• No results found

Zoals in voorgaande paragrafen al naar voren is gekomen, komt het

recensies verschillend gereageerd en deze reacties maken deel uit van de heterorepresentatie van Cremer. De waardering van het werk van Cremer heeft namelijk invloed op hoe hij als schrijver door actoren in het literaire veld wordt gepositioneerd.

Sommige recensenten vinden Cremers werk vanwege de vele passages over seks niet tot de literatuur behoren en daarmee wordt Cremer zelf als niet-literaire schrijver gepositioneerd. Anderen vinden de passages soms vermakelijk of humoristisch. In andere recensies wordt Cremers werk vergeleken met pornografie of krijgt de schrijver een pluim omdat hij in zijn werk taboeonderwerpen aansnijdt.

In een recensie in Het Parool (1966) spreekt de journalist zich niet expliciet positief of negatief uit over Cremers “erotische fantasieën” (1). Het thema wordt “verteerbaarder” (1) genoemd dan het werk van Henry Miller. Daarmee wordt geïmpliceerd dat de recensent de sekspassages niet geweldig vindt, maar ermee kan leven. Het citaat eindigt met de stelling dat het “”heilzaam” is dat iemand het onderlichaam eens in het zonnetje zet.” (1) Dat is een interessante woordkeuze, maar

waarschijnlijk bedoelt de recensent dat hij het werkelijk positief vindt dat het taboeonderwerp wat vaker aangesneden wordt.23

De Nieuwe Linie (1969) is ook impliciet in het oordeel dat geveld

wordt. De suggestie wordt gewekt dat de recensent zich er enigszins aan stoort dat Cremer voor het grootste gedeelte over seks schrijft:

De versekste sex als object zonder subject bepaalt de inhoud van Cremers schrijversschap. Hij laat geen gelegenheid voorbijgaan om de diepte, lengte en breedte van het seksterrein op te meten en in het woord te etaleren. Cremer is niets te bont. Hij overdrijft

bijzonder graag. Hij doet dat bewust, waardoor de genoteerde perversiteiten, abnormaliteiten en verwordingen soms humoristisch aandoen.

23 “Ik vind Cremer erotische fantasieën, door hun boertige onberekenbaarheid, heel wat verteerbaarder dan bij voorbeeld de ellenlange ophef die Henry Miller over het onderwerp maakt. En het lijkt mij erg "heilzaam" dat iemand het onderlichaam eens in

Waarschijnlijk is deze passage ironisch en is de recensie overwegend negatief bedoeld. De recensent stelt dat Cremer de intentie heeft om te overdrijven in de beschrijvingen van seksscènes, maar hij lijkt ook te beargumenteren dat deze formule niet echt werkt. De journalist lijkt Cremers werk soms vermakelijk te vinden, aangezien hij stelt dat de passages humoristisch kunnen aandoen. Toch zegt hij dat het werk niet humoristisch is. Volgens de recensent heeft Cremer het doel niet kunnen bereiken dat hij voor ogen had toen hij het boek schreef. De titel van het stuk onderstreept deze interpretatie, aangezien Cremer belachelijk wordt gemaakt: “Het derde ultra-seks-boek van woordpatser Jan Cremer.”

De Gooi- en Eemlander (1969) lijkt vrij positief te zijn over de vele

sekspassages in het boek Made in U$A. De recensent is tevreden met het feit dat Cremer het taboeonderwerp aan de kaak stelt en daarmee enige controversie veroorzaakt:

Hij spot terecht met de dubbele moraal en de naïeve preutsheid […] en vult de meeste bladzijden van zijn boek met jarretelgordels, netkousen, blote achterwerken, bolle borsten en naast allerlei damesondergoed ook nog met een volledig anatomisch archief. […] Soms plaatst hij plotseling een enorm leuke grap tussen de

erotische toeren. (1)

Kortom: de recensent lijkt zich niet te storen aan het favoriete onderwerp van Cremer.

In een andere recensie wordt het werk van de schrijver echter niet gewaardeerd: “Nog zieliger zijn de stoere staaltjes van onuitputtelijke seks-avonturen” (Brabants Nieuwsblad, 1969). De keuze voor het bijvoeglijk naamwoord “onuitputtelijke” geeft aan dat er van de

betreffende recensent minder seks in Made in U$A aan bod had mogen komen.

