• No results found

Seksisme in het literaire veld. Een onderzoek naar de oorzaak van de verschillen in de heterorepresentatie van Jan Cremer en Heleen van Royen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Seksisme in het literaire veld. Een onderzoek naar de oorzaak van de verschillen in de heterorepresentatie van Jan Cremer en Heleen van Royen"

Copied!
121
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Seksisme in het literaire veld

Een onderzoek naar de oorzaak van de verschillen in de

heterorepresentatie van Jan Cremer en Heleen van Royen

Masterscriptie Neerlandistiek

Azra Teijen

(2)
(3)

Inhoudsopgave

1 Inleiding...5

2.1 Posture volgens Jérôme Meizoz...7

2.2 Succes en gender...9

2.3 Postfeminisme...11

3 De autorepresentatie van Heleen van Royen...14

3.1 Inleiding...14

3.2 De sociaal-economische context...14

3.3 Het seksbomimago...16

3.4 Het schrijverschap...20

3.5 Een commerciële zakenvrouw...22

3.6 Baldadigheid...25

3.7 Geestesgesteldheid...28

3.8 Postfeminisme...30

3.9 Bespreking...35

4 De heterorepresentatie van Heleen van Royen...36

4.1 Inleiding...37

4.2 Losbandige seksualiteit...37

4.3 Verslaafd aan aandacht...39

4.4 Het schrijverschap...44

4.5 Het lichaam als promotiemiddel...47

4.6 Feminisme...50

4.7 Bespreking...52

5 De autorepresentatie van Jan Cremer...54

5.1 Inleiding...54

5.2 De sociaal-economische context...54

5.3 Succesvol schrijverschap...55

(4)

5.5 De excentrieke kunstenaar...61

5.6 De rebel...65

5.7 Van lagere klasse...67

5.8 Smoezelige seks...72

5.9 Masculiniteit...75

5.10 Bespreking...78

6 De heterorepresentatie van Jan Cremer...79

6.1 Inleiding...79 6.2 Cremers schrijverschap...79 6.3 Geestelijke gesteldheid...82 6.4 Leugenaar...84 6.5 Geldbelust...86 6.6 Cremers invloed...88 6.7 Het beest...89

6.8 Het uiterlijk van Cremer...91

6.9 Masculiniteit...93

6.10 Seks als hoofdthema...96

6.11 Bespreking...99

7 Heleen van Royen versus Jan Cremer...100

7.1 Inleiding...100 7.2 Overeenkomsten...100 7.3 Verschillen...102 7.4 Verklaring...105 8 Conclusie...107 Bibliografie...109

(5)

1

Inleiding

Dit onderzoek gaat over de beeldvorming rondom Heleen van Royen en Jan Cremer en de rol die gender speelt bij de auto- en

heterorepresentatie van de schrijvers.

Van Royen wordt beschouwd als een controversiële schrijver, het onderwerp seks komt veelvuldig in haar werk voor en de schrijver komt er openlijk voor uit dat ze niet monogaam is. Daarnaast wordt Van Royens werk door menig recensent op kwalitatief niveau als middelmatig

beschouwd en ten slotte wordt het de schrijver niet in dank afgenomen dat zij schrijven als een bedrijf ziet. Wanneer je niet voor brood op de plank kunt zorgen, kun je volgens Van Royen de pen beter laten liggen. Om die reden is Van Royen vergelijkbaar met de schrijver Jan Cremer. Het thema seks komt veel voor in Cremers werk, de schrijver is

regelmatig te zien in de media en heeft in de jaren zestig met zijn werk veel controversie veroorzaakt. Cremers debuut Ik, Jan Cremer – vol seks en geweld – kwam namelijk uit in 1964 toen er nog sprake was van een non-conformistische jongerencultuur.1 Ook steekt Cremer niet onder stoelen of banken dat geld verdienen zijn prioriteit is. Ten slotte presenteert zowel Van Royen als Cremer zich als een dominant,

zelfverzekerd en seksueel persoon. De schrijvers doen dit echter op een verschillende manier.

Ondanks de overeenkomsten tussen Cremer en Van Royen wordt er in de media verschillend op de schrijvers gereageerd. Zo wordt van Van Royen verwacht dat zij vragen over haar seksleven beantwoordt.

Dergelijke persoonlijke vragen zijn in interviews met Cremer niet terug te 1 VandenBroucke, 1998: 1

(6)

vinden hoewel de boeken van deze schrijver over het algemeen

autobiografisch worden geïnterpreteerd. Daarnaast wordt Van Royen door de media neergezet als iemand die verslaafd is aan aandacht en wordt haar verweten dat zij haar lichaam inzet als promotiemiddel.

Tevens wordt Van Royens werk bestempeld met de term “vrouwenroman” hoewel haar boeken in dezelfde categorie vallen als het werk van Cremer. Ten slotte wordt er in interviews aandacht besteed aan het uiterlijk van Van Royen en wordt haar voorkomen beschreven in termen van

seksualiteit. Sterker nog, de schrijver is gevraagd om te poseren voor Playboy. Ook voor dit laatste punt geldt dat bij de beschrijvingen van het uiterlijk van Cremer de nadruk minder op zijn seksualiteit ligt.

Een verklaring voor deze verschillen in receptie en behandeling van de schrijvers is het verschil in gender. In de geschiedenis was literaire bekendheid voornamelijk aan mannen voorbehouden. Om die reden wordt het beeld van de mystieke schrijver aan mannelijkheid gekoppeld en massacultuur over het algemeen geassocieerd met vrouwen. Ook de aversie tegen massacultuur wordt daarom op vrouwen geprojecteerd.

Daarnaast is het verschil in beeldvorming van de schrijvers te duiden in het licht van de postures die zij zich aanmeten. Wanneer een vrouwelijke schrijver zich wil presenteren als een onafhankelijk, sterk en seksueel persoon is zij genoodzaakt voor een posture te kiezen binnen het kader van haar gender. Hetzelfde geldt voor een mannelijke schrijver. Cremer neemt de posture aan van een hypermasculiene man en Van Royen zet zichzelf (onbewust) neer als een typische postfeministische vrouw. Dat Van Royen zich als een postfeminist positioneert is echter problematisch. Ondanks het feit dat vrouwen niet slechts baas in eigen buik, maar baas van eigen lichaam zijn geworden, wordt door de

postfeministische “stroming” een antifeministisch discours in stand

gehouden waarin vrouwen worden geobjectiveerd. Postfeministen hebben het heft in eigen handen genomen, ze worden niet meer geobjectiveerd, maar doen dat zelf. Daarmee maken ze zichzelf tot een slachtoffer van het schoonheidsideaal en loopt hun geseksualiseerde lichaam het risico om te falen.

(7)

In deze scriptie zal dan ook de volgende stelling verdedigd worden: “De schrijvers Jan Cremer en Heleen van Royen worden ondanks hun vergelijkbare autorepresentatie verschillend gepositioneerd door de heterorepresentatie vanwege het verschil in gender.” Om deze vraag te kunnen beantwoorden worden interviews met Van Royen en Cremer geanalyseerd en recensies van het werk van de schrijvers bestudeerd. Vervolgens zullen hun schrijversidentiteiten vergeleken worden.

Allereerst worden in het theoretisch kader de concepten posture, autorepresentatie en heterorepresentatie, succes met betrekking tot gender en postfeminisme gedefinieerd.

2

Theoretisch kader

2.1 Posture volgens Jérôme Meizoz

Om de beeldvorming rondom Heleen van Royen en Jan Cremer te analyseren, is het noodzakelijk om het begrip ‘posture’ te definiëren.

De socioloog Jérôme Meizoz verbindt de opvattingen van Pierre Bourdieu met betrekking tot het literaire veld met de letterkunde die zich voornamelijk richt op het analyseren en bestuderen van het werk op zichzelf. Zich baserend op deze verschillende manieren van onderzoek doen, neemt Meizoz een ‘middenpositie’ in. Die middenpositie houdt in dat de handelende persoon in het literaire veld bestudeerd wordt. Deze handelende persoon betreft “het personage in het publieke domein”2 dat zich een bepaalde posture aanmeet. Met deze onderzoeksmethode wil Meizoz bereiken dat er wordt nagedacht over de relatie tussen de auteur en het literaire werk.

(8)

In de bundel Authorship revisited. Conceptions of authorship

around 1900 and 2000 (ed. Dorleijn, Grüttemeier en Korthals Altes, 2010) is het artikel ‘Modern posterities of posture’ van Meizoz opgenomen. Dit artikel betreft een vertaling van Meizoz’ theorieën over posture. Meizoz baseert zich met zijn definitie van posture op de manier waarop Alain Viala het begrip gebruikt. Posture gaat dan om de manier waarop een auteur zich in een omgeving positioneert. Het begrip heeft daarnaast betrekking op het ethos van een schrijver: de manier waarop een schrijver zich profileert.

Meizoz benadrukt dat de posture van een auteur zich altijd verhoudt tot het literaire veld. Met de posture die aan auteur zichzelf aanmeet, neemt hij een bepaalde positie aan in het literaire veld. Deze positie kan worden ondersteund of ondermijnd door een bepaalde posture. Een posture wordt niet enkel door een schrijver zelf

geconstrueerd, maar het is een interactief proces. Andere actoren in het literaire veld, zoals journalisten, uitgeverijen en critici dragen ook bij aan de vorming van de posture van een auteur:

Posture is not uniquely an author’s own construction, but an

interactive process: the image is co-constructed by the author and various mediators (journalists, criticism, biographies) serving the reading public. Posture begins from the moment of publication – at the publisher’s therefore – and involves the very presentation of the book (size, cover, etcetera). (84)

Een auteur kan zich een posture aanmeten door zich op een bepaalde manier te uiten, te kleden en te gedragen. Dit zijn allerlei manieren van een auteur om zich op een bepaalde manier in het literaire veld te

positioneren en om zijn positie te legitimeren.

