• No results found

De validiteit van de MLG-benadering

Het onderzoek kan worden gezien als een herbevestiging van de uitgangspunten van MLG waarop het onderzoek is gebaseerd. Zo blijkt uit de case studie dat er eerder sprake is van top-down Europeanisering van de gemeente Den Haag, dan van Nederland. Het effect van

245 In het figuur geven de cijfers 1, 2 en 3 het tijdpad aan. Stap 1: de implementatie van een richtlijn. Stap 2: de aanpassing en/of reactie van het onderzoeksobject (in dit geval de gemeente Den Haag) en stap 3: het

85

Europese integratie kan dus ook verschillen tussen nationaal en subnationaal niveau. Deze conclusie onderbouwt de MLG-claim dat de EU de beleidsautonomie van de lidstaten beïnvloed en er dus geen sprake is van een strikte scheiding tussen binnenlandse en internationale politiek.

Ook blijkt dat er sprake was van bottom-up Europeanisering door de gemeente Den Haag. Door de bestuurlijke veranderingen (de extra supranationale bestuurslaag) heeft de gemeente Den Haag direct kunnen lobbyen bij de EU-instellingen en heeft daarbij in eerste instantie de nationale bestuurslaag (het Rijk) gepasseerd. De case studie kan dus empirisch aantonen dat (zoals aanhangers van MLG claimen) de staat geen monopolie heeft over het EU-besluitvormingsproces en dat subnationale actoren zowel op de nationale als op de Europese politieke arena kunnen opereren ter beïnvloeding van het EU-besluitvormingsproces.

Ten slotte, zorgde een mate van top-down Europeanisering van de gemeente Den Haag voor bottom-up Europeanisering door de gemeente Den Haag. Oftewel de aanname Gark Marks, dat subnationale overheden zich zullen mobiliseren en proberen om invloed uit te oefenen op het EU besluitvormingsproces, omdat subnationale overheden het effect van de EU-wetgeving op hun bevoegdheden en beleidsvrijheid ervaren, wordt met deze case studie onderbouwd. Daarbij moet wel worden benadrukt dat dit onderzoek op één case studie is gebaseerd, waardoor geen generaliserende uitspraken gedaan kunnen worden over een bepaalde Europese trend of verandering op het gebied van besluitvorming. Het onderzoek maakt alleen inzichtelijk dat, met betrekking tot deze specifieke case studie, de hierboven besproken uitgangspunten van MLG empirisch te onderbouwen zijn.

87

Conclusie & Discussie

De vraag die centraal stond in deze scriptie is in hoeverre er een wisselwerking tussen top-down en bottom-up Europeanisering zichtbaar is in de implementatie van richtlijn 2004/18/EG en de EU-aanbestedingslobby van de gemeente Den Haag.Aan de hand van vijf operationele vragen is de hoofdvraag beantwoord.

Als eerste werd onderzocht of de implementatie van richtlijn 2004/18/EG aantoont dat er sprake is van top-down Europeanisering van Nederland en de gemeente Den Haag. De case studie die hiervoor ter analyse is uitgevoerd (hoofdstuk 4.1), toont aan dat er in Nederland en bij de gemeente Den Haag een beweging bestaat richting een meer EU-conform aanbestedingsbeleid: bij zowel Nederland als de gemeente Den Haag is er sprake van een aanpassingsdruk. Ondanks de misfit tussen richtlijn 2004/18/EG en het Nederlandse aanbestedingsbeleid, zorgde het implementeren van de richtlijn voor weinig aanpassingsdruk. De aanpassingsdruk werd dan ook in grote mate veroorzaakt door domestic mediating factors.

Hoewel de case studie niet geheel de causaliteit van Cowles et al. aantoont, onderbouwt het wel dat er sprake is van top-down Europeanisering van de gemeente Den Haag. Er kan worden verondersteld dat de top-down Europeanisering van het Nederlandse aanbestedingsbeleid ontstaat naar mate de Europese richtlijnen uitgebreider worden, belangengroepen (bijvoorbeeld MKB-sector) mondiger worden en de media meer wanpraktijken aan het licht brengen. In die zin geeft de implementatie van één richtlijn slechts een trend richting top-down Europeanisering aan. Aangezien er tot nu toe relatief weinig Europese vereisten worden gesteld aan aanbesteden en er weinig toezicht is op naleving van die vereisten, is de mate van top-down Europeanisering gering.

