• No results found

Uitgangssituatie Nederland

In document Monitor Duurzaam Nederland 2011 (pagina 178-181)

De koolstofarme samenleving 5.1 Inleiding

5.2 Uitgangssituatie Nederland

Energie

Nederland is anno 2010 voor haar energievoorziening vrijwel geheel afhankelijk van fos- siele brandstoffen. Olie, kolen en gas zijn met een bijdrage van ongeveer 95% dominant in de nationale energievoorziening (CBS, 2010f). Nederland beschikt zelf over aardgas; voor steenkool en olie is Nederland vrijwel geheel aangewezen op import vanuit het buiten- land. De nog beschikbare hoeveelheid Nederlands aardgas zal bij het huidige verbruiks- tempo volstaan voor ongeveer 20 jaar (zie hoofdstuk 2), maar de Nederlandse overheid heeft de ambitie om dat te verlengen. Op mondiaal niveau zijn de energievoorraden nog groot genoeg voor een lange periode van energiegebruik. Wel nemen de zorgen over de beschikbaarheid vooral voor olie toe, omdat grote voorraden olie zich concentreren in een beperkt aantal landen. Hierdoor worden geopolitieke aspecten steeds belangrijker (zie ook hoofdstuk 4 en 6). Bij conventioneel gas is dat ook het geval, maar onconventioneel gas nog niet. Onconventioneel gas is in de VS competitief geworden, waardoor de vraag- en aanbodsituatie van gas sterk is veranderd. Voor Nederland is vergroening van gas een interessante optie, omdat het een goed ontwikkeld gasnet heeft en vergisting van bio- massa relatief kostenefficiënt is. Niet-fossiele energiebronnen leveren tot op heden maar

een beperkte bijdrage aan de Nederlandse energievoorziening. Zo bedraagt het aandeel kernenergie in 2009 ruim 1% en het aandeel hernieuwbare energie bijna 4% (CBS, 2010g). Zowel de overschakeling op hernieuwbare energie, als kernenergie als energiebesparing zijn effectieve manieren om de emissies te reduceren en minder afhankelijk te worden van fossiele brandstoffen.

Hernieuwbare energie

Wind, waterkracht, zon, biomassa, de bodem en warmte uit de buitenlucht vormen moge- lijke bronnen van hernieuwbare energie (CBS, 2010i). Van de bijna 4% hernieuwbare ener- gie in Nederland in 2009 is het grootste deel afkomstig van biomassa. Ruim een kwart van de hernieuwbare energie komt van windenergie en de rest is afkomstig van overige bron- nen. De bijdrage van biomassa aan het totale energieverbruik betreft twee manieren: het bijstoken van biomassa in elektriciteitscentrales, en het bijmengen van biobrandstoffen in benzine en diesel voor het wegverkeer. Ongeveer 4% van de biobrandstoffen worden bij- gemengd in de verkeersbrandstoffen. Om aan de Europese doelstelling voor hernieuw- bare energie te voldoen in 2020, is de verwachting dat zowel het opgestelde vermogen voor wind op zee als op land aanzienlijk zullen moeten toenemen. Daarnaast is het ver- plicht om in 2020 in het transport voor 10% gebruik te maken van hernieuwbare bronnen. In de praktijk betekent dit een flinke toename van biobrandstoffen.

Hernieuwbare elektriciteit

Het meestoken van biomassa in elektriciteitscentrales en afvalverbrandingsinstallaties levert een aanzienlijke bijdrage aan het aandeel hernieuwbare elektriciteit in Nederland. In 2009 bedroeg het aandeel hernieuwbare elektriciteit circa 9%. Hernieuwbare elektrici- teit vormt vooral een alternatief voor bronnen die nu op grote schaal worden ingezet voor de productie van elektriciteit en warmte zoals aardgas en steenkool. De bijdrage van zon- ne-energie aan hernieuwbare elektriciteit blijft vooralsnog beperkt tot nog geen half pro- cent. Windenergie zorgt voor bijna de helft van de hernieuwbare elektriciteit in Nederland (zie 5.2.1). Dit betreft vooral wind op land. De bijdrage van wind op zee aan het totale wind- vermogen ligt om en nabij de 10% (CBS, 2009b).

Energiebesparing

De afgelopen jaren ligt het gemiddelde energiebesparingstempo in Nederland op bijna 1%. Dit tempo loopt sinds 2000 geleidelijk af bij zowel huishoudens als bij de industrie- en de transportsector. Alleen voor de landbouwsector is vanaf 2000 sprake van een opgaan-

de besparingstrend (Boonekamp en Gerdes, 2009). Om het tempo van energiebesparing omhoog te krijgen is het onder andere nodig dat er in de gebouwde omgeving meer ener- gie wordt bespaard. Hiervoor heeft de overheid energieprestatienormen opgesteld voor nieuwe woningen, waardoor het aantal woningen met isolatie nu al jaren gestaag stijgt. Het blijkt echter moeilijk om de energiebesparing te realiseren in de al bestaande bouw.

Gevolgen economische recessie

De economische recessie leidde zowel in Nederland als in andere EU-landen tot een af- name van de economische productie en daardoor ook tot een afname in emissies. In 2009 nam de Europese uitstoot van broeikasgassen af met maar liefst 7% door de economische crisis (EEA, 2010). Hierdoor wordt het plafond van het Europese Emissiehandel Systeem (ETS) voor de grote bedrijven die onder dit systeem vallen minder knellend. Dit betekent dat de impuls vanuit de ETS om te investeren in energiebesparing en hernieuwbare ener- gie is afgenomen. Een ander gevolg van de recessie is dat zowel banken als overheden door de recessie minder middelen beschikbaar hebben. Hierdoor is de kredietverstrekking voor alle investeringen beperkt, dus ook voor milieu-investeringen. Voor de overheid is dit de aanleiding om de komende jaren flink te bezuinigen, waarbij de overheidsuitgaven 0 2 4 6 8 10

5.2.1 Produktie hernieuwbare elektriciteit in Nederland

% totale elektriciteitsverbruik

Bron: CBS.

Overige Windenergie Afvalverbrandingsinstallaties

Meestoken biomassa elektriciteitscentrales

2005 2000

1995 1990

voor energie en klimaat mogelijk ook onder druk komen te staan. Dit hoeft overigens niet direct nadelig te zijn voor de beoogde emissiereducties, maar dan zullen burgers en bedrij- ven wel naar rato van hun energiegebruik moeten gaan meebetalen, in plaats van subsi- diëring uit de algemene middelen (PBL, 2010b). De krapte bij de financiers lijkt knellender, omdat investeringen in nieuwe technieken zoals hernieuwbare energie een relatief hoog risicoprofiel hebben. Daarnaast is het rendementsprofiel van hernieuwbare energie vaak laag. Deze combinatie van een hoog risico en laag rendementsprofiel maken investe- ringen in hernieuwbare energie relatief onaantrekkelijk (Biermans et al., 2009). Dit wordt versterkt door een lage CO2-prijs. Waarschijnlijk is een gevolg van de recessie dat de

kredietverstrekking voor risicovolle investeringen zoals CCS en hernieuwbare energie langer onder druk blijven staan.

5.3 Een koolstofarm Nederland

In document Monitor Duurzaam Nederland 2011 (pagina 178-181)