Meizoz’ theorieën met betrekking tot posture zijn relevant voor dit onderzoek omdat de postures die Cremer en Van Royen hebben

aangenomen in deze scriptie vergeleken zullen worden. De schrijvers hebben zich op bepaalde wijze gepositioneerd in het literaire veld en op

(9)

deze positie wordt door andere actoren in het literaire veld gereageerd. Deze twee aspecten van posture heeft Laurens Ham in zekere zin

onderverdeeld in de begrippen autorepresentatie en heterorepresentatie in zijn proefschrift Door Prometheus geboeid: De autonomie en autoriteit van de moderne Nederlandse auteur (2015). Bij autorepresentatie gaat het om hoe de schrijver zichzelf positioneert en bij heterorepresentatie gaat het om hoe de auteur door anderen – zoals critici, journalisten en lezers – wordt neergezet. Ham legt het begrip posture van Meizoz als volgt uit:

Onder ‘posture’ verstaat [Meizoz] de zelfrepresentaties waarmee auteurs invulling geven aan hun positie in het literaire veld

(autorepresentatie) én de representaties van auteurs zoals die door critici, essayisten, wetenschappers en anderen in het leven worden geroepen (heterorepresentatie). Deze representaties bestaan uit discursieve elementen (teksten waarvan vaak een bewuste, strategische werking uitgaat) en non-discursieve elementen (gedrag, zoals de spreekstijl en manier van bewegen van een

auteur, dat maar tot op zekere hoogte bewust ingezet kan worden). (31)

De auto- en heterorepresentatie van een auteur komt tot uiting in verschillende soorten teksten. In deze scriptie zullen voornamelijk interviews en recensies worden geanalyseerd om de auto- en heterorepresentatie van Cremer en Van Royen uit de teksten te destilleren. Met name in interviews wordt namelijk duidelijk hoe de schrijvers zichzelf positioneren (autorepresentatie) en voornamelijk in recensies komt tot uiting hoe de auteurs in het veld worden neergezet (heterorepresentatie).

2.2 Succes en gender

In de vorige paragraaf is aan bod gekomen dat schrijvers zich op een bepaalde manier positioneren in het literaire veld en dat op deze positie vervolgens door andere actoren in het literaire veld op een bepaalde

(10)

manier gereageerd wordt. Het soort posture dat een schrijver aanneemt – en kan aannemen – en de manier waarop op deze posture gereageerd wordt, is ook afhankelijk van het geslacht van de auteur. In het veld meet een auteur zich dus een posture die automatisch gendergerelateerd is. Een vrouwelijke schrijver zal zich, om aandacht van lezers te trekken, op een andere manier uiten, gedragen en kleden dan een mannelijke

schrijver.

Dit verschil in positionering heeft onder andere te maken met historische ontwikkelingen in het literaire veld. De socioloog en letterkundige Loren Glass schrijft in zijn eerste boek Authors Inc.: Literary Celebrity in the Modern United States, 1880-1980 (2004) dat vrouwelijke auteurs pas vanaf het begin van de twintigste eeuw literaire bekendheid wisten te vergaren. Voor die tijd werden vrouwen over het algemeen geweerd van de literaire canon. De vrouwelijke auteurs

schreven voornamelijk over heteroseksuele romantische liefde en zetten in hun werk een ‘nieuw soort vrouw’ neer. Met deze ontwikkeling

ontstond er een zogenaamde ‘mannelijke crisis’. Deze crisis hield in dat mannen zich van de vrouwelijke schrijvers gingen afzetten door hun masculiniteit te cultiveren. Hierdoor ontstond een scheiding in literaire genres: het avant-gardistische literair experimentele genre kwam tegenover de populaire literatuur te staan. Het eerste genre werd voornamelijk geassocieerd met mannelijke schrijvers, academici en

intellectuelen. Hoewel niet enkel het werk van vrouwelijke auteurs, maar ook het werk van mannelijke auteurs die over moderne liefde of de

moderne vrouw schreven, tot het laatste genre behoorden, werd de populaire literatuur over het algemeen met vrouwen en vrouwelijke eigenschappen geassocieerd.

Ook de letterkundige Andreas Huyssen – aan wie Glass

herhaaldelijk refereert – zet in zijn After the great divide: Modernism, mass culture, postmodernism (1986) uiteen dat vrouwen over het

algemeen aan “lage cultuur”, of massacultuur, worden gekoppeld, terwijl mannen in verband worden gebracht met “echte, authentieke literatuur”:

(11)

[Woman] is positioned as reader of inferior literature – subjective, emotional and passive – while man […] emerges as writer of

genuine, authentic literature – objective, ironic, and in control of is aesthetic means. Of coarse, such a positioning of woman as avid consumer of pulp, which I take to be paradigmatic, also affects the woman writer who has the same kind of ambition as the “great (male) modernist.” (46)

Onder massacultuur verstaat Huyssen onder andere serieromans,

populaire en familietijdschriften, fictieve beststellers en cultuur voor de werkklasse. De koppeling tussen vrouwelijkheid en massacultuur heeft ook volgens Huyssen zijn oorsprong in het feit dat vrouwen altijd al buiten de ‘hoge cultuur’ en instituties zijn gehouden. Vrouwen mochten de mannelijke artiest van inspiratie voorzien of zich bezighouden met lagere cultuur.

Daarnaast heeft Brenda Weber, gespecialiseerd in gender studies, onderzoek gedaan naar vrouwelijke bekende schrijvers in de negentiende eeuw. In haar Women and literary celebrity in the nineteenth century: the transatlantic production of fame and gender (2013) beargumenteert Weber dat vrouwen in die tijd verschillende vormen van auteurschap lieten zien. Dit kwam doordat de vrouwelijke schrijvers te maken hadden met een mannelijk discours waarin zij hun schrijversidentiteit vorm moesten geven. Op die manier werden seksuele tegenstellingen

gecompliceerd omdat vrouwen zich bepaalde mannelijke eigenschappen moesten aanmeten om in het mannelijke discours te kunnen functioneren. Om dit punt te illustreren analyseert Weber een stuk van de journalist Fanny Fern. Volgens Weber ziet Fern het werk van een auteur niet los van de schrijver zelf en impliceert Fern op die manier dat niet slechts het werk, maar ook de schrijver het slachtoffer van kritiek kan worden. Weber heeft het – evenals Fern – voornamelijk over vrouwelijke schrijvers.

Men was in de negentiende eeuw zeer geïnteresseerd in de levens van bekende schrijvers, dus als een vrouw ervoor koos om actief te zijn in

(12)

de media, dan maakte zij zichzelf kwetsbaar. Fern beargumenteert vervolgens dat bekende mannelijke auteurs zich om die reden beter staande kunnen houden in het literaire veld, mannen zouden beter om kunnen gaan met persoonlijke aanvallen. Volgens Weber doet Fern

voorkomen alsof zij ervan uitgaat dat het ‘biologisch gedetermineerd’ zou zijn dat mannen het veld domineren. Weber beargumenteert echter dat het bij Fern ook mogelijk lijkt te zijn voor zeer sterke vrouwen om zich in het literaire veld staande te kunnen houden:

thus [Fern is] appearing to align herself with a biologically

determined and male-dominated organization of gender and sex. But in her statement there is also a plausible argument for

something quite different: any woman who is to exist as famous must be doubly strong in order to bear fame’s weight. (78)

Een aantal bekende schrijvers in de negentiende eeuw heeft wel nieuwe manieren gevonden om als vrouw geld te verdienen en publiekelijk te verschijnen terwijl ze hun vrouwelijkheid behielden. Deze vrouwelijke auteurs hebben dit mogelijk kunnen maken door te spelen met postures waardoor zij de culturele ideeën en overtuigingen met betrekking tot geslacht en gender veranderden.

Ten slotte beargumenteert Weber dat er een duidelijk verband bestaat tussen culturele stereotypes en de manier bekendheden zichzelf neerzetten en worden bekritiseerd: “The relation between cultural

stereotype and celebrity is critical, in this regard, since both gain their saliency and recognizability through similar cultural axes and signifying systems.” (142). Bekendheden moeten zich zien te positioneren binnen het bestaande discours. Om dat te doen zijn ze genoodzaakt om gebruik te maken van de betekenissystemen die er zijn. Zo heeft men bepaalde – stereotypische – verwachtingen van een vrouw, bijvoorbeeld dat zij op de achtergrond blijft, verzorgend is en zich degelijk en elegant gedraagt. Wanneer een vrouw zich in een ander discours – zoals het literaire veld – begeeft, bestaan die verwachtingen nog steeds.

(13)

2.3 Postfeminisme

Als laatste is het van belang om de term postfeminisme te behandelen in dit theoretisch kader. Van Royen presenteert zichzelf namelijk als een typische postfeminist en deze positionering kan ook als een posture gezien worden en brengt bepaalde reacties in het literaire veld met zich mee.

De feminist Angela McRobby wie zich voornamelijk bezighoudt met het onderzoeken van populaire cultuur en media beschrijft postfeminisme in haar artikel ‘Post-feminism and popular culture’ (2004) als een

stroming die ervan uitgaat dat gelijkheid tussen mannen en vrouwen bereikt is. McRobby stelt dat postfeminisme tegenstrijdige en paradoxale ladingen draagt, omdat bijvoorbeeld wel bepaalde feministische

overtuigingen worden gereproduceerd, hoewel er tevens vanuit wordt gegaan dat het feminisme niet meer nodig is.