Ten tweede werd ingegaan op de vraag of de Haagse EU-aanbestedingslobby aantoont dat er sprake is van bottom-up Europeanisering van de gemeente Den Haag. De case studie laat duidelijk zien dat de gemeente Den Haag zich heeft gepositioneerd binnen het Europese besluitvormingsproces door op de juiste momenten, via meerdere kanalen, overtuigende informatie te verstrekken aan de besluitvormers (EC, EP en de Raad) en aansluiting te zoeken bij gelijkgezinden (G4, Eurocities, CvdR, VNG en het Rijk). Hoewel de case studie slechts een geringe top-down Europeanisering kan aantonen, heeft de case studie wel kunnen onderbouwen dat er sprake is van bottom-up Europeanisering door de gemeente Den Haag.

88

Nadat er meer duidelijkheid is verworven over de mate van top-down Europeanisering en bottom-up Europeanisering kan, met behulp van de overige drie operationele vragen, worden ingegaan op de wisselwerking tussen beide varianten. De derde operationele vraag die werd onderzocht is of de proactieve pogingen van de gemeente Den Haag zijn aan te merken als een reactie op een misfit. Uit de case studie blijkt dat het enerzijds aannemelijk is dat de gemeente Den Haag niet alleen de lobby startte om zo richtlijn 2004/18/EG te verbeteren, maar dat het tegenhouden van Europese bemoeienis ook een onderliggende reden vormde. Anderzijds is er voldoende bewijs om aan te tonen dat het verbeteren van de richtlijn wel één van de belangrijkste redenen was voor de Haagse EU-aanbestedingslobby. Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat de case studie aantoont dat bottom-up Europeanisering een reactie kan zijn op top-down Europeanisering.

Ten vierde werd onderzocht of de EU-besluitvorming omtrent de herziening van richtlijn 2004/18/EG beïnvloedbaar is door lobbyactiviteiten van gemeenten. Aangezien het besluitvormingsproces nog niet is afgerond kunnen er geen conclusies worden getrokken over de uiteindelijke invloed van de lobbyactiviteiten van de gemeente Den Haag op de herziening van richtlijn 2004/18/EG. Wel maakt de case studie het aannemelijk dat hoe meer invloed een actor, via bottom-up Europeanisering, kan uitoefenen op het EU-besluitvormingsproces, hoe minder er sprake zal zijn van top-down Europeanisering. In andere woorden: hoe meer invloed een actor heeft op het EU-besluitvormingsproces, hoe groter de kans dat het uiteindelijke EU-beleid aansluit op het politieke en/of economische systeem van de actor. In die zin kan bottom-up Europeanisering leiden tot het afzwakken van top-down Europeanisering. Daarbij moet wel worden opgemerkt dat deze causaliteit aanneembaar is op basis van deze case studie en daarom slechts één van de mogelijkheden beslaat. Het is ook denkbaar dat bottom-up Europeanisering verdere top-down Europeanisering kan aanmoedigen, bijvoorbeeld als belangengroepen als doel hebben bepaalde nationale wetgeving te veranderen door middel van het stimuleren van bepaalde EU-wetgeving. De beweegredenen achter de bottom-up Europeanisering en de mate van bottom-up Europeanisering lijken bepalend te zijn voor het (versterkende of verzwakkende) effect op verdere top-down Europeanisering.

De laatste vraag die bijdraagt aan het beantwoorden van de hoofdvraag is of het monitoren en herzien van richtlijnen voor een wisselwerking zorgt tussen top-down en bottom-up Europeanisering. De case studie toont aan dat bottom-up Europeanisering in dit geval mogelijk werd doordat de bestaande richtlijn werd herzien. Indirect is herziening van

89

een richtlijn dus noodzakelijk om vast te stellen in hoeverre bottom-up Europeanisering een reactie is op top-down Europeanisering.

