• No results found

Strategie voor inbedden van nutsvoorzieningen en infrastructuur

In document BELEIDSKADER OPEN RUIMTE (pagina 29-36)

De open ruimte wordt doorkruist door lijninfrastructuren zoals hoogspanningsleidingen en wegen. Ook voor de vestiging van installaties zoals masten en windmolens wordt steeds vaker naar de open ruimte gekeken. Omwille van de visuele impact, versnipperingseffecten enz. willen wij hier zorgvuldig mee om gaan in onze open ruimte.

2.3.1 VERSCHERPT BELEID

Nutsvoorzieningen en (wegen)infrastructuur kunnen in de open ruimte worden ingeplant op voorwaarde dat wordt aan-getoond dat een locatie in het bebouwd weefsel niet mogelijk is en dat de open ruimte minimaal wordt aangetast. Zo pleit Geel voor een bundeling van ondergrondse kabel- en pijpleidingen in strategische leidingstraten (waar in de toekomst ook zones voor productie en transport van energie aan gerelateerd kunnen zijn) om te vermijden dat de Geelse onder-grond een kluwen wordt.

Voor bovengrondse infrastructuur is het versnipperend effect van ingrepen een aandachtspunt en moeten de principes van efficiënt ruimtegebruik worden toegepast. Dit betekent niet dat dergelijke ingrepen niet langer mogelijk zijn maar de stad eist een zekere regie op ten aanzien van de kostbare open ruimte. Ook op perceelsniveau moet de versnipperings-impact op bijvoorbeeld landbouwpercelen worden bewaakt.

Het gesprek met alle mogelijke actoren moet worden aangegaan om tijdig de strategische doelen van initiatiefnemers te kennen, kanttekeningen te kunnen plaatsen en synergie te kunnen aftasten.

2.3.2 VOORZIENINGEN VOOR HERNIEUWBARE ENERGIE IN DE OPEN RUIMTE

Het aandeel hernieuwbare energie moet de hoogte in gaan willen wij de energietransitie doen slagen. Door het afsluiten van het burgemeestersconvenant heeft de stad de verantwoordelijkheid genomen om tegen 2030 ervoor te zorgen dat 32% van de energievraag regionaal wordt geproduceerd uit hernieuwbare energiebronnen. Deze doelstellingen zullen ongetwijfeld een ruimtelijke impact hebben omdat dit de nodige infrastructuur vereist, ook in de open ruimte. Het is een grote uitdaging om de hernieuwbare energiebronnen op een slimme manier te voorzien zonder daarbij de andere belan-gen van de open ruimte overboord te gooien.

RUIMTELIJKE INTEGRATIE

De nood aan hernieuwbare energie is niet zomaar een extra ruimtevraag die een plek moet krijgen in de open ruimte, ten koste van ander ruimtegebruik. Het is een systeemopdracht die moet worden geïntegreerd in onze integrale ruimtelijke ontwikkeling waarbij ook naar de bebouwde ruimte wordt gekeken. Deze opdracht is geen vrijgeleide om de open ruimte kwalitatief en landschappelijk volledig onder druk te zetten. De maatschappelijke en technologische evoluties zijn nog volop in ontwikkeling maar er zijn een aantal aandachtspunten voor op te stellen als installaties voor hernieuwbare energie te integreren zijn in de open ruimte.

Kwalitatieve inpassing

Bepaalde installaties zoals grootschalige windturbines zijn a priori schaaloverstijgend waardoor een landschappelijke in-passing niet mogelijk en dus niet af te dwingen is. Voor dergelijke installaties zal vooral een grondige motivatie de loca-tiekeuze moeten verantwoorden. Voor andere installaties met een beter integratiepotentieel is de schaal van de omgeving wel maatgevend en moet de belevingskwaliteit van de open ruimte bewaard blijven.