De socioloog, feminist en wetenschapper op het gebied van gender en media Rosalind Gill stelt in haar ‘Postfeminist media culture’ (2007) tevens dat het postfeministische discours tegenstrijdig elementen bevat, aangezien er sprake is van de aanwezigheid van zowel feministische als antifeministische ideeën. Een feministische overtuiging binnen het postfeminisme is bijvoorbeeld dat vrouwen de vrijheid horen te hebben om eigen keuzes te maken. Dat houdt echter ook in dat vrouwen ervoor mogen “kiezen” om wel of niet aan het schoonheidsideaal te voldoen en aantrekkelijk te zijn voor mannen. Postfeministen worden dus niet meer – alleen – door mannen geobjectiveerd, maar hebben het heft in eigen handen genomen. De vraag is echter in hoeverre er werkelijk sprake is van een keuze. Wanneer een vrouw namelijk niet aan het

schoonheidsideaal voldoet zal zij zich maatschappelijk minder geslaagd voelen, aangezien schoonheid bij vrouwen een belangrijke waarde is. Volgens Gill is er daarom ogenschijnlijk sprake van een van een

verschuiving van objectivering naar subjectivering:

[Postfeminism] emphasizes the contradictory nature of postfeminist discourses and the entanglement of both feminist and anti-feminist

(14)

themes within them. These include the notion that femininity is a bodily property; the shift from objectification to subjectification; an emphasis upon self-surveillance, monitoring and self-discipline; a focus on individualism, choice and empowerment; the dominance of a makeover paradigm; and a resurgence of ideas about natural sexual difference. (149)

Gill benadrukt dat er binnen het postfeminisme obsessieve aandacht is voor het lichaam. Vrouwelijkheid wordt gecultiveerd. Bij vrouwelijkheid gaat het niet om kenmerken als verzorgend zijn en moederschap maar het bezitten van een “sexy lichaam”. Dit laatste wordt binnen het postfeminisme gezien als de belangrijkste vorm van de vrouwelijke identiteit. Om een aantrekkelijk lichaam te hebben, moet je als vrouw echter voldoen aan de –strenge – eisen van het schoonheidsideaal. Dat heeft als gevolg dat het lichaam van de vrouw bekritiseerd wordt, door zowel mannen als vrouwen, en dat een vrouw op het gebied van uiterlijk altijd het risico loopt om te falen: “Women’s bodies are evaluated,

scrutinized and dissected by women as well as men, and are always at risk of ‘failing’.” (149)

Gill beargumenteert dat van vrouwen – veel meer dan van mannen – verwacht wordt dat zij werken aan hun uiterlijk voorkomen.

Postfeministen zijn zich er echter vaak niet van bewust dat ze slachtoffers zijn van het schoonheidsideaal en presenteren hun acties om die reden alsof ze voortkomen uit vrije wil.

Ten slotte stelt Gill dat postfeministische vrouwen ervoor verantwoordelijk zijn zich te presenteren als aantrekkelijke

heteroseksuele subjecten. Daarnaast wordt van vrouwen verwacht – of verwachten postfeministische vrouwen van zichzelf – dat zij mannen plezieren op seksueel gebied en vrouwen zijn verantwoordelijk voor het hebben van veilige seks. Ook wordt van vrouwen verwacht dat zij hun seksuele reputatie verdedigen en bijdragen aan een goed zelfbeeld van mannen. Van mannen zou meer sociaal geaccepteerd zijn dat ze

(15)

3

De autorepresentatie van Heleen van Royen

3.1 Inleiding

Heleen van Royen neemt verschillende postures aan in het literaire veld. De aspecten van het door haarzelf gecreëerde imago komen hieronder aan bod. De schrijver presenteert zichzelf soms als een seksbom, maar relativeert dit imago in andere interviews weer. Ook positioneert zij zich als schrijver voor het brede publiek en stelt Van Royen dat zij het als volksschrijver verder geschopt heeft dan Gerard Reve. Daarnaast zet Van Royen zichzelf neer als een commerciële zakenvrouw, dat houdt in dat de schrijver bepaalde strategieën inzet om haar boeken aan de man te

(16)

verdienen. Buiten dat presenteert Van Royen zich als een baldadig

persoon, iemand die zich soms recalcitrant gedraag en durft wat anderen niet zomaar zouden doen. In andere interviews stelt de schrijver echter weer dat zij een normale en brave vrouw is. Verder komt Van Royen er in haar werk, in talkshows en in interviews openlijk voor uit dat zij

regelmatig last heeft van psychoses, zij zet zichzelf daarom neer als een schrijver met een labiele geestesgesteldheid. Ten slotte positioneert Van Royen zich onbewust als een typische postfeminist, zoals in de laatste paragraaf van dit hoofdstuk beargumenteerd zal worden.

Om de autorepresentatie van Van Royen te illustreren zal

voornamelijk uit interviews geput worden. Ook zullen soms talkshows en boeken van de schrijver aangehaald worden. De jaartallen waaruit deze bronnen afkomstig zijn, zullen soms uiteenlopen. De manier waarop de schrijver zichzelf vandaag de dag positioneert is over het algemeen vergelijkbaar met hoe zij zichzelf aan het begin van haar

schrijverscarrière (vanaf het jaar 2000) presenteerde. De bronnen in dit hoofdstuk zijn echter meestal op chronologische volgorde aangehaald, zodat een eventuele verandering in de autorepresentatie opgemerkt kan worden.

3.2 De sociaal-economische context

De positionering van Van Royen als schrijver kan niet los worden gezien van de tijd waarin zij leeft. De schrijver verhoudt zich tot wat er gebeurt in het literaire veld en in de maatschappij. Om die reden zal in deze

paragraaf een samenvatting gegeven worden van de sociaal-economische context van Van Royen. Deze samenvatting richt zich dan vooral op

historische ontwikkelingen die relevant zijn voor deze scriptie met het oog op de schrijver.

Vanaf de jaren tachtig vond er een grote verandering plaats met betrekking tot de boekenmarkt. Aanvankelijk domineerde de esthetische, intellectuele literatuur – zoals het werk van de Vijftigers – het literaire veld, maar de literaire popart bracht daar verandering in. De

boekenmarkt werd commerciëler: de boekenbranche verloor “haar

(17)

verkocht (Ruiter & Smulders, 1996: 335). Uitgeverijen waren

genoodzaakt zich meer te richten op de verkoop van bestsellers dan de verkoop van literaire werken om zich staande te kunnen houden in het literaire veld. Volgens Frans Ruiters en Wilbert Smulders (1996) ging de commercialisering van de boekenmarkt hand in hand met de

“mediatisering van de literatuur” (336). Deze mediatisering was zowel voor- als nadelig voor uitgeverijen. Via media konden boeken makkelijker aan de man gebracht worden, maar het werk kon tevens sneller uit de gratie raken.

Daarnaast is het met betrekking tot Van Royen relevant om de ontwikkelingen op het gebied van feminisme te schetsen. Iris van der Tuin (2013) beargumenteert dat het postfeminisme in de jaren negentig opkwam als reactie op de tweede feministische golf. Deze golf duurde van ongeveer vanaf 1965 tot 1985 en kwam tot stand omdat vrouwen

ontevreden waren over hun positie in de maatschappij. Mannen en vrouwen waren formeel dan wel gelijk, van vrouwen werd alsnog verwacht dat zij zorgdroegen voor de kinderen terwijl de mannen werkten. ‘Echte’ gelijkheid zou volgens de tweede golffeministen pas bereikt zijn als mannen meer zorgtaken zouden overnemen zodat vrouwen ook de kans kregen om te werken.3

De generatie na de tweede golfers – zoals de auteurs Naomi Wolf en Katie Roiphe – zouden hebben willen afrekenen met hun feministische moeders. Van der Tuin gaat wat het postfeminisme betreft uit van twee definities. De eerste definitie gaat om een positionering die na het

feminisme komt: postfeministen zouden ervan overtuigd zijn dat het doel, gendergelijkheid, is bereikt. De tweede definitie gaat juist om een

“feministische positionering”: de idealen van het oude feminisme zijn niet meer bruikbaar dus postfeministen zouden ‘het wiel opnieuw uit willen vinden.’ (1)

(18)

3.3 Het seksbomimago

Van Royens posture kan gezien worden als een reactie op haar sociaal-economische context. Zo presenteert de schrijver zichzelf in sommige interviews als een soort seksbom. Deze positionering is te duiden in het licht van het postfeminisme.

Zo beschouwt Van Royen seks en flirten als basisbehoeften, wijdt uit over haar vibratorcollectie, is een voorstander van het open huwelijk en heeft in het mannenblad Playboy gestaan. In andere interviews stelt de schrijver echter weer dat men aan de haal is gegaan met haar imago en zij helemaal niet de seksbom is zoals zij door journalisten wordt

neergezet.

In Humo (2006) presenteert Van Royen zich als een seksuele vrouw. Ze stelt dat ze seks belangrijk acht en geeft toe dat zij graag met mannen slaapt of masturbeert als het eerste niet mogelijk is:

[Seks] is een basisbehoefte, net zoals eten, drinken en jezelf verwarmen. Ik zorg ervoor dat ik die behoefte kan bevredigen als dat nodig is - óók als er geen man in de buurt is: dan doe ik het zelf wel. Seks is dus heel belangrijk, maar vertrouwen en vriendschap zijn dat nog veel meer. Net daarom vind ik het niet erg dat seks in mijn relatie met Ton geen exclusieve aangelegenheid is.

Daarnaast geeft de schrijver te kennen dat zij een open huwelijk heeft. Het vertrouwen en de vriendschap deelt ze met haar man, maar seksuele behoeften mogen volgens de schrijver ook buiten de deur bevredigd worden.

In de glossy Stout (2007) vertelt Van Royen over haar fotosessie voor Playboy. Bovendien zijn er foto’s in Stout opgenomen die ook in Playboy zijn gepubliceerd. De schrijver laat zich aan haar lezers dus graag zien als een vrouw met een vrije seksuele moraal en als iemand die niet te verlegen is om zich letterlijk bloot te geven.

