• No results found

Richtlijnen voor strafvordering ter zake poging doodslag, zware

In document Ernstige verkeersdelicten (pagina 99-103)

5. Richtlijnen van het Openbaar Ministerie

5.1 Richtlijnen voor strafvordering ter zake poging doodslag, zware

mishandeling, poging zware mishandeling en bedreiging (de artikelen 285, 287 en 302 Sr)

Het strafvorderingsbeleid ter zake van een aantal van de commune misdrijven die bij een vervolging wegens ernstige verkeersdelicten een rol kunnen spelen, is in een aantal richtlijnen genormeerd. Daartoe behoort de richtlijn voor

strafvordering poging doodslag.71 In deze richtlijn worden een aantal vormen van poging tot doodslag wat betreft de te eisen vrijheidsstraf op één lijn gesteld: het schoppen tegen het hoofd, het verdrinken of verwurgen, het ergens in of voor

71

Richtlijn voor strafvordering poging doodslag (2015R058), in werking getreden op 1 december 2015,

88

duwen van het slachtoffer en het met een auto opzettelijk inrijden op een

persoon. De richtlijn formuleert een eis bij first offenders, en gaat daarbij uit van de situatie waarin het delict alleen is gepleegd. Die eis is afhankelijk van de aard van het letsel: bij geen, licht of zwaarder letsel is de eis gevangenisstraf van 12 tot 28 maanden; bij zwaar lichamelijk letsel een gevangenisstraf van 40 tot 52

maanden en bij blijvende ernstige lichamelijke gevolgen, invaliditeit of

hulpbehoevendheid een gevangenisstraf van 5 tot 7 jaren. Specifiek bij het met een auto opzettelijk inrijden op een persoon komt daar een eis inzake een

rijontzegging bij, die de richtlijn bij de drie categorieën letsel op respectievelijk 18 maanden, 3 jaar en 5 jaar stelt. Een aantal factoren werken daarbij

strafverzwarend, onder andere: meerdere slachtoffers, geweld jegens ambtenaren of andere gezagsfunctionarissen, alcohol/drugs, agressie in het verkeer (niet zijnde inrijden met auto op persoon), confrontatie opgezocht door verdachte, medeplegen en (ernstige) recidive.

De richtlijn onderscheidt naast deze vormen van poging doodslag ook andere vormen. Bij het steken met een mes of een vergelijkbaar voorwerp of het gebruik van een slagwapen of zwaar voorwerp wordt, afhankelijk van het letsel, een zwaardere straf geëist; bij het schieten met een vuurwapen in de richting van een persoon is de strafeis nog hoger. De richtlijn poging doodslag kent geen voorgangers.

De richtlijn voor strafvordering zware mishandeling stelt, op vergelijkbare wijze als de richtlijn voor strafvordering poging doodslag, telkens een aantal vormen van zware mishandeling op één lijn.72 Het gooien of slaan met een voorwerp (niet zijnde een wapen in de WWM) of met vuurwerk wordt voor wat de te eisen vrijheidsstraf betreft op één lijn gesteld met het met een auto

opzettelijk inrijden op een persoon. Bij zwaar lichamelijk letsel is de eis een gevangenisstraf van 12 tot 24 maanden, bij blijvende ernstige lichamelijke

gevolgen, invaliditeit of hulpbehoevendheid is de eis een gevangenisstraf van 30 tot 42 maanden. Daarnaast wordt bij het met een auto opzettelijk inrijden op een persoon een rijontzegging van 30 maanden respectievelijk 5 jaar geëist. Andere vormen van zware mishandeling (het slaan tegen het hoofd/kopstoot, het

schoppen tegen het lichaam, het ergens in of af duwen van het slachtoffer) leiden tot een lichtere strafeis, weer andere (spuiten met een bijtende stof,

brandmerken, steken met een mes etc.) leiden tot een zwaardere strafeis. Als de agressie terug te voeren is op een verkeerssituatie dient dat volgens de richtlijn voorts strafverzwarend te worden beoordeeld.

72

Richtlijn voor strafvordering zware mishandeling (2016R012), in werking getreden op 1 december 2016, Stcrt. 30 november 2016, nr. 62586.

89

De richtlijn voor strafvordering poging zware mishandeling kent een wat andere opzet dan de richtlijn inzake poging doodslag en de richtlijn inzake zware mishandeling.73 Onderscheid wordt gemaakt tussen de situatie waarin geen

wapen is gebruikt, de situatie waarin een slag-/stootwapen is gebruikt, de situatie waarin een steekwapen of een als zodanig aan te merken voorwerp is gebruikt en ten slotte het inrijden op een persoon. In de situatie van inrijden op een persoon zijn de uitgangspunten inzake de strafeis het hoogst, en variëren zij van een

gevangenisstraf van 3 maanden en een rijontzegging van 12 maanden bij een first offender en geen letsel tot maatwerk bij meermalen recidive en zwaarder letsel; bij dat maatwerk wordt gedacht aan een gevangenisstraf vanaf 8 maanden en 24 maanden rijontzegging. Als strafverzwarende omstandigheden noemt de richtlijn onder andere de situatie waarin het delict is gepleegd jegens ambtenaren en andere gezagsfunctionarissen, alcohol/drugs en agressie in het verkeer. Ook in deze richtlijn wordt opgemerkt dat als de agressie terug te voeren is op een verkeerssituatie dat als strafverzwarend dient te worden beoordeeld.

