• No results found

Toekomstgerichte en evenwichtige agrarische ontwikkelingen

In document BELEIDSKADER OPEN RUIMTE (pagina 74-80)

Omwille van het economisch belang van de open ruimte krijgt de professionele landbouwer binnen de agrarische ruimte gebiedsgericht marge om bedrijfseconomisch te evolueren. Net zoals bij de andere economische actoren zullen verduur-zaming en innovatieve vernieuwingen de toekomst verder mee vorm geven zodat de landbouw garant kan staan voor toekomstgerichte en zorgvuldige voedselproductie. De landbouwer als familiale, vernieuwende en innovatieve onderne-mer staat daarbij centraal. Agrarische onderneonderne-mers zijn vrij om naar eigen inzichten een bedrijfsmodel op te zetten, zij het steeds in harmonie met en dus binnen het draagvlak van de omgeving. Daarin ligt een regierol weggelegd voor de stad.

Daar wij de focus hierbij willen leggen op een duurzame voedselproductie binnen de beschikbare agrarische ontwikkel-ruimte, is er geen draagvlak meer voor bijkomende verpaarding ervan, ook niet onder de vorm van paard-gerelateerde

landbouwactiviteiten. Naast traditionele vormen van landbouw is bovendien een uitdaging weggelegd voor nieuwe mo-dellen. In bepaalde omgevingen zijn kleinschaligere activiteiten (bijvoorbeeld biolandbouw, korte keten CSA) wat schaal en impact betreft alvast beter inpasbaar. In nattere gebieden kan paludicultuur kansen bieden.

4.2.1 VOORRANG VOOR AGRARISCHE HERONTWIKKELING IN PLAATS VAN GREENFIELDONTWIKKELING

Door schaalvergroting, wijzigende landbouwpraktijken, kostenefficiënte investeringen enz. vindt agrarische vernieuwing momenteel steeds vaker plaats in de vorm van greenfieldontwikkeling waarbij een onbebouwd agrarisch perceel wordt ingenomen door nieuwbouw. De verlaten site wordt echter ook behouden en krijgt dan meestal een andere, niet-agrari-sche invulling. Dit draagt niet alleen bij tot bijkomend ruimtebeslag in de open ruimte maar is tevens een bron van ver-snippering en verrommeling. Met het oog op het beschermen van de open ruimte wil Geel deze trend ombuigen. Dit betekent dat wij de agrarische ontwikkeling opnieuw willen oriënteren op de al bebouwde plekken in het agrarisch gebied, in de vorm van uitbreiding of herontwikkeling van goed gelegen en geschikte bestaande agrarische bedrijfsgebouwcom-plexen. Wij willen daarom agrarische herontwikkeling stimuleren. Dit wil zeggen dat wij toekomstige ontwikkeling van agrarische bedrijven ter hoogte van bestaande bedrijfsgebouwencomplexen die nog steeds een kostenefficiënte land-bouwwaarde hebben, willen ondersteunen.

Om hier in te slagen willen wij greenfieldontwikkelingen in Geel aan banden leggen. Een algemeen verbod zou een duidelijke generieke aanpak zijn. Maar wij willen niet uit het oog verliezen dat in uitzonderlijke omstandigheden maatwerk-oplossingen mogelijk moeten zijn, zoals voor bedrijfsverplaatsingen die nodig zijn in het kader van maatschappelijke processen en belangen, voor (opvolgers van) lokale landbouwers die op de huidige vestigingslocatie geen vergunning kunnen krijgen voor uitbreidingen die noodzakelijk zijn voor het voortbestaan van het agrarisch bedrijf en voor landbouw-bedrijven die zeer specifieke locatievereisten hebben. In dergelijke uitzonderlijke gevallen willen wij bekijken hoe wij de regie kunnen opnemen en ondersteuning bieden. Ook in het geval duurzame synergieën met bestaande andere sites (bijvoorbeeld met het oog op het gebruik van restwarmte) kunnen worden opgezet, kan hieraan een positieve motivatie worden ontleend.

Met betrekking tot het stimuleren van agrarische herontwikkeling en het aan banden leggen van greenfieldontwikkelingen stemmen wij graag af met de provincie Antwerpen die aan deze beleidslijnen werk zodat wij ons maximaal inschakelen in een ruimere provinciale visie en toekomstig instrumentarium.