(19)

In een interview vertelt Van Royen dat zij het prettig vindt om een lustobject te zijn en dat ze het vervelend zou vinden als zij niet meer aantrekkelijk gevonden zou worden door mannen:

Maar er komt een moment dat er geen bouwvakker meer naar je fluit. Dan word je zó van de kaart geveegd. Onzichtbaar worden voor de andere sekse lijkt me geen pretje. Uiteindelijk wil elke vrouw een lustobject zijn, al geven we het niet toe. (Vrij Nederland, 2010: 1)

Ook in Metro (2012) stelt de schrijver dat flirten zeer belangrijk voor haar is: “Flirten is gewoon de jus van het bestaan.”

Ten slotte spreekt de schrijver in een interview met het Algemeen Dagblad openlijk over seks. Wanneer Van Royen door gevraagd het blad gevraagd wordt of zij een vibrator bezit, geeft zij daarop uitgebreid antwoord:

[Ik] heb een hele collectie. Daaronder een Duitse vibrator voor het stevige werk en een rode trilappel. […] Ik kan het gebruik iedereen aanraden. Het zijn handige dingen. Vooral wanneer je even wilt ontspannen tijdens het werk, maar geen zin hebt in een urenlange kermis met een partner. Vroeger gingen vrouwen wel eens naar hun huisarts voor een zogenoemde bekkenmassage. Fantastisch lijkt me dat. Krijg je tenminste geen lamme arm.

In de bovenstaande interviews presenteert de schrijver zich dus als een seksueel persoon. In andere interviews zet zij echter een ander beeld van zichzelf neer. Volgens Van Royen zijn journalisten aan de haal gegaan met haar uitspraken, waardoor zij het imago van een “losgeslagen vrouw” heeft gekregen die er allerlei minnaars op na houdt. De schrijver stelt in een aantal interviews dat dit imago niet overeen komt met wie zij in werkelijkheid is. Zo stelt Van Royen in Humo (2006) dat er sprake is van

(20)

een “misverstand”, zij is niet monogaam maar dat gegeven hoeft niet te betekenen dat zij veel seks buiten haar huwelijk heeft:

Er bestaat een groot misverstand over mij: dat ik een losgeslagen vrouw ben die met elke vent naar bed gaat. Oké, ik kom er openlijk voor uit dat ik niet monogaam ben, maar daarom doe ik het toch niet zomaar met iedereen? Ik ben een gelukkig getrouwde vrouw met twee kinderen, die zielsveel houdt van haar man.

De schrijver voegt daar nog aan toe dat ze gelukkig getrouwd is en veel om haar man geeft. Wellicht is Van Royen bang dat overspeligheid wordt gekoppeld aan een slechte relatie. In ieder geval wil de schrijver de lezer ervan overtuigen dat haar voorkeur voor een open huwelijk niets te

maken heeft met haar gevoelens voor haar man.

In hetzelfde interview bevestigt van Royen later nogmaals dat zowel haar man Ton, als Van Royen zelf, niet regelmatig met anderen het bed delen. Sterker nog, de schrijver stelt dat zij en haar man een

“doodgewoon huwelijk” hebben:

Ton en ik hebben een doodgewoon huwelijk, alleen eisen we elkaar niet op en verbieden we elkaar ook niks. Als we zin hebben om met een ander naar bed te gaan, dan doen we dat lekker. Maar

nogmaals: dat betekent niet dat wij elke nacht met een wildvreemde de koffer in duiken.

‘Doodgewoon’ is een open huwelijk uiteraard niet, aangezien een

gesloten huwelijk de norm is. Toch wil de schrijver zichzelf blijkbaar als iemand met een normaal huwelijk neerzetten door haar imago van de overspelige vrouw te relativeren.

In een interview met HP/De Tijd (2006) gaat Van Royen nog verder in het relativeren van haar open huwelijk. De schrijver probeert zelfs te ontkennen dat er sprake is van overspeligheid:

(21)

Hoe zit dat eigenlijk tussen jou en je man, Ton van Royen, de SBS 6-presentator? “Ton is mijn nummer één. Ik heb geen ander en ben nog nooit een ander tegengekomen.”

Dus niks open huwelijk?

[…] "De tijden veranderen. Nee, ik snap dus echt niet dat dit zo boeiend is. En ik begin er steeds meer spijt van te krijgen dat ik er ooit over begonnen ben.

[…] Oké, je hebt de primeur. Luister goed. Ik heb geen open huwelijk. Het was allemaal één grote pr-stunt. Er zal niemand opstaan die zegt: ik heb het met Heleen van Royen gedaan. Omdat die mannen er om de doodeenvoudige reden niet zijn. Iedereen is erin getrapt. Nou goed?”

Weer stelt Van Royen dat haar man op de eerste plaats komt. Dit gegeven duidt op een vermoeden bij de schrijver dat haar open huwelijk verkeerd begrepen wordt. Seks buiten de deur wordt verward met gevoelens voor andere mannen dan haar eigen man. De schrijver is duidelijk geërgerd en lijkt er spijt van te hebben dat ze open is geweest over haar privéleven. In de laatste alinea van het citaat beweert Van Royen dat haar open huwelijk een leugen is die in dienst staat van de promotie van haar werk. Aan het eind van de alinea ontkracht de schrijver deze bewering echter door af te sluiten met ‘Nou goed?.’ Achter deze afsluitende vraag lijkt een andere vraag te schuilen, namelijk: ‘Is dat wat je wilt horen?.’ Of de ontkenning van het open huwelijk nu berust op waarheid of niet, blijkbaar wil Van Royen de indruk wekken dat zij in werkelijkheid vrij monogaam is en dat haar imago is opgeblazen. Uit dit interview wordt dus duidelijk dat de auto- en heterorepresentatie elkaar beïnvloeden.

In een ander interview laat de schrijver ook weten dat zij het vervelend vindt dat ze telkens weer in interviews en shows

geconfronteerd wordt met vragen over haar open huwelijk:

Sommige dingen worden ook zo... opgeblazen. Zoals mijn standpunt over monogamie. Had ik op voorhand geweten dat het zó lang zou

(22)

meegaan, tja. Maar je staat er op dat moment niet bij stil. Ook in De laatste show ging het daar natuurlijk weer over, en over open

huwelijken. (De Morgen, 2006)

Van Royen impliceert in dit citaat dat de verhalen rondom haar open huwelijk worden overdreven doordat de schrijver zegt dat ‘dingen worden opgeblazen.’

In een interview met HP/De Tijd (2009) lijkt Van Royen minder tevreden te zijn met haar imago van een seksbom dan zij in interviews hierboven beweerde: "Het is wonderlijk hoelang dat seksbomimago me blijft achtervolgen. Ik ben nota bene 44. Het gaat me uiteindelijk om de boeken, niet om mijn imago. Dat schrijven is een serieuze zaak voor me." Het woord “achtervolgen” draagt een negatieve lading, waardoor Van Royen met de eerste zin van dit citaat lijkt te willen zeggen dat zij dit imago liever kwijt dan rijk is. Ook lijkt de schrijver te impliceren dat zij het vervelend vindt dat haar seksbomimago haar schrijverschap

overschaduwt. Van Royen positioneert zichzelf in dit interview dus als een serieuze schrijver die het slachtoffer is geworden van haar

seksbomimago.

Ten slotte presenteert de schrijver in een ander interview als iemand die helemaal niet zo seksueel is als zij in interviews hierboven deed voorkomen. Seks zou volgens Van Royen “overgewaardeerd’” zijn: “Seks is zwaar overgewaardeerd […]. Vroeger wisten vrouwen niet wat een orgasme was en ze misten het geen seconde.” (De Volkskrant, 2009)

Van Royen is duidelijk niet consequent in de posture die zij aanneemt in het literaire veld. Soms presenteert zij zichzelf als een

seksueel persoon die haar behoeftes graag buiten de deur bevredigt en in andere interviews relativeert de schrijver haar uitspraken over het open huwelijk en beweert ze dat ze niet zo seksueel is als ze heeft doen

voorkomen.

3.4 Het schrijverschap

Van Royen positioneert zichzelf als een schrijver die niet de ambitie heeft om literatuur te schrijven. Liever wil de schrijver dat haar boeken

(23)

toegankelijk zijn voor het brede publiek. Daarnaast benadrukt Van Royen dat zij niet in staat is literair te schrijven. Toch valt uit sommige

interviews op te maken dat de schrijver haar best doet om enigszins poëtisch te schrijven.

In een interview met Humo (2006) laat Van Royen weten dat ze zichzelf niet als een “gevierd schrijfster” ziet en dat ze die ambitie ook niet heeft. De schrijver noemt zichzelf geen schrijver, maar een journalist die ook wat boeken heeft geschreven. Ook omschrijft Van Royen schrijven als iets dat zij doet om brood op de plank te brengen, ze schrijft niet voor de kunst. Schrijven is voor Van Royen geen noodzaak, ze zou ook gelukkig wanneer ze haar pen niet meer zou gebruiken:

[Ik] zie mezelf nooit als Gevierd Schrijfster. Als mensen vragen naar mijn beroep, zeg ik: 'Ik ben journaliste, en ik heb ook een paar boeken geschreven.' Schrijven is mijn vak, niet mijn roeping. Als ik het niet deed, zou ik óók gelukkig zijn. Je zult mij ook nooit horen beweren dat ik kunst maak. Het zijn gewoon boeken, weetje wel. In hetzelfde interview lijkt Van Royen literaire schrijvers enigszins belachelijk te maken, waardoor ze zichzelf tegenover deze schrijvers plaatst:

[Ik] wil schrijven voor een groot publiek, niet voor een elitaire kliek van zogenaamde fijnproevers. Ik ken mijn beperkingen: ik probeer geen grote ideeën of theorieën te verkondigen, en stilistisch stel ik niet zoveel voor, maar ik kan wel een leuk verhaal vertellen. En daar houden veel mensen blijkbaar van.

De schrijver refereert aan lezers van literatuur met “een literaire kliek van zogenaamde fijnproevers.” Met deze bewoording wil Van Royen waarschijnlijk zeggen dat ze het pretentieus gedoe vindt. Van Royen kan en wil “een leuk verhaal” vertellen en benadrukt dat een zij daar een groot publiek mee weet te bereiken.

