• No results found

Het is opvallend dat Cremers uiterlijk tevens een rol speelt in de heterorepresentatie. De schrijver wordt echter wel op contrasterende wijze neergezet, namelijk als een celebrity die er hip en knap uitziet én als een nozem die weinig tijd besteed aan zijn uiterlijk.

Door de HP/Haagse Post (1966) wordt Cremer gepositioneerd als

een soort Adonis. De schrijver heeft een bruine kleur, mooie lijnen in het gezicht, ruikt lekker en wordt omringd door aanbiddende vrouwen: “In een goedgesneden kostuum en roze trui, een geur van dure after-shave verspreidend en zijn scherpe gelaatstrekken gebruind door de zon van Californië en Zuid-Amerika. Auto's remmen piepend,

handtekeningenjaagsters omzwermen het langharig fenomeen.” In dit citaat wordt Cremer dus gepresenteerd als een typische celebrity. De schrijver ziet er geweldig uit en wordt omringd door aanbiddende

vrouwen. Daarnaast wordt Cremer weer als een fenomeen omschreven, hoewel al genoemd is dat Cremer ook met deze term aan zichzelf

refereert. In een ander interview wordt de schrijver omschreven als een aantrekkelijke jongeman:

In de prachtige lenige jongeman, gekleed in een uitstekend roze kostuum, een turkooizen hemd en soepele nappaleren laarzen om zijn goedgevormde benen herkennen wij ons fenomeen Jan Cremer, in een wolk van dure Victor aftershavelotion gehuld praat hij voluit en zingt uit volle borst mee met de rest van het gezelschap.

(HP/Haagse Post, 1967)

De termen “lenig” en “goedgevormde benen” kunnen als enigszins

overtuigend seksueel. Er wordt echter in dit citaat wel bevestigd dat de schrijver voldoet aan (enige) eisen van het mannelijke schoonheidsideaal.

In een ander stuk wordt de schrijver door het veld neergezet als iemand die bij de tijd is en bezig is met zijn uiterlijk. Cremer wordt namelijk als volgt omschreven: “de met beatledhaircut [sic] en carnaby- streetstyle geklede jonge auteur” (HP, Haagse Post, 1967). In de jaren zestig waren The Beatles zeer populair en kozen jongeren om die reden voor hetzelfde kapsel. Daarnaast kan “carnaby-streetstyle” verwijzen naar Carnaby Street, een hippe winkelstraat in Londen. Blijkbaar was de journalist van mening dat Cremer zich liet leiden door de mode van de popcultuur.

De manier waarop Cremer in een interview met De Volkskrant (1969) wordt neergezet is anders. De kleding van de schrijver wordt beschreven, maar de journalist lijkt Cremers stijl niet opmerkelijk te vinden. Er wordt in elk geval niet veel aandacht aan besteed: “[Cremer] ziet er gezond en opgewekt uit, maakt een ontspannen indruk. Bruine lage laarzen, lichte corduroy broek, blauw T-shirt.” (1)

In een recensie van Dagblad van het Noorden (1978) wordt de

omslag van het boek Jan Cremers Logboek (1978), waarop Cremer zelf staat afgebeeld, omschreven. De omschrijving is vrij neutraal maar de journalist kiest voor bijvoeglijke naamwoorden als “helblauwe” voor kijkers en “vervaarlijke” voor rij tanden. Daarnaast wordt Cremers blik als “frank en vrij” omschreven: “Vanaf de omslagprent van zijn nieuwste boek, eenvoudigweg "Jan Cremers Logboek" geheten, blikt hij ons frank en vrij aan: Jan Cremer. Blonde haren helblauwe kijkers, verschoten spijkerjekkie en op de blote borst een ketting met een vervaarlijke rij haaietanden.” (1). Daardoor presenteert de journalist Cremer als een pure, rauwe en enigszins wilde jongen.

