• No results found

Indicatoren Veiligheid

In document Monitor Duurzaam Nederland 2011 (pagina 103-106)

maatschappelijk domein

3.7 Wonen en woonomgeving

3.9.1 Indicatoren Veiligheid

Thema/Indicator Eenheid Waarde in

het meest recente jaar Jaarlijkse verande- ring sinds 2000 Positie van NL in de EU Veiligheid

onveiligheidsgevoelens % onveilig gevoel 26,3% n.s. 5 (21)

slachtofferschap van misdaad % slachtoffer geweest 25,4% n.s. 13 (21)

geregistreerde misdrijven aantal per 1000 inwoners 74,6 –1,9% .

aantal geregistreerde moorden aantal per 100 000 inwoners 1,1 –4,6% 7 (27)

minderjarige verdachten % van alle verdachten 14,9% 0,3% 16 (17)

aantal gedetineerden aantal per 100 000 inwoners 89,6 n.s. 8 (26)

overheidsuitgaven aan veiligheidszorg* % van het bbp 1,7% 0,03% 11 (27)

aantal politiebeambten** aantal per 100 000 inwoners 215,7 n.s. 23 (26)

vertrouwen in de politie % v.d. bevolking dat voldoende vertrouwen heeft 73,3% 2,0% 4 (21) vertrouwen in het juridische systeem % v.d. bevolking dat voldoende vertrouwen heeft 63,7% 2,0% 4 (21) kans op een terroristische aanslag in eigen land % v.d. bevolking dat de kans op een terroristische

aanslag in Nederland (erg) aannemelijk acht. 32,6% È 14 (22)

* Voor de EU-vergelijking is gebruik gemaakt van Eurostat cijfers over overheidsuitgaven naar doel (COFOG) “Public order and Safety”; Deze bedragen zijn inclusief uitgaven aan brandveiligheid.

** Volgens EU-definitie, dat omvat meer dan alleen het aantal agenten. n.s.: niet significant

laatste jaren vrij stabiel gebleven (de Heer-de Lange en Kalidien, 2010). Een misdrijf wordt vervolgens pas als opgehelderd beschouwd als er tenminste één verdachte bij de politie bekend is. In 2007 was het ophelderingspercentage 23 procent; een lichte stijging ten op- zichte van eerdere jaren (SCP, 2009).

Groot aantal minderjarige verdachten

Het aandeel minderjarige verdachten van misdrijven ligt relatief hoog ten opzichte van de rest van de EU. Dit kan zeer nadelige gevolgen hebben voor de toekomst van die jongeren aangezien de recidive onder jongeren hoog ligt (de Heer-de Lange en Kalidien, 2010). Daar- naast kan een veroordeling voor een groot aantal misdrijven leiden tot (gedeeltelijke) uitslui- ting van de arbeidsmarkt op latere leeftijd. Het merendeel van de verdachten is autochtoon, maar er is sprake van een oververtegenwoordiging van niet-westerse migranten (van de niet- westerse migranten wordt een groter aandeel verdacht dan van de autochtonen). Onder de verdachten bevinden zich weinig vrouwen, maar hun aandeel is aan het stijgen (SCP, 2009). Slachtoffer van een misdrijf worden vooral mensen die vaker van huis zijn en in grote ste- den wonen. Daarbij spelen leeftijd en opleiding ook een rol. Verder blijkt dat er een vrij grote overlap is tussen de dader- en slachtofferpopulaties.

Gevoel van onveiligheid is licht verminderd

Het gevoel van onveiligheid in Nederland is de laatste jaren gedaald, maar nam in 2009 weer toe. In 2010 voelde 26 procent van de bevolking van 15 jaar of ouder zich onveilig. Van invloed op het gevoel van veiligheid zijn niet alleen iemands fysieke en mentale kwets- baarheid, maar ook leefstijl en gedrag. Daarnaast spelen leeftijd, geslacht en woonplaats een belangrijke rol. Jonge vrouwen voelen zich over het algemeen vaker onveilig dan an- dere bevolkingsgroepen en de onveiligheidsgevoelens in de eigen buurt zijn sterker in de grote steden dan in de rest van Nederland (CBS, 2010d; SCP, 2009).

Nederland in de middenmoot qua fysieke veiligheid

Niet alle aspecten van fysieke veiligheid kunnen op een objectieve manier berekend worden. De kans op een dijkdoorbraak of overstroming kan mathematisch worden afgeleid. Zo is het individuele slachtofferrisico bij overstromingen sinds 1950 afgenomen door verbetering en versterking van de primaire waterkeringen. Het groepsrisico bij overstromingen (de kans dat in een keer veel mensen komen te overlijden) is echter relatief groot. Voor overstromingen ligt dit boven het gezamenlijke niveau van alle bekende groepsrisico’s voor externe veilig- heid, zoals de risico’s van gevaarlijke stoffen. Naast het risico op slachtoffers is de economi-

sche schade een relevante maat bij overstromingen. In tegenstelling tot het slachtofferrisico dat is afgenomen, is het schadepotentieel in overstromingsgevoelige gebieden sinds 1960 sterk toegenomen door economische groei en nieuwe bebouwing.

De kans op een cyber-aanval of een terroristische aanslag is moeilijk vast te stellen. Boven- dien zit er vaak een discrepantie tussen de berekende kans en de maatschappelijke per- ceptie van de risico’s, bijvoorbeeld doordat de burger weet dat een berekening altijd een schatting is of doordat een gebeurtenis recent heeft plaatsgevonden (Huysmans en Steenbekkers, 2002). Sinds de aanslagen op het World Trade Centre in New York op 11 sep- tember 2001 is de angst voor terroristische aanslagen in de (westerse) wereld toegeno- men. Een op de drie Nederlanders dacht in 2008 dat er in de volgende 12 maanden een terroristische aanslag ergens in Nederland zou plaatsvinden. Bijna twee keer zoveel men- sen denken dat er ergens in Europa een aanslag zal plaatsvinden. Met deze percentages zitten Nederlanders in de Europese middenmoot als het gaat om angst voor een terroristische aan- slag. De Spanjaarden en Britten zijn het meest bevreesd, wat niet verwonderlijk is gezien de aanslagen die daar hebben plaatsgevonden. Er is geen lange tijdreeks beschikbaar, maar de trend lijkt positief: in 2006 was men banger voor terroristische aanslagen dan in 2008.

Uitgaven aan veiligheid zijn toegenomen

De Nederlandse samenleving gaf in 2009 bijna 9,7 miljard euro (1,7 procent van het bbp) uit aan veiligheidszorg, de helft meer dan in 2002 (toen 6,5 miljard, 1,4 procent van het bbp). Van het bestede geld gaat ruim een derde naar de politie. Het aantal politiebeamb- ten per 100 duizend inwoners veranderde echter niet significant.

Vertrouwen in politie en justitie

Het vertrouwen in de politie is de laatste jaren toegenomen (European Social Sur- vey, 2002–2008), maar daalde licht in 2009 (CBS et al., Integrale veiligheidsmonitor, 2009). Ruim drie van de tien (32 procent) ondervraagde Nederlanders vindt dat de politie in staat is “criminelen” te vangen en slechts 19 procent vindt dat de politie in staat is de misdaad succesvol te bestrijden (Integrale veiligheidsmonitor, 2009).

Het vertrouwen in het juridische systeem nam tussen 2002 en 2008 ook toe. Nederland scoort in vergelijking met de rest van de Europese Unie hoog op het gebied van vertrou- wen in beide instituties.

3.10 Sociale participatie en

In document Monitor Duurzaam Nederland 2011 (pagina 103-106)