• No results found

Vergelijking van het taalgebruik van leerkrachten en leerlingen in de klas Zoals we eerder aangaven, is in meertalige klassen de keuze van de instructietaal door de

Schooltalen in het primair en secundair onderwijs

5.5 Vergelijking van het taalgebruik van leerkrachten en leerlingen in de klas Zoals we eerder aangaven, is in meertalige klassen de keuze van de instructietaal door de

leerkracht van groot belang. Als er een taal wordt gekozen die door een groot deel van de leerlingen onvoldoende wordt beheerst, kan dat nadelige consequenties hebben voor de participatie van die leerlingen in het onderwijsleerproces en bijgevolg voor hun schoolsucces en maatschappelijk succes. Hoewel het Nederlands ontegenzeglijk de door zowel leerkrach-ten als leerlingen in het Surinaamse primair en secundair onderwijs meest gebruikte taal is, hebben we te maken met klassen waarin leerlingen met verschillende thuistalen, afhankelijk van het district en de plaats of wijk waar de school staat, in groepen van uiteenlopende om-vang en samenstelling bij elkaar zitten. Tegen die achtergrond gaan we in deze paragraaf voor elk van de onderscheiden klassen in het primair en secundair onderwijs afzonderlijk nog wat dieper in op het door de leerlingen gerapporteerde taalgebruik van leerkrachten en leer-lingen in de klas. Daarbij lijkt de verwachting gerechtvaardigd dat de leerkrachten, naarmate de leerlingen jonger zijn, meer gebruik maken van hun thuistalen in de klas om het onderwijs in het algemeen en het leren van Nederlands in het bijzonder voor die leerlingen gemakke-lijker en effectiever te maken. In de volgende tabellen presenteren we een comparatief per-spectief op het taalgebruik van leerkrachten en leerlingen op basis van de antwoorden van de leerlingen op de volgende twee vragen:

Welke taal of talen gebruikt je leerkracht in de klas?

Welke taal of talen gebruik je zelf in de klas met je leerkracht?

Om mogelijke patronen in de data te kunnen ontdekken presenteren we onze bevindingen in kruistabellen per thuistaal. We beperken ons daarbij tot die thuistalen die door ten minste 200 leerlingen als in de klas gebruikte talen worden genoemd. Het betreft Sranan, Sarnami, Aukaans, Surinaams-Javaans en Saramaccaans.

In Tabel 5.15 presenteren we de gegevens over het Sranan, de taal die na Nederlands door de leerlingen het meest wordt genoemd als taal van interactie tussen leerkrachten en leer-lingen in de klas.

128 Meertaligheid in het onderwijs in Suriname Tabel 5.15 Gebruik van Sranan in de klas door leerkrachten en leerlingen (N=22.643)

Klas Aantal

leerlingen

Leerkrachten Leerlingen Leerkrachten en leerlingen

4 glo 7.417 2.445 33,0% 877 11,8% 524 7,1%

6 glo 6.920 2570 37,1% 616 8,9% 390 5,6%

2 lbgo 798 313 39,2% 139 17,4% 97 12,2%

2 mulo 3.440 1.082 31,5% 398 11,6% 283 8,2%

4 lbgo 589 139 23,6% 68 11,5% 43 7,3%

4 mulo 3.195 983 30,8% 455 14,2% 312 9,8%

Onbekend 284 85 29,9% 33 11,6% 26 9,2%

Totaal 22.643 7.617 33,6% 2.586 11,4% 1.675 7,4%

Tabel 5.15 laat zien dat de mate van gebruik van het Sranan door leerkrachten en leerlingen aanzienlijk verschilt. Hoewel 33,6% van de leerlingen aangeeft dat hun leerkrachten Sranan gebruiken in de klas, gebruikt maar 11,4% van de leerlingen zelf Sranan in de interactie met leerkrachten in de klas. Als we deze gegevens combineren, blijkt dat voor in totaal 7,4% van de leerlingen geldt dat zowel hun leerkrachten als zij zelf Sranan gebruiken in de klas. We weten natuurlijk niet hoeveel Sranan er precies in de klas gebruikt wordt, maar we weten wel dat een aanzienlijk aantal leerkrachten en leerlingen Sranan in de klas gebruiken. Eerder hebben we de verwachting uitgesproken dat jongere leerlingen in de klas meer gebruik zou-den maken van hun thuistalen dan oudere maar die verwachting wordt wat het Sranan betreft niet gestaafd door onze uitkomsten. De gebruiksgegevens van het Sranan komen in de mees-te klassen ongeveer overeen. Alleen leerlingen in de tweede klas van het lbgo rappormees-teren een hoger gebruik van het Sranan in de klas door zowel hun leerkrachten (39,2%) als henzelf (17,4%).

