• No results found

Voor de toepassing van het tweede lid wordt een strafbeschikking met een veroordeling gelijkgesteld

In document Ernstige verkeersdelicten (pagina 96-99)

85

In deze beide artikelen zijn de meeste strafbaarstellingen vermeld die in de beide vorige paragrafen zijn besproken. Bij een veroordeling wegens doodslag (of moord) gepleegd met een motorrijtuig dat de schuldige ten tijde van het feit bestuurde of deed besturen, is een rijontzegging van tien jaar mogelijk (art. 179a lid 1 WVW 1994). Bij een gekwalificeerde vorm van mishandeling of bedreiging kan de schuldige die het feit heeft gepleegd met een motorrijtuig dat hij ten tijde van het feit bestuurde of deed besturen, een rijontzegging van vijf jaar krijgen. Bij eenvoudige mishandeling is een rijontzegging evenwel niet mogelijk.

Bij veroordeling van de bestuurder van een motorrijtuig wegens

overtreding van de artikelen 6, 7, eerste lid, 8, 9 of 163, tweede, zesde, achtste of negende lid, kan hem de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor ten hoogste vijf jaren worden ontzegd (art. 179 lid 1 WVW 1994). Dat geldt

volgens de letter van de wet ook voor de overtreding die in art. 9 lid 8 WVW 1994 is opgenomen. Bij toepasselijkheid van de recidivegrond van het vierde lid kan zelfs een rijontzegging voor de duur van tien jaren worden opgelegd. Bij

veroordeling van de bestuurder van een motorrijtuig wegens de overtreding van art. 5 WVW 1994 kan hem een rijontzegging voor ten hoogste twee jaar worden opgelegd (art. 179 lid 2 WVW 1994). Ook voor deze gevallen bevat de wet een recidivegrond die tot een verdubbeling van de maximale termijn van de

rijontzegging leidt (art. 179 lid 5 WVW 1994). Bij de overtreding van art. 107 WVW 1994 is een rijontzegging niet mogelijk. Dat heeft de Hoge Raad ook

vastgesteld in een aantal zaken waarin bij deze overtreding wel een rijontzegging was opgelegd (vgl. bijvoorbeeld HR 27 augustus 2013, ECLI:NL:HR:2013:497).

Wijzigingen van artikel 179 WVW 1994 en de invoering van artikel 179a WVW 1994

Art.179a WVW is ingevoerd in 1998. Het maakte onderdeel uit van de eerder besproken wet waarin ook de straffen op overtreding van de 'gedragsregel' van art. 6 WVW 1994 sterk werden verhoogd. 65 Bij die wet werd ook het zesde lid van art. 179 WVW 1994 ingevoerd. Nadien zijn slechts wijzigingen van betrekkelijk ondergeschikte aard in deze beide artikelen aangebracht.

65

Wet van 24 juni 1998 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 (verhoging van de maximumstraffen voor ernstige vormen van roekeloos rijgedrag en verbetering van de regelingen inzake de invordering en inhouding van rijbewijzen en inzake de bijkomende straf van ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen), Stb. 375. Deze wet trad in werking op 3 juli 1998 (besluit van 30 juni 1998, Stb. 376).

86

- In 2002 werden nog enkele wijzigingen aangebracht in het zevende en achtste lid.66

- In 2006 werd art. 285 Sr ingevoegd in de opsomming van art. 179a, tweede lid, Sr. 67

- In 2008 werd, bij gelegenheid van de invoering van de Wet OM-afdoening, het negende lid van art. 179 WVW 1994 ingevoerd en het derde lid van art. 179a WVW 1994.68

