• No results found

Indien de aanvrager als ingezetene is ingeschreven in de basisregistratie personen, wordt het in de basisregistratie opgenomen

In document Ernstige verkeersdelicten (pagina 89-92)

burgerservicenummer, bedoeld in artikel 1, onder b, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer, op de bij ministeriële

regeling vastgestelde wijze op het rijbewijs vermeld. Indien de aanvrager niet als ingezetene is ingeschreven in de basisregistratie personen, wordt op het rijbewijs een bij ministeriële regeling vastgestelde aanduiding vermeld.

Art. 176 WVW 1994 (..)

4. Overtreding van de artikelen (..) 9, eerste, tweede, vierde, vijfde,

zevende en negende lid (..) wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de derde categorie.

Art. 177 WVW 1994 1. Overtreding van:

a. de artikelen (..) 9, achtste lid, (..) 107, eerste en tweede lid (..) wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie.

(..)

3.7.2 Enkele opmerkingen over de artikelen 9 en 107 WVW 1994

Art. 9 WVW 1994 ziet op de situatie dat de bestuurder weliswaar een geldig rijbewijs heeft (gehad), maar niet langer bevoegd is om het voertuig te besturen.

78

Die bevoegdheid kan om verschillende redenen zijn komen te ontbreken. Het eerste lid heeft betrekking op het geval dat iemand een motorrijtuig bestuurt terwijl hem de rijbevoegdheid bij rechterlijke uitspraak of strafbeschikking is ontzegd. De bestuurder is dan dus eerder met justitie in aanraking geweest en hem is bij die gelegenheid als bijkomende straf de ontzegging van de

rijbevoegdheid ex art 179 WVW 1994 opgelegd (zie hierna in par. 4.3 meer over deze straf). Primaire doelstelling van het verbod is dan ook de bescherming van het gezag van gewijsde van een rechterlijk vonnis (dan wel een strafbeschikking). Daarmee wordt uiteindelijk ook de verkeersveiligheid beschermd.

Het tweede lid van art. 9 WVW 1994 voorziet in een verbod een motorrijtuig te besturen wanneer het rijbewijs ongeldig is verklaard. Het verbod beoogt het administratieve toezicht op rijbewijzen te ondersteunen en, in het verlangde daarvan, de verkeersveiligheid. De ongeldigverklaring – een administratieve maatregel, geen straf - is het gevolg van het feit dat de houder van het rijbewijs niet langer beschikt over de rijvaardigheid of over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid die is vereist voor het besturen van een of meer categorieën motorrijtuigen waarvoor hem een rijbewijs is afgegeven. Een en ander wordt vastgesteld na uitgebreid onderzoek door het CBR. Tegen een ongeldigverklaring staat administratief beroep open.

Overtreding van art. 9 WVW 1994 is een misdrijf en daarbij past een

schuldbestanddeel. Voor een veroordeling op grond van lid 1 moet vaststaan dat de verdachte ‘weet of redelijkerwijs moet weten’ dat hem de bevoegdheid tot besturen van motorrijtuigen is ontzegd. Ditzelfde schuldvereiste geldt bij het verbod ex lid 2: de verdachte moet weten of redelijkerwijs vermoeden dat zijn rijbewijs ongeldig is verklaard. Dit mag blijkens de rechtspraak niet te snel worden aangenomen. In HR 22 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2776 had het Hof de verdachte veroordeeld omdat de brief van het CBR, ook blijkens de ter zitting overgelegde ID-staat SKDB, aan het juiste adres van de verdachte was verzonden. De Hoge Raad oordeelde evenwel dat uit die enkele omstandigheid niet kan worden afgeleid dat de verdachte redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard.

Art. 107 WVW 1994 regelt de verplichting voor de bestuurder van een

motorrijtuig om over een rijbewijs te beschikken. Waar art. 9 WVW 1994 ziet op de situatie dat de bestuurder wel een geldig rijbewijs heeft (gehad), maar niet langer bevoegd is om het motorrijtuig te besturen, ziet art. 107 WVW 1994 dus op het in het geheel niet beschikken over een geldig Nederlands rijbewijs. Directe doelstelling van art. 107 WVW 1994 is de handhaving van de rijbewijsplicht. Indirect wordt daarmee beoogd het belang van de verkeersveiligheid te beschermen.

