• No results found

kalkhoudende bodems (Festuco- Brometalia)

In document Habitattypen: bijlage 1: habitatrichtlijn (pagina 170-176)

N AT U U R L I J K E E N H A L F N AT U U R L I J K E G R A S L A N D E N N a t u r a 2 0 0 0 c o d e : 6 2 1 0

schillen van de doornstruwelen op kalkarmere gron-den door aanwezigheid van Kraagroos, Bosroos, Rode kamperfoelie, Wilde liguster, Wilde kardinaalsmuts, de zeldzame Wegedoorn, Gele kornoelje, Zuurbes en kruiden als Donderkruid, Ruig viooltje, Borstelkrans, Hokjespeul, Glad parelzaad, Wilde marjolein en Welriekende agrimonie.

Graslanden en struwelen op droge kalkrijke bodem zijn vooral bekend omwille van hun grote rijkdom aan orchideeën. De Habitatrichtlijn beschouwt belangrijke

orchideeënsites als een prioritair habitattype. Met

een "belangrijke orchideeënsite" wordt bedoeld: • een site met een hoog aantal soorten orchideeën; • een site met een belangrijke populatie van minstens 1 orchideeënsoort die niet algemeen is in de lidstaat; • een site met één of meer zeldzame tot uiterst zeld-zame orchideeënsoorten in de lidstaat.

B e s c h r i j v i n g

Kalkgraslanden zijn droge tot halfdroge graslanden op basenrijke bodems. Het kalkrijke substraat en de naar het zuiden georiënteerde helling zorgen voor een warm microklimaat met kenmerkende, warmteminnende soorten die doorgaans een Midden- tot Zuid-Europees verspreidingsareaal hebben. Zowel de kruidlaag als de moslaag zijn goed ontwikkeld en vertonen een zeer hoge soortenrijkdom. Kalkgraslanden komen vrijwel niet voor in Vlaanderen. Volgende types kunnen worden onder-scheiden:

Kalkgrasland in strikte zin (Gentiano-Koelerietum)

komt slechts zeer plaatselijk voor. Het betreft slechts vegetatiefragmenten met soorten als Blauwgras, Duifkruid, Grote centaurie, Ruige scheefkelk, Geel zonneroosje, Kleine pimpernel, Kalkwalstro, Gevinde kortsteel, Aarddistel, Bergdravik, Zachte haver en diverse orchideeënsoorten. Deze gemeenschap komt in beter ontwikkelde vorm voor in het nabijgelegen Waalse deel van de Sint-Pietersberg en in Nederlands Limburg.

Op niet meer gemaaide of begraasde graslanden ont-wikkelen zich struwelen, eventueel omringd door

mantel- en zoomvegetaties. Deze worden integraal

tot het habitattype gerekend. De zoomvegetaties en struwelen worden vaak gedomineerd door Tweestijlige meidoorn, Sleedoorn, Hazelaar en Bosrank. Ze

ver-

Echte kalkgraslanden, zoals die van de Sint-Pietersberg tus-sen de Jeker en de Maas, net over de grens in Wallonië en Nederland, komen in Vlaanderen niet voor.



In Vlaanderen zijn slechts op een aantal plaatsen fragmenten van kalkgrasland aanwezig, o.a. aan de voet van de Tiendeberg te Kanne, een uitloper van de Sint-Pietersberg, waar zeer lokaal mergellagen dagzomen.

Glanshavergraslanden en Kamgrasweiden met kalkmin-nende soorten behoren tot het habitattype 6510. Kalkrijke duingraslanden worden tot de vochtige duinvalleien (habi-tattype 2190) en tot de vastgelegde duinen met kruidvege-tatie (habitattype 2130) gerekend.

Kalkgraslanden zijn zeer rijk aan specifieke ongewervelde dieren, waarvan vele warmteminnend zijn en hier aan de noordgrens van hun areaal voorkomen, ofwel specifiek gebonden zijn aan één van de vele kenmerkende planten-soorten. Een gevarieerde vegetatiestructuur is voor de meeste soorten zeer belangrijk. Dankzij de kalkrijkdom is een grote diversiteit aan huisjesslakken kenmerkend, bv. de Wijngaardslak (bijlage 5 van de Habitatrichtlijn).