Aan deze richtlijn ging een richtlijn vooraf die op 1 maart 2015 in werking trad.74 Daarin werden dezelfde situaties onderscheiden. De uitgangspunten voor de strafeis bij het inrijden op een persoon waren voor wat de gevangenisstraf betreft hetzelfde. Wat in de thans geldende versie van de richtlijn is toegevoegd, zijn de uitgangspunten inzake een te eisen rijontzegging. Voorafgaand aan deze richtlijn gold een Richtlijn mishandeling en poging zware mishandeling uit 2011.75 Daarin werd gewerkt met een puntenstelsel. Bij het basisdelict poging zware mishandeling hoorden 40 basispunten, de aard van het letsel leverde extra punten op, evenals het gebruik van een voorwerp of wapen. Inrijden op een persoon met een voertuig stond voor 50 punten. Verder werkte het

strafverhogend als het slachtoffer een bepaalde kwaliteit had. Als het slachtoffer een ambtenaar of een andere beroepsbeoefenaar was en het misdrijf ter zake of gedurende de rechtmatige uitoefening van de bediening of dat beroep gepleegd werd, ging de eis bijvoorbeeld met 200 % omhoog. Bij agressie in het verkeer ging de eis (nog eens) met 25% omhoog. En ook recidive werkte strafverzwarend. De

73

Richtlijn voor strafvordering poging zware mishandeling (2015R060), in werking getreden op 1 december 2015, Stcrt. 18 november 2015, nr.40615.

74

Richtlijn voor strafvordering poging zware mishandeling (2015R010), in werking getreden op 1 maart 2015, Stcrt. 9 maart 2015, nr.4233. De Richtlijn voor strafvordering poging zware mishandeling die op 18 februari 2015 in de Staatscourant onder hetzelfde nummer gepubliceerd werd had op dit punt dezelfde inhoud.

75

Richtlijn mishandeling en poging zware mishandeling (polarisnummer 5.14), Stctrt. 16 december 2011, nr.22540.

90

eis kon vervolgens op basis van het totaal aantal strafpunten bepaald worden met behulp van de geldende Aanwijzing kader voor strafvordering.76

Er bestaat ook een richtlijn voor strafvordering mishandeling.77 Daarin worden de uitgangspunten voor de strafeis in eerste instantie gekoppeld aan de gevolgen (geen letsel, licht letsel, zwaarder letsel) en vervolgens aan

verschijningsvormen (droge klap; meerdere klappen/schoppen; slag-/stootwapen, kopstoot, gegooid voorwerp; bij zwaarder letsel ook steekwapen of een als

zodanig aan te merken voorwerp). Het inrijden op een persoon komt hier als categorie niet in voor. De uitgangspunten ter zake van strafeisen bij slag- stootwapen variëren tussen een taakstraf van 60 uur (geen letsel) en een gevangenisstraf van 5 maanden onvoorwaardelijk (zwaarder letsel, meermalen recidive). De strafverzwarende omstandigheden zijn in belangrijke mate dezelfde als in de richtlijn voor strafvordering poging zware mishandeling.

De richtlijn voor strafvordering bedreiging kent een vergelijkbare opzet als de richtlijn voor strafvordering poging mishandeling.78 De richtlijn onderscheidt een aantal vormen van bedreiging: mondeling, geen wapen; schriftelijk (per sms, twitter, internet e.d.); slag- of stootwapen (tonen); steekwapen, of een als zodanig aan te merken voorwerp tonen; (nep)vuurwapen tonen en ten slotte inrijden op een persoon (niet zijnde 287/45 of 302/45 Sr). Voor bedreiging in de vorm van inrijden op een persoon gelden daarbij de zwaarste strafeisen: voor een first offender een taakstraf van 150 uur en een rijontzegging van 6 maanden, bij eenmalige recidive een taakstraf van 220 uur of een gevangenisstraf van zestien weken alsmede een langere rijontzegging, bij meermalen recidive een

gevangenisstraf van 5 maanden en een langere rijontzegging.

Aan deze richtlijn ging een richtlijn vooraf die bij bedreiging in de vorm van inrijden op een persoon dezelfde uitgangspunten bevatte voor de strafeis inzake taakstraf en gevangenisstraf.79 De (uitgangspunten inzake de) strafeisen

betreffende de rijontzegging zijn daar in de huidige versie bijgekomen. Aan die richtlijn ging een richtlijn uit 2011 vooraf.80 Daarin waren aan het basisdelict

76

Daarvan zijn er verschillende versie geweest. Vgl. bijvoorbeeld de Aanwijzing Kader voor

Strafvordering die op 29 november 2011 werd vastgesteld, Stctrt. 23 december 2011, nr. 22989. Een totaal van 90 strafpunten vormde daarbij de grens van de feiten die nog met een strafbeschikking konden worden afgedaan.

77

Richtlijn voor strafvordering mishandeling (2015R009), in werking getreden op 1 maart 2015, Stcrt. 18 februari 2015, nr. 4232.

78

Richtlijn voor strafvordering bedreiging (2015R059), in werking getreden op 1 december 2015, Stcrt. 18 november 2015, nr. 40616.

79

Richtlijn voor strafvordering bedreiging (2015R008), in werking getreden op 1 maart 2015, Stcrt. 18 februari 2015, nr. 4231.

80

91

bedreiging door middel van inrijden met een motorvoertuig op een persoon (5.02.02) 60 basispunten toegekend. Ter vergelijking: de basisvorm van bedreiging kende 10 basispunten. Als het slachtoffer een ambtenaar of een andere beroepsbeoefenaar was en het misdrijf ter zake of gedurende de

rechtmatige uitoefening van de bediening of dat beroep gepleegd werd, ging de eis ook hier met 200 % omhoog. Bij agressie in het verkeer ging de eis eveneens (nog eens) met 25% omhoog en recidive werkte ook hier strafverzwarend.

5.2 Richtlijnen voor strafvordering ter zake van verkeersongevallen en

In document Ernstige verkeersdelicten (pagina 99-103)