• No results found

Uitgangspunten en randvoorwaarden

In document Natura 2000 Beheerplan 29. Holtingerveld (pagina 164-167)

6 Visie en uitwerking kernopgaven en instandhoudingsdoelen

6.2.1 Uitgangspunten en randvoorwaarden

Het Holtingerveld is aangewezen als Natura 2000-gebied vanwege de verscheidenheid aan habitattypen die horen bij het heidelandschap. Voor een deel is het doel behoud van oppervlakte en kwaliteit, maar voor enkele habitattypen is verbetering van de kwaliteit en vergroting van het areaal aan de orde, zoals bijvoorbeeld voor Heischrale graslanden. Bovendien geldt voor dit type een ‘Sense of urgency’.

De eerste randvoorwaarde voor het stoppen van de achteruitgang is dat het huidige beheer kan worden voortgezet samen met de aanvullende maatregelen.

De tweede randvoorwaarde is dat de waterhuishouding zo goed mogelijk wordt hersteld, door onder meer de omleiding van de Wapserveense waterleiding, peilverhoging in het Finse Meertje en het dempen of ondieper maken van de ontwaterende watergangen in het gebied.

De derde randvoorwaarde is dat de stikstofdepositie ook daadwerkelijk afneemt zoals berekend in AERIUS. De range van de voedselrijkdom voor de habitattypen ligt tussen zeer voedselarm en licht voedselrijk. Een te hoge depositie van stikstof in combinatie met onvoldoende afvoer van voedingsstoffen zorgt voor een ongewenst vermest (te voedselrijk) systeem.

De herstelmaatregelen passen goed in het beproefde beheer van heidelandschappen waar in het Holtingerveld al veel ervaring mee is opgedaan, met goede resultaten. Het betreft vooral bewezen maatregelen als begrazen, maaien en afvoeren, kleinschalig plaggen van sterk vergraste situaties, opslag verwijderen, bekalken en kappen van bos. Dit pakket is aangevuld met enkele maatregelen die niet in de herstelstrategieën behandeld zijn, zoals monitoring van bodem- verzuring en typische soorten. De maatregelen hebben, mits op de juiste wijze en met mate uitgevoerd, geen effect op andere habitattypen en natuurwaarden. Onderdeel van een effec- tieve uitvoering is behoud van kleinschaligheid en structuurverschillen, zodat bodemkundige waarden (zoals in het Aardkundig Monument Havelterberg) intact blijven en relictpopulaties en entpopulaties beschikbaar blijven voor de verschillende habitattypen. Daarnaast is een gedegen vooronderzoek essentieel om de kans van slagen te verhogen.

Voor herstel van de habitattypen van vochtige of natte omstandigheden (vochtige heiden, pioniervegetaties met snavelbies, zure vennen en actieve hoogveenvennen) wordt voorgesteld om inrichtingsmaatregelen te treffen ten gunste van de waterhuishouding. Hiervoor geldt dat de hydrologische toestand niet overal goed bekend is. Welke inrichtingsmaatregelen nodig zijn wordt bepaald aan de hand van nader onderzoek. De verwachte effecten zijn een hogere water- stand en betere condities voor de genoemde habitattypen. De maatregelen kunnen een negatief effect hebben op de standplaatsen van de drogere habitattypen, zoals droge heiden die zich hebben ontwikkeld op voormalige vochtige heiden. De eventuele negatieve effecten kunnen op andere plekken in het gebied worden opgevangen

Het doorvoeren van herstelmaatregelen anders dan gericht op de waterhuishouding is voor een deel afhankelijk van de verbetering van de waterhuishouding. Daarom dient er voortvarend met onderzoek naar herstelmogelijkheden van de hydrologie te worden gestart.

De maatregelen voor habitattypen hebben geen negatieve effecten op de doelsoorten gevlekte witsnuitlibel en kamsalamander. Er zijn er geen andere habitatrichtlijnsoorten aangewezen. Typische plantensoorten van habitattypen liften mee met maatregelen ten gunste van de habitat- typen, zodat voor deze soorten geen negatieve effecten zijn te verwachten.

