• No results found

In deze bijlage wordt de onderzoeksaanpak toegelicht. Daarvoor wordt eerst kort stil gestaan bij de gehanteerde definitie van het begrip 'recidivist'. Ve r-volgens wordt per fase van het onderzoek beschreven welke handelingen zijn verricht. Daarbij wordt eerst ingegaan op de analyse die is uitgevoerd op de Compasgegevens en vervolgens stil gestaan bij de BVH analyse.

Definitie recidivist

Binnen deze evaluatie is vastgesteld welk deel van de jongeren, dat in 2007, 2008 en 2009 uitstroomde uit een van de acht geselecteerde jeugdinterven-ties en de jeugdreclassering, recidiveerde. Een jongere wordt binnen dit onderzoek aangemerkt als recidivist67 wanneer deze geregistreerd staat voor een strafbaar feit in het arrondissementssysteem van het parket A m-sterdam dat gepleegd is na uitstroom uit de betreffende interventie.68

COMPASANALYSE

Fase 1: Analyse trajectdeelnemers 2007, 2008 en 2009

Door de aanbieders van de trajecten69 werden bestanden aangeleverd met de trajectdeelnemers die uitstroomden in 2007, 2008 en 2009. Van deze trajectdeelnemers leverden zij de volgende informatie aan:

- Volledige naam, en initialen - Geboortedatum

- In- en uitstroomdatum - Type interventie - Culturele achtergrond - Wel of niet maatregel - Geslaagd of niet geslaagd70

De aangeleverde bestanden werden na opschoning samengevoegd.71 Ver-volgens werd gecontroleerd op dubbelingen. Met dubbele registratie van personen werd als volgt omgegaan:

• Bij het meerdere malen voorkomen van een trajectdeelnemer binnen dezelfde interventie, werd het traject met de meest recente uitstroomd a-tum bewaard.

Noot 67 Jongeren die vóór deelname geen geregistreerde strafbare feiten hebben gepleegd maar wel geregistreerd staan voor een strafbaar feit gepleegd na afloop van de interventie, worden bi n-nen dit onderzoek, ten behoeve van de leesbaarheid van de rapportage, eveneens aangeduid als recidivist terwijl ze formeel beschouwd first offenders zijn.

Noot 68 Zoals in de inleiding van deze rapportage is aangegeven verschaft deze definitie een onvolledig beeld van de werkelijke prevalentie van recidive. In de eerste plaats blijft bij 77% van de ge-pleegde misdrijven onbekend is wie de dader is, zodat aannemelijk is dat ook een aanzienlijk deel van de uitgestroomde jongeren die opnieuw strafbare feiten pleegt ten onrechte niet wordt aangemerkt als recidivist. In de tweede plaats moet gewezen worden op het feit dat, vanwege overwegingen van technische en budgettaire aard, uitsluitend gekeken is naar registraties in het arrondissementsparket Amsterdam en de eventueel gepleegde strafbare feiten in de 18 overige arrondissementen buiten beschouwing zijn gebleven.

Noot 69 Spirit, Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam, Reclassering Nederland, de Uitdaging, de gemeente Amsterdam.

Noot 70 Hierbij werd gevraagd om een definitie te geven van de gebruikte termen.

Noot 71 Bijvoorbeeld jongeren die niet woonachtig waren in Amsterdam werden hierbij verwijderd.

• Bij het meerdere malen voorkomen van een trajectdeelnemer binnen verschillende interventies (jeugdreclassering uitgezonderd), werden de trajecten aangemerkt als:

Volgde andere interventie voorafgaande aan huidig traject

Volgde andere interventie naderhand aan huidig traject

Volgde andere interventie tegelijkertijd met huidig traject

Hierbij dient opgemerkt te worden dat alleen trajecten waarbij uitstroom plaatsvond in de periode januari 2007 t/m december 2009 konden wo r-den overzien.

De trajectdeelnemers werden ingedeeld in één van de zes halfjaarcohorten, uitgaande van de datum van uitstroom.