Ten slotte is een andere omschrijving van Cremer in

overeenstemming met de beschrijving hierboven. De Amersfoortse

courant (1978) zet de schrijver ook neer als een rauwe, onverzorgde

jongen met mooie ogen: “Nog steeds die opvallende ogen in die

de journalist geïmpliceerd dat de schrijver weinig aandacht aan zijn uiterlijk besteedt, aangezien Cremer volgens haar altijd hetzelfde “pakkie” aanheeft en zich niet regelmatig scheert. Deze omschrijving sluit in zekere zin aan bij het beeld van Cremer als nozem. Dit beeld contrasteert met het beeld van de Adonis en de celebrity dat in andere recensies en interviews van de schrijver is gegeven, zoals eerder in deze paragraaf is beargumenteerd.

6.9 Masculiniteit

Met name dankzij de inhoud van de boeken Ik, Jan Cremer en Ik, Jan

Cremer Tweede Boek – Cremers autorepresentatie – wordt Cremer door

het literaire veld vaak gepositioneerd als een hypermasculien figuur. De schrijver zou zich als held presenteren, zich als rebel gedragen en

vrouwen als seksuele objecten beschouwen. Zo wordt Cremer in een recensie als een kinderlijke man neergezet die op primitieve wijze naar vrouwen kijkt. De schrijver zou meer respect voor dieren dan voor vrouwen hebben:

Cremer heeft een afschuwelijk eenzijdige, variatieloze kijk op het genus vrouw. […]De vrouw is alleen seksueel tippeldier, nooit metgezel of medemens. Het Dier zèlf (hij schrijft het met een hoofdletter) staat bij hem hoger te boek. In deze opgeblazen episodes (over de "vieze" woorden spreek ik dan nog niet) kan ik met de beste wil niet geloven. De infantileit [sic] druipt er soms af. Primitiviteit, als u liever wil [sic]. (Leeuwarder courant, 1964: 1)

De vrouwen Bibeb en mevrouw Cremer – Cremers moeder – sluiten zich in Panorama (1966) aan bij de stelling dat Cremer respectloos over

vrouwen praat. Sterker nog, de schrijver zou vrouwen vernederen. Ook wordt er geïmpliceerd dat Cremer “de seksuele krachtpatser” uithangt:

Beide vrouwen geven overduidelijk blijk hetzelfde lot te delen dat alle vrouwen ondergingen die met de literaire nozem in aanraking kwamen: de mateloze vernedering van het zwakke geslacht. Van

Hester tot Loesje, van moeder tot schoonma, van Liz tot Bibeb -- altijd zullen vrouwen het slachtoffer worden van mannen die de seksuele krachtpatser uithangen.

Daarnaast schrijft Trouw (1967) dat vrouwen geobjectiveerd worden in het werk van Cremer en dat lichaamsmaten belangrijker zijn dan inhoud:

“Vrouwen die hij in dit boek liefheeft, hebben stuk voor stuk meer

gemeen met een koe dan met een gazelle. De grootte der borsten van zijn geliefden is formidabel.”

Ook volgens een andere recensie positioneert Cremer zichzelf als een held in zijn boeken en dienen vrouwen als versiering. De vrouwelijke personages zijn een soort karikaturen en objecten. Ze worden slechts gewaardeerd om hun vrouwelijke lichaamsdelen:

In overeenstemming met de titel komt er eigenlijk in Cremers boeken maar één persoon voor die werkelijk gestalte krijgt, de fenomenale held […] In Claudia moeten we waarschijnlijk een poging zien om naast de held ook nog iemand anders te plaatsen met een eigen gezicht. We komen in ieder geval heel wat meer van haar te weten dan de gebruikelijke lichaamsmaten, maar meer dan een vaag beeld van een ietwat hysterische vrouw, tamelijk dom en slecht aangepast, krijgen we toch niet. (Nieuwe Rotterdamse courant, 1967)

In Ik, Jan Cremer Tweede Boek komt volgens de recensent voor het eerst een vrouwelijk personage voor waarover meer verteld wordt dan slechts een beschrijving van haar lichaam. Toch lijken de negatieve

“vrouwelijke”22 eigenschappen sterker te worden benadrukt dan de

positieve eigenschappen.