Hieronder wordt het maatregelenpakket beknopt beschreven. Enkele van de genoemde maatre- gelen zijn optioneel en afhankelijk van de uitkomsten van het hydrologisch onderzoek. de maatregelen zijn onderverdeeld in:

maatregelen om de waterhuishouding te verbeteren om de verdroging tegen te gaan en het bufferend vermogen van water en bodem te verbeteren;

maatregelen om het teveel aan voedingsstoffen als gevolg van de stikstofdepositie af te voeren. 6.2.2 Maatregelen waterhuishouding

onderzoek is nodig om maatregelen te kunnen formuleren. De maatregelen kunnen voor het grootste deel worden gerealiseerd in de tweede beheerplanperiode; het onderzoek en de voorbe- reidende werkzaamheden dienen al in de eerste beheerplanperiode gestart te worden.

Eco-hydrologisch onderzoek hele gebied

Om goede herstelmaatregelen voor het oplossen van hydrologische knelpunten te kunnen formuleren is eco-hydrologisch onderzoek naar het hele waterhuishoudkundige systeem van het gebied nodig. Tijdens het eco-hydrologisch onderzoek in het Uffelterveen en het Kolonieveen kwam naar voren dat veel gewonnen kan worden met de aanpassing van de interne waterhuishouding. Deze maatregelen zijn in dit plan ook voorgesteld, maar ze zijn niet afdoende zolang niet de basiswaterhuishouding in het hele gebied erbij wordt betrokken. Belangrijke onderdelen van het onderzoek zijn de invloed van de waterwinning, de effecten van diepe leidingen in de omgeving zoals de Wapserveense Waterlossing, de leiding langs de Drentse Hoofdvaart en de Oude Vaart en naar andere wateronttrekkende bronnen.

Ander onderzoek waterhuishouding

Kamsalamander: Specifiek voor de kamsalamander is onderzoek nodig naar de oorzaak van de

verdroging van het ‘Finse Meertje’. Een mogelijke oorzaak is de drainage van de nabijgelegen golfbaan. Ook kan onderzocht worden of de verbossing in en rondom het meertje oorzaak of gevolg is van de verdroging. Het onderzoek moet leiden tot maatregelen om de verdroging van het meertje op te heffen.

Zure vennen: Onderzocht moet worden waar de beste omstandigheden zijn om de Zure vennen

uit te breiden, nieuwe te ontwikkelen, of de kwaliteit van bestaande te verbeteren.

Vochtige heiden en Actieve hoogvenen: Er moeten worden onderzocht wat de ontbrekende parameters zijn voor een goed herstel. Janssen et al. (2011) hebben voor het Uffelterveen en

het Kolonieveen herstelmaatregelen benoemd. Aanvullend is een nader onderzoek nodig naar de effecten en oorzaken van verdroging door sloten en greppels in de Blauwe Haan, de Ootmaanlanden en door diepe waterlossingen zoals de Wapserveense Waterlossing en de Oude Vaart.

Heischrale graslanden: Het is momenteel niet duidelijk of hydrologische maatregelen nodig zijn om Heischrale graslanden in Holtingerveld te kunnen herstellen. Door een goede landschaps- analyse van het hele gebied kan dit inzichtelijk worden gemaakt.

Dempen sloten en watergangen: In het gebied liggen sloten en andere watergangen (detail- ontwatering van de oude veenkernen) die voor lokale ontwatering zorgen. Er is aanvullend onderzoek nodig om uit te zoeken welke watergangen gedempt kunnen worden en welke sloten een waterafvoerende functie moeten houden. Eventueel kunnen sloten van de laatste categorie ondieper gemaakt worden zodat de waterafvoerfunctie gehandhaafd blijft terwijl tegelijk een peilverhoging gerealiseerd kan worden. Het cultuurhistorisch belangrijke Boervaartje kan ten dele worden bewaard (Janssen et al. 2011).

In document Natura 2000 Beheerplan 29. Holtingerveld (pagina 164-167)