• No results found

BELEIDSKADER OPEN RUIMTE

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "BELEIDSKADER OPEN RUIMTE"

Copied!
93
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Beleidsplan ruimte Geel Stad Geel

Versie: gemeenteraad 16 december 2021

(2)

Definitief vastgesteld beleidsplan ruimte Geel, zoals beslist in de gemeenteraad van 16 december 2021.

Het beleidsplan ruimte Geel is opgemaakt door onderstaande erkende ruimtelijke planners.

Paul Wuillaume Stijn Sneyers Tinne Vandeven

ruimtelijk planner ruimtelijk planner beleidsadviseur stadsontwikkeling

ontwerpbureau OMGEVING IOK stad Geel

(3)

INHOUD

I UITDAGINGEN ... 7

1 Brede waaier van open ruimte belangen ... 9

2 Open ruimte onder druk ... 10

2.1 Hoge aansnijdings- en versnipperingsdruk op de open ruimte ... 10

2.2 Hoge functionele druk op de open ruimte ... 11

3 Afnemende kwaliteit ... 13

3.1 Verrommeling ... 13

3.2 Achterstallig beheer ... 13

3.3 Milieudruk ... 13

4 Klimaat ... 14

4.1 Klimaatveranderingen ... 14

4.2 Energie-efficiënte ruimtelijke ontwikkeling, energietransitie en hernieuwbare energie ... 14

II VISIE EN INSTRUMENTEN ... 15

1 Krachtlijnen ... 17

1.1 Maximaal beschermen van de open ruimte ... 17

1.2 Inzetten op een transformatie naar een robuuste open ruimte ... 18

1.3 Beperken van bijkomend ruimtebeslag in de open ruimte ... 18

2 Instrumenten en uitwerkingen ... 20

2.1 Geïntegreerde benadering van uitdagingen in de open ruimte ... 20

2.2 DNA-analyse van de Geelse landschapseenheden als leidraad ... 20

2.3 Strategie voor inbedden van nutsvoorzieningen en infrastructuur ... 29

2.4 Verscherpt beleid voor woonlinten en woonparken ... 36

2.5 Afwegingskader voor zonevreemde transformaties van vrijkomende bebouwing ... 42

2.6 Opruiming en ontharding van de open ruimte... 47

III ONTWIKKELINGSPERSPECTIEVEN VOOR DE OPEN RUIMTE ... 49

1 Fysische veerkracht ... 51

1.1 Robuust watersysteem ... 53

1.2 Bestendige bodemkwaliteit ... 57

(4)

1.3 Mogelijke acties ... 57

2 Aantrekkelijke en identiteitsvolle Geelse open ruimte ... 60

2.1 Beeldkwaliteit voor ontwikkelingen in de open ruimte ... 60

2.2 Aandacht voor leesbaarheid, identiteit en erfgoed ... 61

2.3 Mogelijke acties ... 62

3 Robuuste groenblauwe netwerken ... 63

3.1 Natuurlijke zwaartepunten ... 63

3.2 Ecologische infrastructuur ... 65

3.3 Mogelijke acties ... 67

4 Evenwichtige agrarische ontwikkeling ... 70

4.1 Ruimte voor landbouw ... 70

4.2 Toekomstgerichte en evenwichtige agrarische ontwikkelingen ... 74

4.3 Mogelijke acties ... 77

5 Kansen voor recreatie en ontspanning ... 80

5.1 Verantwoorde ontspanning in de open ruimte ... 80

5.2 Recreatieve infrastructuur in de open ruimte ... 83

5.3 Recreatief verblijf in de open ruimte ... 84

5.4 Mogelijke acties ... 85

6 Kwalitatieve open ruimte in en om de kernen ... 87

6.1 Indringende open ruimten ... 87

6.2 Multifunctionele open ruimtegebieden bij de kernen ... 88

6.3 Mogelijke acties ... 88

(5)

LEESWIJZER

De strategische visienota ‘Geel 2040’ beschrijft de uitdagingen die op Geel afkomen, de ambities van de stad, de doelstellingen voor het ruimtelijk beleid en de vertaling hiervan in de visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Geel. Zij bevat gedetailleerde uitwerkingen voor de thema’s ‘open ruimte’, ‘kernversterking en verdichting’ en ‘publieke ruimte’.

Vijf beleidskaders gaan in detail in op de volgende thema’s:

- het beleidskader ‘leefbare dorpen’ met daarin het gewenst toekomstbeeld voor de verschillende dorpen op het grond- gebied van Geel

- het beleidskader ‘veelzijdige stad’ met daarin het gewenst toekomstbeeld voor het stedelijk gebied van Geel - het beleidskader ‘duurzame bedrijvigheid’ met de visie en de krachtlijnen voor de economische ontwikkeling - het beleidskader ‘publieke ruimte en mobiliteit’ waarin de koppeling tussen ruimtelijke ontwikkeling, publieke ruimte

en mobiliteitsaspecten wordt gemaakt

- het beleidskader ‘open ruimte’ dat de ontwikkelingsperspectieven voor de open ruimte beschrijft.

Het actieprogramma beschrijft de acties die de stad op korte en middellange termijn wil uitvoeren om het gewenst toe- komstbeeld voor Geel mee te realiseren. Deze acties vloeien voort zowel uit de strategische visienota als uit de diverse beleidskaders. Het actieprogramma bevat tevens een systeem van monitoring dat tot doel heeft om op regelmatige tijd- stippen de uitvoering van het ruimtelijk beleid op te volgen en zo nodig bij te sturen.

Naast deze inhoudelijke documenten, gaat de nota ‘procesverloop en communicatie’ dieper in op de wijze waarop het ruimtelijk beleidsplan Geel tot stand is gekomen en hoe verschillende partijen en actoren hierbij vanaf het begin zijn betrokken.

Het beleidsplan ruimte Geel is zo vormgegeven dat een lezer die iets wil weten over een bepaald thema, het betreffend beleidskader ter hand kan nemen en hierin alles kan vinden wat betrekking heeft op dat thema. De titels van de beleids- kaders zijn hierbij de leidraad. Om deze beleidskaders echter zo leesbaar mogelijk te maken, zijn het onderzoeksmateri- aal, de beschrijving van gehanteerde methodologieën, en allerhande achtergrondinformatie opgenomen in een afzonder- lijk onderzoeksrapport. Wie zich wil verdiepen in de materie, kan dus steeds dit onderzoeksrapport raadplegen. De onderliggende onderzoeksrapporten zijn:

- het onderzoeksrapport ‘veelzijdige stad en leefbare dorpen’

- het onderzoeksrapport ‘open ruimte’

- het strategisch commercieel plan Geel - het mobiliteitsplan.

