• No results found

In het hoofdstuk ‘ De autorepresentatie van Heleen van Royen’ is aangetoond dat Van Royen typisch feministische uitspraken doet. Waarschijnlijk probeert de schrijver zich dan ook als een feminist te positioneren. Opvallend is echter dat de schrijver door bladen over het algemeen niet wordt neergezet als feminist. In sommige bladen wordt uiteengezet dat de inhoud van Van Royens werk allesbehalve feministisch is, omdat de personages zich beschikbaar opstellen voor mannen. Andere recensenten

destilleren een feministische moraal, of feministische passages, uit het werk van Van Royen, maar de schrijver zelf wordt niet zo sterk als feminist getypeerd als ze dat zelf doet. Slechts één recensie zet de schrijver als feminist neer op basis van haar werk.

In Vrij Nederland (2000) wordt het debuut De gelukkige huisvrouw van Van Royen zelfs “het tegendeel van feministisch” genoemd. Het hoofdpersonage Lea heeft aandacht van mannen nodig en dat personage wordt gekoppeld aan de schrijver zelf:

De toon van de roman is ook het tegendeel van feministisch. In de sessies met haar psychiater karakteriseert Lea zichzelf als

kerstboom: ze wil graag versierd worden door mannen. Dan ben je een cockteaser, duidt de psychiater. Dat is precies hoe Van Royen schrijft, op een zaadvragend toontje. […] Ze praat over zichzelf zoals een bepaald soort mannen over vrouwen praat, heeft het over haar 'prammen' en 'mijn pronte meisjes', betitelt haar geslacht als 'doos' en 'poes', en noemt vrouwen 'zeugen' en 'gleuven'. En juist dat opgewekte opgeiltoontje maakt De gelukkige huisvrouw

onverteerbaar. […] Het boek is nep. Net zo nep als de foto's van de schrijfster voor de schappen van de supermarkt.

Van Royen schrijft volgens de interviewer op “een zaadvragend toontje.” waarmee geïmpliceerd wordt dat de schrijver er behoefte aan heeft om seksueel aantrekkelijk gevonden te worden door mannen. In de laatste zin van het citaat wordt de schrijver weer neergezet als iemand die zichzelf inzet om haar werk te verkopen, door haar tussen de schappen van de supermarkt te plaatsen. Het beeld dat in dit interview van Van Royen geschetst wordt is het tegenovergestelde van feministisch.

De Groene Amsterdammer (2009) interpreteert het boek De mannentester (2009) en De ontsnapping (2006) van Van Royen als

“feministische boodschappen” maar schildert de schrijver zelf af als een vrouw die zich voortdurend beschikbaar opstelt – zoals Vrij Nederland dat in het vorige citaat ook doet: “Net als met haar vorige roman De

ontsnapping (2006) weet Van Royen te verrassen met haar cynische,

feministische boodschap, die heftig afsteekt tegen het vrouwelijke

beschikbaarheidsaureool dat om haar heen hangt.” In het blad wordt dus geïmpliceerd dat Van Royen zelf niet feministisch overkomt, aangezien ze “heftig afsteekt” tegen de feministische boodschap die ze in haar boeken zou hebben verwerkt.

In een recensie van De mannentester (2009) van Het Parool (2009) wordt een passage uit het boek aangehaald die kan duiden op een

feministische boodschap, maar deze passage wordt niet als zodanig benoemd:

Victoria, de heldin van De mannentester […] test mannen voor een hoog honorarium, dat haar betaald wordt door vrouwen die willen weten wat voor vlees (neem dit letterlijk) ze in de kuip hebben. Ondertussen worstelt ze zelf met het verschijnsel man: 'een van de redenen waarom ik mannen haat, is omdat ze superieur zijn', zegt ze. Het boek beschrijft een kruistocht tegen de man in al zijn verschijningsvormen […].

Het hoofdpersonage Victoria expliciteert dat ze zich stoort aan genderongelijkheid. Zo wordt deze passage in de recensie niet geïnterpreteerd.

