• No results found

Overtreding van de artikelen (..) 8 (...) wordt gestraft met

In document Ernstige verkeersdelicten (pagina 76-80)

gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de derde categorie.

3.5.2 Enkele opmerkingen over artikel 8 WVW 1994

Art. 8 WVW 1994 verbiedt rijden onder invloed van alcohol, drugs en andere stoffen die de rijvaardigheid kunnen beïnvloeden.40 Voor de strafbaarheid op grond van het eerste lid is beslissend of de verdachte onder zodanige invloed van een in die bepaling bedoelde stof verkeerde dat hij niet tot behoorlijk besturen in

40

Vergelijkbare bepalingen bestaan op het terrein van de luchtvaart (art. 2.12 Wet luchtvaart) en de scheepvaart (art. 27 Scheepvaartverkeerswet).

65

staat moet worden geacht.41 Niet noodzakelijk is dat de bestuurder heeft laten zien dat dat hij onbekwaam was tot behoorlijk besturen (bijvoorbeeld door gevaarlijk rijgedrag) en zelfs hoeft geen sprake te zijn van een zodanige invloed van de stof dat het risico op het maken van ongelukken significant is

toegenomen.42 De onbekwaamheid tot besturen wordt aldus vergaand geobjectiveerd. Het gaat, in de woorden van de Hoge Raad, ‘om de vraag of aangenomen mag worden dat de gemiddelde bestuurder in de vastgestelde omstandigheden van het geval niet meer tot behoorlijk besturen in staat moet worden geacht en een daarop gegrond ernstig vermoeden dat ook de verdachte niet meer tot behoorlijk besturen in staat moet worden geacht.’43

Aansluitend bij het misdrijfkarakter, wordt een zekere schuld geëist. De bestuurder moet verkeren onder invloed van een stof waarvan hij weet (opzet) of redelijkerwijs moet vermoeden (culpa) dat het gebruik daarvan de rijvaardigheid kan verminderen. Van nogal wat stoffen, zoals valium, morfine, cocaïne en natuurlijk alcohol, geldt dat het van algemene bekendheid is dat deze de rijvaardigheid kunnen verminderen.44

Het tweede lid verbiedt het besturen van een voertuig met een te hoog

ademalcoholgehalte (AAG) of een te hoog bloedalcoholgehalte (BAG). Het AAG is gesteld op 220 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht, het BAG op 0,5 milligram alcohol per milliliter bloed. Sinds 1 januari 2006 geldt voor de

beginnende bestuurder – degene die nog geen vijf jaar in het bezit is van een rijbewijs – een apart, strenger regime. Het is de beginnende bestuurder verboden een motorrijtuig te besturen terwijl hij na gebruik van alcohol een AAG heeft van meer dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht dan wel een BAG van meer dan 0,2 milligram alcohol per milliliter bloed (art. 8 lid 3 WVW 1994). Dit strengere regime geldt ook voor de bestuurder die in het geheel geen rijbewijs heeft (art. 8 lid 4 WVW 1994).

Anders dan in het eerste lid, is voor strafbaarheid op grond van het tweede (of derde) lid geen bewijs van opzet of schuld vereist. Waar de Hoge Raad ook geen schuldbestanddeel inlas in de voorganger van deze strafbaarstellingen in art. 8 WVW 1994 (art. 26 WVW 1935), is het niet waarschijnlijk dat hij zulks nu wel zal doen. Aan strafbaarheid ontkomt de overtreder van het verbod dus alleen bij een geslaagd beroep op afwezigheid van alle schuld (of een andere

schulduitsluitingsgrond).

41

HR 1 juni 2004, NJ 2004/438; HR 21 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BO1637, VR 2012/12.

42 HR 21 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BO1637, VR 2012/12. 43 HR 27 maart 2012, NJ 2012/475. 44 HR 2 november 2010, NJ 2010/601.

66

Bij een strafvervolging ter zake van het tweede of derde lid van art. 8 WVW 1994 dient te worden bewezen dat het AAG of het BAG van de verdachte ‘bij een

onderzoek’ hoger blijkt te zijn dan het in de wet aangegeven percentage. De wijze waarop het onderzoek moet plaatsvinden is neergelegd in het Besluit

alcoholonderzoeken45 en de daarop gebaseerde Regeling bloed- en

urineonderzoek en de Regeling ademanalyse46. Een aantal hierin neergelegde eisen moeten strikt zijn nageleefd wil bewezen kunnen worden dat het AAG dan wel het BAG ‘bij een onderzoek’ te hoog was.47 Soms staat ter discussie of een voorschrift is nageleefd, zoals in HR 24 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:2504. Het Hof was van oordeel dat ook een ademonderzoek dat pas bij de zesde poging van de verdachte als voltooid kon worden beschouwd, een onderzoek in de zin van de wet opleverde. Dat oordeel gaf volgens de Hoge Raad geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting. De veroordeling tot een geldboete van 550 euro die onder meer wegens dit misdrijf was opgelegd, bleef in stand.