Het beleidskader wordt best samen gelezen met de strategische visienota. Die nota vormt belangrijke achtergrondinfor- matie over de ambities van het ruimtelijk beleid van de stad Geel en plaatst de thema’s in een ruimere context. Ook het actieprogramma bevat informatie over prioritair uit te voeren acties die betrekking hebben op een bepaald thema.

(6)

Figuur 1 opbouw beleidsplan ruimte Geel

Een voorbeeld verduidelijkt het voorgaande. Een lezer die wil weten wat het toekomstbeeld is voor een bepaald dorp, raadpleegt het beleidskader ‘leefbare dorpen’. Om dit toekomstbeeld te kunnen kaderen in de meer globale ambities van het ruimtelijk beleid van de stad Geel, leest zij of hij de strategische visienota ‘Geel 2040’. De concrete acties die het bestuur op korte en middellange termijn wil uitvoeren, zijn beschreven in het actieprogramma. Achtergrondinformatie is te vinden in het onderzoeksrapport.

(7)

I UITDAGINGEN

De open ruimte heeft een belangrijke toekomstwaarde voor de stad. De stad Geel wenst daarom de komende jaren in te zetten op een robuuste en evenwichtige ontwikkeling van de open ruimte.

(8)
(9)

1 BREDE WAAIER VAN OPEN RUIMTE BELANGEN

In onze verstedelijkte samenleving is de open ruimte van levensbelang omwille van de uiteenlopende maatschappelijke diensten die zij levert. Open ruimte is niet alleen noodzakelijk om de voedselvoorziening en biodiversiteit veilig te stellen.

Zij levert ook tal van andere, onmisbare diensten aan de samenleving. Zij verzacht de effecten van de klimaatverandering, zij voorziet buffercapaciteit binnen het watersysteem en biedt ruimte die wij nodig zullen hebben voor de productie van hernieuwbare energie. De open ruimte schenkt ons ook momenten van rust, stilte en beleving die essentieel zijn als tegengewicht voor het gehaast hedendaags leven.

Het gezicht van de open ruimte is de afgelopen decennia sterk gediversifieerd. Zij is geëvolueerd naar een complex samenspel van landbouw, natuur en biodiversiteit, landschap, recreatie, waterbeheer, klimaatadaptatie enz. Om dit sa- menspel uit te tekenen tot een robuust en veerkrachtig geheel voor de toekomst ligt er een belangrijke opdracht bij het lokaal ruimtelijk beleid. Waar de subsidiariteit vroeger heeft geleid tot een sterke beslissingsverdeling, groeit ondertussen de rol voor de lokale overheden voor een gebiedsgerichte aanpak in de open ruimte. Meer dan ooit is de open ruimte een belangrijk werkveld voor de toekomst. Intensivering en schaalvergroting binnen de landbouw, verdroging, energievraag- stukken, verharding, verpaarding, zonevreemde functiewijzigingen, problematische ruimtevragers enz. vereisen een de- gelijke visie op maat van de Geelse open ruimte.

Vaak staan maatschappelijke belangen en individuele belangen in de open ruimte lijnrecht tegenover elkaar. Zo willen bijvoorbeeld eigenaars van onbebouwde percelen in linten graag nog ontwikkelen, terwijl dit de open ruimte verder ver- snippert en op termijn belemmeringen zal geven voor de toekomst van landbouw, landschap en natuur. Omwille van deze complexiteit moet een open ruimte beleid meer dan ooit een geïntegreerd beleid zijn, waar de stad als regisseur haar rol moet verkennen en versterken, niet in het minst met het oog op lokale verzoening van alle belangen.

(10)

2 OPEN RUIMTE ONDER DRUK

2.1 HOGE AANSNIJDINGS- EN VERSNIPPERINGSDRUK OP DE OPEN RUIMTE

Figuur 2 illustratie maatschappelijke kosten voor verlies aan ecosysteemdiensten per type bebouwing

Bron: VITO, Common Ground en VRP in opdracht van het departement Omgeving)

De nood aan bijkomende bedrijventerreinen, de vraag naar grootschalige infrastructuur, de aangroei van woonlinten, bijkomende gebouwen enz. hebben gezorgd voor toenemende verharding, bijkomende infrastructuur en aangroei van bebouwing in de open ruimte. Deze trend is nog niet gestopt. Dergelijke ontwikkelingen leiden zonder doordachte aanpak tot een toenemend ruimtebeslag waardoor de open ruimte sterk onder druk staat en nog meer zal staan als wij dit zo verder zetten. Het risico op het verlies aan samenhang en versnippering van de open ruimte is groot en de maatschap- pelijke kost hiervan is hoog.

Volgens het betonrapport van Natuurpunt voor Vlaamse gemeenten en provincies behoort de stad Geel tot de top vijf van de gemeenten waar de open ruimte het snelst verloren gaat/ging tussen 2005 en 2015. Meer specifiek ging 707 m² open ruimte in Geel per dag verloren tegenover een Vlaams gemiddelde van 201 m² per dag.

Figuur 3 fiche betonrapport Geel

Bron:Natuurpunt, 2018

(11)

2.2 HOGE FUNCTIONELE DRUK OP DE OPEN RUIMTE

De open ruimte wint aan belang voor steeds meer actoren, maar dit zet haar ook onder druk. Zij moet plaats bieden aan professionele landbouw, biodiversiteit en water in een complex samenspel van ruimte met natuurlijke, fysische en abioti- sche kenmerken. Dat vraagt al een goede afstemming: de druk op de gronden in bepaalde gebieden is bijzonder hoog waardoor er soms spanningen ontstaan tussen deze hoofdgebruikers. Maar daarnaast is de open ruimte een ontspan- ningsruimte voor de mens, een toevluchtsoord voor de stedelingen, een ruimte waar aan sport en recreatie kan worden gedaan en een ruimte waar mensen de ‘gezonde buitenlucht’ opzoeken voor het algemeen welbevinden. Door die toe- nemende belangstelling van meerdere gebruikers in de open ruimte zijn er de laatste decennia heel wat nieuwe, opko- mende trends zoals vertuining, verpaarding en andere recreatie-initiatieven, verregaande zonevreemde functiewijzigingen in en rond voormalige hoeves enz. Op heel wat plekken leidt dit ondertussen tot oneigenlijk gebruik van de open ruimte.

