• No results found

venige of lemige kleibodem

In document Habitattypen: bijlage 1: habitatrichtlijn (pagina 187-194)

Daarnaast komen nog enkele rompgemeenschappen voor, die als zwak ontwikkeld habitat kunnen beschouwd worden:

Rompgemeenschappen met een dominantie van Biezenknoppen ontstaan na het kappen van struweel op voormalige blauwgraslanden. Ze zijn te beschouwen als een tussenfase in het herstel van blauwgrasland. Bij extensivering of stopzetten van het hooibeheer kun-nen ruigtekruiden zich vestigen, zoals Melkeppe, Moerasspirea, Gewone engelwortel en Echte valeriaan (overgangen naar habitattype 6430), terwijl soorten als Blauwe knoop en Blauwe zegge zich nog enige tijd kun-nen handhaven.

Indien het regenwater stagneert, treedt een verzuring op van blauwgraslanden naar kleine zeggevegetaties met een belangrijk aspect van veenmossen.

Dit habitattype kan in mozaïek voorkomen met drogere, voedselarme tot matig voedselrijke graslanden, Dotter-bloemgraslanden, voedselrijke natte ruigten, heiden, moeras en struweel, waaronder talrijke habitattypes van de bijlage 1 van de Habitatrichtlijn. Allerlei mengvormen in de soortensamenstelling kunnen dan worden waarge-nomen.

Structuurrijke vegetaties hebben een groot faunistisch belang, vooral voor ongewervelde dieren. Blauwe knoop is de voedselplant van de Moerasparelmoervlinder, een bijla-ge 2-soort van de Habitatrichtlijn, die in Vlaanderen is uit-gestorven. De Zilveren maan is een andere parelmoervlin-der die in Vlaanparelmoervlin-deren is uitgestorven, met Moerasviooltje als waardplant. Een typische sprinkhanensoort is de Zomp-sprinkhaan. De eveneens kwetsbare Moerassprinkhaan kan er ook voorkomen, hoewel deze soort ook in voedselrij-kere, open moerasmilieus en natte graslanden te vinden is.

E n k e le k e n m e r k e n d e p l a n t e n s o o r t e n

Blauwe zegge (Carex panicea), Blonde zegge (Carex hosti-ana), Vlozegge (Carex pulicaris), Bleke zegge (Carex pal-lescens), Spaanse ruiter (Cirsium dissectum), Moerasstreepzaad (Crepis paludosa), Gevlekte orchis (Dactylorhiza maculata), Veldrus (Juncus acutiflorus), Biezenknoppen (Juncus conglomeratus), Veelbloemige veldbies (Luzula multiflora), Kleine schorseneer (Scorzonera humilis), Klein glidkruid (Scutellaria minor), Blauwe knoop (Succisa pratensis), Tormentil (Potentilla erecta), Kruipganzerik (Potentilla anglica), Zaagblad (Serratula tinctoria), Karwijselie (Selinum carvifolia), Pijpenstrootje (Molinia caerulea), Moerasviooltje (Viola palustris), Kleine valeriaan (Valeriana dioica), Ruw walstro (Galium uliginosum), Addertong (Ophioglossum vulgatum).

M i l i e u k a r a k t e r i s t i e k e n

Blauwgraslanden komen voor op onbemeste, matig zure tot neutrale, vaak venige en/of lemige bodems met gebuf-ferd grondwater. In de winter mag het waterpeil boven het maaiveld reiken, maar overstroming met voedselrijk water is nefast. In de zomer drogen de standplaatsen oppervlak-kig uit. Lokaal worden door toedoen van ijzerrijk kwelwa-ter de fosfaten onbeschikbaar voor de vegetatie. Veldrus-associaties komen voor op onbemeste, venige zand-gronden met lateraal bewegend grondwater. In tegenstel-ling tot blauwgraslanden betreft het vaak standplaatsen met ondiepe, basenarme kwel die 's winters sporadisch onder water kunnen staan. Rompgemeenschappen met Blauwe knoop komen voor op licht zure tot neutrale en meestal lemige zandbodems. De kritische bovengrens voor een goede habitatkwaliteit ligt voor atmosferische stikstofdepositie tussen de 15 en 25 kg N/ha/jaar.



De blauwachtige kleur van goed ontwikkelde blauwgraslan-den is te danken aan de doorgaans talrijke aanwezigheid van Blauwe zegge, een kleine zeggensoort met opgeblazen urntjes en blauwgroene bladeren. Ook andere zeggensoorten en grassen zoals Pijpenstrootje dragen bij aan de blauwachtige kleur.

Blauwgraslanden hebben een aantal soorten gemeenschappelijk met vochtige heischrale graslanden, zoals Gevlekte orchis (



), Tormentil (



) en Blauwe knoop (



).

Ve r s p re i d i n g

Dit habitattype is “uiterst zeldzaam” in Vlaanderen. Goed ontwikkelde blauwgraslanden komen verspreid voor, o.a. in het Torfbroek te Kampenhout, de Schijnvallei te Ranst, Vorsdonkbos-Turfputten in Aarschot, de Langdonken in Herselt en de Pomperik-Dorpsbeemden in Diepenbeek. Veldrusassociaties komen voor op een beperkt aantal plaatsen in de Kempen en het Vlaamse District. Ze zijn eveneens “uiterst zeldzaam”. De rompgemeenschappen ervan hebben een ruimer verspreidingsgebied. In boszo-men, dreven en wegbermen kunnen kleine relicten stand houden bij gepast beheer.