Ruimtelijke bundeling als uitgangspunt

Ook in het voorzien van ruimte voor energie is het principe van efficiënt en zuinig ruimtegebruik van toepassing. Dit betekent niet alleen dat binnen de betrokken ruimte het maximaal energetisch rendement moet worden gezocht. Het komt er ook op aan om functies zo te schakelen dat productie, opslag en verbruik, aanbod en vraag, ruimtelijk goed worden georganiseerd, zelfs in cascade-systeem. De energietransitie vereist dus een andere organisatie van de energienetwer-ken, met productie en verbruiksketens. Wat betreft locatiekeuze voor installaties, is het van belang dat energieproductie wordt ingeplant in nabijheid van de eindgebruiker (in de bebouwde ruimte), daarna in ruimten met grote infrastructuren en pas in laatste instantie in gebieden van de open ruimte, rekening houdend met bronafhankelijke locatievereisten en hinderaspecten.

Collectieve aanpak

Bovendien is het een belangrijke vaststelling dat collectieve ingrepen een zeker schaalvoordeel met zich meebrengen, wat investeringen in hernieuwbare energie-infrastructuur en in distributiesystemen en buffering heel wat haalbaarder maakt (aan een zo laag mogelijke maatschappelijke kost) en betere kansen geeft op geschakelde netwerken en buffer-capaciteit.

MAATSCHAPPELIJKE VERANKERING

De energietransitie is een belangrijke maatschappelijke uitdaging. Bovendien zijn vele hernieuwbare energiebronnen ‘ge-meengoed’. De mate van betrokkenheid van de bewoners bij het voorzien van oplossingen voor hun toekomstige ener-giebehoeften vergroot het draagvlak en de slaagkansen. Burgers moeten dus worden betrokken in het verhaal. De be-trokkenheid uit zich op maat in bijvoorbeeld een effectieve deelname van de lokale bevolking in de businesscase (dit houdt de meerwaarde ook lokaal) of in de kansen om inspraak te hebben in locatiekeuzes, inrichting en ontwerp. Dit zijn uitdagende ruimtelijk-maatschappelijke trajecten waar nauwgezet mee aan de slag moet worden gegaan. Initiatieven die vanuit de maatschappij zelf ontstaan, zijn waardevol en te ondersteunen binnen de krijtlijnen van het ruimtelijk beleid.

VERDEKING VAN LUSTEN EN LASTEN: BIJDRAGEN TOT DE OPEN RUIMTE DOELSTELLINGEN

Omwille van de aard van de grootschalige installaties voor windenergie is de impact op de omgeving vaak niet gering en te milderen. Hierdoor mogen in de praktijk ook inspanningen worden verwacht om toch concrete landschappelijke en socioculturele meerwaarde te bekomen. Een vergoeding voor de impact op de open ruimte zou lokaal kunnen terugvloeien naar de open ruimte. De oprichting van omgevingsfondsen in het kader van dergelijke projecten is een waardevolle piste.

Jaarlijkse compensatiebijdragen in dergelijke fondsen kunnen rechtstreeks worden ingezet om een positieve bijdrage te leveren tot de omgevingskwaliteit in de omgeving van dergelijke projecten.

Figuur 13 illustratie principe verdeling lasten en lusten in Geel

Bron: Bond Beter Leefmilieu.

Uiteraard zijn een goed en transparant beheer en een gedragen inzet van deze middelen - op basis van een concreet afspraken- en actieprogramma - vereisten. De vereiste lokale meerwaarde kan zich vertalen in concrete acties in de open ruimte van Geel op verschillende schaalniveaus - van perceelsniveau tot regioschaal - en voor verschillende kwalitatieve doelen binnen de open ruimte: inrichtingsmaatregelen binnen de agrarische ruimte, initiatieven voor aangepast waterbe-heer, herstel van biotopen, verbetering van trage wegen, herstel van erfgoed enz. Vanuit maatschappelijk-ruimtelijk oog-punt worden voor de inzet van dergelijke middelen in de open ruimte in Geel alvast enkele voorstellen gedaan met be-trekking tot ‘opruimen en ontharden van de open ruimte’ (zie verder). Ook het opzetten van een houtkantenbeheer-sys-teem met het oog op lokale energievoorziening kan een goed doel voor dergelijke middelen zijn.

