheid en Safeti NL

Afdeling 9.1

12 Monitoring

en informatie Gegevens aanleveren voor het

risicoregister: Methode voor berekenen afstand plaatsgebonden risico en afstand aandachtsgebieden voor monitoring externe veiligheid.

Diverse modules van het rekenvoorschrift omgevingsveiligheid van het Handboek omgevingsveiligheid en de softwaremodellen Safeti NL, Carola en RBM II

§ 12.1.1

TOELICHTING BIJ ONTWERP OMGEVINGSREGELING - 1 FEBRUARI 2019

166

II Artikelsgewijze toelichting

TOELICHTING BIJ ONTWERP OMGEVINGSREGELING – 1 FEBRUARI 2019

167

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Afdeling 1.1 Algemeen

Artikel 1.1 (begripsbepalingen)

Dit artikel heeft betrekking op de begrippen die in deze regeling worden gehanteerd. De bepaling verwijst naar bijlage I die bij deze regeling is opgenomen. Die bijlage bevat definities van

begrippen die op meerdere plaatsen in deze regeling worden gebruikt. Begrippen die al in de wet of de algemene maatregelen van bestuur zijn gehanteerd gelden ook voor de regeling (artikel 1.1 van de Omgevingswet wordt via het voorstel voor de Invoeringswet daarop aangepast). Om redenen van toegankelijkheid en leesbaarheid van de tekst van dit regeling is – net als bij de wet en de amvb ‘s – ervoor gekozen om de begripsbepalingen gebundeld op te nemen in een bijlage in plaats van deze in hoofdstuk 1 zelf te verwerken. De toelichting op de begripsbepalingen is na de

toelichting op de artikelen opgenomen in bijlage I.

Afdeling 1.2 Toepassingsbereik

Artikel 1.2 (exclusieve economische zone) [artikel 1.5, tweede lid, van de Omgevingswet]

Artikel 1.5, tweede lid, van de wet, regelt dat in de ministeriële regeling bepaald moet worden in hoeverre de artikelen van toepassing zijn in de exclusieve economische zone (EEZ). Net als in de wet en de algemene maatregel van bestuur wordt de EEZ ook in deze regeling niet gedefinieerd.

De EEZ is vastgelegd bij en krachtens de Rijkswet instelling exclusieve economische zone en heeft daarmee geen nadere omschrijving in andere wetten nodig. De rechtsmacht van Nederland als kuststaat in de EEZ is, in overeenstemming met het VN-Zeerechtverdrag, omschreven in artikel 3 van die rijkswet. Die rechtsmacht gaat onder andere over de bouw en het gebruik van kunstmatige eilanden, installaties en inrichtingen en over de bescherming van het mariene milieu.

Dit artikel bepaalt dat de gehele regeling van toepassing is in de EEZ. De reden hiervoor is dat dit een ingewikkelde uitsplitsing van regels die wel en niet van toepassing zijn in de EEZ voorkomt.

Voor regels die zien op een aantal activiteiten die in het Besluit activiteiten leefomgeving zijn geregeld, geldt dat zij in de praktijk niet voorkomen in de EEZ. Het feit dat de regels over die activiteiten daar wel van toepassing zijn, heeft dan feitelijk geen betekenis. Nu verschillende Europese verordeningen en richtlijnen (zoals de richtlijn industriële emissies) formeel ook van toepassing zijn in de EEZ, zou het beperken van het werkingsgebied van de regels die deze

verordeningen en richtlijnen implementeren, een implementatiegebrek kunnen opleveren. Voor een aantal regels geldt op grond van artikel 1.5, eerste lid, van de wet al dat zij niet geldt in de EEZ.

Het gaat in deze regeling dan om de aanvraagvereisten voor een omgevingsvergunning voor een rijksmonumentenactiviteit.