E n k e le k e n m e r k e n d e p l a n t e n s o o r t e n

Vliegenorchis (Ophrys insectifera), Purperorchis (Orchis purpurea), Poppenorchis (Aceras anthropophorum), Soldaatje (Orchis militaris), Bergnachtorchis (Platanthera chlorantha), Bruinrode wespenorchis (Epipactis atroru-bens), Hondskruid (Anacamptis pyramidalis), Bokkenorchis (Himantoglossum hircinum), Bijenorchis (Ophrys apifera), Duitse gentiaan (Gentianella germanica), Kalkwalstro (Galium pumilum), Kuifvleugeltjesbloem (Polygala como-sa), Wondklaver (Anthyllis vulneraria), Ruige scheefkelk (Arabis hirsuta), Grote centaurie (Centaurea scabiosa), Geel zonneroosje (Helianthemum nummularium), Voorjaars-ganzerik (Potentilla neumanniana), Kleine pimpernel (Sanguisorba minor), Kleine steentijm (Acinos arvensis), Duifkruid (Scabiosa columbaria), Aarddistel (Cirsium acaule), Wilde marjolein (Origanum vulgare), Donderkruid (Inula conyzae), Borstelkrans (Clinopodium vulgare), Ruig viooltje (Viola hirta), Breed fakkelgras (Koeleria pyramida-ta), Bergdravik (Bromus erectus), Blauwgras (Sesleria albicans), Gevinde kortsteel (Brachypodium pinnatum), Egelantier (Rosa rubiginosa), Wegedoorn (Rhamnus cathartica), Zuurbes (Berberis vulgaris).



Kalkgraslandachtige vegetaties hebben zich ontwikkeld op kalkrijke kleilagen die dagzomen op de vaarttaluds van Zwevegem-Moen (kanaal Bossuit-Kortrijk). Gemeten naar aantal soorten is dit natuurreservaat de orchideeënrijkste site van Vlaanderen.



De Wijngaardslak is de grootste huisjesslak in Vlaanderen. Het is een zeldzame soort van kalkrijke bodems en is opgenomen in de bijlage 5 van de Habitatrichtlijn.

M i l i e u k a r a k t e r i s t i e k e n

Het habitattype komt voor op onbemeste, matig droge tot droge groeiplaatsen met een kalkrijke bodem bestaande uit mergel, stenige leem of klei. De vegetatie is niet afhan-kelijk van het grondwater voor de vochtvoorziening. Optimale condities zijn te vinden op een naar het zuiden gerichte helling. De kritische bovengrenswaarde voor atmosferische stikstofdepositie is 15 à 25 kg N/ha/jaar voor een goede habitatkwaliteit.

Ve r s p re i d i n g

Kalkgraslanden zijn in oppervlakte slechts “marginaal” aanwezig in Vlaanderen. De belangrijkste groeiplaatsen liggen aan de voet van het natuurreservaat Tiendeberg te Kanne en op de tumuli ten zuiden van Tongeren. Op de kanaaltaluds van het Albertkanaal in Zuid-Limburg, tus-sen Kanne en Veldwezelt, dagzoomt mergel waarop ver-schillende typische soorten van het habitattype voorko-men en zich in toenevoorko-mende mate vestigen. Het Overbroek te Gelinden heeft deels een kalkgraslandkarakter. In de Voerstreek komen wegbermvegetaties voor met typische kalkgraslandsoorten zoals Bergdravik en Gevinde kort-steel. Het natuurreservaat Vaarttaluds te Zwevegem-Moen kan niet als een strikt kalkgrasland getypeerd wor-den, maar door de dagzomende kalkrijke klei vormt het gebied de soortenrijkste orchideeënsite in Vlaanderen.

B e d re i g i n g e n

Stopzetten van het maai- of begrazingsbeheer leidt tot verruiging en opslag met Meidoorn en Sleedoorn die in een latere fase overgaat naar loofbos. Enkel de evolutie naar struweel behoort inherent tot het habitattype. Bemesting leidt tot het verdwijnen van de meest kriti-sche soorten en uiteindelijk tot soortenarm cultuur-grasland; inspoeling van nutriënten uit hoger gelegen landbouwgronden leidt tot plaatselijke verruiging. Overmatige betreding.

Selectief inzamelen van zeldzame plantensoorten (bv. orchideeën).

