• No results found

A.) omgevingsstrategie B.) bedrijfsstrategie van de boer

3.6 Interactie van vraag en aanbod

3.6.1 Diversiteit onder boeren en ‘consumenten’ van het platteland

In hoofdstuk 4 is het mogelijk om op basis van empirisch materiaal gedifferentieerd te kijken naar ‘het aanbod’(houding van boeren inzake verbreding). Onderstaande figuur 3.8 anticipeert hierop door op basis van kwalitatieve indrukken, maar ook van onderzoek naar consumenten- beelden(Zachariasse en Hillebrand 2000), vraag en aanbod gedifferentieerd tegenover elkaar te plaatsen. Er worden vier categorieën boeren en burgers genoemd die, vanuit het eigen per- spectief (aanbod, vraag), uiteenlopende verwachtingen koesteren inzake agrarische verbreding die de pretentie heeft de huidige productieruimte Veenweiden/ Groene Hart van boeren om te zetten in een belevingsruimte voor burgers (maar verzorgd door boeren).

Categorieën die zich niet/ wel kunnen vinden in hoge aspiraties van agrarische verbreding:

houding/ verwachting bij boer bij consument

‘moet er niets van hebben’ bescheiden verwachtingen vrij hoge verwachtingen ‘dit is het helemaal’

pure productieboer gematigde productieboer gematigde plattelandsondern. pure plattelandsondernemer rationele consument traditionele consument verantwoordelijke consument spirituele consument

Vier beelden van producten/ diensten, tussen ‘producent’ en ‘consument’ van landelijk gebied Figuur 3.8 vermeldt tevens indicatief welk type product of dienst door de boer wordt geleverd en door de burger wordt afgenomen:

a) anonieme melk, ‘bulk’ die voldoet aan standaardeisen ook wat betreft productiewijze; b) melk met weigevoel en agrarisch natuurbeheer op het veld en vooral in de perceelranden; c) bijzondere zuivel, biologisch en/ of streekproduct + weigevoel sub b;

d) melkveehouderij in dienst van sociale en ecologische dienstverlening + sub b/ c. Vier beelden van gebiedsfuncties, tussen ‘consument’ en overheid

Figuur 3.8 vermeldt in welke typen door boeren geleverde producten of diensten, overheden en burgers op het niveau van ‘algemeen belang’ – maatschappelijke functies of gebiedsfunc- ties van de landbouw – geïnteresseerd kunnen zijn. Het betreft:

a) voedselvoorziening en voedselveiligheid; b) cultuurlandschappen met bijbehorende natuur; c) landbouw terug naar de natuur;

d) platteland als belevingsruimte binnen stedelijke samenleving. Vier graden in agrarische verbreding

Agrarische verbreding in Veenweiden/ Groene Hart lijkt op dit moment een zwaartepunt te hebben op niveau b (bescheiden verwachtingen). Hierbij past dat het accent in de organisatie voor het vermarkten ligt bij ‘overheid’ (beheerslandbouw), en ‘mengvormen’ (natuurbeheer via Natuurvereniging). Deze agrarische verbreding verlevendigt het cultuurlandschap, maar het leidt niet direct tot een omvangrijke aanvullende inkomensstroom – boven op natuurbeta- ling – rechtstreeks van burger naar boer. Medegebruikers van het platteland zijn vooral men-

Boer product/ dienst Samenleving maatschappelijk functie/ gebieds- functie overheid pure productie- boer * schaalvergroter * zuinig anonieme melk

(bulk) die voldoet aan standaardeisen voor product(iewijze) rationele consument voedsel voorziening/ veiligheid overheids- zorgen gematigde productieboer * schaal of zuinig

melk met wei (de)-gevoel + veld/ randcon- tract traditionele consument cultuur- landschap, bij- behorende na- tuur gematigde platte- landsondernemer * schaal of zuinig Bijzondere zuivel+ wei- gevoel + veld/ randcontract verantwoorde- lijke consument landbouw terug naar de natuur beroepsopvat- ting boer pure platte- lands- ondernemer * agrarisch * natuurboer/ stadsboer sociale en ecolo- gische dienst- verlening, eventu-

eel met weigevoel

spirituele con- sument

platteland als belevings-

ruimte Figuur 3.8 Vier ontwikkelingsporen van het perspectief van boeren (linksonder) samenleving (midden) en overheid (rechtsboven)

sen zonder buitensporige wensen; zij waarderen het landelijk gebied (als een gratis goed) voor wat het is. Zij accepteren boeren die gewoon doen en praktisch met hun bedrijven bezig zijn. Het begrip ‘traditionele consument’ zal vaak ook de inhoud hebben dat jeugdherinneringen aan het leven op platteland of boerderij (thuis of bij familie of kennissen) een belangrijke rol spelen. Het deel van de bevolking dat dergelijke herinneringen heeft, zal sterk afnemen en dat kan inhouden dat de aanhang voor het gewone boerenland afneemt. Dit wordt eventueel ver- sterkt door de indruk dat allochtonen in Nederland een opkomende groep ‘traditionele consu- menten’ vormen die heel weinig zien in typisch Nederlandse cultuurlandschappen.