Fase 2: Matching COMPAS

Om na te gaan in hoeverre jongeren voor en na uitstroom uit hun interventie strafbare feiten hebben gepleegd, moest een digitale ma tching van de regi-stratiesystemen van de acht interventies en de jeugdreclasseringsclienten met een extractie van het registratiesysteem Compas van het Amsterdamse parket tot stand worden gebracht. De matching vond plaats op naam, voo r-letter en geboortedatum. Omdat het gebruik van vreemde leestekens niet consequent in de verschillende registratiesystemen werd gehanteerd, moest eerst opschoning plaatsvinden. Alle vreemde leestekens werden zodoende vervangen door gewone leestekens (bijvoorbeeld: Ä => A, of: é => e). Ver-volgens is het Compassysteem gefilterd waarbij de volgende strafzaken werden verwijderd:

1 Kantongerechtszaken: dit zijn zaken waarbij alle feiten onder de comp e-tentie van de kantonrechter vallen.

2 Zaken eindigend in overdracht naar een ander parket.

3 Zaken eindigend in een technisch sepot of andere technische uitspraak.

Deze laatste categorie betreft rechtbankzaken waarbij geen schuldigve r-klaring is uitgesproken.

Als grond voor zowel het technische sepot door het OM of de technische uitspraak door de rechter, kan worden aangevoerd:

• ontslag rechtsvervolging, feit strafbaar;

• ontslag rechtsvervolging, feit niet strafbaar;

• dagvaarding nietig;

• dagvaarding Hoger Beroep nietig;

• oproeping Hoger Beroep nietig;

• aanhouding bepaalde tijd;

• aanhouding onbepaalde tijd;

• rechter niet bevoegd;

• onrechtmatig verkregen bewijs;

• burgerlijk rechter niet bevoegd;

• dader niet strafbaar;

• feit niet strafbaar;

• geen wettig bewijs;

• OM niet ontvankelijk;

• niet ontvankelijk;

• ten onrechte als verdachte vermeld.

4 Zaken eindigend in algehele vrijspraak; dit zijn zaken waarbij voor alle feiten vrijspraak volgt.

5 Zaken eindigend in: ‘sepot: gevoegd niet-Compas zaak /dubbel geregi-streerde zaak’.

Zaken die wel zijn meegenomen in de analyse omvatten de volgende:

1 Zaken die nog niet zijn afgedaan.

2 Zaken die (door het OM) werden gevoegd (‘ad info’, ‘ter berechting’ of

‘ter terechtzitting’).

3 Zaken die door het OM werden afgedaan met een transactie.

4 Zaken die door het OM werden afgedaan met een beleidssepot. Tot de gronden van een beleidssepot behoren:

a. anders dan strafrechtelijk ingrijpen b. beperkte kring

c. civiel en administratief recht d. civielrechtelijke jeugdmaatregel e. dienstverlening

f. leidinggever vervolgd

g. maatschappelijk belangenconflict h. benadeelde medeschuldig

i. onvoldoende met nationaal belang j. oud feit

k. door feit of gevolgen getroffen l. gering aandeel in feit

m. gering feit

n. geringe strafwaardigheid feit o. gewijzigde omstandigheden p. gezondheidstoestand q. krijgstuchtelijk afgedaan r. landsbelang

s. leeftijd

t. recente bestraffing

u. rechtspersoon wordt vervolgd v. reclasseringsbelang

w. strafrechtelijke jeugdmaatregel x. T.B.S.

y. verdachte onvindbaar

z. verhouding tot benadeelde geregeld aa. vervolging in strijd belang benadeelde bb. wetswijziging

5 Zaken die eindigden in de volgende rechterlijke afdoeningen:

cc. Alleen aanvullend strafonderdeel/t.u.

dd. Boete

ee. Storting waarborgfonds ff. Schadevergoeding gg. Geldstrafcombinatie hh. Overig geldstraf ii. Jeugddetentie jj. Arrest

kk. Tuchtschool ll. Gevangenisstraf mm. Hechtenis nn. Militaire detentie

oo. Levenslange gevangenisstraf pp. Overig volwassen vrijheidstraf qq. Taakstraf

rr. Overig taakstraf

ss. Maatregel (vrijheidsbeperkend) tt. Combinaties met maatregelen uu. Berisping

vv. Overig berisping

ww. Geen maatregel of straf

xx. Schuldig zonder oplegging van straf of maatregel yy. Overig schuldig zonder oplegging van straf of maatregel

Na deze opschoning, filtering en een aantal andere bewerkingen, waaronder het aggregeren van feitenniveau van de Compasregistratiesysteem naar daderniveau, werden de bestanden digitaal gekoppeld.

Van de uitgestroomde interventiedeelnemers bleek 38% niet automatisch te kunnen worden gematched. Het ontbreken van een matching betekende echter niet dat de betreffende persoon niet voorkwam in Compas. Schrijffo u-ten in de naam of geboortedatum in een van de bestanden leden er namelijk onherroepelijk toe dat een trajectdeelnemer ten onrechte niet kon worden gekoppeld. Voor alle trajectdeelnemers die niet gematched werden met Compas moest zodoende worden vastgesteld in hoeverre de persoonsreg i-stratie fouten bevatte. Van de 1775 niet gematchte trajectdeelnemers bleken uiteindelijk 444 alsnog gekoppeld te kunnen worden.