Art. 8 WVW 1994 kan niet alleen afzonderlijk ten laste worden gelegd, het verkeren in de toestand, bedoeld in art. 8, eerste, tweede, derde of vierde lid WVW 1994 is (zo bleek eerder) ook een strafverzwaringsgrond bij het misdrijf van art. 6 WVW 1994. Ook in dat geval is voor toepasselijkheid van het tweede, derde of vierde lid vereist dat van een ‘onderzoek’ in de zin van deze bepaling sprake is. illustratief is HR 22 mei 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW6206. Het oordeel van het Hof dat voldaan was aan de waarborg dat het afgenomen bloedmonster zonder uitstel wordt toegezonden aan het laboratorium dat met het onderzoek daarvan is belast, was volgens de Hoge Raad niet begrijpelijk. Het bloedmonster was pas na 11 dagen verzonden.

De strafbaarstelling van rijden onder invloed heeft pendanten in

strafbaarstellingen van varen onder invloed en vliegen onder invloed. Daar wordt evenwel niet zeer dikwijls voor vervolgd (zie voor voorbeelden Gerechtshof

Leeuwarden 14 december 2010, ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7237; Rechtbank Haarlem 23 juni 2004, ECLI:NL:RBHAA:2004:AP3612).

45 Stb. 1997, 293. 46 Stcrt. 1997, 129. 47

67 3.5.3 Wijzigingen van artikel 8 WVW 1994

Ook art. 8 WVW 1994 is sinds de inwerkingtreding van de Wegenverkeerswet 1994 geen rustig bezit gebleken. Ten tijde van de inwerkingtreding van de Wegenverkeerswet 1994 luidde het artikel als volgt:

Art. 8 WVW 1994 (oorspronkelijk)

1. Het is een ieder verboden een voertuig te besturen of als bestuurder te doen besturen, terwijl hij verkeert onder zodanige invloed van een stof, waarvan hij weet of redelijkerwijs moet weten, dat het gebruik daarvan – al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof – de rijvaardigheid kan verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moet worden geacht.

2. Het is een ieder verboden een voertuig te besturen of als bestuurder te doen besturen na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat: a. het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek hoger blijkt te

zijn dan tweehonderdtwintig microgram alcohol per liter uitgeademde lucht, dan wel

b. het alcoholgehalte van zijn bloed bij een onderzoek hoger blijkt te zijn dan een halve milligram alcohol per milliliter bloed.

3. Het is verboden een motorrijtuig als bestuurder te doen besturen door een persoon waarvan men weet of redelijkerwijs moet weten dat deze verkeert in een toestand als in het eerste of het tweede lid is

omschreven.

Het eerste lid is sindsdien ongewijzigd gebleven. Het tweede is inhoudelijk

ongewijzigd gebleven. Het derde lid is thans (enigszins uitgebreid) terug te vinden in het huidige vijfde lid.

Een belangrijke wijziging resulteerde, als gezegd, uit de introductie van een strengere norm voor de beginnende bestuurder in 2006.48

Art. 8, derde en vierde lid, WVW 1994 (2006-I)

3. In afwijking van het tweede lid is het de bestuurder van een motorrijtuig voor het besturen waarvan een rijbewijs is vereist, indien sedert de

48

Wet van 12 mei 2005 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met verlaging van de wettelijke alcohollimiet voor beginnende bestuurders, Stb. 283; in werking getreden op 1 januari 2006 (besluit van 18 november 2005, Stb. 602).

68

datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven nog geen vijf jaren zijn verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden, verboden dat motorrijtuig te besturen of als bestuurder te doen besturen na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat:

a. het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek hoger blijkt te zijn dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht, dan wel

b. het alcoholgehalte van zijn bloed bij een onderzoek hoger blijkt te zijn dan 0,2 milligram per milliliter bloed.

4. In afwijking van het tweede lid is het de bestuurder van een bromfiets

In document Ernstige verkeersdelicten (pagina 76-80)