Na het behandelen van de operationele vragen kan de hoofdvraag worden beantwoord. Uit de case studie komt een wisselwerking tussen top-down en bottom-up Europeanisering naar voren. Zo hebben in de eerste plaats domestic mediating factors en in de tweede plaats de misfit (met betrekking tot de implementatie) gezorgd voor een aanpassingsdruk bij de Nederlandse overheid en bij de gemeente Den Haag. De aanpassingsdruk zorgde enerzijds voor verandering van de organisatiestructuur en het aanbestedingsbeleid van de gemeente Den Haag (top-down Europeanisering). Anderzijds zorgde aanpassing aan de richtlijn voor kritiek op de toepasbaarheid van de richtlijn. De evaluatie en herziening van richtlijn 2004/18/EG maakte het voor de gemeente Den Haag mogelijk om enerzijds haar kritiek te uiten op de richtlijn en anderzijds verbeterpunten te opperen die aansluiten op de belangen van de gemeente. De lobbystrategie van de gemeente Den Haag laat vervolgens zien dat er duidelijk sprake is van bottom-up Europeanisering. Aangezien de standpunten van de gemeente Den Haag aansluiten op haar organisatiestructuur en aanbestedingsbeleid en de EC een aantal van deze standpunten heeft overgenomen in het wetsvoorstel, zou bij goedkeuring van het wetsvoorstel (door de Raad en het EP) de bottom-up Europeanisering consequenties kunnen hebben voor top-down Europeanisering bij de volgende implementatiefase.

Kortom, deze case studie geeft aan dat door het herzien van richtlijn 2004/18/EG bottom-up Europeanisering ontstond als reactie op geringe top-down Europeanisering en dat het aannemelijk is dat bottom-up Europeanisering consequenties kan hebben voor verdere top-down Europeanisering. Daarnaast is uit de case studie op te maken dat, hoewel de mate van top-down en bottom-up Europeanisering kan verschillen, bottom-up Europeanisering als reactie kan ontstaan op top-down Europeanisering. Tevens kan een sterke bottom-up Europeanisering leiden tot meer invloed op het EU-besluitvormingsproces en is het mogelijk dat daardoor verdere top-down Europeanisering wordt afgezwakt of aangemoedigd.

Discussie

Aangezien er weinig onderzoek is verricht naar de wisselwerking tussen top-down en bottom-up Europeanisering, is deze scriptie een verkennend onderzoek. Bij de conclusies van deze scriptie kunnen kanttekeningen worden geplaatst die verder onderzocht kunnen worden. Zo laat de case studie zien dat bottom-up Europeanisering top-down Europeanisering zou kunnen afzwakken, maar toont niet aan dat dit ook werkelijk gebeurt. Het is daarom de vraag

90

in hoeverre top-down Europeanisering bottom-up Europeanisering versterkt, in hoeverre bottom-up Europeanisering top-down Europeanisering afzwakt en vice versa. Een vergelijkende studie of een toekomstige aanvulling op deze case studie zou dit meer inzichtelijk kunnen maken.

Daarnaast is deze scriptie beperkt tot een relatief kort tijdpad, waardoor er enige onduidelijkheid blijft bestaan over de wisselwerking tussen top-down en bottom-up Europeanisering op de lange termijn. Aangezien uit de case studie blijkt dat bottom-up Europeanisering top-down Europeanisering zou kunnen afzwakken, is het de vraag of het veelvuldig herzien van een bepaalde richtlijn uiteindelijk zorgt voor een afname van top-down Europeanisering. Als een richtlijn is ontwikkeld in de jaren ’70 en deze vervolgens twee of drie keer is herzien, zou er gedurende deze periode een betere aansluiting van het EU-beleid op het nationaal beleid kunnen hebben plaatsgevonden. Door de wisselwerking tussen bottom-up en top-down Europeanisering zou men namelijk verwachten dat enerzijds lidstaten en belangengroepen meer conform EU-regelgeving gaan handelen (top-down Europeanisering) en anderzijds in toenemende mate EU-besluitvorming kunnen gaan beïnvloeden (bottom-up Europeanisering), zodat de EU-regelgeving na verloop van tijd beter aansluit op het nationaal beleid. In een dergelijk geval zal top-down Europeanisering uiteindelijk dus afzwakken, omdat de actor (bijvoorbeeld een lidstaat of gemeente) dan al voldoende is geëuropeaniseerd.

