• No results found

Vastgelegde kustduinen met kruidveget atie

(“ grijze duinen” )

B e s c h r i j v i n g

Dit habitattype bestaat uit duingraslanden en mosduinen met een grote diversiteit aan vegetatietypen, bepaald door verschillen in vocht- en kalkgehalte, beheer, winddyna-miek, zonexpositie en vegetatieontwikkelingsstadium. Sommige kunnen in mozaïek voorkomen.

Primair ontstaan vegetaties gedomineerd door grassen, mossen en korstmossen vooral op plaatsen waar de ver-stuivingsdynamiek afneemt en Helm minder vitaal wordt. In onze kalkrijke duinen verdwijnt Helm in regel reeds na 5 à 10 jaar. In een eerste fase gaat de Helmbegroeiing over in een mosduinvegetatie met Bleek dikkopmos, Purper-steeltje en Groot duinsterretje en bloemplanten als Driedistel en Scherpe fijnstraal. In een verder stadium komt Groot duinsterretje doorgaans tot dominantie, bege-leid door een nagenoeg constante reeks eenjarigen zoals Zanddoddengras, Zandhoornbloem, Ruw vergeet-mij-nietje en Zandmuur en overblijvende soorten als Zandzegge en Muurpeper. Een opvallend zwammetje is hier de Gesteelde stuifbal. Bij verdere successie van beschutte hellingen wordt Gesnaveld klauwtjesmos domi-nant en ontstaan pioniergraslanden met o.a. Kruipend stalkruid, Rood zwenkgras, Duinfakkelgras, Geel walstro en Duinviooltje. Deze successie kan zich ook voltrekken op kleinere, veelal secundaire stuifplekken zonder Helm. Hier speelt Zandzegge een belangrijke rol als zandbinder. Ook in duinvalleien kunnen zich primaire droge tot vochti-ge mosduinen en graslanden ontwikkelen op plaatsen die door zandophoping aan de dominante invloed van de grondwatertafel worden onttrokken of waar het terrein nooit geïnundeerd wordt. Goed ontwikkelde vormen van deze types zijn gevarieerd en soortenrijk.

Finaal kunnen zich ook duingraslanden en mosduinen ontwikkelen uit degradatie van hoger opgaande vegetatie. Doorgaans gebeurt deze ontwikkeling via een door Gewoon struisriet of Zandzegge gedomineerd stadium dat onder al dan niet natuurlijke begrazing of een maaibeheer evolueert naar een meer soortenrijk grasland.

Duingraslanden komen vaak voor in complex met mosdui-nen, kruipwilg- of duinroosjesdwergstruwelen. Ze kunnen zich doorgaans slechts handhaven onder begrazing of maaibeheer. Natuurlijke graslanden hebben actueel een efemeer karakter of komen voor onder sterke milieu-stress (droogte en/of lichte verstuiving). Typische soorten zijn o.a. Zachte haver, Walstrobremraap, Geel zonneroos-je, Kalkbedstro, Liggend bergvlas, Grote tijm, Nachtsilene, Ruwe klaver en Voorjaarsganzerik. De mosrijke variant heeft veel soorten gemeen met de jonge mosduinstadia zoals Muurpeper, Zandhoornbloem of Duinfakkelgras. Typische soorten voor vochtige duingraslanden zijn onder meer Zeegroene zegge, Gewone brunel, Bevertjes en Duingentiaan.



Duingraslanden en mosduinen komen enkel voor in gefixeerde duinen met een geringe verstuivingsdynamiek (Zwinduinen te Knokke). Ze komen meestal in mozaïek voor met andere duinhabitats.



Fraai ontwikkeld duingrasland op gestabiliseerde, kalkrijke duinbodems op de binnenduinrand te Koksijde.

Oude mosduinen hebben een rijke mossen- en korst-mossenflora met zeldzame soorten zoals Duinkronkel-bladmos, Hakig kronkelDuinkronkel-bladmos, Sparrenmos, Zwelmos, Leermos en Duindaalder. De paddenstoelenflora bevat een aantal bijzondere soorten zoals Duinbreeksteeltje, Gesteeld mosoortje en Duintaailing.