De open ruimte wordt bovendien steeds meer geprivatiseerd. Waar er voorheen voornamelijk landbouwactiviteiten, natuur en ecologische processen een plaats vonden in overzichtelijke structuren, moet zij nu plaats maken voor geprivatiseerde plekken zoals ruiterweides met schuilhokken en hekwerk, immense tuinen, over-gerenoveerde hoeves die hun authentiek karakter en hun binding met de omgeving hebben verloren enz. De generieke regelgeving inzake zonevreemde functies laat bijvoorbeeld toe dat verlaten agrarische bedrijven worden ingevuld door ‘zonevreemde’ functies, met onvermijdelijke impact op de omgeving. Ruim wonen is vaak betaalbaarder op het platteland dan in de stad.

Dit heeft niet alleen gevolgen voor de beschikbaarheid van de ruimte en de grondwaarden - professionele landbouwers hebben het steeds moeilijker door toenemende grondprijzen en versnippering van de beschikbare landbouwgronden - maar ook op het functioneren van de open ruimte door verhoging van verkeersdruk, hindergevoeligheid van de nieuwe ruimtegebruikers enz.

(12)

Figuur 4 lokalisatie van niet-agrarische ondernemingen in het agrarisch gebied in de provincie Antwerpen

Bron: onderzoeksrapport ruimtelijk-economische analyse van de bedrijvigheid binnen het agrarisch gebied van de provincie Antwerpen, ILVO provincie Antwer- pen, 2018

(13)

3 AFNEMENDE KWALITEIT

3.1 VERROMMELING

De open ruimte raakt steeds meer verrommeld. Zo zijn zonevreemde activiteiten vaak individueel van aard en houden zij, ondanks de kansen die zij er krijgen, geen rekening met de eigenheid, het DNA van de open ruimte. De open ruimte wordt steeds meer in beslag genomen door paardenweiden en tuinen met elk een eigen karakter en sterk verschillende - vaak exotische en dus uitheemse - plantensoorten, een mengelmoes aan omheiningen, opslag van bouwmaterialen en/of werktuigen, schuren, schuilhokken in uiteenlopende verschijningsvormen enz. Deze individuele aanpak, telkens gericht op het ‘eigen perceel’, houdt geen rekening met de typische landschapskenmerken van de open ruimte en doet een afbreuk aan de kwaliteit ervan. Zij realiseert een meerwaarde voor eigen gebruik maar zet de intrinsieke kwaliteit en dus de belevingskwaliteit van de omgeving onder druk.

3.2 ACHTERSTALLIG BEHEER

Vaak door onwetendheid worden belangrijke open ruimte elementen op een foute manier beheerd of is er zelfs geen beheer aanwezig. Kleine landschapselementen zoals bomenrijen, houtkanten enz. verdunnen en verdwijnen her en der.

Door hun ligging, vaak op perceelsgrenzen, is het voor velen niet duidelijk wie verantwoordelijk is voor deze lineaire landschapselementen. Nabij woonlinten worden kleine landschapselementen dan weer ‘vervangen’ door storende afras- teringen/hekwerk, door streekvreemde plantensoorten of onaangepaste vegetaties enz.

3.3 MILIEUDRUK

De open ruimte wordt geconfronteerd met de milieueffecten van ingrepen nu en in het verleden. Heel wat ingrepen en activiteiten hebben immers impact op de milieukwaliteit van de open ruimte: rechttrekken van waterlopen en dempen van afwateringsgrachten, achterstallige rioleringsgraad, lozingen en emissies enz. Daarom moeten wij in het ruimtelijk beleid voor de open ruimte ook hier aandacht voor hebben, willen wij haar toekomstgericht, veerkrachtig en klimaatbestendig inrichten.

(14)

4 KLIMAAT

4.1 KLIMAATVERANDERINGEN

De klimaatverandering als gevolg van de toename van broeikasgassen, manifesteert zich steeds nadrukkelijker op vele vlakken. Droge en hete zomers, natte winters en extreme weersomstandigheden volgen elkaar op. Wateroverlast, ver- droging enz. zijn fenomenen waarmee ook de open ruimte functies hard worden geconfronteerd. Dit voegt een nieuwe dimensie toe aan de manier waarop wie over ruimtelijke ontwikkeling moeten nadenken. Wij zullen ons moeten aanpassen om met deze veranderingen om te kunnen gaan (klimaatadaptatie), zowel in de bebouwde als in de onbebouwde delen van het grondgebied. Wij hebben ruimte voor waterberging nodig, groene warmtebuffers, minder verhardingen enz. Wij zullen onze omgeving slim moeten inrichten - in afstemming op het fysisch systeem en natuurlijke processen - om deze omstandigheden in de toekomst beter aan te kunnen en te vermijden. In de kernen moeten wij werken aan klimaatro- buuste omgevingen, maar ook in de open ruimte zullen de gevolgen van de klimaatwijzigingen moeten worden opgevan- gen.

4.2 ENERGIE-EFFICIËNTE RUIMTELIJKE ONTWIKKELING, ENERGIETRANSITIE EN HERNIEUW- BARE ENERGIE

Geel heeft het engagement herbevestigd in het burgemeestersconvenant dat ambitieuze klimaatdoelstellingen stelt. Om die klimaatdoelstellingen na te leven, mag de ruimtelijke ontwikkeling niet verder bijdragen tot de klimaatveranderingen.

Dit wil zeggen dat voor alle types van energievragen die onvermijdelijk nog een groei kennen in de toekomst, moet worden nagedacht hoe een efficiënt en zuinig energieverbruik wordt bereikt. Wij zullen nieuwe ontwikkelingen moeten sturen, maar tegelijk inzetten op een transformatie van het bestaand weefsel van gebouwen en infrastructuur. Het voornemen tot verduurzamen van verwarming/koeling van gebouwen moet worden doorvertaald naar nieuwe ontwikkelingen en naar het bestaand patrimonium, ook in de open ruimte.

Bovendien dringt een energietransitie zich op. Alle verdragen, klimaatplannen en convenanten schuiven ambitieuze doel- stellingen rond verduurzaming voor: de inzet van groene hernieuwbare energie moet de hoogte in gaan. Dit vereist een ruimtelijke vertaling, rechtlijnige keuzes en richtlijnen om efficiënte en duurzame energievoorziening, zowel voor elektrici- teit als voor warmte, waar te kunnen maken. De inplanting van installaties voor hernieuwbare energie gebeurt momenteel nog in zeer grote mate ad hoc, met grote risico’s op wildgroei en ruimtelijke ‘verrommeling’ en moet dus in handen worden genomen.

(15)

II VISIE EN INSTRUMENTEN

(16)
(17)

1 KRACHTLIJNEN

1.1 MAXIMAAL BESCHERMEN VAN DE OPEN RUIMTE

De bescherming van de open ruimte, zoals uitgetekend in de strategische visie voor Geel, is een centraal element in het ruimtelijk beleid. De nog aanwezige gave open ruimte moet als een belangrijke ruimtelijke kwaliteit worden beschouwd.

