• No results found

Toets 2: Wat is meest beperkend, ruimte vanuit markt of ruimte bij agrariërs? Markt meest beperkend in uitbreiding agrarische verbreding

Genot Geld

Geen 2 e Tak naast melkvee, b.v schapen Geen natuurbeheer op melkveebedrijf

5. Ruimte voor agrarische verbreding in de samenleving Empirische analyse

5.5 Toets 2: Wat is meest beperkend, ruimte vanuit markt of ruimte bij agrariërs? Markt meest beperkend in uitbreiding agrarische verbreding

Deze paragraaf confronteert het aanbod bij boeren aan verbreding (hoofdstuk 4) met de ge- vonden vraag, bij burger en beleid, naar nieuwe producten en diensten van boeren. Onder- staande tabel (met toelichting), geeft de uitkomst van deze confrontatie.

Tabel 5.6 Procentuele verdeling van bedrijven over categorieën met uiteenlopende ruimte voor agrarische verbreding

uitgangssituatie prognose

ruimte vanuit markt (veenweiden) categorieën boeren (gezinnen) met

een uiteenlopende ruimte voor agra- rische verbreding veen- weiden pioniers- gebieden voorzichtig ambitieus ruimte van- uit agrariër (uitkomst h 4)

1 Pure productie boer 2 Gematigde productieboer 3 Gematigde plattelandsondernemer 4 Pure plattelandsondernemer Totaal 81 13 4 2 100 30 49 14 7 100 48 36 11 5 100 43 24 23 10 100 29 28 29 14 100 Toelichting:

De vier categorieën (Productieboer/ Plattelandsondernemer) komen voort uit hoofdstuk 3.

Deze zijn voor de uitgangssituatie in beide koplopergebieden samen als volgt geoperationaliseerd: 1, 2, 3, 4 is respectievelijk zonder, met enkelvoudige, met tweevoudige en met meervoudige agrarische verbreding.

Uitgangssituatie en prognose

gebiedsafbakening: als weidegebied in Randstadstudie 1997,

onderzoekspopulatie: voltijd-bedrijven met grondgebonden rundveehouderij , overwegend melkveebedrijven tijdshorizon prognose: na Agenda 2000 (richtjaar 2007)

Uitgangssituatie

‘gebiedsafbakening’ voor enquêtes 1999: pioniersgebieden Waterland en Alblasserwaard-Vijfheerenlanden onderzoekspopulatie: jongere melkveehouders,

in Waterland boeren tot 50 jaar of met opvolger,

in Alblasserwaard-Vijfheerenlanden boeren en boerinnen tot 40 jaar Prognose

‘ruimte vanuit agrariërs’: inschatting groeipotentie in pioniersgebieden gegeneraliseerd naar veenweidegebied voorzichtige en ambitieuze vraagprognose: zie voorgaande paragrafen

beide vraagprognoses zijn gecombineerd met landbouwprognose-2 (- 4,5 % bedrijven p.j.)

bij voorzichtige vraagprognose, zelfde verdeling bedrijven met agrarische verbreding aangehouden over bovenstaande categorieën 2, 3, en 4 als in uitgangssituatie, volgens ambitieuze vraagprognose verdubbelt de kans op tweevoudige en meervoudige agrarische verbreding.

Ruimte in de markt voor nieuwe producten en diensten van boeren is eerder de beper- kende factor voor uitbreiding van agrarische verbreding dan ruimte bij agrariërs om zich hierop toe te leggen. Het is een inschatting die met vrij veel onzekerheid is omgeven, vooral omdat agrarische verbreding een opkomend verschijnsel is waarbij nog veel kan veranderen in ‘het aanbod’ – boeren die creatief werken aan nieuwe producten en diensten –, en wellicht ook in het ontstaan van nieuwe marktmechanismen die ruil mogelijk maken tussen Randste- delingen met hart voor hun Groene Hart en boeren die werk willen maken van het hoogwaar- dig beheren van voormalige publieke goederen. De inschatting is ook ‘hard’ voorzover dit mogelijk is, omdat bovenstaande schatting van het aantal landbouwbedrijven dat, vanuit ruimte in de markt, aan agrarische verbreding kan gaan doen vooral niet als een krappe bena- dering is opgevat. Ten eerste is de vraagprognose gecombineerd met de landbouwprognose-2 uit de Randstadstudie. Deze landbouwprognose geeft het laagste aantal landbouwbedrijven (2007), en derhalve het hoogste percentage bedrijven met agrarische verbreding. Ten tweede is de ambitieuze vraagprognose gecombineerd met de veronderstelling dat, gegeven een toe- komstig aantal bedrijven met agrarische verbreding, de kans op tweevoudige en meervoudige verbreding tweemaal zo groot is vergeleken met de verhoudingen in de uitgangssituatie.

Dat deze kans op meervoudige verbreding bij de ambitieuze vraagprognose toeneemt, houdt ook verband met het soort extra agrarische verbreding dat er zou komen vergeleken met de voorzichtige vraagprognose (vooral meer sociale verbreding en bijzondere landbouwpro- ducten zoals biologische boerenkaas van een streekmerk).

Overigens herinneren we hier aan de veronderstelde potentie van meervoudige verbre- ding om een kwaliteitssprong in het aanbod van agrarische verbreding te realiseren (wat extra vraag uitlokt) vanwege de synergetische effecten die kunnen optreden wanneer diverse acti- viteiten van verbreding worden gecombineerd binnen streek en/ of bedrijf (activiteit A geeft een meer aantrekkelijke entourage voor activiteit B).