(24)

Een paar jaar later plaatst Van Royen zich in een interview met het

Algemeen Dagblad (2013) weer tegenover literaire schrijvers. De

schrijver is trots op het feit dat ze geen literatuur schrijft. Zij kan zich meer verplaatsen in “de gewone vrouw” en daarom sluit haar werk meer aan bij het grote publiek dan de boeken van Arnon Grunberg en A. F. Th. van der Heijden: “Mijn kracht is juist dat ik die gewone vrouw kan

beschrijven. Denk je dat Arnon Grunberg of A.F.Th. van der Heijden daartoe in staat zijn? Die hebben hun hele leven nog nooit een gewone vrouw gezien.”

In een interview met De Volkskrant (2009) stelt de schrijver weer dat zij niet als doel voor ogen heeft om literair te schrijven. Hoe critici haar boeken plaatsen is aan hen, maar Van Royen houdt zich daar niet mee bezig: “In welke traditie mijn boeken staan, moeten anderen maar zeggen. Ik ga niet zitten met het voornemen even een revitaliserende roman te schrijven.” Wat Van Royen wel lijkt te ambiëren is volksschrijver zijn. Volgens de schrijver heeft zij bereikt wat Gerard Reve nooit heeft kunnen bereiken omdat hij te literair schreef:

Gerard Reve wilde, net als ik, ook altijd heel graag een

Volksschrijver zijn, maar dat is hem nooit echt gelukt. Want te literair.[…] [Ik]ben de nieuwe Reve, ja. Wat hij wilde, heb ik voor elkaar gekregen en daar ben ik heel erg trots op. (HP/De Tijd, 2006)

Uit hetzelfde interview zou je echter kunnen opmaken dat Van Royen toch probeert om enigszins literair te schrijven. In de volgende passage stelt de schrijver weer dat ze het onzin vindt om literair te willen schrijven, maar vervolgens beargumenteert ze dat haar boek De ontsnapping (2015) poëtisch is:

[Ik] ben geen mooischrijver; dat kan ik niet en ik vind het ook vaak onzin. Maar er zit wel lading in. Niet per zin maar in het geheel. Het is meer muziek, cadans, ritme. Dat zit echt in de tekst. Het moet bijna poëtisch zijn. […] Als je het voordraagt, merk je het. En

(25)

de lading zit natuurlijk vooral in wat je niet opschrijft. (HP/De Tijd, 2006)

Blijkbaar heeft Van Royen met het schrijven van De ontsnapping haar best gedaan om gelaagdheid toe te voegen. Gelaagdheid is een van de kenmerken van literatuur volgens het modernisme. Vervolgens stelt de journalist haar de vraag wat het mooiste compliment is dat ze ooit heeft gekregen. Van Royen antwoordt daarop het volgende: “[Mijn] uitgever, Oscar van Gelderen, heeft deze keer gezegd dat er absoluut literaire stukken in zitten. Waar dan, vroeg ik, waar, vertel het me!” (HP/De Tijd, 2006) Het feit dat Van Royen graag hoort dat haar werk literaire stukken bevat, toont aan dat het de schrijver toch niet volledig koud laat of haar werk wel of niet literair wordt gevonden.

In een ander interview met HP/De Tijd (2009) laat Van Royen ook weten dat zij met het schrijven van De mannentester (2009) haar best heeft gedaan om mooie zinnen te formuleren:

Ik durf meer, met name in het formuleren. Ik schrijf nu ook lange zinnen, terwijl ik daar vroeger niet aan begon. […] Ik schreef altijd erg kort en bondig, vooral omdat ik zelf wars ben van moeilijk doen. Maar daardoor ontzegde ik het mezelf ook om heel mooie zinnen te maken. Ook mijn taalgebruik is veranderd."

Van Royen geeft in dit citaat dus toe dat zij geen voorstander is van “moeilijk doen,” maar dat ze naar mate haar schrijverscarrière vordert probeert om haar schrijfstijl te veranderen en om wellicht iets poëtischer te schrijven.

3.5 Een commerciële zakenvrouw

Van Royen positioneert zichzelf in interviews als iemand die het schrijverschap als een bedrijf ziet: het is de bedoeling dat het geld opbrengt. Daarom steekt de schrijver energie in het promoten van haar werk. Daarnaast is Van Royen zich ervan bewust dat haar uiterlijk

bijdraagt aan de verkoop van haar boeken. Ze lijkt haar uiterlijk dan ook als een promotiemiddel in te zetten.

(26)

In een interview met De Morgen (2003) deelt Van Royen mede dat ze zich regelmatig laat interviewen om aandacht van het lezerspubliek te trekken:

[Al] die interviews zijn toch gewoon een manier om te laten zien dat ik besta en dat ik een boek heb geschreven. Nu, als ik een honderd kilo wegend, lelijk introvert mens was, zou het natuurlijk veel moeilijker zijn boeken te verkopen. Ook al schreef ik precies hetzelfde boek, dan kon ik mensen niet zo snel overtuigen.

Daarnaast geeft de schrijver te kennen dat ze zich ervan bewust is dat openheid en een aantrekkelijk uiterlijk bijdragen aan de verkoop van haar boeken. Uit dit citaat valt dus op te maken dat Van Royen strategisch bezig is om haar boeken in contact te brengen met het lezerspubliek.

Dat de schrijver strategisch te werk gaat, expliciteert Van Royen een paar jaar later in een interview met het Algemeen Dagblad (2013). Van Royen komt ervoor uit dat zij regelmatig foto’s van zichzelf maakt om niet uit de schijnwerpers te verdwijnen. De selfies zijn onderdeel van de promotie van haar werk. Dat de schrijver bewust bepaald tactieken inzet om haar werk aan de man te brengen, wordt duidelijk door haar

woordkeuze. Van Royen refereert aan deze tactieken met “slinkse

wegen,” wat duidt op het feit dat zij heeft nagedacht over de wegen die zij inslaat:

Verder dragen die kiekjes natuurlijk ook bij aan de promotie van mijn boek. Dat geprofileerde imago vormt onderdeel van mijn slinkse wegen om duidelijk te maken dat ik een nieuw boek heb. Steeds weer blijft het spannend: hoeveel verkoop ik er daarvan. Die eerste 100.000 haal ik wel, maar dan? Ik ben benieuwd.

Verder lijkt de schrijver het belangrijk te vinden dat zij véél boeken verkoopt. Ze beschouwt het als een uitdaging om een zo groot mogelijke oplage te halen.

(27)

In een interview met Trouw (2013) doet Van Royen uitspraken die in lijn zijn met wat zij in het citaat hierboven heeft gezegd. Ze vergelijkt het schrijverschap met een bedrijf, waarmee zij impliceert dat haar werk voor brood op de plank moet zorgen. Wanneer een schrijver niet in staat is geld te verdienen met zijn werk, kan hij volgens Van Royen beter voor een ander beroep kiezen:

Ook als schrijver moet je productmatig denken. Een boek is ook maar gewoon een ding dat je maakt, en dat je moet zien te

verkopen. […] Mijn schrijverschap is als een bedrijf. […] Als je geen geld verdient, kun je beter stoppen.

Wat opvalt is dat Van Royen stelt dat een schrijver “productmatig” hoort te denken. Het woord “productmatig” wijst weer op het inzetten van bepaalde strategieën.

Aan het Dagblad De Limburger (2011) laat de schrijver weten dat het belangrijk is om zoveel mogelijk geld te verdienen met haar boeken:

“Ik wil verkopen, eruit halen wat erin zit. Geld geeft me de vrijheid te kunnen doen wat ik wil".” In een ander interview presenteert Van Royen zich ook als iemand die het belangrijk vindt om een zo groot mogelijk bedrag op de bankrekening te hebben staan. Het spijt de schrijver dat zij nog geen miljonair is:

Waarom baal je ervan dat je nog geen miljonair bent?

“Je moet toch een doel hebben? En ik kom uit een gezin van heel weinig geld. Mijn vader verdiende bijna niks, we hadden geeneens een auto.”

Waarom wil je dan zo rijk worden?

“Ik ben financieel onafhankelijk en dat vind ik wel prettig.” Wat doe je ermee?

“Dat is het stomme: niks spectaculairs. Ik ben helemaal geen

spender. Kenmerkend voor een miljonair, trouwens, want ik heb een boek gelezen dat Miljonair worden en blijven heet.” (HP/De Tijd, 2006)

(28)

Van Royen spreekt in interviews dus openlijk over haar wens om veel geld te verdienen. De schrijver leest zelfs boeken om zichzelf strategieën aan te leren om miljonair te worden en te blijven. Daarmee meet Van Royen zich dus de posture aan van een commerciële schrijver om zich te

positioneren in het literaire veld.

Ook in het eerder aangehaalde interview met Vrij Nederland (2010) deelt Van Royen mede dat zij strategisch te werk gaat om veel boeken te verkopen. Ze is zich ervan bewust dat het thema seks haar werk

aantrekkelijker maakt. De schrijver impliceert waarschijnlijk dat ze dat thema dus ook als middel inzet om een zo groot mogelijk publiek te bereiken:

Schrijf ook maar eens een Godin van de jacht, met véél seks erin, want dat verkoopt toch? Ik heb een eigen stijl en daarmee wil ik veel mensen bereiken. Als ik maar duizend boeken zou verkopen... pijnlijk hoor […]' Vastberaden: 'Honderdduizend is voor mij echt wel het minimum.