WINDENERGIE

Figuur 14 windpark Geel

Bron: Storm.be

Kleine tot middelgrote windturbines voor eigen verbruik

Windenergie ten bate van de energievoorziening voor eigen gebruik kan zinvol zijn als de energievraag en het energie-profiel voldoende overeenstemmen en voldoende rendement kan worden bereikt. Dit kan een te onderzoeken piste zijn voor bijvoorbeeld landbouwbedrijven waardoor de vergunbaarheid van deze types van windturbines een vraagstuk wordt voor de Geelse open ruimte.

Het initiatief voor dergelijke installaties is aan de verbruiker op basis van effectieve efficiëntie en haalbaarheid. Omwille van de veelheid aan potentiële toepassingen is het moeilijk een sturende gebiedsgerichte visie uit te werken en zal de beoordelende rol van de vergunningverlenende overheid groot zijn. Die rol wordt bij voorkeur opgenomen in een overleg-traject dat start van bij het projectidee. De ontwikkelingsperspectieven voor dergelijke middelgrote en kleinschalige wind-turbines zijn in ieder geval een gevalspecifieke afweging met aandacht voor o.m. volgende aandaxhtspunten.

- Ruimtelijk inplanting

De ontwikkeling van deze types van windturbines mag het ontwikkelen van grootschalige windturbines op gewenste locaties niet in de weg staan. Er zal dus steevast een afweging dienen te gebeuren met de gedragen potentiële locaties voor oprichting van grootschalige windturbines. In geval van uitsluitende overlap gaat de voorrang naar een optimale benutting van het windpotentieel vanuit maatschappelijk belang in de vorm van grootschalige windturbines, ten nadele van lokale benutting met ‘individueel’ belang. Uitgangspunt is een inplanting nabij de afnemer(s) van de hernieuwbare energie als aanhorigheid bij de basisinrichting. Dit betekent een inplanting binnen of aansluitend op de locatie van de afnemende inrichting, het bijvoorbeeld het betrokken agrarisch bedrijfsgebouwencomplex.

- Ruimtelijke integratie en de visuele impact

De inplanting moet worden gemotiveerd vanuit een ruimtelijk concept dat blijk geeft van ruimtelijke clustering en maatregelen om de visuele impact op de omgeving te milderen: bestudeerde inplanting, afstemming op morfologie en architecturale kenmerken van de omgeving, landschappelijke inpassing met opgaand groen, aangepaste keuze windturbinetype enz.

- Hinderaspecten

Met betrekking tot de hinderaspecten geluid, slagschaduw en veiligheid moeten de geldende generieke regelgeving, richtlijnen, beoordelingscriteria en normen die van toepassing zijn op het grondgebied van Geel, worden gerespec-teerd.

Grootschalige windturbines met algemeen belang

Grootschalige windturbines zijn inplantingen van maatschappelijk belang aangezien zij deel uitmaken van de toekomst-strategie van Geel richting energieneutraliteit. Dit is echter geen vrijgeleide voor een ruimtelijk verspreide inplanting over heel het grondgebied. Enerzijds is de energiestrategie voor Geel momenteel nog niet voldoende concreet om het

benodigd aantal inplantingslocaties te kennen, anderzijds moeten ook andere maatschappelijke waarden in rekening worden gebracht zoals leefkwaliteit en omgevingskwaliteit.

Indien nieuwe grootschalige windmolens (na een afweging met andere opties voor hernieuwbare elektriciteitsproductie) aan de orde zijn, is de aanduiding van onderbouwde strategische inplantingslocaties binnen windwinningsgebieden in een visieplan aangewezen. Dergelijke overkoepelende ruimtelijke visie moet de stad houvast geven en komaf maken met de ad hoc-aanpak die momenteel aanleiding geeft tot conflicten en versnippering.

Er is in opdracht van de stad Geel een screening van het grondgebied uitgevoerd door Encon 3 die de relevante parame-ters in rekening heeft gebracht:

- gebieden die niet in aanmerking komen voor grootschalige windturbines - gebieden die mogelijk in aanmerking komen voor windturbines - bestaande en vergunde windturbines

- veiligheidsafstanden.