Zij bestaat zowel uit grote aaneengesloten gebieden (die vaak gemeentegrensoverschrijdend zijn), als uit kleine gebieden die in principe even waardevol zijn. Elk van deze gebieden vervult een eigen rol en heeft zijn belang.

In de open ruimte gebieden, zoals aangeduid op figuur 4, mogen daarom geen herbestemmingen worden uitgevoerd ten behoeve van allerhande functies die een belangrijk bijkomend ruimtebeslag veroorzaken zoals nieuwe woongebieden of bedrijventerreinen, ruimte voor hoogdynamische recreatieve functie. De tijd dat de open ruimte als een soort ‘restruimte’

werd beschouwd, behoort tot het verleden. De stad beschouwt de open ruimte als een ‘mal’ die duidelijke grenzen stelt aan allerhande stedelijke en harde ontwikkelingen (de contramal). Om duidelijk te maken binnen welke delen van Geel er een beleid geldt waarin de bescherming van de open ruimte centraal staat enerzijds en waar anderzijds zal worden ingezet op kernversterkend beleid, zijn in de strategische visienota van het ruimtelijk beleidsplan Geel de open ruimte en de bebouwde ruimte in kaart gebracht 1.

Figuur 5 gebied voor open ruimtebeleid (open ruimte) cf. strategische visie Geel 2040

1 Dit betekent dat de open ruimte in voorliggend beleidskader ruim wordt geïnterpreteerd en hiertoe ook de bebouwde plekken binnen deze ruimte worden gerekend zoals agrarische sites, woonlinten met landelijk karakter enz.

(18)

1.2 INZETTEN OP EEN TRANSFORMATIE NAAR EEN ROBUUSTE OPEN RUIMTE

Een samenhangende veerkrachtige open ruimte is belangrijk om voldoende kwalitatieve ruimte te garanderen voor voed- selproductie, biodiversiteit en waterbeheer. Goede ruimtelijke condities en geïntegreerde afstemming maken deze func- ties minder kwetsbaar voor druk en veranderingen.

1.2.1 BEHOUDEN VAN EEN SAMENHANGENDE OPEN RUIMTE

Er is nood aan samenhang en goed gestructureerde ruimte waarin de verschillende sectoren optimaal kunnen functione- ren en groeien. Om samenhang als basiskwaliteit voor de open ruimte te bewaken, moeten wij verdere versnippering en fragmentatie van de open ruimte vermijden. Bestaande barrières moeten worden geïdentificeerd om oplossingen of mil- derende maatregelen uit te kunnen werken. Wij gaan voor evenwichtige agrarische ontwikkeling en robuuste groenblauwe netwerken in afstemming op het fysisch systeem en met kansen voor recreatie en ontspanning.

1.2.2 VERANKEREN VAN DE RUIMTELIJKE BELEIDSOPTIES

Wij moeten werken aan een duidelijk statuut voor elk van de open ruimte gebieden in Geel waarin duidelijke ontwikke- lingsperspectieven voor de hoofdfuncties worden meegegeven alsook inzicht wordt gegeven in de toelaatbare neven- functies en medegebruik.

Ruimtelijke differentiatie van de open ruimte zal noodzakelijk zijn om de open ruimte functies duurzaam met elkaar te verzoenen binnen een complex samenspel. Dit vraagt gebiedsgerichte uitspraken die een duidelijk kader scheppen. Dit betekent ook dat er een halt moet worden geroepen aan de wildgroei van functies en activiteiten die het goed functioneren van deze open ruimte functies onder druk zetten. Enkel op deze manier kunnen de open ruimte functies zich structureel en robuust ontwikkelen vanuit een economische, ecologische en veerkrachtige samenhang. Om de gebiedsgerichte visie te verankeren op het terrein zullen wij ze - waar nodig - hard moeten vertalen in bestemmingen en regels die afdwingbaar zijn in het vergunningenbeleid en de bijhorende handhaving. Waar mogelijk, kan sturend worden gewerkt door het opstel- len van richtlijnen, afwegingskaders enz. en kan de regie in handen worden genomen door bijvoorbeeld het opzetten van samenwerkingen, samenbrengen van partijen.

1.3 BEPERKEN VAN BIJKOMEND RUIMTEBESLAG IN DE OPEN RUIMTE

Geel is mee koploper als het gaat om de snelheid waarmee in de afgelopen jaren het ruimtebeslag is aangegroeid (be- tonsnelheid) 2. Die aangroei situeert zich in hoofdzaak op plekken waar bijkomende ruimte wordt aangesneden voor stedelijke functies. Maar het ruimtegebruik in de open ruimte zelf draagt eveneens bij tot verharding en bijkomend ruim- tebeslag en niet alleen voor de hoofdfunctie landbouw: opvulling van percelen in de linten, uitbreiding van zonevreemde woningen, bijkomende infrastructuur enz.

Om de strategische doelstelling rond het voorkomen van bijkomend ruimtebeslag te halen, moeten er ook op dit front maatregelen worden genomen. Sluipende verstedelijking alsook bijkomende bebouwing en verharding moeten worden tegengaan willen wij het ruimtebeslag indijken. Wij kunnen bijvoorbeeld een ongebreidelde aanleg van verharding bij woningen, recreatieve voorzieningen bewaken en hergebruik stimuleren.

Maar ook de agrarische ontwikkeling neemt een aandeel voor zich door de oprichting van nieuwe stalgebouwen en bijko- mende installaties, de inrichting van nieuwe bedrijfssites enz. Dit is een uiteraard eigen aan hedendaagse agrarische

(19)

ontwikkeling, maar agrarische bestemmingen zijn evenmin een vrijgeleide voor ongebreidelde inplanting van steeds nieuwe infrastructuur. De principes van zuinig ruimtegebruik en hergebruik moeten voor alle ruimtegebruikers in de open ruimte worden vertaald in een duidelijk beleid dat waar nodig zelfs grenzen stelt. Wij willen kijken of wij een stap verder kunnen zetten en op zoek gaan naar kansen om de open ruimte op te ruimen door ontharding, door afbraak van in onbruik geraakte gebouwen enz. Om dit slaagkracht te geven zullen alle beleids- en projectkansen moeten worden benut.

Om de bescherming van de open ruimte en de inperking van het ruimtebeslag te ondersteunen, kan een systeem van monitoring worden opgezet om de evolutie van het ruimtebeslag in de open ruimte op te volgen en te duiden. Lessen kunnen worden ingezet om het beleid bij te sturen.