Ten slotte wordt Cremers werk een aantal jaar later vergeleken met pornografie en wijst de recensent de lezer erop dat niet iedereen het erover eens was toen I, Jan Cremer tot de literatuur gerekend werd:

Dat hangt ongetwijfeld samen met zijn opzienbarende boek dat met de titel "Ik Jan Cremer" in 1964 voor heel veel deining zorgde. Sommigen spraken van pornografie, anderen van literair

barbarisme en immoraliteit. Ik herinner me nog dat Kees Fens, een criticus met groot gezag, nog al wat mensen verbaasde door

Cremers bestseller het predikaat "erotische schelmenroman" te verlenen, daarmee aan het omstreden werk het officieuze

toegangsbewijs tot de vaderlandse literatuur verschaffend. (Brabants Nieuwsblad, 1979)

Het wordt niet duidelijk uit het stuk wat de recensent zelf van de veelvuldige sekspassages vindt. De journalist beargumenteert wel dat Cremers debuut door enige mensen immoreel en barbaars genoemd wordt. Deze bestempeling van het werk sluit aan bij de manier waarop de schrijver zelf in het literaire veld gepositioneerd wordt.

6.11 Bespreking

In de bespreking van het hoofdstuk ‘De autorepresentatie van Jan Cremer’ is aan bod gekomen dat de objectivering van vrouwen

waarschijnlijk onderdeel uitmaakt van Cremers masculiene positionering. Dit aspect van Cremers posture wordt opgepakt door de

heterorepresentatie. Journalisten stellen dat Cremer zich als held

presenteert en vrouwen als versiering of objecten inzet in zijn werk om dit heroïsche beeld kracht bij te zetten. Dat dit gegeven geëxpliciteerd wordt door actoren in het literaire veld versterkt het vermoeden dat mannelijke superioriteit ten opzichte van, en het objectiveren van, vrouwen deel uitmaken van het algemene beeld van masculiniteit.

Opvallend is echter dat de objectivering van vrouwen niet lijkt te worden goedgekeurd door de journalisten. Blijkbaar voldoet een schrijver die zich een hypermasculiene posture aanmeet in het literaire veld niet aan de

norm, maar is de keuze voor deze positionering eerder een manier om te provoceren.

7

Heleen van Royen versus Jan Cremer

7.1 Inleiding

In de vorige hoofdstukken is een beeld geschetst van de auto- en heterorepresentatie van Jan Cremer en Heleen Van Royen. In dit hoofdstuk is het zaak om de belangrijke overeenkomsten van de autorepresentatie en de voornaamste verschillen van de

heterorepresentatie in kaart te brengen. Op die manier kan onderzocht worden of het verschil in heterorepresentatie van de auteurs te duiden is door het verschil in gender.

7.2 Overeenkomsten

In deze paragraaf worden overeenkomsten op het gebied van autorepresentatie van Cremer en Van Royen uitgelicht, zodat deze vergeleken kunnen worden met de heterorepresentatie.

Om te beginnen presenteert zowel Van Royen als Cremer zich als een schrijver die niet de ambitie heeft om literatuur, of “moeilijke

boeken,” te schrijven. Beide auteurs schrijven voor het grote publiek en stellen dat ze als volksschrijver beter geslaagd zijn dan Gerard Reve. Beide schrijvers zetten zich af van zogenaamde “literaire fijnproevers.” Van Royen kan naar eigen zeggen niet literair schrijven, maar ze kan wel “een leuk verhaal” vertellen en daar een groot publiek mee bereiken. Haar kracht is dat zij de stem van het “gewone volk” kan vertolken. Toch lijkt Van Royen soms de ambitie te hebben om enigszins poëtisch te schrijven. Het grootste compliment dat Van Royen heeft gekregen is dat haar werk literaire elementen bevat en ze beweert in een interview dat ze steeds mooiere, complexe zinnen kan formuleren. Cremer zet zich af van literaire schrijvers door met ze te spotten. Hij acht het belangrijker dat een schrijver schrijft uit eigen ervaring dan dat hij veel gelezen heeft. Toch lijkt Cremer zich soms te willen conformeren aan het typische

excentrieke schrijversbeeld. Hij zet zichzelf in een aantal interviews neer als een eenzame, lijdende schrijver. Cremer en Van Royen nemen dus allebei een ambivalente posture aan met betrekking tot hun

schrijverschap.