Afdeling 1.3 Internationaalrechtelijke verplichtingen

Artikel 1.3 (wederzijdse erkenning)

Dit artikel bevat de clausule van wederzijdse erkenning. Het principe van de wederzijdse erkenning geldt binnen de Europese Unie. Dit principe houdt in dat erkenningen, kwaliteitsverklaringen, certificaten, keuringen of normen, wanneer deze in een ander land op legitieme manier tot stand zijn gekomen, moeten worden erkend in de landen van de Europese Unie. Zij mogen dus niet worden geweigerd, omdat zij niet voldoen aan de daarvoor geldende Nederlandse eisen. Voor de toepassing van deze regel maakt het niet uit of dat andere land wel of niet in de Europese Unie ligt.

In het laatste geval zal dat andere land wel partij moeten zijn bij een daarop gericht verdrag dat

TOELICHTING BIJ ONTWERP OMGEVINGSREGELING – 1 FEBRUARI 2019

168

Nederland bindt. Met het opnemen van deze regel worden (potentiële) handelsbelemmeringen voorkomen.

Afdeling 1.4 Verwijzingen

Artikel 1.4 (uitgaven en verwijzingen)

Op grond van het eerste lid van dit artikel zijn in bijlage II bij deze regeling de versies aangeduid van de normen waarnaar wordt verwezen in het Besluit activiteiten leefomgeving, het Besluit bouwwerken leefomgeving, het Besluit kwaliteit leefomgeving of in deze regeling. Voor de betekenis van het begrip ‘norm’ wordt in het vierde lid verwezen naar de documenten die zijn genoemd in bijlage II. Het gaat daarbij niet alleen om normen die zijn uitgeven door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut (NEN-normen), maar bijvoorbeeld ook om internationale normen, zoals CEN en ISO, en handreikingen, handleidingen, richtlijnen en accreditatieschema’s.

In het tweede lid is bepaald dat bij doorverwijzing vanuit een in bijlage II genoemde norm

uitsluitend de doorverwijzingen naar andere in bijlage II genoemde normen of onderdelen daarvan van toepassing zijn. Verwijzingsketens binnen normen worden, mede gezien het belang van beperking van regeldruk, zo veel mogelijk beperkt.

Van het tweede lid zijn uitgezonderd de NEN-normen voor gas, water en elektriciteit, aangewezen in de paragrafen 3.7.2, 3.7.3, 4.7.2 en 4.7.3 van het Besluit bouwwerken leefomgeving. De

genoemde normen voor gas, water en elektriciteit vallen niet onder de zogenoemde ‘bouwnormen’.

HOOFDSTUK 2 AANWIJZING EN GEOMETRISCHE BEGRENZING VAN LOCATIES

Afdeling 2.1 Algemene bepalingen

Artikel 2.1 (toepassingsbereik) [artikelen 2.20, 2.21 en 2.24, tweede lid, van de Omgevingswet]

Dit artikel geeft het toepassingsbereik van dit hoofdstuk aan. De aanwijzing en begrenzing van de locaties in dit hoofdstuk is van belang voor de toepassing van de wet. Met de aanwijzing en

geometrische begrenzing wordt voor een aantal rijksregels ingevuld voor welke locaties deze regels gelden. Dan gaat het allereerst om regels die op grond van de wet worden gesteld, zoals de

locaties waarvoor een aantal wettelijke overheidstaken geldt. Voorbeelden daarvan zijn de regels over de monitoring van omgevingswaarden en andere doelen van de fysieke leefomgeving, zoals luchtkwaliteit en geluid in de daarvoor vanuit de Europese richtlijnen voorgeschreven zones en agglomeraties. Daarnaast is aanwijzing en geometrische begrenzing ook van belang voor regels over de uitvoering van taken en bevoegdheden van overheden die in het Omgevingsbesluit (beheertaken) zijn opgenomen en de instructieregels in het Besluit kwaliteit leefomgeving. Ook voor de algemene regels voor de uitvoering van activiteiten zoals geregeld in het Besluit

activiteiten leefomgeving vindt de aanwijzing en geometrische begrenzing plaats in deze regeling.