(20)

2 INSTRUMENTEN EN UITWERKINGEN

2.1 GEÏNTEGREERDE BENADERING VAN UITDAGINGEN IN DE OPEN RUIMTE

In onze verstedelijkte samenleving is de open ruimte van levensbelang omwille van de uiteenlopende maatschappelijke diensten die zij levert. De ruimtelijke vraagstukken in de open ruimte zijn vaak complex en belangen zijn niet altijd helder en verzoenbaar. In de open ruimte komen immers verschillende opgaven samen en treden ze in interactie. Dat betekent evenwel dat in de inrichting en het beheer van de open ruimte kansen liggen om die opgaven gezamenlijk aan te pakken.

Zonder ruimtelijke samenhang beconcurreren de verschillende opgaven elkaar. Wij moeten dus een systeemmethodiek aan de dag leggen waar alle aspecten geïntegreerd en deskundig worden opgenomen en in hun omgeving worden ge- plaatst. Een geïntegreerde aanpak helpt bovendien bij het uitbouwen van een lokaal netwerk en het winnen van vertrou- wen en draagvlak. De klassieke beleidsinstrumenten - top-down en generiek - blijken niet altijd bij machte om echte verandering op het terrein in gang te zetten. Sterke, gebiedsgerichte coalities die tot stand komen in het kader van reali- satiegerichte inrichtingsprojecten, gebiedsgerichte ontwikkeling of lokale pilootprojecten, komen vaak wel tot concrete resultaten. De stad kan haar positieve rol hierin proactief verder versterken:

- door een projectmatige regierol op te nemen vanuit de eigen ontwikkelingsvisie op de open ruimte

- door in processen waar de stad niet de regie heeft, de gewenste geïntegreerde benadering en samenwerkingen te bewaken zodat alle belangen en terreinkennis ter tafel komen

- door te streven naar samenwerking binnen lokale gebiedscoalities - door een programmawerking op maat van lokale allianties te begeleiden.

Om ervoor te zorgen dat de belangen van de open ruimte structureel gaan doorwegen in het (ruimtelijk) beleid van Geel, versterkt de stad allianties met belangrijke lokale open ruimte partners. Op basis van de grote hoeveelheid aan gemeen- schappelijke belangen moeten deze partners hun krachten kunnen bundelen zodat er in het (ruimtelijk) debat meer aan- dacht komt voor de collectieve belangen van een kwalitatieve open ruimte dan voor individuele belangen van eigenaars of ontwikkelaars. Op ruimere schaal zijn de valleien van Kleine en Grote Nete bijzondere gebieden binnen de regio waar samenwerking en engagement binnen bovenlokale partnerschappen moeten bijdragen tot duurzame oplossingen voor alle gewenste ruimtegebruikers binnen een samenhangend hydrologisch en landschappelijk systeem.

2.2 DNA-ANALYSE VAN DE GEELSE LANDSCHAPSEENHEDEN ALS LEIDRAAD

De afbakening van de open ruimte toont aan dat een omvangrijk deel van het grondgebied van Geel onder deze noemer valt. Maar zijn deze gebieden ook allemaal landschappelijk gelijkaardig? Uiteraard niet: de open ruimte in Geel heeft vele gezichten. De uitdaging is om deze bloot te leggen. Daarom is verkennend onderzoek opgezet via een DNA-onderzoek, uitgevoerd door ontwerpbureau OMGEVING in samenwerking met het Regionaal Landschap Kleine en Grote Nete. Deze differentiatie van de open ruimte gebeurt vanuit landschappelijk oogpunt waarbij een morfologische analyse en een land- schappelijke waardering leiden tot het aanduiden van verschillende landschapseenheden.

Het DNA-onderzoek van de open ruimte in Geel heeft de omgevingskenmerken en de identiteit van de verschillende landschapseenheden in Geel blootgelegd. Het benoemt de landschappelijke kwaliteiten en de kenmerken die eigenheid van de omgeving bepalen en het moet ons in staat stellen om de herkenbaarheid van de verschillende landschappen te bewaken en te versterken. Het uitzuiveren van de open ruimte tot de essentie waarbij het DNA opnieuw herkenbaar wordt, is een belangrijke maatschappelijke opgave voor de ruimtelijke ordening in de open ruimte. De opgave van de identiteits- bepalende en identiteitsversterkende en -bedreigende elementen, zoals terug te vinden in het onderzoeksrapport open ruimte, is hiervoor een belangrijk te raadplegen toetskader.

Op basis van het gevoerd DNA-onderzoek worden volgende landschapseenheden geïdentificeerd in Geel.

(21)

Figuur 6 landschapseenheden open ruimte Geel

Bron: DNA-onderzoek open ruimte Geel, OMGEVING (synthesekaart en DNA-kaarten per landschapseenheid als bijlage bij het onderzoeksrapport open ruimte Geel)

2.2.1 OPEN LANDBOUWLANDSCHAP

De landschapseenheid open landbouwlandschap komt driemaal voor. Twee zones bevinden zich in het noorden van Geel en zijn gelegen in de vallei van de Kleine Nete, ter hoogte van Roerdompstraat en ter hoogte van het Kempisch Domein, de gemeentelijke visvijver en tussen Elzen en Reivennen. Het gaat om ontginningslandschappen. Het derde ligt aan de zuidwestkant van Geel tussen de vallei van de Grote Nete (Zammel - Oosterlo) en het Albertkanaal.

De open landbouwlandschappen bestaan uit rasters van grootschalige blokvormige landbouwpercelen die worden geac- centueerd door zandwegen en irrigatiegrachten. Het noordelijk open landbouwlandschap in de vallei van de Kleine Nete

(22)

in het bijzonder wordt gekenmerkt door verspreide (witte) hoeves, vandaag hoofdzakelijk melkveebedrijven. Het is een aaneengesloten open volledig bemaald landschap, hoofdzakelijk gebruikt voor professionele landbouw, voornamelijk grondgebonden melkvee. Deze structuur geeft aanleiding tot een openheid van het landschap met verre zichtassen, de aanwezigheid van grootschalige blokvormige landbouwpercelen (sterke lineariteit) en een uitgebreid rastervormig rivie- ren- en grachtenstelsel (irrigatiegrachten).

De grootste uitdaging voor het open landbouwlandschap is het vrijwaren en reserveren van deze open ruimte gebieden voor de professionele landbouw, rekening houdend met de openheid van het landschap en het fysisch systeem.

- De weidsheid en openheid van het landschap is kenmerkend en moet behouden blijven.