In een ander interview bevestigt de schrijver weer dat zij er werk van maakt om haar boeken zo goed mogelijk te promoten:

En als er dan een boek is waarover ik tevreden ben, dan wil ik dat ook zo goed mogelijk aan de man brengen, omdat ik er trots op ben. Zoals een moeder bij een kind: je wilt het aan iedereen laten zien, dat je kind mooi is en lief lacht. Dat wil je delen. En daarin zal ik best wel zakelijk zijn, maar dat deel van het werk heeft niks met het schrijven te maken. (De Morgen, 2006)

Tevens geeft Van Royen toe dat ze de promotie van haar boeken zakelijk aanpakt. De schrijver benadrukt echter vervolgens dat haar zakelijkheid niets met het schrijven te maken heeft. Daarmee lijkt Van Royen te impliceren dat ze niet enkel schrijft om geld te verdienen, maar dat die twee tot op zekere hoogte los van elkaar staan. Deze interpretatie wordt

(29)

onderstreept door de vergelijking die Van Royen in het citaat maakt: het werk van de schrijver wordt met een kind vergeleken. Door haar werk te vermenselijken laat Van Royen zien dat haar werk haar dierbaar is en niet slechts een middel is om geld mee te verdienen.

Dit laatste citaat wijkt dus in toon af van de citaten die eerder zijn aangehaald. Nu moet er echter bij vermeld worden dat het laatste citaat uit 2006 komt. De interviews waarin Van Royen er openlijk voor uitkomt dat zij veel geld wil verdienen, zijn een aantal jaar later afgenomen.

3.6 Baldadigheid

Van Royen neemt soms een posture aan van een baldadige vrouw. Ze positioneert zich in het literaire veld als iemand die zich recalcitrant gedraagt en uitzonderlijke dingen doet. Daarentegen zet de schrijver zichzelf in andere interviews weer neer als een brave, doodgewone vrouw.

Het blad Humo (2006) stelt Van Royen de vraag wat zij nooit zou doen voor geld, waarop de schrijver antwoordt:

Weinig, vrees ik. Als er genoeg tegenover staat, ben ik tot alles bereid (lacht).

Mijn management voert op dit moment onderhandelingen met Playboy, en ik kan je zeggen: als ze mij voldoende betalen, ga ik uit de kleren. [Ik vind] het ook wel spannend, om op mijn veertigste nog in Playboy te staan. Mijn moeder zei: 'Dat kun je niet maken. Denk om de kinderen.' Maar daar ga ik me dus niks van aantrekken.

Voor een hoog bedrag is de schrijver, naar eigen zeggen, dus tot alles in staat. Op haar veertigste in Playboy staan valt daar ook onder. Het feit dat haar familie er wellicht problemen mee heeft dat Van Royen ervoor kiest om naakt in Playboy te staan, kan haar niets schelen. De schrijver presenteert zichzelf dus als een durfal. Van Royen doet dit later in hetzelfde interview explicieter wanneer ze stelt dat veel mensen niet durven toe te geven dat ze porno opwindend vinden. De schrijver

(30)

durft: “Iederéén vindt porno opwindend: dat is wetenschappelijk

vastgesteld. Mensen die beweren dat porno hen niet prikkelt, durven dat gewoon niet toe te geven. Ik durf dat wel.”

Verder wordt in de glossy Stout (2007) de suggestie gewekt dat Van Royen en Marlies Dekkers de lakens hebben gedeeld (244-253). Op foto’s, die spontaan genomen lijken te zijn, poseren Van Royen en Dekkers al rokend met een glas alcohol in de hand en zoenen ze elkaar. Daarnaast wekken zij de indruk dat ze elkaar uitkleden. Ten slotte liggen de

vrouwen op de laatste foto van de reeks samen (half)naakt in bed. Van Royen presenteert zichzelf in Stout dus als een vrouw die seksuele grenzen durft te overschrijden.

Een aantal jaar later vraagt De Volkskrant (2013) of Van Royen het vervelend vindt dat zij “aandachtshoer” wordt genoemd vanwege de pikante selfies die zij van zichzelf maakt en via sociale media verspreidt. De schrijver antwoordt dat ze van dergelijke reacties juist zin krijgt om tegen de stroming in te gaan:

Haha. Ik word er eerder recalcitrant van. Ik zou graag tegen die mensen willen zeggen: hoe meer je roept, des te erger het wordt. Haha. Ik word er eerder recalcitrant van. Ik zou graag tegen die mensen willen zeggen: hoe meer je roept, des te erger het wordt. […] Ik produceer toch geen wapens of nucleaire bommen? […] Je gebruikt wat je hebt. Ik heb mijn hersens. Die gebruik ik elke dag, daar schrijf ik hele boeken mee. En daarnaast heb ik mijn lichaam, dus waarom zou ik dat niet gebruiken? Omdat ik kritiek krijg? Dat boeit me dus niet. Je wil niet weten hoe vaak ik de uitgever aan de lijn krijg: 'Heleen, tot De Hartsvriendin uitkomt éven niet naakt op de foto, alsjeblieft.' Doe ik natuurlijk toch.

Van Royen stelt tevens dat het haar koud laat dat zij bekritiseerd wordt omdat zij regelmatig haar lichaam etaleert. En wanneer haar uitgever Van Royen verzoekt de selfies even niet te verspreiden vanwege de komst

(31)

van een nieuw boek, gaat de schrijver toch haar eigen gang. Van Royen neemt dus een posture aan van een eigenzinnige en baldadige schrijver. Daar moet wel aan toegevoegd worden dat Van Royen blijkens het citaat ook het gevoel dat ze zichzelf uit moet leggen. De schrijver maakt namelijk een vergelijking tussen haar selfies en de productie van

kernwapens om aan te tonen dat haar gedrag aardig meevalt. Ook stelt Van Royen dat ze haar hersens de hele dag al gebruikt en om die reden haar lichaam ook mag inzetten. Als de kritiek haar volledig koud zou laten, zou de schrijver zich wellicht niet genoodzaakt voelen om haar gedrag uit te leggen.

In een ander interview positioneert Van Royen zich weer als een eigenzinnige schrijver. Ze trekt zich niets aan van de verwachtingen van haar als schrijver, vrouw en moeder en laat berispingen van haar

uitgever van zich afglijden:

Mijn uitgever is ook geregeld bezig met damage control. 'Heleen, alsjeblieft geen naaktfoto's meer tot De hartsvriendin uit is!' Maar als iets niet mag, heb ik er meteen zin in. Ik gedraag me graag buiten het protocol van hoe een schrijver hoort te zijn, hoe een vrouw hoort te zijn, hoe een moeder hoort te zijn. Bovendien, ik beledig niemand, ik zet doorgaans alleen mijzelf voor gek. Het is gewoon baldadigheid. (Margriet, 2013)

Ook in dit interview eindigt Van Royen haar stellige uitspraak echter met een verdediging, door te zeggen dat zij niemand beledigt en alleen

zichzelf voor gek zet. De schrijver ontkracht de geloofwaardigheid van haar zelfverzekerde en eigenzinnige presentatie door af te sluiten met “Het is gewoon baldadigheid.” Het feit dat Van Royen haar gedrag

verantwoordt, duidt op het feit dat zij zich wel degelijk iets aantrekt van wat haar omgeving denkt. Sterker nog, ze reageert op haar omgeving door zich af te zetten van het protocol van een “normale” schrijver. Van Royens autorepresentatie interacteert dus wederom met de

(32)

Van Royen stelt zich ambivalent op, aangezien ze in andere

interviews stelt dat ze een gewone, brave vrouw is. Allereerst presenteert Van Royen in HP/De Tijd (2004) niet als ondeugend of baldadig, maar als een gewone vrouw die in een joggingpak achter de computer zit:

“Mensen moesten eens weten. Toen ik bezig was met schrijven, zat ik gewoon in mijn joggingpak achter de computer.” In een later interview stelt de schrijver dat ze, in tegenstelling van wat mensen denken, best braaf is. Ze rookt en drink niet en gebruikt geen drugs: “Ik leid zelf niet zozeer een wild leven in de zin van drank- of drugsgebruik; ik rook ook niet. Dat heb ik ook nooit geroepen, hoewel mensen dat altijd denken.” (HP/De Tijd, 2006)

Ten slotte zet de schrijver zich in een interview met het Algemeen Dagblad (2013) neer als een doodgewone vrouw:

Verder denk ik dat de meeste mensen gewoon zijn. Ik ook. Ik ben een moeder van twee kinderen, heb een ex-man, twee honden en mijn dagelijkse beslommeringen. Hier kent het publiek mij als Heleen van Royen, de ster. Zij is ook mijn creatie: de

glamourschrijfster die op haar hoge hakken naar feestjes gaat. In Portugal zit ik hele dagen achter mijn computer, erg saai. En ik doe boodschappen bij de Jumbo in mijn tenniskleding. Niks spannends aan.

Van Royen geeft toe dat zij het imago van de feestende schrijver zelf gecreëerd heeft, maar dat dit beeld niet overeen komt met de

werkelijkheid. Ze gaat net als de “normale vrouw” naar de Jumbo in haar sportkleding.

3.7 Geestesgesteldheid

Van Royen verwerkt haar psychotische ervaringen in de posture die zij aanneemt. Ze gebruikt het thema psychoses in haar werk en praat openlijk over haar psychische aandoening in interviews en talkshows.

In het bekendste werk van Van Royen, haar debuut De gelukkige huisvrouw (2000), staat een psychotisch personage centraal. Het

(33)

hoofdpersonage Lea heeft last van een postnatale depressie. Het debuut wordt voornamelijk gelezen als een autobiografie, omdat Van Royen in interviews heeft toegegeven dat zij in dit werk uit eigen ervaringen heeft geput.4 Buiten de postnatale depressie zegt de schrijver een aantal jaar later nog steeds belaagd te worden door depressieve gevoelens. Zo vertelt zij in een interview met Humo (2006):

Ik heb het lange tijd ontkend, maar nu weet ik dat ik aan een depressie lijd: een depressie die komt en gaat. Dan word ik 's morgens wakker en zou ik het liefst gewoon in bed blijven liggen. Het enige wat helpt is pillen slikken, antidepressiva; na twee, drie weken voel ik me dan weer beter.

