• No results found

Uit Pella Iowa

In document Neerlandia. Jaargang 6 · dbnl (pagina 179-182)

(Ingezonden.)

Met aandacht las ik in Neerlandia van April het stukje ‘Het Nederlandsch in de West.’ Ik kan niet zeggen dat ik het met genoegen las; een gevoel van wrevel maakte zich onder het lezen van mij meester, beter nog: ik werd half dol van kwaadheid - ik ben toch al zoo'n kruidje- roer- meniet als ze 't over de Nederlandsche Taal hebben - toen ik bemerkte dat zelfs in onze Nederlandsche koloniën, in een stukje van ons eigen nooit vergeten land, de moedertaal zoo weinig in eere wordt gehouden dat zelfs ambtenaren, officieren van justitie, enz., zich van de gehate Engelsche Taal bedienen, niet alleen in huiselijken kring, maar zelfs in de bediening van hun ambt.

Waar moet 't heen als zelfs in onze eigen koloniën die schoone taal wordt

genegeerd? Waar moet het heen met den Nederlandschen Stam als zelfs de kinderen van dien stam zich bij voorkeur bedienen van andere, vreemde talen?

O, als ik daar ware geweest, bij die rechtzittingen, wat zou dat een dolle boel zijn geworden. 't Is gelukkig dat ik er niet was want in mijn boosheid zou ik meer hebben gezegd dan ik kon verantwoorden, meer dan wel zou dienen tot bevordering van het Algemeen Nederlandsch Verbond. Want ik kan het niet verdragen dat onze mooie heerlijke Taal wordt verguisd, geminacht. Maar nu ben ik kalm, en kan ik heel bedaard (ik heb anders erg het land aan die altijd bedaarde menschen) er iets over schrijven.

Kijk, ons volkskarakter is anders dan dat van andere volkeren. We zijn meer koelbloedig. Door de vele regenbuien in ons nattig (en toch zoo heerlijk schoon landje), is er regenwater in ons geregend, heeft zich vermengd met ons bloed en het stroomt niet meer zooals het behoorde. Het golft niet machtig en forsch, maar glijdt langzaam en effen langs gebakende wegen (net zoo als onze kanalen), en in plaats van vuur en gloed van zich uit te stralen, geeft het een koele koude luchtstroom van zich af. Daarom worden dan ook opvliegende menschen, van vaderlandsliefde of taalliefde opbruisende personen, zooals van Deijssel en anderen, als excentriek beschouwd, als iets buiten den gewonen eenmaal aangenomen regel. Daardoor is het zoo uiterst moeielijk om ook hier in Noord-Amerika de liefde voor Nederland en voor zijn taal hoog te houden, om het bijna uitgedoofde vonkje weer aan te wakkeren.

Ja, ik las dan wel in hetzelfde nummer: ‘Uit Amerika’ waar de President heel hartelijk een onzer politiekers begroette met de woorden ‘Glad to see you, brother Dutchman,’ en ik geloof wel dat die politieker er verschrikkelijk door geeerd was en in de hoogte gestoken, en ik weet ook wel dat onze President zich door die woorden bij velen der Hollanders hier een plaats in het hart heeft verworven, maar 't zou me geen steek verwonderen ja ik durf er op te wedden, dat als diezelfde ‘brother Dutchman’ zich thuis aan tafel of aan den haard neergezeten, bediende van de Amerikaansche Taal, als zijne kinderen, die papa en mama nooit, of anders hoogst zelden, Hollandsch hooren

70

praten, geen stom woord Hollandsch kennen en groot worden als ‘echte Amerikanen’ zonder gevoel, zonder eerbied, zonder liefde voor het kleine land daar over de wateren, voor dat kleine land met zoo'n groote, glorierijke geschiedenis.

Ja, het is hier ‘uphill work’, - een roeien tegen den stroom op (en die Engelsche taalstroom is sterk), een loopen met het hoofd tegen den muur. Toch, al zou mijn arme kruin in splinters breken, ik zal duwen, duwen, duwen, zoo hard als ik kan om ten minste een klein beetje fut in die harten onzer Hollandsch-Amerikanen te stampen. En toch, ik kan 't niet helpen, ik houd van die boertjes hier. Ze zijn op Taalgebied, op het terrein van Nederlandsliefde totale vreemdelingen; toch de kern is goed en zeker zouden zij bewerkt kunnen worden met alle mogelijke hoop op gunstigen uitslag, mits de voorgangers met de gewone Hollandsche lamlijzigheid de boel maar niet in 't honderd lieten loopen.

Sedert zes maanden of meer wordt hier in Pella geen hand aan de ploeg geslagen, sedert zes maanden geen vergadering van de doodgebloeide afd. van het A.N.V. En die afd. had pas vier maanden bestaan toen hij te niet ging, uitflikkerde als een kaarslichtje in den tocht. Geen wonder.

Alle mogelijke uiting van geestdrift was verboden. Het was een soort heiligschennis om te applaudiseeren als een spreker iets goeds had gezegd. En dan die sprekers!!! Heele langdradige verhandelingen waarbij het publiek in slaap viel, een zeurige koude preek over taal, maar geen vonkje leven, geen ziertje geestdrift, geen ietsje ziel. Is het een wonder dat het publiek er niets van wilde? Is het een wonder dat het A.N.V. in ons stedeke een vroegen dood stierf. Want hier, noch elders in

Noord-Amerika zijn die Bondsvergaderingen er op aangelegd om het publiek te leeren en tevens te behagen. Het gewone publiek, waarvoor het Verbond eigenlijk dienen moet, wordt afgeschrokken.

En toch geloof ik, weet ik zeker en vast, dat juist hier de goede grond ter bearbeiding is, dat juist hier de harten ontvankelijk kunnen worden gemaakt voor liefde tot Nederland en de Nederl. taal.

Maar daartoe is noodig, dat er hier een man op sta, die 't waarachtig meent, die zijn ziel in woorden weet uit te storten, die moed heeft om tegen het alhier heerschende vooroordeel: ‘we leven in Amerika en daarom moeten we hier Amerikaansch spreken en niets anders’ in te gaan, een man die kracht heeft om als de hoofden van 't Verbond alhier hem zeggen: ‘ja-maaâr-je-kent-onze-Hol-lan-ders-hier-niet’, daarop te antwoorden: ‘dat wil ik voor den drommel dan toch eens zien.’

Want de grond is hier goed en het zaad ligt in de harten der Hollandsche bevolking, maar de regenbui (of liever buien want de grond heeft hier veel vocht noodig) die het dorstige moet besproeien, laven, leven brengen, laat op zich wachten.

En ik, die houd van mijn taal, al ben ik er nog zoo'n sukkelaar in, ik kan woedend worden als ik merk hoe hier onze schoone Hollandsche taal ten onder gaat in het ‘waai, waai, waai’ der Amerikaansche neusklanken.

Later wel eens meer hierover. P.E. HUET.

Pella Iowa. 12 Mei, 1902.

Afdeelingen

In document Neerlandia. Jaargang 6 · dbnl (pagina 179-182)