• No results found

Monitoring voor het behalen van de instandhoudingsdoelen

In document Natura 2000 Beheerplan 29. Holtingerveld (pagina 192-196)

6 Visie en uitwerking kernopgaven en instandhoudingsdoelen

7.4 Monitoring 1 Inleiding

7.4.3 Monitoring voor het behalen van de instandhoudingsdoelen

Het Holtingerveld is aangewezen voor de in hoofdstuk 3 benoemde habitattypen en habita- trichtlijnsoorten. Om deze doelen te realiseren zijn instandhoudingsmaatregelen nodig (hoofd- stuk 6). Monitoring moet duidelijk maken of de instandhoudingsmaatregelen het gewenste resultaat opleveren en of veranderingen binnen het gebied, of het gebruik in en om het gebied, effect hebben op het behalen van de instandhoudingsdoelen. Per beheerplanperiode moeten hier uitspraken over worden gedaan. De monitoring moet ook de voortgang van de uitvoering inzichtelijk maken.

Habitattypen

De monitoring van de habitattypen uit het aanwijzingsbesluit richt zich op oppervlakte en kwaliteit en wordt gevolgd aan de hand van:

1. vegetatietype; 2. typische soorten;

3. overige kenmerken van een goede structuur en functie (zie Natura 2000 Profielendocument3);

4. abiotische randvoorwaardden 5. uitvoering maatregelen

In Figuur 7.1 is de monitoring t.b.v. de instandhoudingsdoelen en het PAS schematisch weergegeven.

3 Natura 2000 Profielendocument, Ministerie van LNV, september 2008 (www.synbiosysy.alterra.nl/Natura_2000/gebiedendatabase. aspx?subj=profielen)

1. Vegetatietypen

Informatie over de habitattypen waarvoor het gebied is aangewezen, wordt in de

SNL-monitoring verzameld. De SNL-monitoring is voor alle aangewezen habitattypen deels dekkend. Niet het hele Natura 2000-gebied valt onder de SNL-monitoring, omdat niet overal een SNL-overeenkomst is afgesloten. Waar geen overeenkomsten zijn gesloten, zijn ook geen afspraken over de monitoring gemaakt. De monitoring van vegetatietypen in het kader van Natura 2000 en het PAS dient daar echter wel plaats te vinden. Het gaat in het Holtingerveld om een totale oppervlakte van meer dan 700 hectare die niet gedekt wordt. Een specificatie van oppervlaktes per beheertype en een kaartje van die percelen staat in bijlage Va (dit is inclusief wegenstructuur). De provincie is verantwoordelijk voor het coördineren van de monitoring op die locaties.

Daarnaast worden in de SNL-monitoring niet alle typische soorten meegenomen; zie onder punt 2 ‘Typische soorten’.

Verder moet ook een vegetatiekartering worden uitgevoerd in delen van de beheertypen kruiden- en faunarijk grasland en de verschillende bostypen, waar volgens de reguliere SNL-monitoring geen vegetatiekartering wordt uitgevoerd (zie tabel 7.1). Dit is nodig om het eventueel voorkomen van habitattypen te kunnen vaststellen. Het is immers niet bij voorbaat uit te sluiten dat zich daar habitattypen ontwikkelen. Dit betreft zowel percelen met als percelen zonder een SNL-overeenkomst. In 2015 is een kartering van de aanvullende gebieden uitgevoerd, de provincie verwerkt de resultaten en is verantwoordelijk voor een vervolg in de kartering.

Tabel 7.1. Beheertypen Holtingerveld waar volgens de SNL-methodiek geen vegetatiekartering vereist is Code Beheertype Oppervlakte

N12.02 Kruiden- en faunarijk grasland  157,5 N12.05 Kruiden- en faunarijke akker  1,2 N15.02 Dennen-, eiken- en beukenbos  298,1 N16.01 Droog bos met productie  173,6 N17.01 Vochtig hakhout en middenbos  1,6

Totaal:  632

Dit betreft zowel percelen met als percelen zonder een SNL-overeenkomst. 2. Typische soorten

Typische soorten zijn dier- of plantensoorten die verbonden zijn aan een specifiek habitattype en een bepaalde kwaliteit representeren. Niet alle typische soorten worden in het kader van de SNL-monitoring geïnventariseerd. De soortkarteringen in het kader van de SNL-monitoring zijn beperkt tot flora, broedvogels, dagvlinders, sprinkhanen en libellen. Andere soortgroepen (reptielen, amfibieën, vissen, zoogdieren en verschillende soorten ongewervelden) ontbreken. In tabel 7.2 staan de soorten die niet door SNL-monitoring worden gedekt. Hiervoor zijn aanvullende monitoringsactiviteiten nodig om de verspreiding op kilometerhokniveau vast te stellen. De provincie is verantwoordelijk voor aanvullende monitoring in overleg met de beheerders.