Bij verdergaande bodemvorming en ontkalking kunnen zich zuurminnende vegetaties ontwikkelen. Typische duinsoorten van het Dwerghaververbond omvatten Zilverhaver, Klein tasjeskruid, Klein vogelpootje, Glad big-genkruid, Eekhoorngras, Dwerggras en vermoedelijk ver-dwenen soorten als Stijf vergeet-mij-nietje, Dwerg-viltkruid en Gevlekt zonneroosje. Vertegenwoordigers van het Gewoon struisgrasverbond omvatten Genaald scha-pengras, Viltganzerik, Onderaardse klaver, Gestreepte klaver, Overblijvende hardbloem en de voorlopig enkel van aangrenzend Frankrijk gekende Vroege geelster. Typische duinsoorten van heischraal grasland (zie ook habitattype 2150) omvatten o.a. Blauwe zegge, Blauwe knoop, Kruipganzerik, Hondsviooltje, Tandjesgras, Borstelgras, Festuca rubra ssp. commutata en de in Vlaanderen uitge-storven Herfstschroeforchis. Zuurminnende mossen en korstmossen zijn o.a. Rendiermos en Gewoon kraakloof. Opvallend is dat de soorten van zure graslanden en mos-duinen aan de Belgische kust verhoudingsgewijs veel sterker zijn achteruitgegaan en ten dele zelfs verdwenen zijn in vergelijking met de meer kalkrijke.

Wanneer duingraslanden niet beheerd worden, ontstaan rompgemeenschappen met Kruipwilg (habitattype 2170), Duinroosje, Glanshaver, Zandzegge en/of Gewoon struis-riet. Andere soorten die wijzen op verruiging en verstoring zijn Veldhondstong, Jakobskruiskruid, Grote brandnetel, Koninginnenkruid, Kleefkruid en Hondsdraf. Duingras-landen kunnen ook verdwijnen door struweeluitbreiding met onder meer Duindoorn (habitattype 2160), Wilde liguster of Sleedoorn, en in meer zure omstandigheden in principe ook door Struikhei (habitattype 2150), Brem of Gaspeldoorn.

De fauna is meestal niet aan één vegetatietype gebonden, maar aan een mozaïeklandschap met verschillende habi-tats. Zeldzame loopkevers en zandloopkevers zoals Harpalus vernalis en Calathus ambiguus zijn typisch voor droge schrale graslanden en overleven in Vlaanderen vrij-wel enkel nog in de duinen. De meest voorkomende slak-ken zijn Grofgeribde grasslak en Bolle duinslak. Deze komen eveneens voor in andere droge habitats zoals helmvegetaties. In opgaande, verruigde begroeiing van structuurrijke grijze duinen leeft de Duinsabelsprinkhaan, terwijl het zeldzame Schavertje hetmozaïek van kortere, schrale duingraslanden prefereert. In droge, open mos-duinen en pionierduingraslanden wordt de Blauwvleugel-sprinkhaan aangetroffen. Op Duinviooltje leven de rupsen van de Kleine parelmoervlinder. Ook Bruin blauwtje is een bijzondere dagvlindersoort van dit habitattype. Een zeer rijke fauna van solitaire bijen en wespen is aanwezig, waaronder de imposante Harkwesp. Een typische maar actueel zeer zeldzame broedvogel is de Tapuit. Waar ver-spreide struweel- en bosopslag optreedt ontstaat broed-habitat voor soorten als Roodborsttapuit, Boomleeuwerik en Boompieper.



De Harkwesp is een zeldzame, imposante, solitaire wesp die zijn prooi in het zand ingraaft



Kalkarm mosduin met rendiermossen en zuurminnend duin-grasland in de Cabourduinen (Adinkerke).