Met de aanwijzing en geometrische begrenzing van de locaties waarvoor deze regels gelden wordt voor initiatiefnemers en bestuursorganen helder wat de locaties en daarbij behorende geometrische grenzen zijn, waarbinnen de specifieke regels gelden.

Bij de totstandkoming van de artikelen op grond van artikelen 2.20, 2.21 en 2.24, tweede lid, van de Omgevingswet is, conform die artikelen, artikel 2.3, derde lid, in acht genomen. Dat betekent dat aanwijzing en geometrische begrenzing alleen plaats kan vinden met het oog op een nationaal belang of als dat nodig is voor een doelmatige of doeltreffende uitoefening van de taken en bevoegdheden op grond van deze wet of naleving van een internationaalrechtelijke verplichting.

Naast de aanwijzing en begrenzing van de in deze regeling opgenomen locaties zijn er dus locaties waarvoor de aanwijzing en geometrische begrenzing elders kan plaatsvinden door een ander bestuursorgaan.

TOELICHTING BIJ ONTWERP OMGEVINGSREGELING – 1 FEBRUARI 2019

169

Voor sommige locaties wordt geometrische begrenzing niet als zinvol ervaren, bijvoorbeeld omdat het bestuursorgaan tot wie de regels zijn gericht geen geometrische begrenzing nodig heeft.

Voorbeeld daarvan zijn kustwateren waarvan de enige gebruiker de minister van Infrastructuur en Waterstaat is die weet waar dit gebied ligt. Dan heeft een geometrische begrenzing geen

toegevoegde waarde.

Soms is aanwijzing en geometrische begrenzing al in een andere wet geregeld, die geen onderdeel uitmaakt van de Omgevingswet, zoals bijvoorbeeld de Exclusieve Economische zone in de Rijkswet instelling exclusieve economische zone. De aanwijzing van een aantal locaties maakt op grond van artikel 2.20 van de Omgevingswet al onderdeel uit van een van de AMvB’s.

Afdeling 2.2 Water

§ 2.2.1 Oppervlaktewateren en rijkswateren

Artikel 2.2 (geometrische begrenzing van oppervlaktewaterlichamen) [artikel 2.21, eerste lid, onder b, van de Omgevingswet]

Dit artikel geeft uitvoering aan artikel 2.21, eerste lid, onder b, van de Omgevingswet en gaat over de geometrische begrenzing van locaties in verband met de beheertaken van het Rijk.

Artikel 2.21, eerste lid, onder b, van de Omgevingswet bepaalt dat bij ministeriële regeling oppervlaktewaterlichamen of onderdelen daarvan die behoren tot de rijkswateren geometrisch kunnen worden

begrensd. De rijkswateren (de watersystemen of onderdelen daarvan die in beheer zijn bij het Rijk) zijn aangewezen in bijlage II bij artikel 3.1 van het Omgevingsbesluit. De geometrische begrenzing van de oppervlaktewaterlichamen waarvan het beheer van de waterkwaliteit, het beheer van de waterkwantiteit of het waterstaatkundig beheer bij het Rijk berust, maakt onderdeel uit van de regeling en is een ongewijzigde omzetting van de bijlagen II, III en IV bij artikel 3.2 van de Waterregeling. Omdat de grenzen van de locaties voor het waterkwaliteitsbeheer, het

waterkwantiteitsbeheer en het waterstaatkundig beheer verschillen is de geometrische begrenzing in verschillende artikelleden opgenomen.

Artikel 2.3 (aanwijzing en geometrische begrenzing van rijkswateren niet in beheer bij het Rijk) [artikel 2.20, derde lid, en artikel 2.21, eerste lid, van de Omgevingswet]

Eerste lid

Artikel 2.20, derde lid, van de Omgevingswet bepaalt dat bij ministeriële regeling rijkswateren kunnen worden aangewezen waarvan het beheer, in afwijking van artikel 2.20, tweede lid, onder a, van de Omgevingswet (uitgewerkt in bijlage II bijhet Omgevingsbesluit), geheel of gedeeltelijk berust bij daarbij aangegeven niet tot het Rijk behorende openbare lichamen..Op dit moment geldt dit voor de Theodorushaven in Bergen op Zoom: het waterstaatkundig beheer van deze haven is in handen van de gemeente Bergen op Zoom. Het gaat om een ongewijzigde omzetting van artikel 3.2a van de Waterregeling.