4.2.2 GRONDIGE AFWEGING ‘GOEDE RUIMTELIJKE ORDENING’ ALS TOETSSTEEN

De bepalingen van de sectorale regelgeving en de bestemmingsvoorschriften zijn uiteraard steeds van toepassing. Maar daarnaast moet worden gestuurd op kwalitatieve ontwikkeling van elk van de individuele locaties. Agrarische ontwikkelin-gen moeten, net zoals ontwikkelinontwikkelin-gen in woongebied of op bedrijventerrein, ook steeds passen binnen de structuur en het functioneren van de omgeving, zowel ruimtelijk (de beoogde locatie moet geschikt zijn voor de voorgenomen agrari-sche ontwikkeling) als milieutechnisch (de voorgenomen ontwikkeling moet zorgvuldig zijn inzake energiebeheer, nutri-entenbeheer, emissiebeheer, waterbeheer).

Landschappelijke inpassing, innovatieve optimalisatie om omgevingsimpact te milderen, verantwoorde mobiliteitsafwik-keling, maatschappelijke en ruimtelijke integratie zijn voorbeelden van maatregelen die nodig kunnen zijn om toekomst-bestendige en maatschappelijk gedragen agrarische ontwikkelingen te bekomen.

Figuur 33 Hooibeekhoeve zet in op agrarische architectuur en stalsystemen

Net zoals andere vergunningsplichtige activiteiten moeten agrarische ontwikkelingen dus een toets aan de goede ruimte-lijke ordening waarin dergeruimte-lijke uiteenlopende aspecten aan bod komen, goed doorstaan. Het volledig plaatje moet klop-pen. Dit vereist een grondige afweging, waarin o.a. minimaal de volgende aspecten aan bod komen.

- Past de voorgenomen agrarische ontwikkeling op de plek waar zij wordt gepland? Zijn het mobiliteitsprofiel van de voorgenomen ontwikkeling en het bereikbaarheidsprofiel van de locatie op elkaar afgestemd? Is de negatieve impact op het ruimtelijk functioneren van de omgeving van de locatie uitgesloten? Getuigt de voorgenomen ontwikkeling van lokale verankering en inbedding in de omgeving?

- Het staat natuurlijk buiten kijf dat van de omgeving tolerantie wordt gevraagd voor landbouwactiviteiten in agrarisch gebied, binnen de marges van de regelgeving.

- Daarnaast kunnen argumenten op het vlak van energie-efficiëntie en een bijdrage tot slimme energie-uitwisseling (energieclustering) van belang zijn in de locatiekeuze, en dus de motivering daarvan ondersteunen.

- Bijzonder aandachtspunt is het beperkt draagvlak voor verregaande verpaarding van de beschikbare agrarische ont-wikkelruimte, ook onder de vorm van paard-gerelateerde landbouwactiviteiten.

- Getuigt de voorgenomen agrarische ontwikkeling van zorgvuldigheid op vlak van hinderaspecten, gezondheid en veiligheid? Past zij binnen de milieugebruiksruimte van de omgeving inzake waterbeheer, nutriëntenbeheer en biodi-versiteit?

- Bij intensivering moet in ieder geval grote zorgvuldigheid aan de dag worden gelegd en mag de globale staat van het milieu niet verslechteren. Daarbij kan worden ingezet op innovatieve stalsystemen en technologieën. Efficiënt ener-giebeheer en efficiënte verwerking van nutriënten- en biomassastromen, met bijzondere aandacht voor het rendement van de technieken en toepassingen, zijn aandachtspunten. Maar ook het sluiten van kringlopen en circulair produce-ren kunnen bijdragen leveproduce-ren.

Met het oog op zuinig ruimtegebruik en de beperking van verharding zijn bovendien volgende richtlijnen steevast aan de orde.

- Bij uitbreiding worden bijkomende bedrijfsgebouwen gebundeld bij het bestaand agrarisch bedrijfsgebouwencomplex.

- Permanente teeltondersteunende voorzieningen worden geclusterd op percelen, aansluitend bij bestaande bebou-wing.

- Verhardingen worden tot het noodzakelijke minimum beperkt.

Bij alle ingrepen moet tenslotte aandacht worden besteed aan de beeldkwaliteit van de agrarische infrastructuur (materi-aalgebruik, kleurgebruik, maatgeving enz.) en aan de landschappelijke inpassing in de omgeving, waarbij wordt ingezet op groenvormgeving met kleine landschapselementen en schermgroen.