In Tabel 5.16 presenteren we de gegevens over het Sarnami als taal van interactie in de klas.

Tabel 5.16 Gebruik van Sarnami in de klas door leerkrachten en leerlingen (N=22.643)

Klas Aantal

leerlingen

Leerkrachten Leerlingen Leerkrachten en leerlingen

4 glo 7.417 333 4,5% 160 2,2% 63 0,8%

6 glo 6.920 381 5,5% 117 1,7% 46 0,7%

2 lbgo 798 73 9,1% 26 3,3% 22 2,8%

2 mulo 3.440 210 6,1% 119 3,5% 71 2,1%

4 lbgo 589 12 2,0% 9 1,5% 1 0,2%

4 mulo 3.195 172 5,4% 82 2,6% 43 1,3%

Onbekend 284 5 1,8% 2 0,7% 1 0,4%

Totaal 22.643 1.186 5,2% 515 2,3% 247 1,1%

Het gebruikspatroon van het Sarnami in de klas lijkt erg op dat van het Sranan: 5,2% van de leerlingen zegt dat hun leerkrachten Sarnami gebruiken in de klas terwijl minder dan de helft van deze leerlingen (2,3%) met hun leerkrachten zelf Sarnami gebruikt in de klas. Als we deze gegevens combineren, blijkt dat voor in totaal slechts 1,1% van de leerlingen geldt dat zowel hun leerkrachten als zij zelf Sarnami gebruiken in de klas. Ook bij het Sarnami is het niet zo dat leerkrachten en leerlingen in de lagere klassen meer gebruik maken van de

thuistaal in de klas. De leerlingen in 2 lbgo rapporteren het hoogste gebruik van het Sarnami in de klas door zowel hun leerkrachten (9,1%) als henzelf (3,3%). De leerlingen in 4 lbgo rapporteren de laagste gebruikscijfers van het Sarnami in de klas.

In Tabel 5.17 presenteren we de gegevens over het Surinaams-Javaans als taal van inter-actie in de klas.

Tabel 5.17 Gebruik van Surinaams-Javaans in de klas door leerkrachten en leerlingen (N=22.643)

Klas Aantal

leerlingen

Leerkrachten Leerlingen Leerkrachten en leerlingen

4 glo 7.417 87 1,2% 46 0,6% 13 0,2%

6 glo 6.920 122 1,8% 30 0,4% 8 0,1%

2 lbgo 798 5 0,6% 2 0,3% 0 0,0%

2 mulo 3.440 33 1,0% 14 0,4% 5 0,1%

4 lbgo 589 1 0,2% 2 0,3% 1 0,2%

4 mulo 3.195 38 1,2% 14 0,4% 7 0,2%

Onbekend 284 2 0,7% 1 0,4% 1 0,4%

Totaal 22.643 288 1,3% 109 0,5% 35 0,2%

Het gebruikspatroon van het Surinaams-Javaans in de klas lijk erg op dat van het Sranan en Sarnami: 1,3% van de leerlingen zegt dat hun leerkrachten Surinaams-Javaans gebruiken in de klas terwijl slechts 0,5% van de leerlingen met hun leerkrachten zelf Surinaams-Javaans gebruikt in de klas. Als we deze gegevens combineren, blijkt dat voor in totaal slechts 0,2%

van de leerlingen geldt dat zowel hun leerkrachten als zij zelf Surinaams-Javaans gebruiken in de klas. Bij het Surinaams-Javaans lijkt er sprake van een lichte tendens dat leerkrachten en leerlingen in de lagere klassen iets meer gebruik maken van de thuistaal in de klas. Leer-lingen in de zesde klas van het glo rapporteren het grootste gebruik van het Surinaams-Javaans door leerkrachten; leerlingen in de vierde klas van het glo rapporteren het grootste gebruik van het Surinaams-Javaans door henzelf.

In Tabel 5.18 presenteren we de gegevens over het Aukaans als taal van interactie in de klas.

