• No results found

Analyse per habitattype

In document Natura 2000 Beheerplan 29. Holtingerveld (pagina 142-147)

5 PAS-gebiedsanalyse

5.3 Analyse per habitattype

5.3.1 Gebiedsanalyse H2310 Stuifzandheiden met struikhei Relatie met N-depositie

De depositie bedraagt in de huidige situatie tussen de 1.043 en 2.065 mol N/ha/jaar, met een gemiddelde van 1.302 mol N/ha/jaar (AERIUS Monitor 15). De hoogste waarden liggen allen op het grensvlak van het habitattype met een bos, deze waarden zijn daarvoor minder represen- tatief. De KDW van 1.071 mol N/ha/jaar wordt hiermee in het gehele habitattype overschreden. In 2020 is sprake van een gemiddelde afname van 111 mol N/ha/jr (spreiding tussen de 93 en 162 mol afname) waarbij het gemiddelde op 1.191 mol N/ha/jr komt.

In 2030 wordt een gemiddelde afname van 202 mol N/ha/jr gerealiseerd (met een spreiding tussen de 178 en 263 mol afname). In 2030 is de gemiddelde depositie op dit habitattype 1.100 mol N/ha/jr. Op bijna de helft van de oppervlakte is nog steeds sprake van overbelasting (figuur 5.9).

5.3.2 Gebiedsanalyse H2320 Binnenlandse kraaiheibegroeiingen Relatie met N-depositie

De depositie bedraagt in de huidige situatie tussen de 1.043 en 2.065 mol N/ha/jaar, met een gemiddelde van 1.302 mol N/ha/jaar (AERIUS Monitor 15). De hoogste waarden liggen allen op het grensvlak van het habitattype met een bos, deze waarden zijn daarvoor minder represen- tatief. De KDW van 1.071 mol N/ha/jaar wordt hiermee in het gehele habitattype overschreden. In 2020 is sprake van een gemiddelde afname van 111 mol N/ha/jr (spreiding tussen de 93 en 162 mol afname) waarbij het gemiddelde op 1.191 mol N/ha/jr komt.

In 2030 wordt een gemiddelde afname van 202 mol N/ha/jr gerealiseerd (met een spreiding tussen de 178 en 263 mol afname). In 2030 is de gemiddelde depositie op dit habitattype 1.100 mol N/ha/jr. Op ruim 40% van de oppervlakte is nog steeds sprake van overbelasting (figuur 5.10).

Figuur 5.10. Depositie versus KDW, Binnenlandse kraaiheibegroeiingen (voor de legenda zie figuur 5.5)

Vanwege het overschot aan stikstofdepositie zijn in het gebied herstelmaatregelen noodzakelijk om effecten weg te nemen en de kwaliteit in stand te houden.

5.3.3 Gebiedsanalyse H2330 Zandverstuivingen Relatie met N-depositie

De depositie bedraagt in de huidige situatie tussen de 1.066 en 2.119 mol N/ha/jaar, met een gemiddelde van 1.569 mol N/ha/jaar (AERIUS Monitor 15). De hoge waarden zijn te verklaren door de ligging van de zandverstuivingen in de bossen van het Holtingerveld. De deposities liggen tot circa 3 keer hoger dan de KDW (714 mol N/ha/jr).

In 2020 is sprake van een gemiddelde afname van 126 mol N/ha/jr (spreiding tussen de 93 en 155 mol afname) waarbij het gemiddelde op 1.443 mol N/ha/jr komt.

In 2030 wordt een gemiddelde afname van 234 mol N/ha/jr gerealiseerd (met een spreiding tussen de 178 en 265 mol afname). In 2030 is de gemiddelde depositie op dit habitattype 1.345 mol N/ha/jr.

5.3.4 Gebiedsanalyse H3160 Zure vennen Relatie met N-depositie

De depositie bedraagt in de huidige situatie tussen de 1.017 en 2.132 mol N/ha/jaar, met een gemiddelde van 1.155 mol N/ha/jaar (AERIUS Monitor 15) en daarmee wordt de KDW (714 mol N/ha/jr) overschreden.

In 2020 is sprake van een gemiddelde afname van 104 mol N/ha/jr (spreiding tussen de 92 en 167 mol afname) waarbij het gemiddelde op 1.051 mol N/ha/jr komt.

In 2030 wordt een gemiddelde afname van 196 mol N/ha/jr gerealiseerd (met een spreiding tussen de 178 en 272 mol afname). In 2030 is de gemiddelde depositie op dit habitattype 959 mol N/ha/jr, nog steeds boven de KDW (zie figuur 5.12).