Bij de handmatige koppeling werd op de volgende manier gewerkt. Voor iedere niet gekoppelde trajectdeelnemer werd vastgesteld welke in Compas geregistreerde personen dezelfde geboortedatum hadden. Vervolgens werd vastgesteld in hoeverre er naamsovereenkomsten bestonden tussen de personen met dezelfde geboortedatum en de betreffende niet -gematchte jongeren. Jongeren die fonetisch dezelfde achternaam hadden, dezelfde voorletter kenden, een zelfde postcode hadden en op dezelfde dag geboren waren, werden beschouwd als zijnde dezelfde. Wanneer op dezelfde ge-boortedatum fonetische overeenkomstige persoonsnamen ontbraken, werd gezocht naar personen in Compas met dezelfde achternaam en voorletter.

Vervolgens werd handmatig met Compas gekoppeld wanneer personen dezelfde achternaam, voorletter en postcode hadden op dezelfde dag geb o-ren wao-ren maar waarvan het geboortejaar verschilde.

In onderstaande tabel wordt weergegeven hoeveel van de registraties van de afzonderlijke interventies voor de trajectdeelnemers van 2007, 2008 en 2009 in ieder geval vervuild waren. Per interventie varieerde het vervuilin g-niveau van minimaal 0% (JoVo Aanpak) tot maximaal 15% (NPT). Mogelijk ligt het percentage vervuiling (en zodoende de prevalentie van recidive) nog hoger maar waren de registratiefouten dusdanig groot dat op grond van bo-venbeschreven systematiek geen matching meer tot stand kon worden g e-bracht.

Tabel Vervuiling van de registratiesystemen van de negen jeugdinterventies voor trajectdeelnemers uit 2007, 2008 en 2009

jeugd- en veiligheidsprogramma Schoon Vervuild Niet gematcht Totaal % vervuild

Nieuwe Perspectieven (NP) 940 177 312 1429 12%

Nieuwe Perspectieven Preventief (NPP) 251 72 602 926 8%

R&B 80 17 20 117 14%

Traject Vroege Starters (TVS) 8 2 6 16 13%

Nieuwe Perspectieven bij Terugkeer (NPT) 93 17 6 116 15%

Uitdaging 74 8 18 100 8%

8 tot 8 Aanpak 39 14 45 98 14%

JoVo Aanpak 37 0 2 39 0%

jeugdreclassering BJAA 1357 137 319 1813 8%

totaal voor alle trajecten 2879 444 1331 4654 10%

Berekenen strafrechtelijk verleden

Op basis van de Compasgegevens is binnen dit onderzoek bij het typeren van het strafrechtelijke verleden gewerkt met de indeling:

• Geen geregistreerde strafbare feiten voorafgaand aan deelname.

• ‘First offenders’: één geregistreerd strafbaar feit voor deelname.

• ‘Second offenders’: twee geregistreerde strafbare feiten voor deelname.

• ‘Frequente meerplegers’: (drie tot en met vijf geregistreerde strafbare feiten voor deelname).

• ‘Veelplegers’ (zes of meer strafbare feiten gepleegd voor deelname).

Naast risicoprofielen wordt binnen de evaluatie ook vastgesteld wat de zwaarte is van gepleegde delicten voorafgaande aan deelname. Daarbij wordt de indeling gevolgd die het WODC hanteert: In de categorie ‘lichte criminaliteit’ vallen feiten met een wettelijke strafdreiging van minder dan 4 jaar. In de categorie ‘middelzware criminaliteit’ vallen alle feiten met een strafdreiging van 4 tot 8 jaar. Feiten met een strafdreiging van acht jaar of meer vallen in de categorie ‘zware criminaliteit’ (Zie bijlage 4 voor een uit-gebreide specificatie van de classificering). De zwaarte van het zwaarst geregistreerde strafbare feit gepleegd voorafgaand aan deelname interve n-tie wordt gehanteerd.

Ook wordt vastgesteld of trajectdeelnemers voorafgaande aan deelname gewelddadige delicten gepleegd hebben of alleen niet-gewelddadige delic-ten. Ook hierbij wordt de indeling van het WODC gehanteerd waarin geweld wordt onderscheiden van ‘vermogen’, ‘vernieling, lichte agressie en openb a-re orde’, ‘drugs’, ‘verkeer’ en ‘overig’. Van iedea-re trajectdeelnemer wordt vastgesteld of ze minimaal één geweldsmisdrijf gepleegd hebben voora f-gaande aan deelname.