Tabel 5.18 Gebruik van Aukaans in de klas door leerkrachten en leerlingen (N=22.643)

Klas Aantal

leerlingen

Leerkrachten Leerlingen Leerkrachten en leerlingen

4 glo 7.417 127 1,7% 228 3,1% 79 1,1%

6 glo 6.920 73 1,1% 89 1,3% 37 0,5%

2 lbgo 798 7 0,9% 9 1,1% 1 0,1%

2 mulo 3.440 24 0,7% 24 0,7% 7 0,2%

4 lbgo 589 1 0,2% 2 0,3% 0 0,0%

4 mulo 3.195 10 0,3% 10 0,3% 3 0,1%

Onbekend 284 3 1,1% 14 4,9% 2 0,7%

Totaal 22.643 245 1,1% 376 1,7% 129 0,6%

130 Meertaligheid in het onderwijs in Suriname Het gebruikspatroon van het Aukaans laat vergeleken met de tot nu toe behandelde thuistalen een wat afwijkend beeld zien. Van de leerlingen geeft 1,1% aan dat hun leerkrachten

Aukaans gebruiken in de klas terwijl 1,7% van de leerlingen zelf Aukaans zegt te gebruiken met de leerkracht. Anders dan bij de tot nu toe behandelde talen blijken leerlingen en leer-krachten in de lagere klassen meer gebruik te maken van de thuistaal. Als we de leerlingen- en leerkrachtengegevens combineren, blijkt dat voor 0,6% van de leerlingen geldt dat zowel hun leerkrachten als zij zelf Aukaans gebruiken in de klas. De hoogste gebruiksgegevens vinden we voor zowel leerkrachten als leerlingen in de vierde klas van het glo.

In Tabel 5.19 presenteren we de gegevens over het Saramaccaans als taal van interactie in de klas.

Tabel 5.19 Gebruik van Saramaccaans in de klas door leerkrachten en leerlingen (N=22.643)

Klas Aantal

leerlingen

Leerkrachten Leerlingen Leerkrachten en leerlingen

4 glo 7.417 138 1,9% 167 2,3% 84 1,1%

6 glo 6.920 58 0,8% 65 0,9% 36 0,5%

2 lbgo 798 5 0,6% 8 1,0% 1 0,1%

2 mulo 3.440 11 0,3% 14 0,4% 5 0,1%

4 lbgo 589 2 0,3% 1 0,2% 0 0,0%

4 mulo 3.195 5 0,2% 3 0,1% 1 0,0%

Onbekend 284 15 5,3% 12 4,2% 6 2,1%

Totaal 22.643 234 1,0% 270 1,2% 133 0,6%

Het gebruikspatroon van het Saramaccaans in de klas lijkt op dat van het Aukaans: 1,0% van de leerlingen zegt dat hun leerkrachten Saramaccaans gebruiken in de klas terwijl 1,2 van de leerlingen met hun leerkrachten zelf Saramaccaans gebruikt in de klas. Net als bij het

Aukaans blijken ook hier leerlingen en leerkrachten in de lagere klassen meer gebruik te maken van de thuistaal. Als we de leerlingen- en leerkrachtengegevens combineren, blijkt dat voor 0,6% van de leerlingen geldt dat zowel hun leerkrachten als zij zelf Saramaccaans ge-bruiken in de klas. De hoogste gebruiksgegevens vinden we voor zowel leerkrachten als leerlingen in de vierde klas van het glo.

5.6 Conclusies

In dit hoofdstuk hebben we aangegeven welke talen de leerlingen in het primair en secundair onderwijs in Suriname binnen en buiten de school zeggen te leren en welke talen ze op school nog meer zouden willen leren. Bovendien hebben we aangegeven hoe het volgens de leerlingen gesteld is met het taalgebruik van leerlingen en leerkrachten binnen en buiten de klas. Voor de formulering van een taalbeleid voor het onderwijs is met name de informatie over de talen die de leerlingen wensen te leren en over het gerapporteerde taalgebruik van leerlingen en leerkrachten in de klas van belang.

In het primair onderwijs noemt bijna driekwart van de leerlingen het Engels als op school gewenste taal. Dit onderstreept het al eerder geconstateerde prestige dat deze taal bij de jeugd heeft. Op de tweede plaats komt het Portugees dat door bijna een derde van de leer-lingen als op school gewenste taal wordt genoemd. Dit komt overeen met de eerdere vast-stelling dat het Portugees voor de leerlingen nauwelijks een thuistaal is. Sarnami, Sranan, Surinaams-Javaans en Chinees worden door meer dan 10% van de leerlingen genoemd en

daarna volgen de overige thuistalen. In het secundair onderwijs wordt door meer dan de helft van de leerlingen het Portugees als gewenste taal genoemd en een kwart van de leerlingen noemt het Chinees. Sranan, Surinaams-Javaans en Sarnami worden door meer dan 10% van de leerlingen genoemd en daarna volgen de overige thuistalen. Het is duidelijk dat de leer-lingen, hoewel meestal in beperkte mate, alle thuistalen als op school gewenste talen noe-men. Wat hierbij opvalt, is dat er bij sommige talen meer leerlingen zijn die een thuistaal als op school gewenste taal noemen dan er thuistaalsprekers van die taal zijn. Dit geldt bijvoor-beeld voor het Chinees en het Karaïbs in het primair onderwijs en voor het Chinees en het Portugees in het secundair onderwijs. Ook het omgekeerde komt voor: in zowel het primair als het secundair onderwijs zijn er meer leerlingen die het Sranan en het Sarnami als thuistaal hebben dan er leerlingen zijn die die talen op school willen leren. Ook dit zegt iets over het uiteenlopende prestige dat de verschillende thuistalen bij de leerlingen hebben.