5.6 Nabeschouwing

Dit hoofdstuk peilde de ruimte in de samenleving (publiek en overheden) voor agrarische ver- breding. Verbreding is een economische activiteit van boeren en daarom valt ‘ruimte in de samenleving’ hier samen met de omvang van de potentiële markt ofwel met de bereidheid van publiek en overheden te betalen voor diensten – ecologische en sociale verbreding – dan wel voor bijzondere producten van boeren (bedrijfsverdieping).

Dit hoofdstuk relateert uitkomsten uit de Randstadstudie (Van Everdingen et al 1999) aan gegevens uit hoofdstuk 4 hiervoor. Uit de Randstadstudie kwamen de marktverkenning van Jókövi (Alterra), de analyse door Voskuilen (LEI) op de inkomenseffecten van specifieke vormen van verbreding en tenslotte de analyse + modelberekening door Van Everdingen, Helming en Venema (LEI) op de inkomensontwikkeling in de landbouw onder invloed van Agenda 2000 en de toekomstige bedrijfsontwikkeling (Van Everdingen et al 1999).

Het inkomen dat boerengezinnen volgens de marktprognose uit verbreding halen zou volgens de meest realistische prognose ongeveer kunnen verdubbelen. Deze toename wordt vooral behaald door uitbreiding van biologische melkveehouderij (hoewel afzetprijzen samen met die in conventionele melkveehouderij omlaag gaan) en agrarisch natuurbeheer. Een am- bitieuze prognose die de grenzen aftast van het maximaal haalbare, laat het aan verbreding gerelateerde inkomen ongeveer verviervoudigen in vergelijking met nu. Het verschil tussen realistische en ambitieuze prognose is het grootst voor sociale verbreding (dienstverlening aan het publiek) en andere bedrijfsverdieping naast biologische melkveehouderij (vooral zelfka- zerij).

De marktkundig haalbare uitbreiding van verbreding werd vergeleken met twee opge- worpen taakstellingen: compensatie te bieden voor de verwachte daling van landbouwinko- mens en tegemoet te komen aan de animo bij agrariërs om over te gaan tot verbreding. Agra- rische verbreding lijkt geen van beide taakstellingen te kunnen vervullen.

Volgens de meest realistische marktprognose is de prestatie slechts een fractie van de taak. De inkomens van boerengezinnen in het veenweidegebied dalen in dat geval dramatisch (terwijl deze nu al lager zijn dan elders in de melkveehouderij). De animo van boeren en boe- rinnen om agrarische verbreding te starten of uit te breiden kan slechts zeer ten dele worden waargemaakt. Hierbij is aan te tekenen dat geen rekening werd gehouden met een eventuele toename van inkomens uit een externe baan van boer, boerin of opvolger. Dit zou in beide opzichten de kloof tussen taak en mogelijkheden kunnen verkleinen: extern inkomen kan het gezinsinkomen opkrikken en zo de behoefte aan inkomsten uit agrarische verbreding kleiner maken.

Zelfs een uitbreiding volgens de ambitieuze vraagprognose zou geen volledige com- pensatie bieden voor de daling van landbouwinkomens. Bovendien houdt ook dan de conclu- sie stand dat de uitbreiding van verbreding eerder vastloopt op ruimte in de markt dan op ruimte bij agrariërs.

Reflectie op marktverkenning

De realistische marktverkenning van Jókövi ging uit van bestaande producten en diensten uit agrarische verbreding en bestaande instituties voor vermarkten hiervan. Later gaven Jókövi et al (2001: p 16) een aanzet tot het problematiseren van de verhouding tussen maatschappelijke behoefte en effectieve vraag. Dit wordt hieronder iets verder uitgewerkt.

Figuur 5.1 Vertaling van maatschappelijke behoefte aan een hoogwaardig landelijk gebied in een effectieve vraag die bij boeren terecht komt, maar ook in alternatieve

mechanismen (samenwerking, dwang)

effectieve vraag

(omzet binnen ruilverhouding)

effectieve dwang

(opgelegde good farming practice)

effectieve samenwerking (b.v. in vrijwillig natuur- en landschapsbeheer)

instituties voor articuleren van vraag

(bij publiek, maar ook bij overheid)

instituties voor articuleren

van aanbod (bij ondernemer, maar ook bij bv. agrarische natuurvereniging

maatschappelijke behoefte

koopkracht

capaciteit bij aanbieders

Er zijn maatschappelijke behoeften die in verband staan met de Groene Ruimte, in dit geval het veenweidegebied bij de Randstad. Agrarische verbreding veronderstelt dat een eventuele bevrediging van deze behoeften binnen een ruilverhouding tussen boeren en samenleving (publiek, overheid) wordt gerealiseerd. In werkelijkheid zijn er ook andere wegen om hierin te voorzien. Onze probleemstelling (hoofdstuk 1) wijst er echter op dat de mogelijkheid om dwang op boeren aan te wenden ten bate van het landelijk gebied als publiek goed beperkt is. De slotbeschouwing behandelt echter de reikwijdte van een mixture van dwang (hogere wa- terpeilen) en nieuwe ruilverhoudingen. Een onderbelicht punt blijft welke rol de derde weg (samenwerking) kan vervullen.

Voor de ontwikkeling van de vraag geldt waarschijnlijk wat ook voor de ontwikkeling van het aanbod naar voren kwam: ontwikkeling komt geleidelijk in wisselwerking met erva- ringen tot stand. Bovenstaande figuur laat zien dat het daarbij niet alleen gaat om individuele actoren (aanbieders, vragers) maar ook om instituties. Voorlopig lijkt in agrarische verbreding een vrij sterk gearticuleerd aanbod (vooral door agrarische natuurverenigingen) te staan te- genover een weinig gearticuleerde vraag (ondanks Delta Metropool Dialoog). De slotbe- schouwing verlegt daarom vergeleken met het voorgaande het zwaartepunt in de benadering enigszins van de aanbodskant naar de vraagzijde.