• No results found

Vóór cassatie: dood door roekeloosheid

In document Ernstige verkeersdelicten (pagina 144-147)

SUBGROEP 1: ERNSTIGE VERKEERSDELICTEN MET ERNSTIGE GEVOLGEN 2. Straftoemeting bij moord en doodslag in het verkeer

4.3 Vóór cassatie: dood door roekeloosheid

In 12 van de 17 strafzaken heeft het hof voorafgaande aan de cassatieprocedure een straf opgelegd op grond van een bewezenverklaring van (onder meer) de dood door roekeloosheidsvariant. In 11 van de 12 zaken is een (deels)

onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd. De lengte varieert sterk. De hoogste straf is opgelegd in zaak 2. De verdachte was na een

betrekkelijk langdurige achtervolging door de politie in een zogenaamde filefuik achterop de auto van het slachtoffer gereden, ten gevolge waarvan deze om het leven kwam. Behalve voor roekeloosheid werd de verdachte onder meer

veroordeeld wegens diefstal met geweld en het meermalen plegen van poging tot doodslag. Ter bestraffing van die misdrijven legde het gerechtshof in totaal 8 jaren gevangenisstraf op alsmede een rijontzegging van 10 jaren. De op één na

133

hoogste straf is opgelegd in zaak 9. Anders dan in zaak 2 is de strafhoogte in dit geval niet mede bepaald door samenloop met andere zware misdrijven. Het betrof een spookrijder onder invloed die een frontale botsing veroorzaakte, waardoor de inzittende van dat andere voertuig om het leven kwam. Het hof legde 5 jaren gevangenisstraf op en in totaal 10 jaren rijontzegging. De lichtste gevangenisstraf die is opgelegd betreft een gevangenisstraf van 15 maanden waarvan 5 voorwaardelijk in combinatie met een rijontzegging van 3 jaren (zaak 13). In deze zaak had de verdachte zijn snelheid verhoogd op het moment dat hij werd ingehaald door een bedrijfsauto. De bestuurder van de bedrijfsauto

probeerde zijn voertuig te sturen naar de rechterrijstrook, waarna beide auto’s zijdelings met elkaar botsten. Als gevolg daarvan kwam verdachtes auto in frontale botsing met een tegemoetkomende personenauto. Een inzittende van die personenauto overleed daardoor, de ander liep diverse breuken op.

In slechts 1 van de 12 zaken waarin de verdachte is veroordeeld voor dood door roekeloosheid, is door het gerechtshof – conform de strafeis – geen

onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd (zaak 15). De verdachte had met ernstige overschrijding van de maximumsnelheid en onder invloed van alcohol een verkeersongeval veroorzaakt, ten gevolge waarvan zijn naast hem gezeten vriend, die ten tijde van het gebeuren 30 jaar oud was, is komen te overlijden. Het hof sloeg in strafmatigende zin onder meer acht op de omstandigheid dat de verdachte een goede vriend heeft verloren, dat hij volledig open is geweest richting de nabestaanden, dat hij steun geeft aan en krijgt van die nabestaanden en dat verdachte zich verantwoordelijk voelt voor de financiële afwikkeling van het gebeuren. Het hof legde een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op van 6 maanden, een taakstraf van 240 uren en een rijontzegging van 3 jaren.

In alle zaken heeft het hof een onvoorwaardelijke rijontzegging

uitgesproken, telkens voor de duur van drie jaren of meer. Tweemaal is het hof gekomen tot een verbeurdverklaring van de auto die verdachte bestuurde ten tijde van het verkeersongeval (zaak 8 en 10).

Hoe verhouden bovengenoemde 12 strafopleggingen door het hof zich tot de strafopleggingen door de rechtbank onderscheidenlijk de strafeisen door het OM? Terzijde zij opgemerkt dat de tabel de nodige voorbeelden geeft van gevallen waarin de strafeisen in eerste en tweede aanleg overeenkomen: in slechts 1 zaak vorderde de advocaat-generaal een hogere straf dan de officier van justitie (zaak 14), terwijl hij in 5 zaken dezelfde straf eiste (in 6 zaken is een van beide eisen niet gepubliceerd).