Groot duinsterretje vormt fraaie, maar kwetsbare mostapijten in het mosduin. Begrazing door konijnen verhindert dat duingraslan-den en mosduinen verruigen, maar overbegrazing leidt opnieuw tot zandverstuivingingen.

E n k e le k e n m e r k e n d e p l a n t e n s o o r t e n

Kalkrijke milieus: Kleverige reigersbek (Erodium glutino-sum), Geel zonneroosje (Helianthemum nummularium), Zanddoddengras (Phleum arenarium), Voorjaarsganzerik (Potentilla neumanniana), Duinroos (Rosa pimpinellifolia), Kalkbedstro (Asperula cynanchica), Geel Walstro (Galium verum), Duinfakkelgras (Koeleria albescens), Kruipend stalkruid (Ononis repens), Ruwe klaver (Trifolium sca-brum), Walstrobremraap (Orobanche caryophyllacea), Blauwe bremraap (Orobanche purpurea), Kegelsilene (Silene conica), Liggend bergvlas (Thesium humifusum), Wondklaver (Anthyllis vulneraria), Duindravik (Bromus thominei), Duinkronkelbladmos (Tortella flavovirens), Groot duinsterretje (Syntrichia ruralis ssp. arenicola), Duindaalder (Diploschistes muscorum), Gesnaveld klauwtjesmos (Hypnum cupressiforme).

Kalkarme milieus: Onderaardse klaver (Trifolium sub-terraneum), Gestreepte klaver (Trifolium striatum), Zandblauwtje (Jasione montana), Overblijvende hard-bloem (Scleranthus perennis), Viltganzerik (Potentilla argentea), Dwerggras (Mibora minima), Glad biggenkruid (Hypochaeris glabra), Zilverhaver (Aira caryphyllacea), Klein vogelpootje (Ornithopus perpusillus), Klein tasjes-kruid (Teesdalia nudicaulis), Tormentil (Potentilla erec-ta), Buntgras (Corynephorus canescens), Borstelgras (Nardus stricta), Brem (Cytisus scoparius), Schapen-zuring (Rumex acetosella), Rendiermos (Cladina spec.), Gewoon kraakloof (Cetraria aculeata), Ruig haarmos (Polytrichum piliferum), Grijze bisschopsmuts (Racomitrium canescens).

Min of meer indifferente soorten:

Duin-viooltje (Viola curtisii), HondsDuin-viooltje (Viola canina), Tandjesgras (Danthonia decumbens), Elandgeweimos (Cladonia foliacea), Leermos (Peltigera spec.).



Duinviooltje



Op Duinviooltje leven de rupsen van de Kleine parelmoervlinder.

De kruidvegetatie en paddestoelen-flora van duingraslanden is zeer soor-tenrijk met opvallende soorten als:



Duinroos



Gesteelde stuifbal, een typisch zwammetje van het mosduin.

Kruipend stalkruid

M i l i e u k a r a k t e r i s t i e k e n

De ontwikkeling van dit habitattype kan slechts plaatsvin-den in gefixeerde duinen met een geringe verstuivingsdy-namiek. Op de open zandplekken ontwikkelen zich pionier-vegetaties die geleidelijk evolueren naar duingraslanden. Voor instandhouding van graslanden zijn factoren noodza-kelijk die de verdere successie naar ruigte, struweel of bos tegengaan. Een lichte dynamiek door (konijnen)begrazing of een maaibeheer zijn hiervoor geschikt.

De pioniervormen worden gekenmerkt door humus- en nutriëntenarme bodems. Het kalkgehalte is gerelateerd aan de leeftijd van het landschap en de daarmee samen-hangende kalkuitloging. Vegetatieontwikkeling gaat gepaard met bodemvorming en oppervlakkige ontkalking. Uitstuiving van zand, begrazing en graafactiviteiten van konijnen brengen een zekere dynamiek in het milieu die lokale verschillen in humus- en kalkgehalte veroorzaken. Variatie in vochtgehalte en zon-expositie zijn dan weer gerelateerd aan de topografie. Samen met het beheer vor-men zij de differentiërende factoren voor de ontwikkeling van het type.