B e h e e r

Een periodiek begrazingsbeheer is de meest aangewezen beheervorm. Kleine, geïsoleerde percelen komen eerder in aanmerking voor een maaibeheer. Ruigten en struwe-len hebben baat bij een cyclisch maai- en kapbeheer. Verbossing van struwelen dient men tegen te gaan door selectief kappen van boomopslag.

H e r s t e l - e n o n t w i k k e l i n g s k a n s e n

Een natuurgericht beheer op plaatsen waar kalkrijke bodemlagen dagzomen biedt kansen voor uitbreiding van kalkgrasland en struweel, vooral wanneer die in de direc-te omgeving nog aanwezig zijn. Hersdirec-tel van kalkgraslan-den uit verboste of sterk verstruweelde vegetaties is mogelijk door het verwijderen van de opslag. In Nederlands Limburg werden ze hersteld uit zwaar bemest cultuurland en intensief gebruikt akkerland door een vrij intensief maai- of graasbeheer gericht op een nutriënten-reductie in de bodem.

Overeenkomstige eenheden in andere ecologische indelingen Corine/Palaearctic Habitat Classification: 34.32

Atlantic semi-dry calcareous grasslands (34.33 Sub-Atlantic very dry calcareous grasslands).

Eunis 2004: E1.26 Sub-Atlantic semi-dry calcareous

lands (E1.27 Sub-Atlantic very dry calcareous grass-lands).

BWK: hk (grasland met kalkminnende soorten). Gezien

struikvormende facies mee in dit habitattype vervat zit, wordt ook sk (struwelen op kalkhoudende bodem) hiertoe gerekend.

Vlaamse natuurtypen: Kalkgrasland; Zomen van kalkrijke

bodems (het Marjolein-verbond).

De vegetatie van Nederland: 15Aa1

Gentiano-Koelerietum, 17Aa1 Rubo-Origanetum, 37Ac4 Pruno spi-nosae-Ligustretum, 37Ac5 Orchio-Cornetum.



Het Dwergblauwtje is een kleine dagvlinder, waarvan de rup-sen op Wondklaver leven. Populaties komen in Vlaanderen enkel voor op de Tiendeberg en langs de oevers van het Albertkanaal waar mergel dagzoomt.

Kalkgraslanden zijn opvallend rijk aan orchideeënsoorten. Ze leven in symbiose met schimmels in de bodem. Voorbeelden van zeldzame orchideeën zijn Vliegenorchis (



), Poppenorchis (



), en Soldaatje (



).



Kleine pimpernel is een voorbeeld van een kalkminnende plantensoort met een ruimere verspreiding in Vlaanderen. Ze komt bijvoorbeeld ook talrijk voor op de dijken langs de Grensmaas, in Voeren en hier en daar ook op spoorwegterrei-nen en mijnterrils.



Omdat kalkgraslanden zo schaars zijn, zijn de typische soorten meestal zeer zeldzaam in Vlaanderen. Dit geldt ook voor de Aarddistel, die nauwelijks hoger wordt dan 10 cm.

B e s c h r i j v i n g

Borstelgraslanden of heischrale graslanden (Nardo-Galion) zijn vegetaties op voedselarme, meestal (zwak) zure, lemige zandbodems waarin grassen zoals Borstelgras, Tandjesgras, Pijpenstrootje en struisgras-soorten domineren, maar waarin kruiden en heidestrui-ken eveneens talrijk aanwezig kunnen zijn. Het betreft soortenrijke graslanden met een gesloten grasmat, in tegenstelling tot habitattype 2330 (open Buntgras- en Struisgrasvegetaties op landduinen), waarvan de grasmat

open is ten gevolge van natuurlijke processen zoals zand-verstuiving en die meer eenjarige soorten bevat. In verge-lijking met soorten van droge heide (habitattype 2310 en 4030), prefereren soorten van heischrale graslanden min-der zure, meer gebufferde bodems, met daaraan gekop-peld een lager vrij aluminiumgehalte. Buffering gebeurt door bodemdeeltjes met een bufferende werking zoals leem of door toevoer van calciumionen via kwelwater. Heischrale graslanden ontstaan vaak door het maaien, betreden, beweiden, plaggen, afbranden of verstoren van heidevegetaties.

N AT U U R L I J K E E N H A L F N AT U U R L I J K E G R A S L A N D E N N a t u r a 2 0 0 0 c o d e : 6 2 3 0

In document Habitattypen: bijlage 1: habitatrichtlijn (pagina 170-176)