22 Het woord “vrouwelijke” wordt hier tussen aanhalingstekens geplaatst, omdat met name in de negentiende eeuw hysterie als een typisch vrouwelijke aandoening werd gezien. Vanwege deze geschiedenis wordt hysterie nog steeds als een vrouwelijke eigenschap gezien, hoewel hier vraagtekens bij te plaatsen zijn (De Boer, 2012).

Ergens anders wordt beargumenteerd dat Cremer vrouwen vooral in seksuele termen beschrijft en ze beoordeelt op hun uiterlijk:

Jans sexuele verhalen zijn tenslotte zeer onbevredigend. Hij kijkt naar vrouwen als een rijkskeurder, die een formulier over een koe of een zeug invult: dik in de achterhand, geil boven de jarretels, flink in de voorhang, gespierd in de liesstreek; en borsten noemt hij brammen of hangers of joekels, als hij tieten al veel gebruikt heeft. (Vrij Nederland, 1969: 1)

De recensent omschrijft Cremer als een soort “rijkskeurder” ten opzichte van vrouwen. Doordat Cremer als een keurder van vrouwen wordt

neergezet, wordt tevens geïmpliceerd dat de schrijver zichzelf boven de vrouw plaatst. Dat sluit aan bij het hypermasculiene beeld de

heterorepresentatie van Cremer geeft.

De Groene Amsterdammer (1967) stelt dat Cremer zichzelf als een held wil neerzetten. Dit zou de schrijver doen door zich als een stoere man op te stellen:

Cremer is in dit boek op een enorme manier bezig van zichzelf een legendarische held te maken. Hij bouwt het beeld op van de jongen die altijd de schoppen heeft gekregen, maar die zich niet laat

ontmoedigen en als een desperado door de wereld trekt. […] Zijn houding is echter overwegend die van een man die zijn masochisme en zelfbeklag overcompenseert met een stoer

mannelijkheidsvertoon.

Cremer zou dus zich volgens deze journalist dus ook voornamelijk van zijn hypermasculiene kant laten zien. In een andere recensie wordt de masculiniteit van de schrijver tevens benadrukt, maar dan op een meer impliciete wijze. Cremer wordt een opschepper, en nozem genoemd die op zijn motor alle “wijven” verovert:

Eerst Jan Cremer. Al voor in 1964 Ik Jan Cremer verscheen, had hij zich een reputatie opgebouwd van de opschepper in het groot, de branie die een miljoen vroeg voor een schilderij, de meer dan levensgrote nozem die op zijn motor wel eens even de hele wereld en alle mooie wijven zou veroveren. (HP/Haagse Post, 1977)

Door te kiezen voor de term “wijven” in plaats van het meer respectvolle alternatief “vrouwen,” lijkt de journalist te suggereren dat Cremer

vrouwen als ondergeschikt aan de man ziet. Daarnaast past het beeld van de nozem op een motor bij het masculiene beeld dat vaker van Cremer wordt gegeven.

Ten slotte wordt in het laatste citaat van deze paragraaf een beeld geschetst van het – volgens de journalist – typische lezerspubliek van Ik,

Jan Cremer. Dit publiek bestaat voornamelijk uit puberjongens die het

boek vol seksverhalen en stoere avonturen stiekem lezen en dromen van een leven als dat van Cremer: het leven van een avonturier, schelm en versierder:

IK JAN CREMER... Weet u nog wel? Stiekem wegnemen uit je vaders boekenkast, lenen van verdachte vriendjes, verstoppen onder je hoofdkussen. Jeugdsentiment. Met rooie kop lezen van brullende motoren, avonturieren in Frankrijk en omstreken, van grootborstige vrouwen en sex. Vooral sex. Penissen en vagina's waar je niet eens van durfde dromen, werden plots onmetelijk

vergroot in een heus boek in volle werking beschreven. Jan Cremer, de flinkerd, de volksschrijver, de avonturier, de versierder, de

schelm. (Leidsch Dagblad, 1978: 1)

In de bovenstaande passage wordt de schrijver dus neergezet als een hypermasculien figuur.