4.2.3 SPECIFIEK LOCATIEBELEID VOOR INTENSIEVE ACTIVITEITEN

Enkele activiteiten hebben door hun intensiviteit en schaal potentieel een dergelijke impact op vlak van mobiliteitsafwik-keling, milieuhinder, ruimtebeslag dat hiervoor al nadere gebiedsgerichte ontwikkelingsperspectieven naar voor worden geschoven.

- Bijkomende intensieve veehouderij is enkel te situeren binnen structureel agrarisch gebied en slechts ter hoogte van sites waar de grondige afweging ‘goede ruimtelijke ordening’ (zie hiervoor) een positieve beoordeling toelaat.

- Ontwikkeling van glastuinbouw kan enkel plaatsvinden ter hoogte van bestaande glastuinbouwbedrijven.

De stad kan ook verder onderzoeken of een aangepast ruimtelijk beleid ten aanzien van andere intensieve en aanver-wante activiteiten noodzakelijk is in de toekomst om het evenwicht binnen de agrarische ruimte te bewaren, bijvoorbeeld voor grondwerkers, paardenhouderijen.

4.2.4 KANSEN VOOR AGRARISCHE VERBREDING

Agrarische verbreding kan vrijwillig worden aangegrepen als kans ter ondersteuning van de agrarische activiteiten en op die manier een bijdrage leveren tot de leefbaarheid van agrarische bedrijven. Volgende activiteiten kunnen alvast, onder-geschikt aan de landbouwbedrijfsvoering van een actief landbouwbedrijf, worden toegelaten:

- thuisverkoop van lokaal geproduceerde landbouwproducten

- hoevetoerisme (verblijfstoerisme, toeristische logies en jeugdlogies enz.) - landbouweducatie

- zorglandbouw

- productie van hernieuwbare grondstoffen en biomassa en open ruimtebeheer.

Ook voor vergelijkbare activiteiten kan dit verder worden onderzocht. Voorwaarde is alvast dat landbouw de hoofdfunctie op het bedrijf blijft. Ontwikkeling van deze bijkomende activiteiten mag tevens geen ondermijning van de agrarische struc-tuur van de omgeving inhouden.

4.3 MOGELIJKE ACTIES

4.3.1 UITDIEPING VAN DE RELATIE MET DE LANDBOUWSECTOR MET OOG OP EEN GEDRAGEN RUIMTE-LIJK BELEID

Geel is een sterke landbouwgemeente en het bestuur heeft goed inzicht in de lokale landbouwsector. Niettemin ontbreekt het aan een inzichtelijk overzicht van alle actieve land- en tuinbouwers en hun activiteiten op het grondgebied. Als onder-nemers zijn zij bijvoorbeeld niet georganiseerd in en bij het lokaal ondernemingsveld. Ook het ruimtelijk beleid zou gebaat zijn bij een goed netwerk om tot gedragen plannen en projecten te komen.

De stad zal werken aan een verdieping van de relatie met de Geelse land- en tuinbouwers om in samenwerking tot evenwichtige resultaten te komen. Een gemeentelijk contactpunt binnen de administratie kan hiertoe bijdragen. Dat vraagt uiteraard een investering, wat niet evident is binnen het groeiend takenpakket van de lokale besturen. Die thematische verantwoordelijke zal ook zorgen voor een sterkere regie op de ontwikkelingen in de open ruimte en de stadsdiensten bijstaan bij plan- en vergunningsprocessen. Steeds intensiever ontwikkelen vraagt immers ook steeds meer inspanningen om tot kwalitatieve en gedragen resultaten te komen.

4.3.2 ONDERZOEK NAAR DE LANDBOUWWAARDE VAN BESTAAND (AGRARISCH) PATRIMONIUM

Wat is de resterende landbouwwaarde van bestaand patrimonium in agrarisch gebied in Geel? Zijn bestaande (voorma-lige) agrarische bedrijfsgebouwencomplexen nog geschikt voor professionele landbouw? Is de locatie nog geschikt voor professionele landbouw? Zo ja, is een agrarische herontwikkeling realistisch en vergunbaar?

De stad zal de resultaten van het provinciaal onderzoek in het PDPO project ‘agrarisch hergebruik landbouwinfrastructuur’

opvolgen met het oog op een vertaling naar het ruimtelijk beleid voor de agrarische gebieden in Geel. Zo zal worden bekeken of het provinciaal instrument ‘landbouwkompas’ kan worden ingezet om de resterende landbouwwaarde van voormalige landbouwsites te bepalen ten aanzien van zonevreemde functiewijzigingen.