In De Volkskrant (2006) wordt De ontsnapping als een “experiment in roldoorbreking” omschreven. Meestal zijn het mannen die hun vrouw verlaten voor een seksueel avontuur, maar in dit boek is dat een vrouw die haar man verlaat, omdat hun seksleven tegenvalt:

De derde roman van Heleen van Royen is te beschouwen als een experiment in roldoorbreking. Hoeveel mannelijke flierefluiters telt de literatuur niet, die ondanks - of misschien wel dankzij - hun bevrijdend onverantwoordelijke gedrag op sympathie van critici en lezerspubliek kunnen rekenen door maling te hebben aan

intellectualisme en slechts te luisteren naar hun hormonen? Dat moest zo langzamerhand eens andersom kunnen. Ruim baan derhalve voor de vrouwelijke schelm.

Dit gegeven wordt tevens in deze recensie niet in termen van feminisme omschreven, maar de feministische boodschap wordt wel herkend.

NRC Handelsblad (2006) daarentegen zet Van Royen zelf wel als feminist neer. In het blad wordt De ontsnapping besproken en de

recensent zou graag zien dat de feministische moraal ook moslima’s weet te overtuigen: “Laat er in Gods of Allahs naam een Heleen van Royen onder de moslima's opstaan die kan overbrengen dat ontsnapping en macht over jezelf alleen bereikbaar is voor vrouwen wier kostbaarste bezit geen handelswaar is.” In deze recensie wordt de feministische boodschap dus aan de schrijver zelf gekoppeld. Dit gebeurt minder expliciet in de voorgaande genoemde bladen; zo waren Vrij Nederland (2000) en De Groene Amsterdammer (2009) van mening dat de wijze waarop de schrijver zichzelf presenteert en de boodschappen die zij in haar boeken verkondigt lijnrecht tegenover elkaar staan.

4.7 Bespreking

In dit hoofdstuk is aan bod gekomen dat Van Royen door actoren in het literaire veld onder andere wordt neergezet als iemand die haar lichaam inzet als promotiemiddel en dat het uiterlijk van de schrijver in recensies en interviews op geseksualiseerde wijze wordt omschreven. Deze

aspecten van Van Royens heterorepresentatie zijn wellicht te duiden in het licht van het postfeminisme. In deze scriptie is eerder aan bod gekomen dat Van Royen onbewust de posture van een postfeminist aanneemt. In het theoretisch kader is beargumenteerd dat deze

positionering problematisch kan zijn omdat het postfeminisme paradoxale elementen in zich draagt. Postfeministen zijn ervan overtuigd dat je als vrouw feministisch én “sexy” kunt zijn zolang de vrouw er zelf voor kiest om een mooi lichaam te hebben in plaats van dat zij dit voor de man doet. In het theoretisch kader is uiteengezet dat een vrouw hierdoor haar lichaam tot slachtoffer van kritiek maakt. Het vrouwelijk lichaam loopt het risico om te falen. Waarschijnlijk is Van Royens posture dus een verklaring voor de geseksualiseerde omschrijving van haar uiterlijk in interviews en recensies en de bewering dat de schrijver haar lichaam inzet als promotiemiddel. Omdat Van Royen ervoor kiest om haar lichaam in de belangstelling te plaatsen, wordt men blijkbaar uitgenodigd te oordelen over haar lichaam.

Ten slotte kan het postfeminisme ook een verklaring zijn voor het feit dat de autorepresentatie niet overeenkomt met de

heterorepresentatie. Van Royen positioneert zichzelf als feminist maar deze posture wordt niet als zodanig door de heterorepresentatie

opgepakt. Waarschijnlijk zijn Van Royens feministische uitingen volgens journalisten niet te rijmen met de “aandacht” die de schrijver met haar lichaam vraagt.

5

De autorepresentatie van Jan Cremer

5.1 Inleiding

De posture van schrijver en schilder Cremer is interessant en komt in bepaalde aspecten overeen met die van Van Royen. Cremer positioneert zichzelf in het literaire veld als een succesvolle schrijver, maar daar staat tegenover dat hij zich presenteert als iemand die tot de lagere klasse behoort. Daarnaast zet de schrijver zichzelf neer als een gewone volksjongen die niet de ambitie heeft om literair te schrijven.

