• No results found

Lokale milieukwaliteit

In document Monitor Duurzaam Nederland 2011 (pagina 79-83)

maatschappelijk domein

3.4 Lokale milieukwaliteit

– De afgelopen decennia is de vervuiling van lucht, water en bodem aanzienlijk afgeno- men. Hierdoor is de milieukwaliteit verbeterd. Vooral de luchtkwaliteit is beter gewor- den. Desondanks is de milieudruk in Nederland hoog in vergelijking met andere Euro- pese landen en leidt de huidige blootstelling aan milieufactoren nog tot gezondheids- effecten.

– Doordat in de landbouw steeds minder dierlijke mest en kunstmest worden gebruikt, blijft minder stikstof en fosfor in de bodem achter. Door de relatief grote veehouderij blijft Nederland evenwel het land met de hoogste stikstof- en op één na hoogste fosfo- roverschotten per hectare landbouwgrond in Europa.

– Sinds 2000 stagneert in Nederland net als elders in Europa de verbetering van de wa- terkwaliteit. In 2009 voldeed minder dan 5 procent van de Nederlandse wateren aan de Kaderrichtlijn Waterdoelstelling ‘Goede Toestand’.

Schone lucht, water en bodem dragen bij aan gezonde levensomstandigheden voor mens en natuur en vormen belangrijke voorwaarden voor biodiversiteit (zie paragraaf 3.5) en de gezondheid van de bevolking (zie paragraaf 3.6). Sinds 1985 is de milieudruk voor de mees- te milieuproblemen verminderd, waardoor de milieukwaliteit is verbeterd. De emissies naar lucht, water en bodem zijn de afgelopen decennia aanzienlijk afgenomen. Dit geldt zowel voor verzurende en vermestende emissies, als voor bestrijdingsmiddelen, zware metalen en de roetfractie van fijnstof. Desondanks is de milieudruk in Nederland hoog in

vergelijking met andere Europese landen. Dit is niet vreemd aangezien Nederland één van de meest dichtbevolkte landen binnen Europa is en relatief veel vee, industrie en perso- nen- en vrachtverkeer heeft.

Fosfor- en stikstofoverschot neemt af, maar blijft hoog

Het intensieve gebruik van de bodem in Nederland gaat samen met een hoge bemesting en een hoog verbruik van gewasbeschermingsmiddelen om de landbouwproductie te ver- hogen. Sinds de invoering van de Europese Nitraatrichtlijn voor het beschermen van bo- dem en water (1991) zijn in de meeste landen de jaarlijkse overschotten van stikstof en fosfaat afgenomen (de hoeveelheid mest minus de gewasonttrekking). In 2009 gebruikte de Nederlandse landbouw per hectare ruim 50 procent minder stikstof en 65 procent min- der fosfaat uit kunstmest dan in 1986; de bemesting met stikstof en fosfaat uit dierlijke mest daalde met 23 procent respectievelijk 43 procent. De overschotten daalden overeen- komstig (zie 3.4.2). Belangrijke redenen voor deze afname zijn de aanscherping van be- mestingsnormen, regels voor de uitstoot van ammoniak en regulering van het aantal beesten door melkquotering, varkensrechten en pluimveerechten. Ook al neemt het over- schot in Nederland jaarlijks af, toch wordt er nog altijd meer stikstof en fosfaat toege- diend dan er afgevoerd wordt. Het overschot spoelt uit naar grond- en oppervlaktewater of wordt in de bodem opgeslagen tot een verzadigingspunt is bereikt en alsnog uitspoe- ling optreedt. Nederland en België zijn de landen met veruit de hoogste overschotten per hectare in de EU (cijfers 1990–2004) (OESO, 2008). Landen in Midden- en Oost-Europa hebben de laagste overschotten.

3.4.1 Indicatoren Lokale Milieukwaliteit

Indicator (naam) Eenheid Waarde in het

meest recente jaar Jaarlijkse verande-ring sinds 2000 Positie van NL in de EU

Bodem

fosforoverschot bodem kg fosfor per hectare 9,6 –6% 18 (19)

stikstofoverschot bodem kg stikstof per hectare 187 –3% 19 (19)

Water

kwaliteit oppervlaktewater % ‘Goede Toestand’ (KRW) <5% 23 (23)

oppervlakte- en grondwaterwinning m3 per inwoner 647 n.s. 16 (21)

Lucht

stedelijke blootstelling aan fijnstof microgram fijnstof per m3 25,2 n.s. 14 (24)

blootstelling aan ozon in stedelijk gebied microgram per m3 per dag 1 565 n.s. 4 (25)

emissies van verzurende stoffen kilogram per inwoner 1 –2,8% 5 (27)

De overmatige bemesting is zowel een probleem voor de aquatische als de terrestrische biodiversiteit. Nederland heeft door de intensieve landbouw en veeteelt de hoogste stik- stofdepositie per hectare van Europa. Ondanks een daling van 30 procent sinds 1992 lig- gen de deposities nog steeds ver boven het benodigde niveau voor de duurzame instand- houding van kwetsbare natuurtypen. De dalende trend van de stikstofdepositie vlakt sinds 2002 af. In Nederland bedroeg de stikstofdepositie op natuurgebieden in 2010 onge- veer 1800 mol per hectare. Dit biedt voldoende bescherming aan circa 40 procent van de Nederlandse natuurgebieden (PBL, 2010b). In het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) (Tweede Kamer, 2010) worden aanvullende stikstofmaatregelen overwogen. Er is een dubbel-doelstelling: naast het bijdragen aan verminderen van stikstofdruk op natuur is het doel van de PAS ook om economische ontwikkelingen mogelijk te maken, die nu worden belemmerd.