Ten derde werd in hoofdstuk 4.4. aangegeven dat de case studie meerdere uitgangspunten van de MLG-benadering empirisch kan onderbouwen en in die zin bijdraagt aan de validiteit van MLG. Deze scriptie is echter beperkt tot één case studie, waardoor het weinig inzicht geeft over de bruikbaarheid van MLG voor Europeaniseringsonderzoeken in het algemeen. De lobby van de gemeente Den Haag zou bijvoorbeeld een unieke, op zichzelf staande casus kunnen zijn. Daarnaast was de rol van de nationale overheid voor deze scriptie van secundair belang. Een vergelijkende studie zou inzichtelijk kunnen maken, in hoeverre MLG bruikbaar is voor Europeaniseringsonderzoeken in het algemeen.

Een laatste kanttekening die kan worden geplaatst is of deze scriptie gebruik heeft gemaakt van het juiste concept. Een gegronde vraag is namelijk of het Europeaniseringproces leidt tot Europeanisering van lidstaten (gemeenten, belangengroepen en dergelijke), tot het domesticeren van de EU of tot beide. In andere woorden: passen lidstaten en belangengroepen zich steeds beter aan met betrekking tot het EU-beleid en besluitvormingsproces of maken lidstaten zich het EU-beleid en besluitvormingsproces eigen binnen hun nationale politieke en economische systeem? Door gebruik te maken van de

91

concepten top-down en bottom-up Europeanisering wordt misschien wel voorbij gegaan aan het gebruik van een concept zoals domesticeren binnen de Europeaniseringsliteratuur. Door de concepten top-down en bottom-up Europeanisering ter discussie te stellen en de bruikbaarheid van het concept ‘domesticeren’ binnen de Europeaniseringliteratuur te onderzoeken, zou meer inzicht kunnen worden verkregen in de definiëring en functionaliteit van het begrip Europeanisering.

Tot slot, deze verkennende studie laat zien dat top-down Europeanisering en bottom-up Europeanisering elkaar kunnen beïnvloeden en dat MLG uitgangspunten empirisch te onderbouwen zijn. Hoewel deze case studie een zichtbare wisselwerking tussen top-down en bottom-up Europeanisering heeft kunnen aantonen, bestaat er nog onduidelijkheid over de aard en effecten van deze wisselwerking. Daarnaast kan deze scriptie slechts op basis van één case studie de uitgangspunten van MLG empirisch onderbouwen, waardoor geen uitspraken gedaan kunnen worden over de algemene toepasbaarheid van MLG. Nader onderzoek is noodzakelijk om de implicaties van deze studie te onderzoeken.

93

Literatuur

Transcripten Interviews:

Interview met Saskia Vrolijk, 29 november 2011. Interview met Caspar Sluiter, 16 december 2011. Interview met prof. Dr. J. Telgen, 3 juli 2012. Interview met Alfredo Molina, 17 juli 2012.

Literatuur:

“Aanbestedingsregels moeten innovatie bouw stimuleren: Tussentijds advies over juridisch kader aanbestedinging.” Regieraad Bouw,

http://www.regieraadbouw.nl/upload/documents/Publicaties/RRB001_S_05_10462%20Tusse ntijdsadvies%20Aanbestedingsrecht%2023-9.pdf (geraadpleegd 11 juli 2012).

“Aanbestedingswet”, Kenniscentrum Europa Decentraal,

http://www.europadecentraal.nl/content/3158/498/ARW_2012_en_gids_proportionaliteit_gep ubliceerd.html (geraadpleegd op 10 september 2012).

Bache, Ian. Europeanization and Multilevel Governance – Cohesion Policy in the European Union and Britain. Lanham/New York: Rowman & Littlefield, 2008.

Balme, R. en D. Chabanet. European Governance and Democracy: Power and Protest in the EU. Lanham: Rowman & Littlefield, 2008.

Baumgartner, F. en B. Jones. “Agenda Dynamics and Policy Subsystems”. The Journal of Politics 53:4 (1991):1044-1074.