- Er moet maximaal rekening worden gehouden met de bestaande landschappelijke structuur zodat kleine landschaps- elementen niet onnodig verdwijnen. Bomenclusters, solitaire bomen en ander opgaand groen moeten zoveel mogelijk bewaard blijven. Waar mogelijk kan worden ingezet op het versterken van de orthogonale structuren door het heront- wikkelen van kleine landschapselementen, het gepast beheren van de irrigatiegrachten en het geven van ruimte voor natuurlijke waterberging.

- Binnen het ontginningslandschap Kempisch Domein zijn de typische witte hoeven kenmerkend en wordt het behoud van de leesbaarheid van dit landschap op basis van deze typische bebouwing vooropgesteld. Er wordt gestreefd naar ontwikkelingen die op alle vlakken de kenmerken van de bestaande bebouwing maximaal behouden en benaderen.

- De nadruk in een open landbouwlandschap ligt op de professionele landbouw. Deze hoofdfunctie moet worden be- schermd tegen bijkomende functionele versnippering en verstoring.

- De toeristisch-recreatieve uitbouw gebeurt in de vorm van toeristisch-recreatieve netwerken afgestemd op de hoofd- functie en met kansen voor verbreding op de bestaande landbouwbedrijven.

Figuur 7 gewenste ontwikkeling open landbouwlandschap

Bron: DNA-onderzoek open ruimte Geel, OMGEVING

(23)

2.2.2 COMPARTIMENTENLANDSCHAP

De landschapseenheid ‘compartimentenlandschap’ strekt zich uit over de oevers van het kanaal Bocholt - Herentals tot aan de zuidkant van Ten Aard.

Het compartimentenlandschap is een heterogeen landschap van gesloten bosclusters, open weilanden en lintbebouwing, doorsneden door het kanaal en gekenmerkt door een uitgebreid grachtennetwerk en opgaand lineair groen zoals bomen- rijen en houtkanten. Het kasteelpark ‘Gooreind’ is kenmerkend voor het compartimentenlandschap evenals het kanaal als een belangrijke recreatieve fietsader.

Figuur 8 DNA-kaart compartimentenlandschap

Bron: DNA-onderzoek open ruimte Geel, OMGEVING

De omgeving wordt gekenmerkt door:

- een uitgebreid blauw netwerk met vele grachten - de (historisch permanente) graslanden

- de vele kleine landschapselementen waaronder dreven en houtkanten - de mix van open landbouw- en gesloten boslandschap en bebouwing - de aanwezigheid van vele kapelletjes en ander bouwkundig erfgoed.

Het compartimentenlandschap wordt uitgedaagd om zijn landschapskamers te behouden en te versterken met een divers karakter. Kleine landschapselementen spelen hier een grote rol in.

- Het voorkomen van landschapskamers (compartimenten) met verschillend ruimtegebruik en verschillende land- schapskenmerken moet behouden blijven: patches van bosclusters, graslanden, akkers, bebouwing, poelen enz. Dit heterogeen landschap moet zo divers mogelijk blijven door de mozaïekstructuur maximaal te behouden en te ver- sterken. Dat kan door kleine landschapselementen te herstellen, hagen en houtkanten te versterken enz. Grondge- bonden landbouw, gericht op een permanent graslandgebruik, past best in deze structuur. Verder oprukken van lint- bebouwing en vertuining moeten worden tegengegaan.

(24)

- Kenmerkend is ook de aanwezigheid van beekvalleien met moerasvegetaties, half-natuurlijke graslanden, houtkan- ten, bomenrijen, waardevolle alluviale bostypen en ongestoorde overgangen naar drogere valleiflanken. Die moeten behouden en waar mogelijk worden hersteld De natuurlijke waterberging van de beken moet worden hersteld. Het ontwikkelen en/of het uitbouwen van ecologische verbindingen met omliggende waardevolle natuurgebieden zijn wenselijk.

- Deze verschillende kenmerken doorheen het landschap zijn populair bij toeristen en recreanten. Een goede toegan- kelijkheid tot deze open ruimte gebieden is essentieel en kan worden gewaarborgd door een kwalitatief traag wegen- net dat net inzet op die verscheidene compartimenten. Het kanaal kan dienen als drager voor het uitbouwen en/of het optimaliseren van het zacht recreatief netwerk. Verdere toename van zonevreemde harde recreatie is niet wenselijk.

Het voorkomen van bouwkundig erfgoed zoals kapelletjes, identiteitsbepalende panden enz. maken het landschap interessant. Zij moeten bewaard blijven.

2.2.3 AGRARISCH COULISSELANDSCHAP

Het agrarisch coulisselandschap is de grootste landschapseenheid in Geel en komt op verschillende plaatsen voor rond het stedelijk gebied tussen de twee valleien van de Kleine en de Grote Nete.

Het agrarisch coulisselandschap is een gefilterd halfopen aaneengesloten landbouwlandschap met grote landschapska- mers op de hoger gelegen zandrug, doorsneden door harde functies (spoor, kanaal, bebouwing) en gekenmerkt door zomereiken houtkanten en grachten als perceelsranden.

De omgeving wordt gekenmerkt door:

- grote aaneengesloten en sterk aanwezige professionele landbouw (melkvee) - een uitgebreid waterlopen- en grachtenstelsel

- de grote hoeveelheid kleine landschapselementen (houtkanten van zomereiken en grachten) die coulissen vormen in het landschap

- de doorsnijding van open ruimte door lintbebouwing en infrastructuur (hoogspanningsleiding).

De grootste uitdagingen voor het agrarisch coulisselandschap zijn het beperken van bijkomende vertuining en verlinting en het behouden/herstellen/versterken van de kleine landschapselementen (hagen, houtkanten, bomenrijen).

- Agrarische coulisselandschappen worden bepaald door landbouwgronden die worden begrensd door kleine land- schapselementen zoals bomenrijen, houtkanten, grachten enz. Het behouden van kleine landschapselementen en van gefilterde zichtassen staat voorop.

- De sterke aaneengesloten professionele landbouwactiviteiten zijn de grootste spelers in deze landschapseenheid. Zij moeten voldoende ruimtelijke ontwikkelingskansen krijgen. Ook verbredingsmogelijkheden zijn hier te ondersteunen.

- Door de diversiteit aan gebruikers, vegetatie, inrichting enz. ontstaat een gefilterd landschap en een ‘druk’, vaak rommelig, landschapsbeeld. Versnippering door verdere verlinting, vertuining en bijkomende barrières moet worden tegengegaan. Lintbebouwing en andere hardere functies zoals wonen en harde recreatie moeten landschappelijk worden geïntegreerd. Op strategische plekken kan ook worden ingezet op het versterken van de aanwezigheid van kleine landschapselementen - zonder landbouwactiviteit te moeten hinderen - om opnieuw structuur te brengen in het verrommeld landschap. Dit draagt bij tot de uitbouw van ecologische infrastructuur.