B e d re i g i n g e n

Elke verstoring van de delicate waterhuishouding door drainage, algemene ontwatering, verminderde aanvoer van basenrijk grondwater, verhoogde invloed van zuur regenwater of overstroming met voedselrijk water, leidt snel tot een achteruitgang van de typische soorten. Het habitattype is zeer kwetsbaar voor eutrofiëring. Dit leidt snel tot het ontstaan van soortenarme begroeiing-en met dominantie van grassbegroeiing-en zoals Pijpbegroeiing-enstrootje, Moerasstruisgras of Gestreepte witbol.

Zonder jaarlijks of regelmatig maaibeheer evolueren deze vegetaties naar bloemrijke ruigten met Moerasspirea (habitattype 6430) of Hennegras en op langere termijn naar struweel en bos.

Op iets voedselrijkere standplaatsen gaat blauwgrasland geleidelijk over in Dotterbloemgrasland. Voedselarme Dotter-bloemgraslanden gedomineerd door o.a. Blauwe zegge, Veldrus en orchideeën als Brede orchis en Gevlekte orchis worden even-eens tot het habitattype gerekend (Vallei van de Zuidleie, Oostkamp).



Laagproductieve natte graslanden zijn het leefgebied van de Moerassprinkhaan, de grootste inlandse veldsprinkhaan, te her-kennen aan de Belgische driekleur op de achterpoten.



De Spaanse ruiter, een zeldzame distelsoort die als kensoort geldt voor blauwgraslanden, komt nog slechts op één plaats in Vlaanderen voor.





B e h e e r

De instandhouding hangt voornamelijk af van een jaarlijks maaibeheer en een gunstige waterhuishouding, onder invloed van basenrijk grondwater. Oppervlakkige drainage is belangrijk om verzuring door stagnerend regenwater tegen te gaan. Daarnaast streeft het beheer naar het tegengaan van elke vorm van eutrofiëring. Kleine relicten die in mozaïek voorkomen met andere vegetatietypes kunnen eventueel ook door extensieve begrazing in stand worden gehouden.

H e r s t e l - e n o n t w i k k e l i n g s k a n s e n

Blauwgraslanden waren tot in de 19e eeuw op vele plaat-sen in Vlaanderen vrij algemeen. Herstel van blauwgras-landen is vooral mogelijk op verruigde en verboste perce-len in de buurt van de nu nog bestaande blauwgrasland-relicten. Door te plaggen kunnen diverse soorten (o.a. de meeste zeggen) zich eventueel hervestigen vanuit de zaadvoorraad in de bodem. Ook door hydrologische her-stelmaatregelen kan succesvol herstel optreden. De Veldrusassociatie kan wellicht op iets meer plaatsen her-steld worden. De ontwikkeling is afhankelijk van herstel van grasland uit zoom- en bossituaties en van het herop-duiken van de kenmerkende soorten uit de zaadvoorraad.



De Zilveren maan en de Moerasparelmoervlinder zijn twee dagvlinders uit dit habitattype die in Vlaanderen uitgestorven zijn. De waardplanten voor de rupsen zijn respectievelijk Moerasviooltje en Blauwe knoop.

Overeenkomstige eenheden in andere ecologische indelingen Corine/Palaearctic Habitat Classification: 37.31 Molinia caerulea meadows and related communities [37.311 Calcareous meadows (Eu-Molinion), 37.312 Acid meadows (Junco-Molinion)].

Eunis 2004: E3.51 Molinia caerulea meadows and related communities.

BWK: hm (niet bemest, vochtig Pijpenstrootjesgrasland), hme en hmm (kalkrijk, resp. matig mineraalrijk

Pijpenstrootjesgrasland) en hc + hm° (Veldrusgraslanden behorend tot de voedselarme Dotterbloemgraslanden).

Vlaamse natuurtypen: Vochtige venige graslanden met

Biezenknoppen en Pijpenstrootje.

De vegetatie van Nederland: 16Aa Junco-Molinion, 16Ab1

Crepido-Juncetum acutiflori.



De Zwartwordende wasplaat is één van de vele soorten was-platen die in goed ontwikkelde, natte schraalgraslanden te vin-den is. Omwille van hun felle kleur en zeldzaamheid worvin-den was-platen soms de 'orchideeën onder de paddestoelen' genoemd. De soortenrijkdom is het grootst in schraalgraslanden waar ook wat kalk aanwezig is.



Op zwak zure bodems met voedselarme kwel komt een variant van het blauwgras-land voor, gedomineerd door Veldrus (Vloetemveld, Zedelgem).



Het zeldzame Klein glidkruid is een typi-sche soort voor de Veldrusassociatie.



Veldrus (in vrucht) met Bruin zandoogje, een algemene dagvlinder van bloemrijke graslanden.

Voedselrijke zoom vor mende ruigten

In document Habitattypen: bijlage 1: habitatrichtlijn (pagina 187-194)