Beyers, J. “Voice and Access. Political Practices of European Interest Associations”. European Union Politics 5:2 (2004):211-240.

Bianchi, Tiziana en Valentina Guidi. “The Comparative Survey on the national Public Procurement Systems Across the PPN”. Authority for the Supervision of Public Contracts, http://www.publicprocurementnetwork.org/docs/ItalianPresidency/Comparative%20survey% 20on%20PP%20systems%20across%20PPN.pdf (geraadpleegd op 6 juli 2012).

94

Boeije, H.R. “Kwalitatief onderzoek.” In Onderzoeksmethoden, ‘t Hart, Boeije & Hox (Eds.),

253-289. Amsterdam: Boom, 2005.

Borzel, Tanja A. en Diana Panka. “Europeanization.” In European Union Politics, Cini & Borragan (Eds.), third edition, 405-421. Oxford: Oxford University Press, 2010.

Brackmann, Suzanne. Praktijkboek Aanbesteden. Den Haag: Sdu Uitgevers, 2004.

Canoy, Marcel. “ Stop legalisering van kartels.” Me Judice,

http://www.mejudice.nl/artikel/174/stop-legalisering-van-kartels (geraadpleegd op 10 augustus 2012).

“COM(2011)15 - GROENBOEK betreffende de modernisering van het EU-beleid inzake overheidsopdrachten.” Europa NU,

http://www.europa-nu.nl/id/vimeexo6x8xg/com_2011_15_groenboek_betreffende_de (geraadpleegd op 3 juli 2012).

“Comité van de Regio’s.” Europa.nu.

http://www.europa nu.nl/id/vg9hm2g38wdd/comite_van_de_regio_s_cvdr (geraadpleegd op 22 november 2011).

Comité van de Regio’s. Verslag over de impact van het CvdR – 2011. dossiernummer CdR 778/2012 en/fr/GK/cg/ke, 2011.

Comité van de Regio’s. 90e

zitting van het Comité van de Regio’s. Verslag van de beraadslagingen. Modernisering van het EU-beleid inzake overheidsopdrachten: Naar een meer efficiënte Europese aanbestedingsmarkt. 11 mei 2011, agendapunt 5.

http://www.toad.cor.europa.eu/AgendaDocuments.aspx?pmi=ha5jDW%2bOWSGO8wl1HSg 2avQLCO8zrXVq6AGYeqmHsrM%3d&ViewDoc=true (geraadpleegd op 9 augustus 2012).

Connaughton, Bernadette. “Missing link or link gone missing? Agencies, Europeanisation and the politics of policy making.” Paper gepresenteerd bij TED 5, Budapest, Hongarije, 2-3 februari 2012.

95

Cowles, M.G, J.A. Caporaso en T. Risse, Eds., Transforming Europe: Europeanization and Domestic Change. Ithaca: Cornell University Press, 2001.

De Beus, J. & P. Pennings. “Europeanisering van de Nederlandse politiek: nog steeds een zaak voor de bovenlaag maar niet voor de gewone burgerij.” In Jaarboek Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen. 193-216. Groningen: RUG, 2004.

De Cock, C. ilobby.eu: Survival Guide to EU Lobbying. Delft: Ebron Academic Publishers, 2010.

De Groof, R. & E. Witte Brussels and Europe: The Position of Brussels in the World City Network. Brussel: ASP, 2008.

De Raad van Ministers. Richtlijn 1992/13/EEG van de Raad tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de communautaire voorschriften inzake de procedures voor het plaatsen van opdrachten door diensten die werkzaam zijn in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en telecommunicatie.

Brussel, 25 februari 1992,

http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=CONSLEG:1992L0013:20080109:NL:PDF (geraadpleegd op 27 juli 2012).

De Rooij, R.A.A. Nederlandse gemeenten en provincies in de Europese Unie. Leiden: Universiteit Leiden, 2003.

Dür, A. “Interest Groups in the EU: How Powerful are They?” West European Politics 32:1 (2009): 1-30.

“Eurocities response to the Green Paper on modernising public procurement policy.” Eurocities. http://www.eurocities.eu/eurocities/publications/EUROCITIES-Response-to-the-Green-Paper-on-the-modernisation-of-EU-public-procurement-policy-WSPO-8PLGY5 (geraadpleegd op 2 augustus 2012).