- In de nabijheid van woongebieden zijn vaak sportvelden en andere infrastructuur aanwezig. Mits clustering zijn zij mogelijk op geschikte locaties in de nabijheid van een woonkern, zonder verstoring van de professionele landbouw- activiteit en mits de nodige landschappelijke inpassing.

(25)

- Maneges en andere paard-gerelateerde activiteiten (ruiterverenigingen, loopweides) zijn een opkomende tendens die niet kan worden genegeerd en ook een plaats moet krijgen in de open ruimte. Dit is in deze landschapseenheid geclusterd mogelijk nabij bebouwingskernen zonder de grote aaneengesloten landbouwgronden te verstoren.

Figuur 9 gewenste ontwikkeling agrarisch coulisselandschap

Bron: DNA-onderzoek open ruimte Geel, OMGEVING

2.2.4 VOORMALIG HEIDELANDSCHAP

De landschapseenheid ‘voormalig heidelandschap’ ligt voor een deel in de noordoostelijke hoek van Geel ter hoogte van Breeven, een deel ten oosten van Winkelomheide en een derde deel rondom de woonkern Bel, ingesloten door Molse en Grote Nete. De twee laatste zijn van elkaar gescheiden door de Grote Nete.

Een voormalig heidelandschap bestaat uit een mix van open akker- en grasland, afgewisseld met beboste (droge) para- boolduinen, houtkanten, grachten en broekbossen. Dit geeft een divers landschapsbeeld met open (bolle) akkers en graslanden en naaldbossen (aanplant) met stuifduinen en vennen. Uitgesproken identiteitsbepalend zijn de aaneenge- sloten beboste duinengordels met typische, Kempense naaldhoutaanplant en het sterk natuurlijk karakter van de open ruimte (aardewegen, karrensporen enz.). Dit landschap geeft, zeker rondom Bel, aanleiding tot de grote aanwezigheid van recreatie en speelvoorzieningen ter hoogte van het bosgebied (speelbos, sportvelden). Daarnaast komt professionele landbouw voor op de lagergelegen gronden.

De uitdaging voor het voormalig heidelandschap is de vandaag nog resterende heiderelicten (bosclusters, duinen, kleine landschapselementen, bolle open akkers enz.) te behouden en te versterken waarbij de verschillende gebruikers binnen deze open ruimte gebieden in balans blijven.

- De vandaag nog overgebleven voormalige heidelandschappen zijn vaak een combinatie van open akkers en gras- landen en bosclusters uit naaldhout. Stuifduinen kunnen aanwezig zijn mits er voldoende uitstuiving van het zand mogelijk is/wordt gemaakt. De vennen of moerassige ondiepe waterplassen zijn eveneens karakteristiek. De relict- waarden van dit landschap moeten maximaal bewaard blijven. Het landschappelijk versterken van de paraboolduinen

(26)

kan zelfs bijdragen tot een verhoogde beleving. Bewustmaking van historische heiderelicten moet bijdragen tot het behoud ervan.

- Recreatieve activiteiten in de vorm van zachte, natuurlijke recreatie zijn mogelijk, rekening houdend met de land- schappelijke kwaliteiten. Weliswaar moet de recreatie zodanig worden gestuurd dat de draagkracht van de open ruimte niet wordt overschreden. Zo zijn duidelijke 'onthaalpoorten' tot deze gebieden essentieel. Dit houdt ook in dat harde sportinfrastructuur en intensiever en versnipperd recreatief gebruik niet wenselijk zijn.

- Landbouw is in deze gebieden minder structureel aanwezig, maar de aanwezige landbouwactiviteiten kunnen behou- den blijven binnen de draagkracht van de omgeving.

- Het voormalig heidelandschap is een uitermate kwetsbaar landschap. Verregaande zonevreemde transformaties van bestaande bebouwing met verrommeling en identiteitsverlies als gevolg zijn niet wenselijk. De huidige residentiële bebouwing kan onder bepaalde voorwaarden blijven bestaan. Voor andere vormen van bebouwing kan beter worden nagegaan of afbraak haalbaar is.

- Er kan worden ingezet op het versterken van de ecologische infrastructuur door bosuitbreiding, versterking van staps- teenbossen, hagen en houtkanten. Ook het voorzien van voldoende ruimte voor het realiseren van een hydrologische, landschappelijke en ecologische basiskwaliteit die de verbindende functie van beekvalleien mee ondersteunt, is wen- selijk.

Figuur 10 gewenste ontwikkeling voormalig heidelandschap

Bron: DNA-onderzoek open ruimte Geel, OMGEVING

2.2.5 VALLEILANDSCHAP

Het valleilandschap bevat de valleigebieden van Grote en Molse Nete en doorkruist het zuidelijk deel van Geel van oost naar west.

Het valleilandschap van de Grote en Molse Nete wordt gekenmerkt door grote boscomplexen, alluviale weilanden en opvallende waterplassen en visvijvers. Ondiepe waterplassen, turfkuilen, trilvennen en moerasvegetatie zoals rietvelden,

(27)

schraalgraslanden, elzenbroek- en eiken-berkenbossen typeren dit landschap. De vele broeken (Malesbroek, Zammels- broek enz.) zijn karakteristiek, net als het verblijfsrecreatiegebied, de wandel- en fietspaden en de Kalvarieberg.

De omgeving wordt gekenmerkt door:

- de (historisch permanente) graslanden

- de waterinfrastructuur met molens, waterbouwkundige relicten enz.

- zeer waardevolle samenhangende natuurgebieden zoals Zammelsbroek - zachte recreatie en verblijfsrecreatie.

De uitdaging van een valleilandschap is het verhogen en het uitbouwen van zijn waterbergend vermogen en de hierdoor nodige adaptatie van de aanwezige gebruikers (landbouwers, natuur, recreanten enz.). Ook de verbindende en structu- rerende ecologische functie van de vallei moet worden behouden en/of versterkt.

- Een valleilandschap wordt in eerste instantie gekenmerkt door een vallei van een waterloop en de hiermee gepaard gaande broekbossen, permanente graslanden, andere waterlichamen (plassen, beken, grachten) enz. Deze land- schapskenmerken kunnen zich (verder) ontwikkelen, rekening houdend met de watergevoeligheid binnen zo’n land- schapseenheid.