4.3.3 BEELDKWALITEIT EN LANDSCHAPPELIJKE INPASSING

De stad zal bekijken of een samenwerking kan worden opgezet met deskundigen van bijvoorbeeld de Hooibeekhoeve of het Regionaal Landschap Kleine en Grote Nete om de landschappelijke inpassing van landbouwbedrijven structureel aan te pakken met behulp van ondersteuning voor de opmaak van landschapsbedrijfsplannen.

4.3.4 ONDERZOEKSPROJECT ‘OPTIMAAL ENERGIEBEHEER GEELSE LANDBOUWBEDRIJVEN’

Energiekosten wegen zwaar door in de bedrijfskosten van landbouwbedrijven. Tegelijk veroorzaakt de land- en tuinbouw-sector heel wat energie-gebonden CO2-uitstoot. De landbouwsector levert al heel wat inspanningen. Energiemanagement en -transitie zijn er geen onontgonnen terrein. De landbouwsector is energiebewust, maar op individuele bedrijven liggen nog kansen voor energiebesparingen die bijdragen tot de reductie van de energie-gebonden CO2-uitstoot. Dit biedt per-spectieven voor het klimaatbeleid. Voorbeeldprojecten leren dat een mobilisering en goede voorbeelden in de eigen regio kunnen leiden tot een verhoogde en bewuste inzet van deze technieken op landbouwbedrijven.

De stad zal in samenwerking met deskundige partners een laagdrempelig project voor begeleiding van de Geelse land-bouwbedrijven opzetten. Dit kan ook een verkennende opstap zijn naar de initiatie van klimaat-slimme toepassingen en samenwerkingen met betrekking tot hernieuwbare energie op en met landbouwbedrijven.

4.3.5 ONDERZOEK NAAR DE MILIEUGEBRUIKSRUIMTE VOOR LANDBOUW IN GEEL

Inzake vermestende emissies bestaat mogelijk een spanning tussen de ‘individuele’ toepassing van sectorale regelgeving en normen en de cumulatieve impact op niveau van de gemeente of deelzone.

De stad zal door studiewerk te laten uitvoeren inzicht verwerven in de gebiedsgerichte milieutechnische ontwikkelings-marge om de ontwikkeling van impactrijke agrarische ontwikkeling indien nodig zorgvuldig te sturen. Zij zal ook verder onderzoeken of een aangepast ruimtelijk beleid ten aanzien van intensieve activiteiten noodzakelijk is in de toekomst om het evenwicht binnen de agrarische ruimte ook op milieutechnisch vlak te bewaren (globale staat van het milieu met betrekking tot water, nutriënten enz.).

4.3.6 VERDERE VERFIJNING VAN DE AGRARISCHE RUIMTE EN OPMAAK VAN EEN RUIMTELIJK UITVOE-RINGSPLAN ‘AGRARISCHE GEBIEDEN’

Op basis van de principes die in het beleidskader open ruimte zijn geformuleerd, zal de stad de agrarische ruimte door beleidsmatig gewenste differentiatie van de agrarische gebieden op haar grondgebied en bijhorende ontwikkelingsper-spectieven verder uit te werken, zoals structurele agrarische gebieden, gave open ruimtegebieden, intensieve activiteiten enz. Tegelijk werkt zij verder een gebiedsgericht afwegingskader uit voor zonevreemde functiewijzigingen waarbij ook de problematiek van leegstaande landbouwbedrijven aan bod zal komen. Op basis daarvan kan het in te zetten instrumen-tarium voor het juridisch verankeren van de visie worden bepaald. De opmaak van een ruimtelijk uitvoeringsplan ‘agrari-sche gebieden’ zal worden ingezet om de aanduiding van de verschillende beleidscategorieën en de gewenste bijhorende richtlijnen met betrekking tot agrarische ontwikkelingen en zonevreemde functiewijzigingen te verankeren. Voor eventuele generieke richtlijnen kan ook de opmaak van een verordening dienstig zijn.

Bij de verdere uitwerking van de verfijning van de agrarische ruimte zal rekening worden gehouden met het gewestelijk planproces ‘Kleine Nete’ en met het proces rond de ontwikkeling van het landbouwkompas in functie van agrarische herontwikkeling.

5 KANSEN VOOR RECREATIE EN ONTSPANNING

De open ruimte is het speltoneel van uiteenlopende vormen van recreatie en ontspanning die elk hun specifieke kenmer-ken en invloed hebben.

In document BELEIDSKADER OPEN RUIMTE (pagina 74-80)