Een scoring op basis van positieve en negatieve locatieparameters heeft een overzichtskaart van potentiële projectzones met verschillende geschiktheidsklassen opgeleverd. In een vervolgtraject zullen voorkeurszones worden beoordeeld en een concreet visieplan moeten worden uitgewerkt indien bijkomende grootschalige windmolens aan de orde zijn.

Met het oog op een ruimtelijk doordachte en robuuste inplanting binnen het geheel van de open ruimte worden volgende aandachts- en afwegingselementen meegegeven voor di traject.

- Er wordt aangestuurd op een praktische bundeling van installaties in functie van operationele efficiëntie: energetische ontsluiting, beheersbaar grid enz.

- Er wordt aangestuurd op een strategische bundeling van installaties in functie van concentratie van de visuele hinder in robuuste windwinningsgebieden en van het behoud van landschappelijke rust in andere open ruimte gebieden.

- Bebouwde gebieden zijn aanknopingspunten voor strategische energienetwerken. Het voorzien van opwekking of verdeling in hun nabijheid geeft meer strategische kansen op efficiëntie.

- Het is wenselijk landschappelijke rust te voorzien in de open ruimte gebieden in het noorden van de gemeente en in de Netevalleien.

ZONNE-ENERGIE

Figuur 15 zonnepanelen op landbouwdaken

Bron: innovatiesteunpunt.be

3 Enconis een onafhankelijk bureau dat ondersteuning biedt bij de transitie om duurzamer te worden met creatieve en innovatieve oplossingen.

De toepassingen van zonne-energie zijn nog in volle ontwikkeling. De gangbare plaatsing van zonnepanelen op be-staande daken is een mooi voorbeeld van meervoudig ruimtegebruik waarbij geen extra ruimte vereist is. Dit is alvast een belangrijk principe om ook voor de toekomst aan te houden al zullen, afhankelijk van de innovaties, de opties steeds breder kunnen worden ingezet o.a. van zonnedaken naar zonnewegen (gekoppeld aan weg- spoorweg- en waterinfra-structuur).

Inzake efficiënt en kwalitatief ruimtegebruik is een exclusief ruimtegebruik voor zonnestroom echter niet gewenst. In de afweging met ander ruimtegebruik staat dit onderaan de cascade, waardoor de toepassing van bijvoorbeeld exclusieve en grootschalige zonneweiden niet kan worden aanvaard in Geel. Als hier creatieve oplossingen, door bijvoorbeeld com-binatie met teelten die hier voordeel bij hebben, worden gevonden, dan kan dergelijke slimme comcom-binatie van voedsel- en energieproductie op de juiste plekken (agrovoltaics) wel perspectieven bieden.

BIOMASSA

Figuur 16 illustratie biomassa uit houtkantenbeheer

Bron: Regionaal Landschap Kleine en Grote Nete - Boerennatuur

In de zoektocht naar verantwoorde hernieuwbare energie zijn er kansen weggelegd voor lokale biomassa. Biomassa is een zeer ruime verzamelnaam voor allerhande stromen die een potentiële energetische waarde hebben die kan worden gevaloriseerd. Inzetten op biomassa vereist dat vele factoren vervuld moeten zijn om van duurzame hernieuwbare bio-energie te kunnen spreken. Zij zijn doorgaans wel vervuld indien biomassa wordt ingezet die lokaal wordt bekomen als reststroom en geen ‘hogere’ toepassing kent. Zo kan het beheer van kleine landschapselementen of houtkanten houtige reststromen opleveren die kunnen worden ingezet als lokaal energiehout in plaatselijke warmtetoepassingen. Dit vereist enerzijds de opmaak van een adequaat beheerplan dat de economische, ecologische en landschappelijke doelen alsook de erfgoeddoelen op landschapsniveau verzoent en anderzijds een (lokaal) opgezet beheersysteem voor het oogsten, versnipperen, drogen en afzetten van de resulterende houtsnippers. Op deze manier wordt zowel een achterstallig kwa-litatief beheer van de landschapselementen ingehaald als een verantwoorde lokale reststroom zinvol energetisch ingezet.