Tweede lid

Dit artikellid wijst rijkswateren aan waarvan het beheer, voor zover dat betreft de zorg voor het voorkomen van schade aan waterstaatswerken veroorzaakt door muskus- en beverratten, bij het waterschapsbestuur berust. Ook de toedeling van deze beheertaak aan het waterschapsbestuur is gebaseerd op artikel 2.20, derde lid, van de Omgevingswet. . Daartoe worden de rijkswateren waar het waterschapsbestuur deze taak met betrekking tot muskus- en beverratten uitvoert, specifiek aangewezen en begrensd. De taak heeft betrekking op het waterstaatkundig beheer, dus er kan

TOELICHTING BIJ ONTWERP OMGEVINGSREGELING – 1 FEBRUARI 2019

170

gebruik gemaakt worden van de begrenzing genoemd in artikel 2.2, derde lid, voor zover het gaat om de begrenzing van rijkswateren die in waterstaatskundig beheer bij het Rijk zijn. Hiermee wordt de op grond van artikel 3.2a van de Waterwet geldende taaktoedeling bestendigd.

§ 2.2.2 Waterkeringen

Artikel 2.4 (geometrische begrenzing primaire waterkeringen)[artikel 2.21, eerste lid]

In dit artikel gaat het over de geometrische begrenzing van dijktrajecten. Deze wordt bij Invoeringsregeling toegevoegd.

Artikel 2.5 (geometrische begrenzing andere dan primaire waterkeringen in beheer bij het Rijk)[artikel2.21, eerste lid]

Dit artikel gaat over de geometrische begrenzing van dijktrajecten andere dan primaire waterkeringen. Deze wordt bij Invoeringsregeling toegevoegd.

§ 2.2.3 Stroomgebiedsdistricten

Artikel 2.6 (aanwijzing Nederlandse delen stroomgebiedsdistricten) [artikel 2.21, eerste lid, en tweede lid, onder a, van de Omgevingswet]

Dit artikel geeft uitvoering aan artikel 2.21, eerste en tweede lid, onder a, van de Omgevingswet.

Hieruit volgt dat de Nederlandse delen van stroomgebiedsdistricten Rijn, Maas, Schelde en Eems, met inbegrip van de toedeling van grondwaterlichamen aan die stroomgebiedsdistricten, bedoeld in de kaderrichtlijn water, bij ministeriële regeling moeten worden aangewezen. De aanwijzing is relevant voor de uitvoering van bepalingen uit het Besluit kwaliteit leefomgeving over

waterprogramma’s (artikelen, 4.6, 4.7, eerste lid, 4) en de bepaling uit het Besluit kwaliteit leefomgeving over monitoring en gegevensverzameling ter uitvoering van de kaderrichtlijn water (§ 10.2.2). Deze laatstgenoemde bepaling wordt via het voorstel kvoor het Invoeringsbesluit Besluit kwaliteit leefomgeving toegevoegd. In bijlage IV bij deze regeling is de

stroomgebiedsdistricten aangewezen. De aanwijzing is een omzetting van artikel 1.2 van het Waterbesluit en de bijbehorende bijlage I.