Ten tweede presenteert Van Royen zich als een commerciële

zakenvrouw. Ze beschouwt het schrijverschap als een bedrijf waar ze geld mee wil verdienen. De schrijver is van mening dat je beter kunt stoppen met schrijven als het geen brood op de plank brengt. Ook laat ze weten dat zij zich ervan bewust is dat haar uiterlijk voordelig kan zijn voor de promotie van haar werk. In het hoofdstuk ‘De autorepresentatie van Heleen van Royen’ is beargumenteerd dat Van Royen haar lichaam als tactiek inzet om haar boeken aan de man te brengen. Wel benadrukt de schrijver in interviews ook dat het uiteindelijk om haar werk gaat. Cremer gaat op een bepaalde manier tevens strategisch te werk om

zichzelf te verkopen. Hij wekt de indruk dat hij beroemde vrienden heeft en hij leeft in hotels. Op die manier presenteert de schrijver zich als een celebrity en een succesvolle schrijver. Daarnaast stond op de omslag van de eerste druk van zijn debuut al dat het een onverbiddelijke bestseller zou zijn. Verder stelt Cremer dat zijn werk veel invloed heeft op de jeugd en beweert hij dat hij de meest talentvolle en best betaalde schrijver is die bovendien de meeste boeken weet te verkopen. Dit zijn bepaalde tactieken om aandacht te trekken en zijn werk te promoten. Ten slotte presenteert Cremer zich, evenals Van Royen, als een zakenman die geld wil verdienen met zijn werk.

Ten derde presenteren Van Royen en Cremer zich allebei als excentrieke en eigenzinnige schrijvers. Van Royen zet zichzelf neer als iemand met een psychische afwijking. Ze schrijft en spreekt openlijk over haar psychoses en medicijngebruik. Cremer positioneert zich als een eigenzinnige, verwarde schrijver. Hij beweert dat hij door anderen vreemd wordt gevonden en zet zichzelf ook als een paranoïde, eenzame en bijna depressieve man neer. Ook wekt hij in Ik, Jan Cremer de indruk dat hij iemand op brute wijze vermoord zou hebben. Dit laatste is echter niet werkelijk gebeurd, maar het zegt wel iets over hoe de schrijver zichzelf wil presenteren.

Ten vierde nemen beide schrijvers een posture aan van iemand die zich recalcitrant gedraagt en buiten de lijntjes durft te kleuren. Zo gaat Van Royen graag tegen de stroming in en benadrukt ze lef heeft omdat ze bijvoorbeeld op haar veertigste in Playboy durft te staan. Daartegenover staat dat de schrijver zich in sommige interviews neerzet als een normale en brave vrouw. Daarnaast heeft Van Royen het gevoel dat ze haar gedrag moet uitleggen. Cremer presenteert zichzelf ook als een baldadig

persoon. De schrijver gaat in deze positionering echter wat verder dan Van Royen. Hij zet zichzelf neer als een rebel die tegen de regels ingaat en gewelddadig is. Hij omschrijft zichzelf als een probleemjongen: iemand met wie moeilijk valt samen te leven.

Ten vijfde schrijft zowel Van Royen als Cremer veelvuldig over seks. De schrijvers hebben wel een iets andere stijl. De seksuele passages zijn

bij Van Royen meer classy en romantisch, terwijl Cremers passages

smoezelig, platter en allesbehalve romantisch zijn. Zijn seksuele passages doen sterk denken aan pornografie.

Ten slotte nemen Cremer en Van Royen allebei een posture aan van een seksueel persoon. Van Royen vindt flirten belangrijk, schrijft – als gezegd – veelvuldig over seks en beantwoordt vragen over haar

seksleven. Daarnaast praat ze openlijk over haar open huwelijk. Daarmee positioneert Van Royen zich als vrouw met een vrije seksuele moraal. Bovendien stelt de schrijver dat ze het prettig vindt om een lustobject te zijn. Daarentegen relativeert Van Royen dit imago in andere interviews. Ze beweert dat het wel meevalt met haar open huwelijk en benadrukt dat het uiteindelijk om haar boeken gaat, niet om haar seksuele imago.