Verbetering waterkwaliteit stagneert

In Nederland voldeed in 2009 minder dan 5 procent van de wateren aan de Kaderrichtlijn Waterdoelstelling (KRW) ‘goede toestand’ (PBL, 2010b; MinVenW, 2009). Een voorlopige schatting van de Europese wateren geeft aan dat 60 procent in 2015 de KRW-notering ‘goede toestand’ zal hebben (EC, 2007; EEA, 2008). Hoewel van 30 procent nog geen

3.4.2 Bodemaccumulatie van fosfor en stikstof, driejaars-gemiddelden

Bron: CBS; overschot conform OESO-voorschriften. Stikstofoverschot Fosforoverschot 0 100 200 300 400 500 0 10 20 30 40 50 2007 2004 2001 1998 1995 1992 1989 1986

inschatting gemaakt is, is het duidelijk dat er grote verschillen bestaan tussen stroom- gebieden en landen (zie 3.4.3). Zo heeft in Estland 80 procent van de wateren een ‘goede toestand’.

De in het regeerakkoord aangekondigde structurele bezuinigingen van 50 miljoen euro beperken de effecten van het huidige KRW-beleid. Hierdoor zal ruwweg slechts 30–50 pro- cent van de wateren in 2027 de ‘goede toestand’ bereiken in plaats van de eerder verwach- te 40–60 procent en zal Nederland meer tekortschieten ten opzichte van de Europese normen van de KRW (PBL, 2010b).

De toestand van het Nederlandse oppervlaktewater is ten opzichte van 1985 verbeterd, met name door vermindering van de emissies via riolering en door de industrie. Sinds 2000 stagneert de verbetering. De belangrijkste drukfactoren zijn de verontreiniging met stikstof en fosfor (met name vanuit de landbouw) en de inrichting en het beheer van de watersystemen (EC, 2007; EC, 2009; EEB, 2010). De minder dan 5%-score van de KRW-Goe- de Toestand is voornamelijk een gevolg van onnatuurlijke inrichting. De meeste beken zijn recht getrokken en hebben, net als meren en kanalen een strakke oever met weinig verschillende habitats voor planten en dieren (PBL, 2010b).

3.4.3 Percentage oppervlaktewaterlichamen die risico lopen de KRW-doelstellingen niet te realiseren,

3.3.3 per lidstaat

Risico Onvoldoende gegevens Geen risico Bron: PBL. 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 LT CY EE BG RO LU PL ES LV PT FR MT IE AT SK DK UK DE BE SL CZ HU NL %

Nederlandse lucht schoner, behalve rondom drukke wegen

Wat betreft de milieugerelateerde gezondheidsproblemen gaat de meeste aandacht uit naar luchtverontreiniging, in het bijzonder fijnstof en ozon. Vooral langdurige blootstel- ling aan fijnstof veroorzaakt in Nederland en in andere landen gezondheidsschade, varië- rend van luchtwegklachten tot voortijdige sterfte. Met name door EU-bronbeleid zijn de concentraties fijnstof in Nederland sinds 1995 met ruim 30 procent afgenomen. Geschat is dat circa 20 procent van de algemene toename in de levensverwachting in Neder- land – van ruim 2 jaar gedurende de periode 1996–2006 – kan worden toegeschreven aan de verbeterde luchtkwaliteit (PBL, 2008a). Toch bestaan er nog lokale knelpunten in Neder- land. Vooral bij drukke stadswegen vindt overschrijding plaats van de EU-luchtkwaliteits- normen voor fijnstof en stikstofdioxide. Door de uitvoering van het Nationaal Samenwer- kingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) zal dit aantal knelpunten de komende jaren verder afnemen. Er blijft echter een risico dat de EU-normen voor fijnstof en stikstofdioxide niet tijdig worden gehaald omdat voor een beperkt aantal sterk belaste stadswegen de bere- kende waarden ver boven de EU-normen zitten terwijl deze voor veel andere locaties in Nederland maar net aan de normen voldoen.

Reductie van de fijnstofconcentraties waaraan mensen worden blootgesteld, vermindert de ziektelast, maar neemt de gezondheidsschade niet volledig weg. Omdat in het com- plexe fijnstofmengsel vooral het primaire verbrandingsaerosol (de fijne of ultrafijne roet- deeltjes) van belang lijkt voor de gezondheid, zou het in de rede liggen als het fijnstofbe- leid uit oogpunt van gezondheid zich meer op het terugdringen hiervan zou richten. De gezondheidswinst van lokale verkeersmaatregelen zou in dat geval groter zijn dan nu wordt verwacht op basis van indicatoren voor het totale fijnstof. Momenteel loopt onder- zoek naar het ontwikkelen van een indicator voor het primaire verbrandingsaerosol en naar de effectiviteit van bestrijdingsmaatregelen. Dit kan op termijn een nuttige aanvul- lende indicator zijn voor het (lokale) luchtkwaliteitsbeleid.

In document Monitor Duurzaam Nederland 2011 (pagina 79-83)