Van Royen praat tevens openlijk over haar medicijngebruik, zoals dat in het citaat hierboven te lezen is. Dit doet de schrijver een aantal jaar later in een interview met De Volkskrant (2013) ook:

Ja, ik slik 50 milligram Zoloft, een antidepressivum. In het verleden ben ik daar een paar keer mee gestopt uit eigenwijsheid, zo van: ik voel me nu goed, ik kan zonder. Dom, denk ik achteraf gezien. Niet dat ik dan gek werd, maar wel instabieler en veel gevoeliger voor klappen. Ik word dan zo'n speelbal van mijn eigen emoties, ik kan ze niet besturen. En ondertussen verzet ik me: ik wíl geen bipolaire stoornis hebben.

In 2010 neemt Van Royen deel aan het programma 24 uur met…. In dat programma sluit de interviewer zichzelf vierentwintig uur lang op met een bekende Nederlander. Van Royen wordt geïnterviewd door Wilfried de Jong. Opvallend aan deze uitzending is dat Van Royen voornamelijk over haar angst voor, en omgang met, psychoses spreekt en dat zij deze 4 “Het gebeurt vaak dat vrouwen, zeker na de geboorte van het eerste kind, het

geestelijk moeilijk krijgen en in een dip raken. Ik wil nu wel bekennen: Ik raakte, net als de vrouw in De Gelukkige Huisvrouw, ZELF na mijn eerste bevalling in een zware

(34)

conversatie zelf heeft uitgelokt. De schrijver begint namelijk een gesprek over de dood, waarna zij emotioneel wordt en zichzelf minutenlang

opsluit op het toilet. De schrijver zet De Jong er ook aan toe om meubels op elkaar te stapelen zodat zij over de muur heen kunnen kijken.

Vervolgens zegt Van Royen: “Het is wij tegen de boze buitenwereld.” (00:31:44), waarmee de schrijver impliceert dat zij zich gedistantieerd voelt van haar omgeving. Deze uitzending van 24 uur met… is dus interessant, aangezien Van Royen ervoor kiest om in het etmaal op de televisie uitgebreid te praten over psychoses en medicijngebruik en zich recalcitrant te gedragen. Daarmee neemt Van Royen een posture aan van een vrouw die psychisch niet in orde is en positioneert zij zich in het veld als een schrijver voor wie het leven een gevecht is.

Ditzelfde beeld construeert de schrijver van zichzelf in haar

tentoonstelling Selfmade die in 2014 in het Letterkundig Museum te zien was. In een uitzending van De Wereld Draait Door (2014) werd getoond dat deze expositie uit pikante selfies en enkele teksten van de schrijver bestond. Een van de thema’s die onderdeel waren van de expositie was “duisternis”. Bezoekers hoorden Van Royen via een bandje spreken over haar psychotische ervaringen (03:10).

Buiten dat heeft Van Royen een stuk geschreven met de naam Tussenstand (2015) dat deel uitmaakt van het Boekenweekgeschenk Te gek voor woorden dat in 2015 te verkrijgen was. In dit stuk refereert zij aan zichzelf als “een vrouw met een bipolaire stoornis” (32). Via dit

medium vertelt de schrijver tevens over de neiging tot zelfmoord die zij in het verleden had: “Er zijn momenten geweest dat ik geen bomen meer zag maar mogelijkheden tot verhanging. Zeker die ene boom […] met die dikke tak waaraan een stevig touw hing met een lus. Die lus vroeg om een nek.” (30).

3.8 Postfeminisme

Onbewust positioneert Van Royen zichzelf als een typische postfeminist. De schrijver doet feministische uitspraken en spreekt over de toename in verwachtingen van, en eisen aan, de vrouw. Daarnaast is het vrouwelijk

(35)

lichaam voor Van Royen belangrijk en daarom spoort de schrijver ook andere vrouwen aan om hun lichaam te werken.

Allereerst spreekt Van Royen zich in een interview met HP/De Tijd (2006) typisch feministisch uit. De schrijver noemt Michel Houellebecq als een van haar literaire voorbeelden en daarop vraagt de journalist haar wat dan de verwantschap is tussen Houellebecq en Van Royen. Het

antwoord van de schrijver luidt als volgt:

[De verwantschap gaat om] zijn en mijn fascinatie voor seksualiteit. Bij hem wordt dat trouwens niet gezien als een typisch

vrouwending. Omdat hij een man is. Dat irriteert me. En hij stelt de werkelijkheid zo naakt mogelijk en niet romantisch voor. Dat doe ik ook.

Volgens Van Royen is er dus sprake van een gelijkenis tussen haar werk en dat van Houellebecq, gezien zij beiden over seksualiteit schrijven. Er wordt volgens de schrijver echter verschillend op het werk gereageerd. Dat Van Royen zich bezighoudt met seksualiteit wordt volgens haar bestempeld als “een typisch vrouwending.” De schrijver impliceert dus dat er sprake is van ongelijke behandeling van enerzijds mannelijke en anderzijds vrouwelijke schrijvers. In een ander interview wijst Van Royen ook op de ongelijke behandeling van mannen en vrouwen:

Ik denk oprecht dat veel van de toestanden die er rond mij

ontstaan, te maken hebben met het feit dat ik een vrouw ben. En dat ik me niet gedraag zoals een vrouw zich hoort te gedragen. Mijn tegendraadsheid wordt veel minder geaccepteerd dan die van

mannen. Harry Mulisch had op een gegeven moment duizend vrouwen versleten. Dat zette hij zelfs in Amerika in de krant. […] Niemand die het over de slet Mulisch had. Maar ik geloof dat ik er toch beter geen krantenbericht uit kan sturen als ik de duizendste man heb bereikt." (HP/De Tijd, 2009)

(36)

Ook in een interview met Vrij Nederland (2010) stelt de schrijver dat zij wordt veroordeeld omdat zij over seks schrijft en zichzelf presenteert als een seksuele vrouw, terwijl hetzelfde gedrag bij mannen wordt

geaccepteerd:

Formeel zijn mannen en vrouwen gelijk, maar mannen hebben nog steeds de macht. Als Harry Mulisch met duizend vrouwen naar bed gaat, is hij een held, Robert Vuijsje wint de Gouden Uil met een seksistisch boek. Ik doe een paar uitspraken over seks en iedereen denkt: die doet het met alles en iedereen. […] En al dééd ik het met iedereen: het is toch geen misdaad?

Van Royen wordt regelmatig een “aandachtsjunk” of “aandachtshoer” genoemd vanwege het feit dat ze vaak in de media te zien is, veel selfies van zichzelf via sociale media verspreidt en om haar reputatie als vrouw die met jan en alleman het bed deelt. Wanneer de schrijver in een

interview wordt gevraagd wat zij van deze benaming vindt, antwoordt Van Royen implicerend dat dit scheldwoord duidt op ongelijkheid tussen de seksen: “Dat vind ik dus al zeer verontrustend: dat dat woord niet bestaat, het mannelijke equivalent van aandachtshoer.” (Nieuwe Revu, 2013) Van Royen bedoelt dat het feit dat er geen woord bestaat als “aandachtsgigolo” aangeeft dat mannen, in tegenstelling tot vrouwen, niet snel vervelend worden gevonden wanneer zij de aandacht trekken.

In Stout (2007) presenteert Van Royen zich ook als een vrouw die er typisch feministische overtuigingen op nahoudt. In de glossy spoort Van Royen vrouwen aan om te gaan werken. Ze verbaast zich over het feit dat zoveel vrouwen er genoegen mee nemen dat ze financieel afhankelijk zijn van een man:

De Nederlandse vrouw werkt nog praktisch net zo weinig als vijf jaar geleden. Ze mag betaald werken, ze kan het, maar ze doet het zo min mogelijk. […] Slechts 946.000 vrouwen werkten in 2005

(37)

fulltime. […] Een beetje op de zak van je man teren, kun je wel? En hij maar sloven. […] Ga eens werken voor je geld! (173)

Van Royen benadrukt in interviews ook dat er vandaag de dag veel van vrouwen verwacht wordt. Zo worden vrouwen geacht hun eigen geld te verdien en tegelijkertijd een goede moeder te zijn. De schrijver

beargumenteert dat ze dit probleem in haar werk aan de kaak stelt. Zo stelt Van Royen in een interview met De Standaard (2006) dat zij “de worsteling van vrouwen” schetst in haar boeken:

Ik denk dat ik goed ben in het beschrijven van het herkenbare leven. […] Een […] aspect is de worsteling van vrouwen met de verwachtingen die aan hen gesteld worden. Er wordt verwacht dat je een goede moeder bent, je moet er goed uitzien, je moet je man behagen, je moet carrière maken, en je moet al die verschillende rollen tot een geheel in elkaar puzzelen - dat is wel heel erg veel als opgave. Vroeger was het allemaal wat eenvoudiger.

Overigens stelt Van Royen hier onbewust de problematiek van de stroming postfeminisme aan de kaak. Zoals in het theoretisch kader uiteen is gezet gaat een deel van deze problematiek om het feit dat van vrouwen verwacht wordt dat ze in alle opzichten geslaagd zijn. Het vrouwelijk lichaam speelt daarbij een belangrijke rol.