Figuur 5.12. Depositie versus KDW, Zure vennen (voor de legenda zie figuur 5.5)

5.3.5 Gebiedsanalyse H4010A Vochtige heiden Relatie met N-depositie

De depositie bedraagt ligt momenteel tussen de 1.038 en 2030 mol N/ha/jr, met een gemiddelde van 1.284 mol N/ha/jr (AERIUS Monitor 15) en daarmee wordt de KDW (1.214 mol N/ha/jr) overschreden.

In 2020 is sprake van een gemiddelde afname van 108 mol N/ha/jr (spreiding tussen de 92 en 159 mol afname) waarbij het gemiddelde op 1.176 mol N/ha/jr komt.

In 2030 wordt een gemiddelde afname van 201 mol N/ha/jr gerealiseerd (met een spreiding tussen de 178 en 266 mol afname). In 2030 is de gemiddelde depositie op dit habitattype 1.083 mol N/ha/jr. In het grootste deel van het habitattype is dan geen sprake meer van overbelasting (zie figuur 5.13).

Figuur 5.13. Depositie versus KDW, Vochtige heiden (hogere zandgronden) (voor de legenda zie figuur 5.5)

5.3.6 Gebiedsanalyse H4030 Droge heiden Relatie met N-depositie

De depositie ligt momenteel tussen de 1.045 en 2.067 mol N/ha/jr, met een gemiddelde van 1.241 mol N/ha/jr (AERIUS Monitor 15) en daarmee wordt de KDW (1.071 mol N/ha/jr) overschreden. De hoogste waarden boven de 1.800 mol N/ha/jr liggen allen in vlakken welke in een bos zijn gesitueerd. De vlakken met een lagere depositie liggen meer in de open gebieden zoals het Uffelterbinnenveld, het Kolonieveen en het noordwesten het Holtingerveld.

In 2020 is sprake van een gemiddelde afname van 105 mol N/ha/jr (spreiding tussen de 92 en 159 mol afname) waarbij het gemiddelde op 1.136 mol N/ha/jr komt.

In 2030 wordt een gemiddelde afname van 196 mol N/ha/jr gerealiseerd (met een spreiding tussen de 177 en 275 mol afname). In 2030 is de gemiddelde depositie op dit habitattype 1.045 mol N/ha/jr. Op iets minder dan een derde van de oppervlakte is dan nog sprake van overschrij- ding (figuur 5.14).

Figuur 5.14. Depositie versus KDW, droge heidden (voor de legenda zie figuur 5.5)

5.3.7 Gebiedsanalyse H6230 Heischrale graslanden Relatie met N-depositie

De depositie bedraagt in de huidige situatie tussen de 1.079 en 1.738 mol N/ha/jr, met een gemiddelde van 1.245 mol N/ha/jr (AERIUS Monitor 15) en daarmee wordt de KDW (714 mol N/ha/jr) overschreden.

In 2020 is sprake van een gemiddelde afname van 106 mol N/ha/jr (spreiding tussen de 95en 139 mol afname) waarbij het gemiddelde op 1.139 mol N/ha/jr komt.

In 2030 wordt een gemiddelde afname van 197 mol N/ha/jr gerealiseerd (met een spreiding tussen de 178 en 241 mol afname). In 2030 is de gemiddelde depositie op dit habitattype 1.048 mol N/ha/jr. Dat is nog steeds boven de KDW (zie figuur 5.15).

Figuur 5.15. Depositie versus KDW, Heischrale graslanden (vochtig, kalkarm) (voor de legenda zie figuur 5.5)

5.3.8 Gebiedsanalyse H7110B Actieve hoogvenen (heideveentjes) Relatie met N-depositie

De depositie bedraagt in de huidige situatie 1.385 mol N/ha/jr voor H7110B. Dat is hoger dan de KDW die voor dit habitattype geldt (786 mol N/ha/jr).

In 2020 is sprake van een gemiddelde afname van 115 mol N/ha/jr de depositie op 1.483 mol N/ ha/jr komt.

In 2030 wordt een afname van 256 mol N/ha/jr gerealiseerd. In 2030 is de depositie op dit habitattype 1.371 mol N/ha/jr.

Het gehele areaal H7110B blijft in de voorzienbare toekomst een matige of sterke overbelasting houden. Het gehele areaal houdt in de voorzienbare toekomst een matige of sterke overbelas- ting (figuur 5.16).