Tabel 7.2. Overzicht typische soorten Holtingerveld die niet gedekt worden door SNL-monitoring

Soort Wetenschappelijke naam Soortgroep SNL NEM Adder Vipera berus ssp. berus Reptielen nee Onbekend Broedkelkje Gymnocolea inflata Mossen nee Onbekend Dof veenmos Sphagnum majus Mossen nee Onbekend Eikenpage Neozephyrus quercus Dagvlinders nee Onbekend Gedrongen schoffelmos Scapania compacta Mossen nee Onbekend Geelsprietdikkopje Thymelicus sylvestris Dagvlinders nee Onbekend Geoord veenmos Sphagnum denticulatum Mossen nee Onbekend Gewoon trapmos Lophozia ventricosa Mossen nee Onbekend Hanenkam Cantharellus cibarius Paddenstoelen nee Onbekend Heikikker Rana arvalis ssp. arvalis Amfibieën nee Onbekend Kortharig kronkelsteeltje Campylopus brevipilus Mossen nee Onbekend Kronkelheidestaartje Cladonia subulata Korstmossen nee Onbekend Levendbarende hagedis Lacerta vivipara ssp. vivipara Reptielen nee Onbekend Liggend walstro Galium saxatile Vaatplanten nee Onbekend Open rendiermos Cladina portentosa Korstmossen nee Onbekend Plomp bekermos Cladonia borealis Korstmossen nee Onbekend Regenboogrussula Russula cyanoxantha Paddenstoelen nee Onbekend Rode heidelucifer Cladonia floerkeana Korstmossen nee Onbekend Ruig schapengras Festuca ovina ssp. hirtula Vaatplanten nee Onbekend Slijkzegge Carex limosa Vaatplanten nee Onbekend Smakelijke russula Russula vesca Paddenstoelen nee Onbekend Smalbladig veenmos Sphagnum angustifolium Mossen nee Onbekend Tweekleurig hooibeestje Coenonympha arcania Dagvlinders nee Onbekend Vals heideblauwtje Plebeius idas ssp. idas Dagvlinders nee Onbekend Veenbesblauwtje Plebeius optilete Dagvlinders nee Onbekend Veenbesparelmoervlinder Boloria aquilonaris Dagvlinders nee Onbekend Veenhooibeestje Coenonympha tullia ssp. tullia Dagvlinders nee Onbekend Veenorchis Dactylorhiza majalis ssp. sphagnicola Vaatplanten nee Onbekend Vinpootsalamander Triturus helveticus ssp. helveticus Amfibieën nee Onbekend Violet veenmos Sphagnum russowii Mossen nee Onbekend Witte berkenboleet Leccinum niveum Paddenstoelen nee Onbekend Wrattig bekermos Cladonia monomorpha Korstmossen nee Onbekend Zandhagedis Lacerta agilis ssp. agilis Reptielen nee Onbekend Zwavelmelkzwam Lactarius chrysorrheus Paddenstoelen nee Onbekend

3. Overige kenmerken goede structuur en functie

Hiervoor kan worden volstaan met beschikbare informatie uit SNL-monitoring, al dan niet aangevuld met expert judgement. Via de vegetatiekartering en de hierbij mee te nemen ‘toevoe- gingen’ via de structuurkartering kan de gewenste informatie worden verzameld. Er is geen aanvullende monitoring nodig.

4. Abiotische randvoorwaarden

Voor habitattypen waarvoor instandhoudingsdoelen gelden dient ook inzicht te bestaan in de abiotische parameters die van invloed zijn op deze habitattypen. Het kan hierbij gaan om zuurgraad, vochttoestand, zoutgehalte, voedselrijkdom en overstromingstolerantie.

Voor de parameter stikstofdepositie is een apart, landelijk spoor uitgewerkt via het PAS-monitoringsprogramma; dit wordt niet in dit beheerplan uitgewerkt.

Het meten van abiotische parameters kan via directe metingen (aan grondwater bijvoorbeeld) en indirecte metingen (van bijvoorbeeld voedselrijkdom en zuurgraad via het programma ITERATIO). Landelijk is afgesproken dat er gebruik gemaakt wordt van ITERATIO in combi- natie met de beschikbare gegevens uit het provinciale grondwatermeetnet. In bijlage Vb is een kaart met de meetpunten van het verdrogingsmeetnet/ bodemmeetnet/ LMF weergegeven. 5. Monitoring uitvoering maatregelen ten behoeve van habitattypen (niet PAS gerelateerd) De monitoring van maatregelen voor de habitattypen wordt uitgevoerd door de beheerder, maar de provincie is ervoor verantwoordelijk. Een landelijk format voor monitoring van de uitvoering van maatregelen is in ontwikkeling. De uitvoering van maatregelen maakt deel uit van de realisatiestrategie (Realisatiestrategie platteland Drenthe ‘Aan het werk’, versie 12 mei 2014). Daarbinnen wordt ook de voortgang van de uitvoering van de maatregelen gemonitord. Uitgangspunt is dat dit voldoende informatie oplevert voor de monitoring in het kader van het beheerplan.