Als het gaat om het gebruik van thuistalen in het onderwijs is een eerste constatering dat in zowel het primair als secundair onderwijs het Nederlands de meest gebruikte taal is in de klas door zowel de leerkrachten als door de leerlingen in interactie met hun leerkrachten. Voor zover er in de klas van thuistalen gebruik wordt gemaakt, gebeurt dit meer door de leerkrach-ten dan door de leerlingen. In het primair onderwijs gaat het dan vooral om het gebruik van het Sranan (gebruikt door 35% van de leerkrachten en ruim 10% van de leerlingen); de ge-bruikspercentages van alle andere talen liggen beneden de 10%. In het secundair onderwijs gaat het bij de leerkrachten en leerlingen om het Engels (door ruim 66% van de leerkrachten en bijna 50% van de leerlingen), Spaans (door ruim 36% van de leerkrachten en ruim 26%

van de leerlingen) en Sranan (door ruim 30% van de leerkrachten en ruim 13% van de leer-lingen). Deze gegevens onderstrepen de positie van het Engels en Spaans als prestigieuze onderwijstalen. De leerkrachten gebruiken het Sranan meer (als hulptaal) dan de leerlingen.

Dit kan samenhangen met het feit dat de meeste betrokkenen deze taal weliswaar kennen maar dat vooral voor de leerlingen duidelijk is, dat het een taal is die in de interactie met leer-krachten eigenlijk niet thuishoort. In de klasseninteractie tussen leerleer-krachten en leerlingen volgen beiden met andere woorden de norm dat het Nederlands de onderwijstaal is. Vooral de leerkrachten zijn vervolgens in de positie om van die norm af te wijken als zij dat wenselijk vinden. Buiten deze specifieke interactiesituatie blijken de leerlingen in hun onderlinge inter-actie zowel binnen als buiten de klas nog steeds vooral het Nederlands te gebruiken. Het gebruik van andere thuistalen neemt hier echter toe. In het primair onderwijs wordt door meer dan de helft van de leerlingen onderling en in de pauzes Sranan gebruikt en in het secundair onderwijs gaat het zelfs om bijna 70% van de leerlingen. In meer informele situaties is het Sranan voor een groot deel van de leerlingen met andere woorden wel acceptabel. Ook de factor leeftijd kan hier een rol spelen: naarmate de leerlingen ouder worden krijgt het Sranan een duidelijkere plaats in hun taalrepertoire. Behalve Sranan wordt in het primair onderwijs ook het Sarnami door meer dan 10% van de leerlingen onderling in de klas en in de pauzes gebruikt en in het secundair onderwijs zelfs door meer dan 20% van de leerlingen. In het secundair onderwijs wordt ook het Engels in de klas door meer dan 20% van de leerlingen onderling gebruikt.

Een vergelijking van de mate waarin leerkrachten en leerlingen in de klas gebruik maken van thuistalen laat zien dat Sranan (34% vs. 11%), Sarnami (5% vs. 2%) en Surinaams-Javaans (1,3% vs. 0,5%) meer door de leerkrachten dan door de leerlingen worden gebruikt in de klas terwijl Aukaans (1,1% vs. 1,7%) en Saramaccaans (1,0% vs. 1,2%) juist minder door de leerkrachten dan door de leerlingen worden gebruikt. De percentages gemeenschap-pelijk gebruik van thuistalen door leerkrachten en leerlingen ligt bij het Sranan op 7% en in bijna alle andere gevallen (ver) beneden de 1%.

132 Meertaligheid in het onderwijs in Suriname Hoewel er in de schoolsituatie dus bij leerlingen wel beperkt sprake lijkt te zijn van de wens thuistalen te leren en deze thuistalen bovendien vooral door de leerkrachten (in beperkte mate) ook in de klas en door de leerlingen (in beperkte mate) vooral onderling en buiten de klas worden gebruikt, bestaat voor een systematische introductie van de thuistalen van de leerlingen als instructietaal in het onderwijs geen empirische basis.

Hoofdstuk 6