96

Europa 2020. ”Europese doelen voor 2020.” Rijksoverheid, http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/europa-2020/europese-doelen-voor-2020 (geraadpleegd op 30 juli 2012).

“Europa zonder grenzen: de interne markt.” Europa.Nu.

http://europa.eu/pol/singl/index_nl.htm (geraadpleegd op 12 augustus 2012).

Europa Decentraal. “jaarverslagen.” Kenniscentrum Europa Decentraal.

http://www.europadecentraal.nl/menu/318/Jaarverslagen.html/ (geraadpleegd op 20 februari 2012).

Europese Commissie. Conference Modernising Public Procurement. Summary of the proceedings. Brussels, 30 juni 2011

http://ec.europa.eu/internal_market/publicprocurement/docs/modernising_rules/conference06 2011/summary_en.pdf (geraadpleegd op 8 augustus 2012).

Europese Commissie. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het gunnen van overheidsopdrachten. Brussel, COM (2011) 896, december 2011, http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2011:0896:FIN:NL:PDF (geraadpleegd 30 juli 2012).

Europese Commissie. Witboek Europese Governance. Brussel, COM(2001)428, 25 juli 2011. http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0428nl01.pdf (geraadpleegd op 22 november 2011).

“Europese doelen voor 2020”, Rijksoverheid,

http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/europa-2020/europese-doelen-voor-2020 (geraadpleegd op 30 juli 2012).

“Evaluation of Public Procurement Directives: Markt/2004/10/D.” Europe Economics

Chancery House,

http://ec.europa.eu/internal_market/publicprocurement/docs/final_report_en.pdf (geraadpleegd op 6 juli 2012).

97

G4. Ambtelijke G4-reactie op het Groenboek betreffende de modernisering van het EU-beleid inzake overheidsopdrachten. Naar een meer efficiënte Europese aanbestedingsmarkt. Intern document: G4, april 2011.

Gemeente Den Haag. college van burgemeesters en wethouders. Interne werkinstructie voorvisie inkoopbureau’s. door Saskia Vrolijk. Den Haag, Besluit College, BSD/2010xx, 31 augustus 2010.

Gemeente Den Haag. Input G4 ten behoeve van evaluatie Europese aanbestedingsrichtlijn. door Sandra Keijlewer. intern document, gemeente Den Haag, 8 december 2010, http://www.google.nl/url?sa=t&rct=j&q=&esrc=s&source=web&cd=1&ved=0CCMQFjAA& url=http%3A%2F%2Fwww.scp.nl%2Fdsresource%3Fobjectid%3D21420%26type%3Dpdf& ei=b2MzUI_OCIOt0QXcu4CYBg&usg=AFQjCNFj75wrIXVwpWnrV5TXlJoxBj7mkw&sig 2=AkHBbEodXEnKdkVuxU4mag (geraadpleegd op 12 augustus).

“Gemeenten voor de rechter.” Tendernet. http://www.inschrijvenaanbestedingen.nl (geraadpleegd 28 juli 2012).

“Haagse Zaken Gids 2004.” MKB Den Haag,

http://www.mkbdenhaag.nl/media/files/mkbgids2004.pdf (geraadpleegd op 29 juli 2012).

Handelingen Tweede Kamer der Staten-Generaal. Officiële bekendmakingen. Stemming in verband met wetsvoorstel regels voor het gunnen van overheidsopdrachten door aanbestedende diensten en opdrachten dor speciale sectorbedrijven. Den Haag, Aanbestedingswet 30501, 14 september 2006.

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20062007-11-11.html (geraadpleegd 28 juli 2012).

Héritier, A. et al., Differential Europe: The European Union Impact on National Policymaking. Lanham, Md.: Rowman & Littlefield Publishers, 2001.

Het Europees Parlement en de Raad, Richtlijn 2007/66/EG van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Richtlijnen 89/665/EEG en 92/13/EEG van de Raad met betrekking

98

tot de verhoging van de doeltreffendheid van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten. Brussel, 11 december 2007.