- In 2010 werd het tiende lid aan art. 179 WVW 1994 toegevoegd.69

4.4 Maatregelen

In het Wetboek van Strafrecht zijn, naast straffen, ook een groot aantal maatregelen geregeld. Een aantal van die maatregelen spelen bij ernstiger verkeersdelicten niet of nauwelijks een rol. Ontneming van wederrechtelijk voordeel is bij deze delicten niet aan de orde. Onttrekking aan het verkeer is in beginsel denkbaar, bijvoorbeeld bij motorrijtuigen die een gevaar op de weg vormen. Bij de ernstige verkeersdelicten die in dit onderzoek zijn betrokken, is deze maatregel evenwel slechts bij hoge uitzondering toegepast. Wel veelvuldig toegepast wordt de schadevergoedingsmaatregel (art. 36f Sr). Die toepassing is in het kader van dit onderzoek evenwel niet systematisch in kaart gebracht.70 De schadevergoedingsmaatregel vergeldt geen schuld; de hoogte is afhankelijk van maatstaven van burgerlijk recht. De toepassing van deze maatregel werpt tegen die achtergrond geen licht op de bestraffing van ernstige verkeersdelicten en

66

Wet van 18 april 2002 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 met betrekking tot de rijvaardigheid en rijbevoegdheid, Stb. 250. In werking getreden op 1 augustus 2002 (besluit van 5 juli 2002, Stb. 376).

67

Wet van 22 december 2005 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994, in verband met de herijking van een aantal wettelijke strafmaxima, Stb. 2006, 11. Deze wet trad in werking op 1 februari 2006 (besluit van 9 januari 2006, Stb. 23).

68

Wet van 7 juli 2006 (Wet OM-afdoening), Stb. 330. In werking getreden op 1 februari 2008 (Besluit van 21 december 2007, Stb. 2008, 4).

69

Wet van 20 mei 2010 tot implementatie van het kaderbesluit nr. 2008/675/JBZ van e Raad van 24 juli 2008 betreffende de wijze waarop bij en nieuwe strafrechtelijke procedure rekening wordt gehouden met veroordelingen in andere lidstaten van de Europese Unie (PbEU L 220), Stb. 200. In werking getreden op 1 juli 2010 (besluit van 1 juni 2010, Stb. 201).

70

Van een onderzoek naar de ervaringen van verkeersslachtoffers met schadeafwikkeling werd recentelijk verslag gedaan in S. van der Aa, M. Groenhuijsen, K. Lens en M. Lanslots,

Verkeersslachtoffers. Over de strafrechtelijke reactie op (ernstige) verkeersdelicten,

https://www.fondsslachtofferhulp.nl/wp-content/uploads/2017/01/170013_OS_verkeersslachtoffers_20170116a.pdf, in het bijzonder hoofdstuk 3.

87

eventuele lacunes in het materiële strafrecht die bij die bestraffing van belang zijn.

Ook de plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis en de

terbeschikkingstelling kunnen bij ernstige verkeersdelicten een rol spelen.

Langdurige terbeschikkingstelling met verpleging is zelfs mogelijk bij het culpoze misdrijf van art. 6 jo art. 175 Wegenverkeerswet 1994, zo heeft de Hoge Raad beslist. Uit art. 38elid 1 Sr volgt dat de totale duur van de maatregel van

terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege een periode van vier jaar niet te boven gaat, tenzij de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. In HR 21 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1240 heeft de Hoge Raad beslist dat deze strafbaarstelling daaronder ressorteert, omdat het een ernstig misdrijf is ‘met de dood of (zwaar) lichamelijk letsel als gevolg’. Oplegging van één van deze beide maatregelen ter zake van een ernstig verkeersdelict is evenwel een zeldzaamheid, in de onderzochte zaken komt het (verder) niet voor. Daarbij geldt ook voor deze maatregelen (zoals voor alle) dat zij geen schuld vergelden. Tegen die achtergrond is ook aan deze maatregelen in dit onderzoek verder geen aandacht besteed.

De beide andere maatregelen die in het Wetboek van Strafrecht geregeld zijn, de plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders en de oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel, worden bij ernstige verkeersdelicten niet of nauwelijks toegepast, en blijven (mede tegen de achtergrond van het

rechtskarakter van maatregelen) in dit onderzoek verder buiten beschouwing.

In document Ernstige verkeersdelicten (pagina 96-99)