De bovenstaande indeling is door het WODC berekend op basis van een door DSP-groep verstrekt geanonimiseerd bestand. De uitkomsten van deze berekening is toegevoegd aan het analysebestand.

Fase 3: Berekenen recidive

Nadat deels digitaal deels handmatig de verschillende databestanden g koppeld waren, kon worden berekend welk deel van de interventiedeeln e-mers geregistreerd stond in Compas voor een strafbaar feit gepleegd ná uitstroom.

Binnen dit onderzoek is recidive gecorrigeerd berekend (middels een zog e-naamde ‘survival methode’). Dat wil zeggen dat de periode waarbinnen rec i-dive is vastgesteld afhankelijk is van de uitstroomdatum en verschilt van trajectdeelnemer tot trajectdeelnemer. Voor halfjaarcohorten is alleen recid i-ve oi-ver die termijnen berekend, die in het geheel te oi-verzien waren voor alle trajectdeelnemers in het cohort. Voor jongeren uit de cohorten jan. – juni 2007 en juli – dec 2007 kon de gehele periode van 2,5 jaar overzien worden, voor jongeren in cohort jan. – juni 2009 slechts de 6 maanden recidive.

Naast deze gecorrigeerde recidive, is ook per cohort berekend op welke wijze de trajectdeelnemers recidiveerden. Hierbij wordt recidive ingedeeld in

‘geen delicten na deelname’, ‘recidiveert uitsluitend op relatief lichte delic-ten’, ‘recidiveert uitsluitend op maximaal middelzware delicdelic-ten’, ‘recidiveert op zware delicten’, waarbij het zwaarste delict wordt geteld. Ook wordt vast-gesteld of sprake is van ‘gewelddadige’ of ‘niet-gewelddadige’ recidive. Bij

deze werkwijze werd voor de trajectdeelnemers de gehele recidive peri ode na uitstroom overzien. Dit betekent dat voor de trajectdeelnemers uit cohort jan. – juni 2007 tot 3 jaar kon worden overzien, terwijl voor trajectdeelne-mers uit cohort jan. – juni 2009 maar 0,5 jaar kon worden overzien, om zwaarte van recidive te bepalen. Hierdoor zijn de verschillende cohorten niet goed te vergelijken met elkaar.

Ook de relatie tussen recidive en achtergrondkenmerken van trajectdeeln e-mers werd bepaald. Bij deze analyses werden alleen de trajectdeelnee-mers die uitstroomden in 2007 en 2008 gebruikt, omdat van hen minimaal een recidiveperiode van 1,5 jaar te overzien was. Een dichtom e variabele werd aangemaakt die recidive binnen 1,5 jaar uitdrukte. Vervolgens werd voor de jongeren in de betreffende cohorten het verband tussen recidive binnen 1,5 jaar en verschillende achtergrondkenmerken bekeken.

Tot slot werd de relatie tussen de criminaliteit voorafgaande aan trajectdeel-name en na afloop van trajectdeeltrajectdeel-name onderzocht. Dit werd ten eerste uitgedrukt in de frequentie van strafbare feiten. Hiertoe werden alle delicten die in de periode van 1,5 jaar voor aanvang van de interventie we rden ge-pleegd bij elkaar opgeteld. Daarnaast werden alle delicten die in de periode van 1,5 jaar na uitstroom uit de interventie werden gepleegd bij elkaar opg e-teld. Deze getallen konden vervolgens vergeleken worden.

Ook werd de ernst van het criminele gedrag dat wordt vertoond door de tra-jectdeelnemers 1,5 jaar voor deelname en 1,5 na deelname aan de interve n-tie berekend. Een score is berekend door aan ieder gepleegd delict een ernstscore te verbinden van 1 tot 3. Een score van 1 werd toeg ekend aan relatief lichte delicten, de score 2 aan middelzware delicten en de score 3 aan zware delicten. Aan trajectdeelnemers die vooraf aan of na afloop van de interventie geen delicten hadden gepleegd, werd een score van 0 toeg e-kend. Na toekenning van de scores aan de afzonderlijke feiten, werd per trajectdeelnemer een gemiddelde ernstscore berekend door het totaal van de ernstscores van alle delicten (voor- of na deelname) te delen door het aantal delicten. Gebruikmakend van deze persoonlijke gemidde lden, kon de gemiddelde ernst van criminaliteit gepleegd door verschillende groepen b e-rekend worden.