79

De rijbewijsverplichting geldt voor de ‘bestuurder van een motorrijtuig op de weg’. Dat begrip omvat meer dan het daadwerkelijk rijden met een

motorrijtuig. Ook het stilstaan in het verkeer en het aanstalten maken om te gaan rijden kan als besturen worden gezien. Een eis van opzet of culpa ten aanzien van het ontbreken van een rijbewijs wordt in art. 107 WVW 1994 niet gesteld,

hetgeen past bij het gegeven dat het een overtreding en geen misdrijf betreft.

Art. 108 WVW 1994 formuleert een aantal uitzonderingen op de plicht tot het beschikken over een Nederlands rijbewijs. Zo voorziet het eerste lid, onder h, WVW 1994 in de situatie waarin iemand zich met een nog geldig, in een andere EU-staat afgegeven rijbewijs in Nederland vestigt. Voor dat geval bepaalt dit artikel dat dat rijbewijs geldig is in Nederland tot vijftien jaar na de datum van afgifte van dat rijbewijs in die EU-staat.55

3.7.3 Wijzigingen van de artikelen 9 en 107 WVW 1994

Art. 9 WVW 1994 is sinds de inwerkingtreding van de Wegenverkeerswet 1994 regelmatig gewijzigd. Die wijzigingen betreffen echter niet de kern van de

strafbaarstellingen die in dit artikel vervat zijn, zo kan een korte weergave van de wetswijzigingen duidelijk maken:

- In 2002 werd onder vernummering van het zesde tot en met achtste lid tot het zevende tot en met negende lid een nieuw zevende lid ingevoegd.56

- In 2008 werd in het eerste lid na ‘rechterlijke uitspraak’ ingevoegd: of strafbeschikking.57

- In 2011 werd in het tweede lid na ‘ongeldig is verklaard’ ingevoegd: of zijn geldigheid overeenkomstig artikel 123b, eerste lid, heeft verloren.58

- In 2011 werd het zesde lid aangepast en een nieuw negende lid ingevoegd, in verband met de regeling van het alcoholslot.59

- In 2012 verviel de in 2008 in het tweede lid ingevoegde zinsnede en werd een tweede volzin aan het tweede lid toegevoegd.60

55

Zie bijvoorbeeld HR 7 juli 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI4060.

56

Wet van 18 april 2002 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 met betrekking tot de rijvaardigheid en rijbevoegdheid, Stb. 250. In werking getreden op 1 augustus 2002 (besluit van 5 juli 2002, Stb. 376).

57

Wet van 7 juli 2006 (Wet OM-afdoening), Stb. 330. In werking getreden op 1 februari 2008 (Besluit van 21 december 2007, Stb. 2008, 4).

58

Wet van 24 oktober 2008 (puntenstelsel), Stb. 433. In werking getreden op 1 juni 2011 (besluit van 13 mei 2011, Stb. 239.

59

Wet van 4 juni 2010 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de aanpassing van de Vorderingsprocedure en de invoering van het alcoholslotprogramma, Stb. 259. In werking getreden op 1 december 2011 (besluit van 7 november 2011, Stb. 527).

80

- In 2014 werd een vernummering van artikelleden elders in de wet in het vijfde en zesde lid verwerkt.61

- In 2014 ten slotte werd in het negende lid, aanhef, de zinsnede ‘een

motorrijtuig, niet zijnde een bromfiets,’ vervangen door: een motorrijtuig voor het besturen waarvan een rijbewijs is vereist, niet zijnde een bromfiets,.62

Deze wijzigingen hebben geen verstrekkend karakter gerelateerd aan het doel van dit onderzoek; tegen die achtergrond wordt met deze beperkte weergave

volstaan.

In art. 107 WVW 1994 is vooral het derde lid een aantal keren gewijzigd.63 Die wijzigingen zijn voor de strafbaarstellingen van het eerste en tweede lid minder van belang. Het tweede lid is op een betrekkelijk ondergeschikt punt gewijzigd in 2002; in onderdeel a werd ‘inrichting en uitvoering’ vervangen door: inrichting, uitvoering en invulling.64

4. Sancties

In document Ernstige verkeersdelicten (pagina 89-92)