Figuur 5.16.Depositie versus KDW, Actieve hoogvenen (heideveentjes) (voor de legenda zie figuur 5.5)

5.3.9 Gebiedsanalyse H7150 Pioniervegetaties met snavelbiezen Relatie met N-depositie

Het habitattype komt momenteel voor in een zeer geringe oppervlakte in De Doeze. het opper- vlak is circa 2,3 hectare groot. Ondanks dat de huidige oppervlakte gering is, is de kwaliteit redelijk tot goed (Bron: provincie Drenthe (database; waarnemingen Dekker, Smittenberg, Van Dort en Oving en observaties terreinbeheerders).

De KDW van het type is 1.429 mol N/ha/jaar. De depositie bedraagt in de huidige situatie tussen de 1.070 en 2.132 mol N/ha/jr, met een gemiddelde van 1.385 mol N/ha/jr (AERIUS Monitor 15) en daarmee wordt de KDW overschreden.

In 2020 is sprake van een gemiddelde afname van 115 mol N/ha/jr (spreiding tussen de 101 en 167 mol afname) waarbij het gemiddelde op 1.270 mol N/ha/jr komt. Op meer dan 90% van het areaal is de depositie dan onder de KDW uitgekomen (figuur 5.17).

In 2030 wordt een gemiddelde afname van 214 mol N/ha/jr gerealiseerd (met een spreiding tussen de 191 en 272 mol afname). In 2030 is de gemiddelde depositie op dit habitattype 1.171 mol N/ha/jr.

Vanaf 2020 is meer dan 90% van het gebied qua depositie onder de KDW uitgekomen.

Figuur 5.17. Depositie versus KDW, Pioniervegetaties met snavelbiezen (voor de legenda zie figuur 5.5)

5.3.10 Gebiedsanalyse H9190 Oude eikenbossen Relatie met N-depositie

De Kritische Depositie Waarde (KDW) van dit habitattype is 1.071 mol N/ha/jr. De depositie bedraagt in de huidige situatie tussen de 1.450 en 2.387 mol N/ha/jr, met een gemiddelde van 1.897 mol N/ha/jr (AERIUS Monitor 15) en daarmee wordt de KDW overschreden.

In 2020 is sprake van een gemiddelde afname van 134 mol N/ha/jr (spreiding tussen de 114 en 160 mol afname) waarbij het gemiddelde op 1.763 mol N/ha/jr komt.

In 2030 wordt een gemiddelde afname van 240 mol N/ha/jr gerealiseerd (met een spreiding tussen de 204 en 277 mol afname). In 2030 is de gemiddelde depositie op dit habitattype 1.657 mol N/ha/jr. Daarmee blijft de depositie te hoog voor de KDW (zie figuur 5.18).

Figuur 5.18. Depositie versus KDW, Oude eikenbossen (voor de legenda zie figuur 5.5)

5.3.11 Gebiedsanalyse H91D0 Hoogveenbossen Relatie met N-depositie

Het habitattype komt zeer beperkt voor net ten noordoosten van het Westerzand. De kwaliteit is matig (Bron: provincie Drenthe (database; waarnemingen Dekker, Smittenberg en Oving); observaties terreinbeheerders).

Het bos ligt op een plek waar de depositie in de huidige situatie tussen de 1.463 en 2.001 mol N/ha/jr is gemodelleerd (AERIUS Monitor 15). De hoogste waarden, boven de KDW (1.786 mol N/ha/jr) zijn allen in het bos gemodelleerd. Deze zijn door de hoge ruwheid (en dus hoge depositiefactor) niet representatief voor het habitattype. De overige vlakken liggen allen of rond de KDW of er ruim onder, waardoor effecten in het kader van stikstof niet relevant zijn voor de kwaliteit. In dit document wordt het habitat daarom ook niet verder besproken.

In 2020 is sprake van een gemiddelde afname van 135 mol N/ha/jr (spreiding tussen de 108 en 153 mol afname) waarbij het gemiddelde op 1.559 mol N/ha/jr komt.

In 2030 wordt een gemiddelde afname van 238 mol N/ha/jr gerealiseerd (met een spreiding tussen de 202 en 274 mol afname). In 2030 is de gemiddelde depositie op dit habitattype 1.456 mol N/ha/jr. Het gehele areaal H91D0 is dan vrij van overbelasting (zie figuur 5.19).

Figuur 5.19. Depositie versus KDW, Hoogveenbossen (voor de legenda zie figuur 5.5)

In document Natura 2000 Beheerplan 29. Holtingerveld (pagina 142-147)