Habitatrichtijnsoorten

De in het aanwijzingsbesluit genoemde habitatichtlijnsoorten worden gevolgd aan de hand van: 1. omvang populatie;

2. omvang, kwaliteit en draagkracht leefgebied;

3. monitoring uitvoering maatrgelen habitatrichtlijnsoorten. Omvang populatie

Het Holtingerveld is aangewezen voor twee habitatrichtlijnsoorten.

• Voor de kamsalamander geldt dat de bestaande monitoringsactiviteiten voldoende infor- matie leveren (zie tabel 7.4). Volgens het NEM kwaliteitsrapport 2014 zijn er voor het Holtingerveld de laatste 3 jaar voldoende meetpunten geweest.

• Voor de gevlekte witsnuitlibel zijn er volgens het NEM kwaliteitsrapport 2014 voor het Holtingerveld de laatste drie jaar onvoldoende meetpunten geweest. Voor deze soort kan deels worden aangesloten op het SNL-monitoringsprogramma. De gevlekte witsnuit- libel wordt volgens SNL-monitoring gemonitord in de natuurbeheertypen N06.05

Zwakgebufferd ven, N04.02 Zoete plas en N05.01 Moeras. De combinatie van de SNL- en de NEM-monitoring zorgt voor een voldoende gebiedsdekkende monitoring voor de gevlekte witsnuitlibel waarmee kan worden voorzien in de informatiebehoefte in het kader van Natura 2000. De provincie is verantwoordelijk voor de coördinatie van de monitoring.

Tabel 7.3: Huidige dekking monitoring instandhoudingsdoelen: Habitatrichtlijnsoorten

Code Soort Wetenschappelijke naam soortgroep SNL NEM overig H1042 Gevlekte witsnuitlibel Leucorrhinia pectoralis Libellen ja nee

H1166 Kamsalamander Triturus cristatus Amfibieën nee ja

2. Omvang, kwaliteit en draagkracht leefgebied

Op dit moment is er nog geen eenduidige invulling van het begrip leefgebied en draagkracht van het leefgebied, die tot een uniforme aanpak leidt. De soortspecifieke eigenschappen vragen bovendien om een benadering per soort. Daarom is ervoor gekozen om voor de huidige beheer- plannen aan te sluiten bij ecologische vereisten voor het actueel leefgebied zoals vastgesteld in het Natura 2000-profielendocument (Werkwijze Monitoring en Beoordeling Natuurnetwerk en Natura 2000/PAS). Het betreft de aspecten omvang van het leefgebied van een soort in het Natura 2000-gebied en de mate van geschiktheid van het biotoop voor de soort.

Wanneer het goed gaat met de Habitatrichtlijnsoort en deze geen afname laat zien, wordt ervan uitgegaan dat omvang, kwaliteit en draagkracht van het leefgebied voldoende zijn. Alleen bij een afname worden omvang, kwaliteit en draagkracht van het leefgebied nader onder de loep genomen. In dit geval moet er in het beheerplan een onderzoeks-/monitoringsvraag worden opgenomen.

De kwaliteit van het huidige leefgebied van de kamsalamander is goed en er lijkt sprake te zijn van een (lichte) toename van de populatie. Er zijn dan ook voor de kamsalamander geen aanvul- lende monitoringsinspanningen nodig voor wat betreft het leefgebied.

Door het geringe aantal gegevens over de gevlekte witsnuitlibel is het lastig om voor het

Holtingerveld een trendanalyse te geven. Waarschijnlijk reageert de soort op de ontwikkeling in de nabijgelegen kerngebieden van de Wieden en de Weerribben. In het werkdocument Wieden- Weerribben 2009-2015 (Provincie Overijssel, 2009) wordt gesteld dat door de verbetering van de kwaliteit en het uitvoeren van goed beheer verwacht kan worden dat de populatie stabiel tot licht toenemend zal zijn. Dat zou betekenen dat ook voor het Holtingerveld een stabiele situatie mogelijk moet zijn als het kwaliteitsniveau van het huidige leefgebied op peil gehouden wordt. Omdat er vooralsnog geen sprake lijkt van een negatieve trend zijn er voor het leefgebied van de gevlekte witsnuitlibel geen aanvullende monitoringsinspanningen nodig.

3. Monitoring uitvoering maatregelen t.b.v. habitatrichtlijnsoorten (niet PAS gerelateerd) Aangezien er voor beide habitatrichtlijnsoorten geen knelpunten verwacht worden (paragraaf 5.6), zijn er geen maatregelen geformuleerd.

In document Natura 2000 Beheerplan 29. Holtingerveld (pagina 192-196)