Cremer schrijft veel over seks en wekt hij de indruk dat hij met een groot aantal vrouwen het bed heeft gedeeld en daar al op jonge leeftijd mee begonnen is. De schrijver heeft het in interviews echter niet zo expliciet over zijn seksuele voorkeuren als Van Royen. Dat heeft uiteraard ook te maken met de vragen die hem gesteld worden, maar daar zal in de volgende paragraaf over uitgeweid worden wanneer de

heterorepresentatie van de schrijvers wordt vergeleken.

Cremer en Van Royen nemen dus een vergelijkbare posture aan. Ze zijn beiden rebels en balddadig, noemen zich een volksschrijver, gaan commercieel te werk en weten zichzelf en hun werk te verkopen,

presenteren zich als eigenzinnige schrijvers en cultiveren ten slotte hun seksualiteit. Aan deze posture geven zij echter een andere invulling. Dat is vanzelfsprekend, aangezien zij verschillen in gender. De genderrollen die een man en een vrouw kunnen aannemen zijn niet hetzelfde. Van Royen presenteert zich als een zelfbewuste postfeminist. Ze doet typisch feministische uitspraken én vindt het belangrijk om er “sexy” uit te zien. Cremer positioneert zich in het veld als een hypermasculiene man. Hij objectiveert vrouwen en zet zich ten slotte af tegen het feminisme. In Ik, Jan Cremer worden vrouwen als eigendom neergezet en er wordt

respectloos over ze gepraat. Op die manier wordt de man hiërarchisch boven de vrouw geplaatst.

7.3 Verschillen

In deze paragraaf worden voornamelijk verschillen in de

heterorepresentatie van Cremer en Van Royen geschetst en vergeleken met de autorepresentatie van de auteurs.

Ten eerste beschouwen de meeste recensenten Van Royen niet als een literaire schrijver. Er zijn een aantal journalisten die beargumenteren dat Van Royens werk zich op het randje van lectuur en literatuur bevindt. Over het algemeen wordt Van Royen echter als schrijver voor het grote publiek gezien. Ze biedt aan waarnaar gevraagd wordt. Om die reden wordt haar werk ook wel vergeleken met een Kwekkeboomkroket:

fastfood van kwaliteit. Daarnaast wordt het werk van de schrijver in een recensie een typische “damesroman” genoemd. Waarschijnlijk wordt hiermee bedoeld dat haar boeken “simpel” zijn. Deze bestempeling kan seksistisch genoemd worden. Cremers werk, dat vergelijkbaar is met het werk van Van Royen, wordt namelijk niet zo genoemd. Zijn boeken

worden eerder als schelmenromans gezien.

Ten tweede wordt door sommige recensenten neergezet als een “slechte,” provocerende en gevaarlijke schrijver. Zijn werk wordt wel schandalig genoemd en vergeleken met pornografie. Daarnaast zou Cremers werk de jeugd en de literatuur besmetten. Er wordt zelf

gesproken van “verzieking van de literatuur.” Van Royens werk wordt niet als potentieel gevaar gezien ook al schrijft zij ook veel over seks en voor de massa. Wellicht heeft dit verschil te maken met het feit dat Van Royens werk als “damesroman” wordt bestempeld. Deze bestempeling zou erop kunnen duiden dat Van Royens werk minder serieus wordt genomen dan dat van Cremer. Verder is in het theoretisch kader uiteengezet dat

literatuur dat is geschreven door vrouwen meer geassocieerd wordt met lage cultuur en dat het werk van mannen gekoppeld wordt aan hoge cultuur. Dit gegeven steunt het vermoeden dat Van Royens werk minder snel als gevaar wordt gezien dat het werk van Cremer. Cremers debuut heeft wellicht bijgedragen aan de opkomst van de non-conformistische jongerencultuur in de jaren zestig, dus men zou zijn werk ook om die reden als potentieel gevaar gezien kunnen hebben. Toch wordt Van

Royens werk vandaag de dag nog steeds controversieel gevonden, maar niet als potentieel gevaar gezien.