Tegelijkertijd presenteert de schrijver zich echter als een excentrieke, lijdende schrijver die in zekere zin aan het beeld van de mystieke kunstenaar voldoet. Verder positioneert de schrijver zich als een

kwajongen die zijn masculiniteit benadrukt. Ten slotte schrijft Cremer veelvuldig over seks op een viezige, smoezelige wijze die haast

pornografisch aandoet.

Om de aspecten van Cremers autorepresentatie in kaart te brengen zal in deze scriptie geput worden uit interviews uit de jaren zestig en ook

debuut positioneerde, omdat het werk van de schrijver en de schrijver zelf in die tijd controversieel werd gevonden. Decennia later is de beeldvorming van Cremer enigszins veranderd, dus bronnen van na de jaren zeventig zijn voor deze scriptie niet bruikbaar.

Naast recensies en interviews wordt er veelvuldig geciteerd uit de roman Ik, Jan Cremer (1964), aangezien de titel van het boek duidt op een autobiografie en het werk ook zo gelezen is.

5.2 De sociaal-economische context

Omdat de bronnen die in deze scriptie worden aangehaald voornamelijk uit de jaren zestig komen, zal de sociaal-economische context van deze historische periode beschreven moeten worden. De manier waarop

Cremer zich positioneerde in het literaire veld staat uiteraard in verband met de tijd waarin de schrijver leefde aangezien hij reageert op wat er in de maatschappij gebeurt.

Volgens Hans Righart (1995) zijn onder andere de volgende ontwikkelingen kenmerkend voor de jaren zestig: economische groei, seksuele vrijheid, het ontstaan van een jongerencultuur, de opkomst van een links-ideologische studentenbeweging en een generatieconflict. De jeugd nam afstand van de “gezapige jaren vijftig” (Righart, 1995: 12). Studeren werd belangrijker dan naar de kerk gaan en Nederland werd welvarender. Dankzij de welvaart kwam de televisie op. Daarnaast ontstond er een populaire cultuur onder jongeren, waarbij rock ‘n’ roll- muziek een belangrijke rol speelde. Volgens Noortje Thijssen (2012) wordt er ook wel gesproken van een nieuwe jongerencultuur. Vooral muziek speelde een belangrijke rol in de identiteitsvorming van de jeugd.

In de jaren zestig vonden tevens vernieuwingen plaats op het

gebied van popmuziek, kunst en literatuur. Deze vernieuwingen kwamen voornamelijk tot stand door de jongere generatie die reageerde op de veranderingen in de maatschappij (Thijssen, 2012). Allereerst werden er boeken uit – en over – het buitenland uitgegeven en werd er meer

gelezen, mede dankzij het feit dat het opleidingsniveau was gestegen. Verder liet de jeugd zich niet meer “van bovenaf” leiden waardoor er een “culturalisatie-van-onderop” plaatsvond. Hoge cultuur stond in deze

periode daarom minder hoog in het vaandel, terwijl populaire cultuur meer waardering kreeg (Ruiter en Smulders, 1996: 288). In deze periode werden ook de Zestigers actief, een groep schrijvers die gefascineerd was door niet-literaire media. De Zestigers vonden het belangrijk dat hun werk vooral “leuk” en toegankelijk was (Ruiter en Smulders, 1996: 310). Een andere belangrijke gebeurtenis op het gebied van literatuur was het evenement “Poëzie in Carré” dat in 1966 plaatsvond. Tijdens dit

“mediaspektakel,” dat toegankelijk was voor de massa, droegen schrijvers en dichters voor uit eigen werk (Ruiter en Smulders, 1996: 312). Dit evenement werd uitgezonden op televisie, zodat mensen thuis ook in aanraking kwamen met het spektakel.

Daarnaast stond het individu centraal in de jaren zestig, dit

decennium wordt daarom ook wel gezien als “het ik-tijdperk” (Thijssen, 2012). Individuele en seksuele bevrijding werden belangrijke waarden. Deze ontwikkeling hangt samen met de emancipatie van vrouwen en homoseksuelen. Seks werd tevens een minder groot taboe: “De

jongerengeneratie rekende […] af met de ‘preutsheid’ van hun ouders.” (Thijssen, 2012: 46). Ten slotte gingen jongeren zich minder conformeren en namen een “anti-autoritaire houding” aan. Ze lapten regels aan hun laars en verzetten zich tegen autoriteiten (Thijssen, 2012: 47).