Dergelijk gebruik van houtige biomassa als energiehout draagt bovendien bij tot het behoud en onderhoud van deze elementen in het landschap en dus ook tot de biodiversiteit. Het kan ook zinvolle kansen bieden voor verbreding (agro-beheer) en klimaatverantwoorde energievoorziening binnen de landbouwsector.

Op basis van het DNA-onderzoek en een eerste screening van de landschapselementen in Geel lijkt het potentieel alvast veelbelovend. Het Regionaal Landschap Kleine en Grote Nete bekwaamt zich sterk in het inventariseren en het opzetten van een verantwoord beheer voor dergelijke houtkanten (o.a. in het PDPO project ‘Kempens Energiehout’) en kan de stad hierin begeleiden. Om energiehout te kunnen toepassen moeten echter alle schakels in de keten van aanwas (hout-productie), over oogsten, versnipperen, drogen, vervoeren en afzetten tot het type van biomassaketels op elkaar afge-stemd zijn. Dit vraagt naast aanbodanalyses en beheerplanning om ketenvorming, logistieke organisatie enz. Mogelijk kan de logistieke organisatie gebaat zijn bij een opschaling en de organisatie van een biomassaplein op een centrale en

goed ontsloten locatie. Momenteel liggen in het kader van het vermelde project denkpistes voor om hiervoor ruimte te voorzien binnen de bedrijventerreinen tussen E313 en Albertkanaal, ter hoogte van bestaande overslagactiviteiten. Maar ook op lokale schaal kan in de open ruimte een centrale plaats vereist zijn voor opslag en droging die zo optimaal mogelijk moet worden gevonden in functie van de voorziene afzet. De principes inzake ruimtelijke integratie zijn dan van toepas-sing.

2.3.3 MOGELIJKE ACTIES

OPMAAK VAN EEN VISIEPLAN ‘WINDENERGIE GEEL’

De stad is met Encon een studietraject gestart om te komen tot een visieplan voor windenergie in Geel. De eerste analy-sefase bevat een grondige screening van het grondgebied van Geel op alle relevante technische locatieparameters - in positieve en negatieve zin - en resulteert in een overzicht van theoretische potentielocaties. In een vervolgtraject zal deze screening via selectie van voorkeurszones worden vertaald in een visieplan waarin potentiële en strategische inplan-tingslocaties voor grootschalige windenergiewinning worden aangeduid. De ruimtelijke aandachtspunten uit het beleids-kader open ruimte kunnen daarin worden meegenomen.

VERKENNING VAN HET ENERGIEPOTENTIEEL VAN DE OPEN RUIMTE

Naast een studietraject rond windenergie, is de stad gestart met de opmaak van een warmteplan. Daarin komt een eerste verkenning van energie- en warmtebronnen aan bod. Verder bouwend hierop zal de stad een screening laten uitvoeren om de kansen voor de winning van hernieuwbare energie in de open ruimte verder bloot te leggen: kansen op restwarmte-gebruik, biomassa-potentieel van landschapshout, dakenpotentieel voor zonne-energie enz. met het oog op het evalueren van de haalbaarheid, het identificeren van de drempels en het benoemen van effectieve kansen waar verder op kan worden ingezet. Dit kan een opstap zijn naar energielandschapsplanning waarin een (regionale) energiestrategie inzake duurzaam energiegebruik en -opslag en hernieuwbare energieproductie wordt uitgewerkt om op ruimtelijk en maatschap-pelijk verantwoorde wijze de energietransitie structureel vorm te geven en de vooropgestelde klimaatdoelstellingen effec-tief op terrein waar te maken.

VERDELING VAN LASTEN EN LUSTEN VAN GROOTSCHALIGE NUTSINFRASTRUCTUUR

De stad zal de mogelijkheden en de haalbaarheid onderzoeken om financiële middelen te genereren om grootschalige ingrepen in de open ruimte te compenseren, zoals de oprichting en organisatie van projectmatige omgevingsfondsen waarbij aandacht moet worden besteed aan de financiële reikwijdte, juridische aspecten, praktische organisatie, inzet-baarheid van middelen enz.

In document BELEIDSKADER OPEN RUIMTE (pagina 29-36)