Ve r s p re i d i n g

Mosduinen zijn “uiterst zeldzaam” in Vlaanderen. Goed ont-wikkelde vormen zijn in verschillende duingebieden te vin-den maar doorgaans slechts over een geringe oppervlakte. Goed ontwikkelde duinkalkgraslanden komen voor aan de Westkust tot in Middelkerke en in de ‘roughs’ van de golf-terreinen in De Haan en Knokke. Kalkarme tot zure mos-duinen en duingraslanden komen nog voor in de Cabourduinen (Adinkerke), d’Heye (Bredene), Schudde-beurze (Middelkerke) en lokaal in delen van de oude en subrecente duinen aan de West- en Oostkust.

B e d re i g i n g e n

Recreanten of grote grazers kunnen lokaal voor over-betreding zorgen. Ook grote konijnenpopulaties op een kleine oppervlakte kunnen voor een te grote dynamiek zorgen.

Vergrassing, verruiging en verstruweling door gebrek aan beheer en natuurlijke dynamiek.

Duingraslanden zijn uiterst gevoelig voor bemesting en andere vormen van eutrofiëring, zoals atmosferische stikstofdepositie.

Vochtige duingraslanden zijn gevoelig voor verdroging.



Geel zonneroosje heeft in Vlaanderen zijn hoofdverspreiding in de duingraslanden van de Westkust.



Muurpeper helpt het zand te fixeren in de ontwikkeling van mosduinvegetaties.

B e h e e r

Een extensief begrazingsbeheer is de meest aangewezen beheervorm voor het behoud van duingraslanden. Ook maaien levert goede resultaten op en is het meest aange-wezen beheer voor kwetsbare (betredingsgevoelige) mos-duinrelicten.

H e r s t e l - e n o n t w i k k e l i n g s k a n s e n

Ruimte voor natuurlijke zandverstuivingsprocessen is noodzakelijk voor het behoud (nieuwvorming) van mos-duinvegetaties. Deze vegetaties dient men te bescher-men tegen intensieve betreding.

Herstel van soortenrijke duingraslanden is mogelijk uit verstruweelde en verruigde duingraslanden door een gericht kap-, maai- en/of graasbeheer.

Zandige, opgespoten terreinen aan de kust kunnen lokaal ontwikkelen tot een soortenarmere versie van dit habitattype.



De Tapuit is een sterk bedreigde broedvogel in onze kustduinen en broedt in verlaten konijnenpijpen.

Overeenkomstige eenheden in andere ecologische indelingen Corine/Palaearctic Habitat Classification: 16.22 Grey

dunes (16.221 Northern grey dunes, 16.227 Dune fine-grass annual communities).

Eunis 2004: B1.4 Coastal stable dune grassland (grey

dunes).

BWK: hd en had (kalkrijke en ontkalkte duingraslanden). Vlaamse natuurtypen: Duinroosdwergstruweel, Kalkrijke

mosduinen en pionierduingraslanden met Zanddodden-gras en Groot duinsterretje, Droog tot vochtig kalkrijk duingrasland met Liggend bergvlas en Geel walstro en delen van het Verbond van Gewoon struisgras, Dwerghaververbond en Heischraal grasland.

De vegetatie van Nederland: 14Aa2 Violo-Corynephoretum, 14Ba Thero-Airion, 14Ca Tortulo-Koelerion, 14Bb2 Festuco-Galietum veri, 14Cb Polygalo-Koelerion, 19Aa Nardo-Galio saxatilis, RG11 [14] Rosa pimpinellifolia-[Polygalo-Koelerion], rompgemeenschap-pen van de Koelerio-Corynephoretea.

Z E E K U S T- E N L A N D D U I N E N N a t u r a 2 0 0 0 c o d e : 2 1 5 0

Atlantische vas tgelegde ontkalkte