Ten derde wordt Van Royen gepresenteerd als een schrijver die haar geseksualiseerde lichaam inzet als promotiemiddel. Zo wordt er aan de schrijver gerefereerd met “vleesgeworden publiciteitsmachine.” Ook verdenken journalisten Van Royen ervan dat zij over het thema seks zou schrijven omdat “seks verkoopt.” De schrijver zou dus voor het thema kiezen om veel geld te kunnen verdienen. Tevens wordt er in interviews veel aandacht gegeven aan het uiterlijk vertoon van Van Royen. De schrijver wordt omschreven als “sexy” of schaars gekleed. Haar uiterlijk wordt beschreven in termen van seksualiteit. Ze heeft een “trage, hese stem” en ziet er “koket” uit. Het uiterlijk van Van Royen lijkt daarom als onderdeel te worden gezien van haar schrijverschap. In de vorige

paragraaf is besproken dat Van Royen zich bewust is van de voordelen van haar uiterlijk en dat zij haar lichaam om die reden misschien probeert in te zetten om haar werk te promoten. Toch wordt de schrijver door heterorepresentatie op expliciete wijze geseksualiseerd. Door

omschrijvingen als “vleesgeworden machine” en de beschrijvingen van haar kleding en stem wordt de lichamelijkheid van de schrijver

benadrukt. In de vorige paragraaf is ook aangetoond dat Cremer zijn imago gebruikt om zijn boeken aan de man te brengen. De schrijver zet zichzelf op een bepaalde manier dus ook in als strategie om geld te verdienen. Door heterorepresentatie wordt Cremer gepositioneerd als een commerciële schrijver, als iemand die schrijft voor het geld in plaats van voor de kunst. Daarnaast zou de schrijver er volgens journalisten op uit zijn om miljonair te worden. Toch wordt Cremer niet omschreven in termen van seksualiteit. Dit gebeurt ook niet in omschrijvingen van zijn uiterlijk.

Ten vierde wordt Van Royen door heterorepresentatie neergezet als een experimentele en ervaren vrouw op het gebied van seks. Het is

opmerkelijk dat journalisten Van Royen vragen stellen over haar seksleven. De schrijver geeft over het algemeen wel antwoord op dergelijke vragen, maar benadrukt dat het om haar werk gaat. Ze lijkt

haar seksbomimago soms vervelend te vinden en relativeert dit imago daarom ook. Hoewel Cremer ook veel over seks schrijft en zijn boeken autobiografisch worden gelezen, worden hem geen vragen over zijn seksleven gesteld.

Ten vijfde presenteert het veld Van Royen als iemand die verslaafd is aan aandacht. De schrijver zou openhartig zijn over haar seksleven en zich als een seksuele vrouw positioneren om aandacht te vergaren. Zo noemt Van Royens zus de schrijver zelfs een “aandachtsjunk.” Bij Cremer is dit weer niet het geval, ook al zouden journalisten er wel redenen voor kunnen hebben om de schrijver ervan te verdenken dat hij aandacht wil trekken. Zo wordt Cremer door heterorepresentatie neergezet als

leugenaar en wordt hij “beest” en “barbarist” genoemd. De schrijver zou zich namelijk onhoffelijk en onfatsoenlijk gedragen en hij gaat tegen de stroming van de maatschappij in. Er wordt echter niet gesproken over Cremer in termen van aandachttrekker, hoewel de schrijver beschreven wordt als iemand die provoceert. Van Royen wijst in een interview al op het feit dat mannen niet snel “aandachtshoer” genoemd zullen worden. Sterker nog, er bestaat geen mannelijk equivalent van dit woord.

Ten slotte is het opmerkelijk dat Van Royen feministische uitspraken doet en sterke vrouwelijke personages tot hoofdpersoon maakt in haar romans, maar niet als feminist wordt neergezet door de

heterorepresentatie. Slechts in één recensie wordt Van Royens werk als een feministische boodschap geïnterpreteerd. De schrijver zou schrijven met een “zaadvragend toontje” en ze zou zich continu beschikbaar

opstellen ten opzichte van mannen. Deze houding contrasteert volgens journalisten met Van Royens feministische overtuigingen. Wellicht is dit fenomeen te wijten aan het feit dat Van Royen een typische postfeminist is, zoals eerder in deze scriptie is beargumenteerd. De manier waarop de schrijver zich presenteert lijkt in strijd te zijn met het feminisme,

aangezien Van Royen zichzelf objectiveert en zich daarmee tot slachtoffer maakt van het schoonheidsideaal. Daarnaast expliciteert de schrijver dat