Op het zwaardere niveau c (vrij hoge verwachtingen) beperkt agrarische verbreding zich niet langer tot gewone landbouw met daarbij passende (en gemakkelijk inpasbare) ele- menten van natuur en landschap, door ‘medegebruikers’ gewaardeerd als een Publiek Goed. Het landbouwbedrijf stelt zich op niveau c in op het voortbrengen van bijzondere landbouw- producten die het predikaat natuurvriendelijk verdienen. Het extra inkomen bereikt boeren vooral via de private markt waar ‘verantwoordelijke consumenten’ wat meer over hebben voor producten uit bijvoorbeeld de biologische landbouw. Voor boeren is dit een ingrijpende omschakeling van de bedrijfsvoering, echter in de veenweiden in iets mindere mate dan elders in de melkveehouderij vanwege de ‘natuurlijke stikstof’ uit verterend veen. Soms is een in- grijpende omschakeling van de bedrijfsvoering verbonden met arrangementen buiten de pri- vate markt, vooral de beperkte groep melkveebedrijven die vrijwel uitsluitend land hebben liggen in een zone met hoog water en de mogelijkheid hebben om een overeenkomst voor zwaar natuurbeheer af te sluiten.

Op niveau d (‘dit is het helemaal’) ontwikkelt de boer zich tot een leverancier van be- levenissen die zo bijzonder zijn dat geld voor de ‘spirituele consument’, die wil kicken op de oerbeleving van het echte platteland, geen rol mag spelen. Een voorbeeld van deze lijn is wel- licht het project boerenkamers in Waterland waar de aanbieders mikken op het duurste deel van de markt voor logeeradressen. Dit stelt hoge eisen, niet alleen aan de accommodatie, maar ook aan de (landelijke) entourage.

Dubbele gevoelens inzake agrarische verbreding

Het zal duidelijk zijn dat het zo categoriseren van boeren en burgers een rigoureuze vereen- voudiging van de werkelijkheid is. De frictie met de werkelijkheid kan structureel van aard zijn; individuele boeren of burgers hebben wel een consistente houding maar niet overeen- komstig onze beschrijving. De frictie kan echter ook zijn dat burgers zich lang niet altijd con- sistent gedragen. Bij sommige gelegenheden is men inzake het platteland de traditionele con- sument – b.v. samenhangend met agrarische achtergrond – en bij een andere gelegenheid gaat het om bijzondere belevenissen. Boeren leggen zich vaak door investeringen vast in hun be- drijfsbeleid waardoor de grilligheid in hun dagelijks handelen veel minder groot wordt. Het verschijnsel van meerdere zielen in dezelfde borst doet zich bij boeren wel duidelijk voor. Een pas omgeschakelde biologische boer kan b.v. vertellen al lang het gevoel te hebben gehad dat hij in de conventionele landbouw eigenlijk verkeerd bezig was.

3.6.2 Voorzieningen voor een ruilverhouding tussen boeren en ‘consumenten’ Basismodel

Hieronder staat een basismodel voor het ‘economiseren’ van een (voormalig) publiek goed. Wat er nodig is, is een markt in de betekenis van een organisatie die ruil tussen mensen mo- gelijk maakt (definitie Tomlinson). In dit geval zou het gaan om een ruilrelatie die ontstaat tussen boeren als beheerders en anderen als medegebruikers (‘Consumenten’) van het Groene

Hart. Hiernaast voorziet het basismodel in een derde partij (overheid) die bemiddelt tussen vraag (‘consument’) en aanbod (boer). Deze derde stelt zich boven beide andere partijen als behartiger van een overkoepelend belang, b.v. dat ook toekomstige generaties nog boer kun- nen zijn in de veenweiden respectievelijk als mede-gebruiker van veenweidewaarden kunnen genieten.

Figuur 3.9 Basismodel voor het vermarkten van (voormalige) publieke goederen

Markt als een organisatie die ruil mogelijk maakt (definitie

Tomlinson)

Derde partij (overheid), met belang in Publiek Goed

Boeren in veenweidegebied als aanbieder van nieuwe producten (agrarische verdieping)en diensten (ecologische en sociale verbreding)

Genot