• No results found

Al vanaf het begin van zijn schrijverscarrière presenteert Cremer zich als een succesvolle schrijver. Cremer positioneert zichzelf als een schrijver die veel invloed heeft gehad op de jeugd. Daarnaast leeft hij als een celebrity en doet hij voorkomen alsof hij beroemde vrienden heeft. De schrijver houdt tevens de schijn op dat hij meer succes heeft in de

Verenigde Staten dan in werkelijkheid het geval is. Ten slotte positioneert Cremer zich als de meest talentvolle, best betaalde schrijver wiens

Op de omslag van de eerste druk van zijn debuut, uitgeven in 1964, stond “’n Onverbiddelijke bestseller” voordat er ook maar een boek

verkocht was.9

Twee jaar later stelt Cremer in een interview dat Ik, Jan Cremer de oorzaak is van de totstandkoming van de non-conformistische cultuur in de jaren zestig en dat hij met zijn werk een nieuwe stroming in de

Nederlandse kunst heeft doen opkomen: “Als ik niet bestaan had, waren die padvinders, die provo's er ook nooit gekomen. Ik ben de grondlegger van de nieuwe Nederlandse kunst. En ik begin nog maar pas.”

(HP/Haagse Post, 1966) Ook in een interview met de televisiezender

VARA (1966) deelt Cremer mede dat zijn boek een grote invloed op de jeugd heeft gehad:

[V] Heb je de indruk dat je op de jeugd in Holland invloed gehad hebt? [A] Zeer zeker wel ja. Want eh, er is nog nooit een boek verkocht zoals mijn boek. En er zal nooit één schrijver in Holland zijn die zo’n boek zal gaan schrijven. Ik heb dus vreselijke invloed gehad ja. (06:01-06:05 uur)

Uit hetzelfde interview blijkt dat Cremer zich in sommige gevallen

succesvoller doet overkomen dan hij is. De schrijver woonde in die tijd in New York in een duur hotel waar ook andere bekende schrijvers hebben gewoond. In het interview laat Cremer bekende namen vallen, zoals die van de muzikant Bob Dylan, zonder dat de interviewer daar om gevraagd heeft: “Dat grote doek, dat is opgedragen aan Bob Dylan. Dat is een vriend van me. […] Daar had ik trouwens vandaag een afspraak mee.” (02:08-02:14 uur). Blijkbaar wil de schrijver graag aan de kijkers van het programma laten weten dat hij een beroemde vriend heeft. Wanneer de interviewer vraagt naar de verkoop van I, Jan Cremer in Amerika,

antwoordt de schrijver dat het boek goed verkoopt: “ja, [het verkoopt] […] als boterkoek.” (03:55-03:58 uur) Vervolgens stelt de schrijver dat er 9 “Een onverbiddelijke bestseller". Dat stond er op het eerste exemplaar van Ik Jan Cremer dat van de drukpers rolde. Nog voor er ook maar één boek over de toonbank ging.” (De Morgen, 1964)

60.000 tot 70.000 boeken zijn verkocht en hij daarom “een incorporated” heeft opgericht en daar veel geld mee verdient (05:18 uur). Ten slotte laat Cremer aan Nederland weten dat er in Amerika 90.000 dollar is betaald voor pocketboekrechten. Na het interview doet de interviewer Friso Endt een mededeling voor het hotel van Cremer. Er moeten volgens Endt “een paar dingen duidelijk gesteld worden” (09:30 uur):

Er zijn van I, Jan Cremer geen 60 tot 70.000 boeken verkocht. Er zijn er volgens de uitgever 40.000 op de pers gelegd en hij zegt dat er ongeveer 20.000 verkocht zijn. […] Er zijn geen 90.000 dollar voor pocketboekrechten betaald. In tegendeel: er is 30.000 dollar betaald. Je moet bij Jan Cremer misschien alles een beetje door drieën delen. (09:28- 10:05 uur)

Cremer heeft de werkelijkheid dus driemaal uitvergroot. De schrijver had echter kunnen verwachten dat Endt gemakkelijk verhaal bij de uitgever kan halen. Wellicht wilde Cremer zichzelf positioneren als iemand die het verhaal een beetje bij elkaar bluft. Dat past ook bij de houding van de schrijver tijdens het interview. Hij rookte aan een stuk door sigaretten en antwoordde op een vrij laconieke en ongeïnteresseerde toon.

In een later interview doet Cremer iets soortgelijks. De schrijver spreekt over zichzelf in termen van “de beste schrijver van Nederland”: “Ik ben de beste schrijver van Nederland. Ja, nog steeds, daar sta ik achter. […] Ik word enorm bewonderd, dat is gewoon zo, niet alleen in Nederland.” (Stadblad, 1970: 1) Daarnaast stelt Cremer dat hij van de schrijvers onder de 45 jaar het meest verdient en het meest verkoopt. Hij zou zoveel verkopen dat het hem zelfs begint te vervelen: “Ik ben de best betaalde en de best verkochte schrijver onder de 45 jaar ter wereld. Ik wil niet rot zijn over collega's maar dat is waar. Het gaat je allemaal vervelen, die herdrukken. Het hoort bij het leven.” (Stadsblad, 1970: 1)

In een interview met Het Parool (1971) spreekt de schrijver weer over de grote invloed van zijn werk:

[Mijn] […] boeken speelden en spelen een grote rol in het leven van iedere Nederlander. Mijn Boeken geven een tijdsbeeld. Die hele seks-golf is erdoor ontstaan, om maar wat te noemen. En hoewel het nog vroeg tijd is vormt mijn oeuvre een brok jeugdsentiment en historie. (1)

Als het aankomt op zijn schilderwerk is Cremer tevens niet te verlegen om zichzelf in Ik, Jan Cremer talentvol te noemen en zijn werk te

vergelijken met een impressionistisch schilderij van de Kathedraal van Sisley: “Het leek in structuur op de Kathedraal van Sisley. Het enige kunstwerk van de impressionistische school dat mij boeide. Al dat grijs met die rooie stip, wat een talent! Ik verkocht mijn doek voor honderd gulden cash.” (109)

De schrijver neemt dus de posture van een talentvol en succesvol artiest. Uit het interview met de zender VARA (1966) bleek dat Cremer niet altijd waarheidsgetrouw is. Waarschijnlijk wil de schrijver zichzelf succesvoller neerzetten in het literaire veld dan hij werkelijk is. Iets dergelijks stelt hij ook in een interview:

Ik kan het me tenminste permitteren om drie huizen te hebben. Twee in New York en dit hier". Twee in New York? "Ja, een studio in het Chelsea hotel. Befaamd hotel hoor, komen allemaal

internationaal bekende mensen, schilders en schrijvers. En een appartement in een chique hotel. Moet je hier echt wel hebben, dat is goed voor je image. (Nieuwsblad van het Noorden, 1969)

Uit deze passage blijkt dat Cremer bezig is met zijn image en zichzelf een posture aanmeet van een rijke kunstenaar.