In 11 van de 12 zaken is uit de onderzochte uitspraken op te maken welke straf de rechtbank heeft opgelegd. In 10 zaken bestaat verschil met de straf die het hof later heeft opgelegd: in 6 zaken heeft het hof een hogere straf opgelegd

134

dan de rechtbank. Het valt op dat in slechts 4 van de 10 zaken waarin een straftoemetingsverschil bestaat, zowel het hof als de rechtbank de opgelegde straffen baseren op de kwalificatie ‘roekeloosheid’ (zaak 3, 7, 8 en 14). In de overige 6 zaken verschillen telkens ook de onderliggende delicten (zaak 2, 4, 10, 12, 13 en 15).103 Sommige afwijkingen hebben betrekking op het bewijsoordeel over de vraag of de verdachte al dan niet onder invloed heeft verkeerd ten tijde van het verkeersongeval of de kwalificatie daarvan als strafverzwarende

omstandigheid in de zin van art. 175 lid 3 WVW (zaak 2 en 4). In zaak 12 en 13 bestaan de grootste verschillen in straftoemeting. In zaak 12 grondt de rechtbank haar strafoplegging op een bewezenverklaring van onder meer doodslag en de poging daartoe (5 jaren gevangenisstraf en een rijontzegging van 10 jaren). Het hof baseert zijn straf op onder meer de culpoze delictsvarianten dood door roekeloosheid en zwaar lichamelijk letsel door roekeloosheid (30 maanden gevangenisstraf waarvan 6 voorwaardelijk en 5 jaren rijontzegging). In zaak 13 legt het hof juist een aanmerkelijk zwaardere straf op dan de rechtbank. In die zaak spreekt de rechtbank vrij van de tenlastegelegde delicten die verband

houden met het dodelijke verkeersongeval dat had plaatsgevonden. Op basis van een bewezenverklaring van onverzekerd rijden legt zij een geldboete op van 300 euro. Het hof komt tot een ander bewijsoordeel. Het veroordeelt de verdachte onder meer voor de dood en letsel door roekeloosheidsvariant. Strafoplegging: 15 maanden gevangenisstraf waarvan 5 voorwaardelijk en een rijontzegging voor de duur van 3 jaren.

In 10 van de 12 zaken wijkt de door het hof opgelegde straf af van de strafeis van de advocaat-generaal. Ook een deel van deze afwijkingen wordt gekleurd door verschillen in bewijsoordelen. Zo baseert de advocaat-generaal in 3 zaken zijn strafeis op doodslag, waarna het hof telkens in plaats daarvan

veroordeelt voor roekeloosheid en vervolgens aanmerkelijk lichtere straffen oplegt (zaak 3, 8 en 10). In 3 zaken is onduidelijk of de advocaat-generaal is

uitgegaan van hetzelfde delict als het hof (zaak 2, 12-13). Daarmee blijven 4 zaken over waarin een straftoemetingsverschil bestaat, terwijl zowel de strafoplegging als de strafeis aanknoopt bij de roekeloosheidsvariant (zaak 4, 7, 11 en 14). Het grootste verschil komt naar voren in zaak 4: de advocaat-generaal eist 3 jaren gevangenisstraf en een rijontzegging van 3 jaren, het hof legt 24 maanden

gevangenisstraf op waarvan 12 voorwaardelijk en een rijontzegging van eveneens 3 jaren. Het hof woog in strafmatigend opzicht mee dat het om een jonge

verdachte ging, dat hij blijk had gegeven van inzicht en oprechte spijt, dat het

103

Bij zaak 15 moet een slag om de arm worden gehouden voor wat betreft de strafoplegging door de rechtbank; zij lijkt te hebben vrijgesproken van ‘roekeloosheid’, maar dat is niet met zekerheid op te maken uit de gepubliceerde uitspraak.

135

delict door zijn status als profvoetballer veelbesproken en bekritiseerd is in de media en dat veel tijd was verstreken sinds de pleegdatum van het feit.

In document Ernstige verkeersdelicten (pagina 144-147)