In een ander interview wijst de schrijver weer op de vele eisen waaraan de vrouw geacht wordt te voldoen:

Je krijgt in je jeugd zoveel standaardgedachten ingeprent van hoe je hoort te zijn, als vrouw al helemaal. Je moet zorgzaam zijn, en kuis, en altijd op de achtergrond. Als je er maar een beetje van afwijkt, klop je niet. Tegen dat ideaalbeeld van de vrouw verzet ik mij. (Vrij

Nederland, 2010)

Van Royen richt zich in dit citaat met name op de ondergeschikte positie ten opzichte van de man die een vrouw volgens de schrijver nog altijd

(38)

geacht wordt in te nemen. Zij zegt zich te vechten tegen dit “ideaalbeeld” van de vrouw door bijvoorbeeld de vrouwelijke lezer van Stout aan te sporen om bij haar eigen wensen stil te staan, zo blijkt uit het volgende citaat:

Stout werd meteen opgevat als seksueel stout, maar dat is maar een deel van wat Marlies en ik beogen. […] Wij dagen vrouwen uit om zichzelf de vraag te stellen: in hoeverre doe je de dingen omdat ze jou zijn ingeprent, omdat ze horen? Ik propageer niet dat vrouwen moeten zijn zoals ik, ik wil laten zien dat het anders kán. Durf je grenzen te verleggen, verken ongebaande paden. Mijn definitie van stout: zelfverzekerd zijn zoals je bent. Het is een hang naar vrijheid. (Vrij Nederland, 2010)

Van Royen impliceert met de laatste zin van het bovenstaande citaat dat zij met haar werk probeert bij te dragen aan de vrijheid van vrouwen. Zij meet zich dus een posture aan van een voorvechter van gendergelijkheid.

Uit andere interviews wordt duidelijk dat Van Royen veel waarde hecht aan het vrouwelijk lichaam. Aan Humo (2006) laat de schrijver weten dat ze het verschrikkelijk zou vinden als haar lichaam niet zou voldoen aan het schoonheidsideaal:

Ik zou gek worden als ik dik was. Toen ik in verwachting was van mijn zoon, ben ik twintig kilo bijgekomen: dat vond ik vreselijk. Ik maak me ook graag op, omdat ik dan het gevoel heb dat ik mooi ben. Vroeger was dat echt een obsessie: zonder lippenstift en een lijntje onder de ogen kwam ik de deur niet uit. Nu ga ik al eens zonder make-up naar de bakker, maar dan voel ik mezelf wel lelijk. Met make-up geef ik mezelf een acht op tien.

Van Royen geeft toe dat zij zich onzeker voelt als zij zich niet mooi voelt. Het is voor de schrijver een opgave om zonder make-up de deur uit te gaan en ze voelde zich slecht toen ze was aangekomen tijdens haar

(39)

zwangerschap. Daarnaast objectiveert de schrijver zichzelf in dit citaat in zekere zin, door haar eigen uiterlijk te becijferen. Deze obsessieve

aandacht voor het vrouwelijk lichaam is een kenmerk van het

postfeminisme. Van Royen positioneert zichzelf dus onbewust als een typische postfeminist in het literaire veld.

Ook in een interview met HP/De Tijd (2009) impliceert Van Royen dat ze trots is dat ze zich naakt voor een blad liet fotograferen hoewel ze niet volledig aan de eisen van het schoonheidsideaal voldoet. De schrijver heeft namelijk te kleine borsten. Het feit dat ze haar lichaam niet heeft laten veranderen voor de fotosessie maakt volgens Van Royen dat zij een “geëmancipeerde boodschap” afgeeft:

[Waarom] ga je in de Playboy staan?

‘Omdat ik het stoer vond, ik met mijn cup A in zo'n mannenblad. Ik had er best van tevoren nog een paar zakken siliconen in kunnen plempen, maar dat heb ik mooi niet gedaan. En ik deed het dus met mijn man. Hoeveel geëmancipeerde boodschappen kun je afgeven?’ Dit citaat is te interpreteren als typisch postfeministisch omdat Van

Royen ervoor heeft gekozen om zichzelf te objectiveren door deel te nemen aan een fotosessie voor Playboy. Daarnaast expliciteert de

schrijver dat haar feministische overtuigingen haar voornamelijk tot deze daad hebben aangezet.

In het volgende citaat probeert Van Royen vrouwen te motiveren om slank te blijven. Volgens de schrijver heeft het met zelfliefde te maken of je in staat bent om iets lekkers af te wijzen:

[Als] je van jezelf houdt, durf je nee te zeggen tegen dat ene taartje. Dat heeft ook te maken met zelfliefde. Dan vind je het zonde om je lichaam te laten uitdijen. Maar maat houden is heel moeilijk. Eten is overal en ons lichaam is niet geprogrammeerd om matig te eten. Discipline is enorm belangrijk. […]Ik let ook op mijn gewicht. Als ik de 62 kilo aantik dan begin ik weer op te letten. Maar ik kom

(40)

Het bovenstaande citaat illustreert hoe belangrijk het is voor Van Royen om niet aan te komen in lichaamsgewicht. Daarnaast impliceert de schrijver dat zij denkt dat alle vrouwen slank willen zijn, aangezien ze vrouwen via een interview tips geeft om niet in gewicht aan te komen.

Behalve het feit dat Van Royen zichzelf presenteert als iemand voor wie het uiterlijk voorkomen zeer belangrijk is, positioneert zij zich ook als vrouw die de algemene eisen, die aan het lichaam van de vrouw worden gesteld, aan de kaak stelt. Zo beargumenteert Van Royen dat zij selfies maakt omdat zij foto’s van zichzelf wil verspreiden waarop zij natuurlijk staat afgebeeld. Die foto’s staan in contrast met de foto’s die dienen ter promotie van de verkoop van haar boeken. Daarnaast stelt Van Royen dat met haar selfies een taboe probeert te doorbreken. Oudere vrouwen worden namelijk fysiek minder aantrekkelijk gevonden. Van Royen is een vrouw op leeftijd die zichzelf toch als een seksuele vrouw blijft

neerzetten:

[Er] worden zo veel foto's van mij gemaakt waar ik heel mooi op sta, voor bladen en zo. Maar dan zit ik vol in de make-up. Mijn eigen foto's zijn veel rauwer, daar draag ik vaak helemaal geen make-up. Het fotoproject is ook een soort oprekverhaal: hoe lang kan ik dit nog doen?' (De Volkskrant, 2013)

In Margriet (2013) spreekt Van Royen over het boek Selfmade. De foto’s die op de tentoonstelling Selfmade zijn geëxposeerd, zijn ook in boekvorm uitgebracht. In dit interview bevestigt de schrijver op impliciete wijze dat zij met haar selfies de vraag wil opwerpen waarom oudere vrouwen

zichzelf niet meer in de media mogen laten zien:

Toch wil ik dat boekje graag maken omdat ik me afvraag hoe lang dit nog kan, hoe lang ik nog toonbaar blijf. Ik denk dat mijn foto's steeds donkerder zullen worden, met steeds minder pixels, net zo

(41)

lang tot je me uiteindelijk bijna niet meer ziet en ik langzaam verdwijn.

De dramatische afsluiting van dit citaat zou symbool kunnen staan voor de lichamelijke aftakeling van de vrouw. Waarschijnlijk heeft Van Royen het gevoel dat zij niet meer meetelt wanneer zij haar schoonheid is verloren aan ouderdom. Het vermoeden dat Van Royen zich bezighoudt met ouder worden, wordt bevestigd in een uitzending van De Wereld Draait Door (2014) waarin de meest controversiële foto van Selfmade getoond wordt. Op deze foto is te zien dat Van Royen een bebloede tampon uit haar vagina haalt. De schrijver legt in de uitzending uit dat deze tampon symbool staat voor “uitstel van de overgang.” (06:46)

3.9 Bespreking

In de paragraaf ‘De sociaal-economische context’ aan bod is gekomen dat de boekenmarkt commerciëler werd vanaf de jaren tachtig. Deze

verandering met betrekking tot de boekenbranche is terug te vinden bij Van Royen. De schrijver neemt de posture aan van een commerciële zakenvrouw en positioneert zich daarmee in het literaire veld als een schrijver die geld verdienen als prioriteit heeft.

De mediatisering van het literaire veld heeft ook bijgedragen en de posture die Van Royen zich aanmeet. De schrijver maakt veelvuldig

gebruik van de media om haar boeken aan de man te brengen en

schroomt tevens niet om met haar lichaam de schijnwerpers naar zich toe te trekken. Dit laatste kan ook geduid worden in het licht van de

postfeministische stroming. Van Royen objectiveert zichzelf in zekere zin door haar lichaam in te zetten als promotiemiddel.

(42)

4

De heterorepresentatie van Heleen van Royen

4.1 Inleiding

De posture van Van Royen kan niet los worden gezien van de heterorepresentatie. Andersom wordt er in het literaire veld door

actoren, zoals recensenten, gereageerd op de autorepresentatie van de schrijver. De auto- en heterorepresentatie interacteren kort gezegd met elkaar.

Door de heterorepresentatie wordt Van Royen allereerst

gepresenteerd als een losbandige, seksuele vrouw. Daarnaast wordt de schrijver neergezet als een ‘aandachtsjunk’: ze zou voornamelijk boeken schrijven en in de media verschijnen om in de schijnwerpers te kunnen

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor zover deze maatregelen gericht zijn op het verhogen van het inkomen van de verzorgers van kinderen, moeten ze worden afgestemd op en meegewogen met de in de

Kiezers zouden op deze manier niet meer door de partij worden betutteld maar zouden hun eigen fractie kunnen samenstellen.. Volksvertegenwoordigers en bestuurders hadden

Waar dus op allerlei wijze de mensch zoekende is naar rust en vertrouwen en op dien weg aan alle kanten zijn Geloof terugvindt, naast zijn blijvende bewustheid van de Rede, ben ik

Looking specifically at Psalm 37:11, it becomes obvious that the various English translations paint a diverse, if confusing, picture, as the following examples show: “ But the

De knotwilgen rond Elst die behouden zijn gebleven vallen onder verantwoordelijkheid van Overbetuwe Groen Natuurlijk, waar Starink vrijwilliger is.. Zo lang het weer en de natuur

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Een andere vorm van maatschappelijke schade vloeit voort uit het collegegeldkrediet. Het collegegeldkrediet is een lening die wordt afgesloten om het collegegeld

Naast het bestaande pedagogisch spreekuur van Kind en Gezin en het huidige aanbod van de opvoedingswinkel zouden medewerkers van het spel- en ontmoetingsinitiatief (en/of