§ 2.2.4 Kust

Artikel 2.7 (geometrische begrenzing kustfundament) [artikel 2.24, tweede lid, onder a van de Omgevingswet]

In paragraaf 5.1.3.3 van het Besluit kwaliteit leefomgeving zijn instructieregels opgenomen over het bouwen binnen het kustfundament. Het kustfundament is het gebied dat van belang is voor de bescherming van het laaggelegen deel van Nederland tegen overstroming. In verband daarmee is dit gebied aangewezen in bijlage XI behorende bij artikel 5.39 van het Besluit kwaliteit

leefomgeving. In dit artikel 2.7 wordt de geometrische begrenzing van het kustfundament

geregeld. De geometrische plaatsbepaling is ongewijzigd ten opzichte van hetgeen geregeld was in artikel 2.3.1, eerste lid, van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.

§ 2.2.5 Grote rivieren

Artikel 2.8 (geometrische begrenzing rivierbed grote rivieren) [artikel 2.24, tweede lid, onder a, van de Omgevingswet]

Eerste lid

TOELICHTING BIJ ONTWERP OMGEVINGSREGELING – 1 FEBRUARI 2019

171

In bijlage III bij deze regeling is de geometrische begrenzing vastgelegd van het rivierbed van de grote rivieren die zijn weergegeven in bijlage XII bij artikel 5.41, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving. Het gaat dan onder meer om rivieren als de Maas, Waal, Lek en IJssel. Op deze wateren zijn de instructieregels voor omgevingsplannen over het toelaten van activiteiten op deze locaties van paragraaf 5.1.3.4 van het Besluit kwaliteit leefomgeving van toepassing. Het gaat om een ongewijzigde omzetting van bijlage 3 bij artikel 2.4.1, eerste lid, van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.

Tweede lid

De instructieregels van paragraaf 5.1.3.4 van het Besluit kwaliteit leefomgeving maken

onderscheid tussen het stroomvoerend en het bergend deel van het rivierbed. In verband daarmee is de geometrische begrenzing van het stroomvoerend deel van het rivierbed van de grote rivieren zoals bedoeld in artikel 5.41, tweede lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving, in bijlage III bij deze regeling vastgelegd De begrenzing is ongewijzigd ten opzichte van bijlage 3 bij artikel 2.4.1, eerste lid, van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.

Derde lid

In bijlage III bij is de geometrische begrenzing vastgelegd van het bergend deel van het rivierbed van de grote rivieren zoals bedoeld in artikel 5.41, derde lid, van het Besluit kwaliteit

leefomgeving. Deze geometrische begrenzing is nieuw.

Artikel 2.9 (geometrische begrenzing reserveringsgebieden grote rivieren) [artikel 2.24, tweede lid, onder a, van de Omgevingswet]

Eerste lid

In bijlage III bij deze regeling is de geometrische begrenzing vastgelegd van het reserveringsgebied voor de lange termijn voor de Rijntakken. De aanwijzing van dit

reserveringsgebied is geregeld in artikel 5.42, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving en bestaat uit het retentiegebied in de Rijnstrangen, de hoogwatergeul bij Deventer, de

dijkteruglegging Brakel, de dijkteruglegging Oosterhout, de dijkteruglegging Loenen en de hoogwatergeul Varik-Heesselt. Dit betreft een ongewijzigde omzetting van bijlage 3 bij artikel 2.4.6, eerste lid, van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.

Tweede lid

Net als voor de Rijntakken (in het eerste lid) wordt in bijlage III de geometrische begrenzing vastgelegd van het reserveringsgebied voor de Maas, dat is aangewezen in artikel 5.42, tweede lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving. Het reserveringsgebied bestaat uit de dijkverlegging

Bokhoven, de dijkverlegging Kraaijenbergse Plassen, het retentiegebied Kraaijenbergse Plassen-west, het retentiegebied Keent Zuid bij Reek, de retentiegebieden dijkverlegging Overasselt, de dijkverlegging Alem, de dijkverlegging Moordhuizen, de dijkverleggingen Hedel en de

dijkverleggingen Noordzijde Bergsche Maas. Ook voor dit reserveringsgebied geldt dat de

dijkverleggingen Noordzijde Bergsche Maas. Ook voor dit reserveringsgebied geldt dat de

In document Toelichting bij ontwerp Omgevingsregeling (pagina 159-200)