- Het is van essentieel belang binnen een valleilandschap om voldoende in te zetten op de hydrologie waarbij de waterloop en haar vallei voldoende ruimte krijgen, hierbij ook de nodige klimaatadaptaties in het achterhoofd houdend.

Het uitvoeren van het Sigmaplan met aandacht voor een nieuwe recreatieve ontsluiting is wenselijk. Ook het behou- den en het versterken van de open ruimte verbinding van de Netevallei over het kanaal en E313 zijn aandachtspunten.

- Voorgaande betekent niet dat heel het landschap moet evolueren tot louter een water- en dus natuurrijk landschap.

Ook andere actoren en gebruikers zijn hier meer dan wenselijk en noodzakelijk: graslandgebruik, zachte recreatie, beheerlandbouw, publieke visinfrastructuur enz. Weliswaar moeten zij in alle gevallen aangepast zijn aan de water- gevoeligheid en passen binnen de omgeving. Bijkomende inname van de vallei door andere activiteiten (bijvoorbeeld bedrijvigheid, verblijfsrecreatie, intensieve recreatieve activiteiten, private visvijvers) wordt wel tegengegaan. Verre- gaande zonevreemde transformaties van bestaande bebouwing zijn dan ook niet wenselijk.

- Watergebonden recreatie is in de vallei van de Grote en Molse Nete mogelijk op voorwaarde dat dit op een ‘zachte’

en verantwoorde manier gebeurt. De vele waterplassen worden vaak privaat gebruikt als visvijver en zijn voorzien van een private schuilgelegenheid, wat een grote verrommeling heeft opgeleverd van het open ruimte gebied. Omwille van het aaneengesloten karakter van een valleilandschap moet dit ook worden weerspiegeld in het ‘gebruik’ van het landschap waarbij de vijvers zoveel mogelijk publiek moeten zijn en/of enkele van de meest geschikte vijvers kunnen worden voorzien van gemene publieke visinfrastructuur, landschappelijk geïntegreerd in de open ruimte. Dit publiek karakter is ook nodig om een kwalitatief toeristisch-recreatief routenetwerk uit te bouwen dat het valleilandschap connecteert en de vele kwaliteiten van deze landschapseenheid presenteert.

(28)

Figuur 11 gewenste ontwikkeling valleilandschap

Bron: DNA-onderzoek open ruimte Geel, OMGEVING

Een bijzonder valleilandschap is het moeraslandschap ter hoogte van de Zegge. Dit wordt gekenmerkt door gesloten bosrijk en watergevoelig landschap. Ondiepe waterplassen, turfkuilen, trilvennen en moerasvegetatie zoals rietvelden, schraalgraslanden, elzenbroek- en eiken-berkenbossen typeren dit landschap. Het restant van voormalig laagveen wordt uitgedaagd om zich fysisch te handhaven binnen een omgeving waarvan de abiotische kenmerken door verandering in ruimtegebruik werden gewijzigd. Het ruimtelijk behoud is gegarandeerd door de verschillende beschermingen op het gebied. De uitdaging ligt in de fysische afstemming met het omliggend ruimtegebruik, namelijk professionele grondge- bonden landbouwactiviteiten. Het gebied is weinig geschikt voor een toeristisch-recreatieve uitbouw.

2.2.6 PARKLANDSCHAP

De landschapseenheid parklandschap ligt aan de oostzijde van Geel, Reivennen, grenzend aan de gemeente Mol met Retieseweg als drager.

Een parklandschap wordt gekenmerkt door gesloten beboste open ruimte gebieden waartussen organisch gegroeide woonparken van grote percelen met alleenstaande woningen/villa’s en grote tuinen ingeplant zijn. Het militair domein situeert zich er wat eveneens bijdraagt tot het ‘park’ karakter van deze landschapseenheid.

De omgeving wordt gekenmerkt door:

- gemengd bosgebied (naald- en loofbomen) en voedselrijke graslanden - woonpark als een bebouwingsvorm met veel groen

- maatschappelijk waardevol speelbos.

De grootste uitdaging voor het parklandschap is een slimme ontwikkelingsstrategie uit te werken voor het leegstaand militair domein en voor de grote kavels en woningen in het woonpark zonder de ruimtelijke draagkracht van dit open ruimte gebied te overschrijden.

- Een parklandschap is een landschap dat sterk door de mens (artificieel) is ontwikkeld. Toch moet worden gewaakt over het aantastingsniveau van het landschap, door het groen en ontdicht karakter van het woonpark te behouden, alsook door het fragmenteren van de bosclusters en van de open ruimte door lintbebouwing langs Retieseweg tegen

(29)

te gaan. Het is van belang het groen karakter te versterken door het (her)aanplanten van bomen, boomgroepen en bosclusters.

- Verdichting is niet gewenst in het parklandschap. De groene woonkwaliteit moet behouden blijven. De bosrijke om- geving en de nabijheid van inwoners wijzen op het belang van voldoende spel- en ontspanningsmogelijkheden, zoals onder andere een speelbos.

Figuur 12 gewenste ontwikkeling parklandschap

Bron: DNA-onderzoek open ruimte Geel, OMGEVING

2.3 STRATEGIE VOOR INBEDDEN VAN NUTSVOORZIENINGEN EN INFRASTRUCTUUR

De open ruimte wordt doorkruist door lijninfrastructuren zoals hoogspanningsleidingen en wegen. Ook voor de vestiging van installaties zoals masten en windmolens wordt steeds vaker naar de open ruimte gekeken. Omwille van de visuele impact, versnipperingseffecten enz. willen wij hier zorgvuldig mee om gaan in onze open ruimte.

2.3.1 VERSCHERPT BELEID

Nutsvoorzieningen en (wegen)infrastructuur kunnen in de open ruimte worden ingeplant op voorwaarde dat wordt aan- getoond dat een locatie in het bebouwd weefsel niet mogelijk is en dat de open ruimte minimaal wordt aangetast. Zo pleit Geel voor een bundeling van ondergrondse kabel- en pijpleidingen in strategische leidingstraten (waar in de toekomst ook zones voor productie en transport van energie aan gerelateerd kunnen zijn) om te vermijden dat de Geelse onder- grond een kluwen wordt.

Voor bovengrondse infrastructuur is het versnipperend effect van ingrepen een aandachtspunt en moeten de principes van efficiënt ruimtegebruik worden toegepast. Dit betekent niet dat dergelijke ingrepen niet langer mogelijk zijn maar de stad eist een zekere regie op ten aanzien van de kostbare open ruimte. Ook op perceelsniveau moet de versnipperings- impact op bijvoorbeeld landbouwpercelen worden bewaakt.

(30)

Het gesprek met alle mogelijke actoren moet worden aangegaan om tijdig de strategische doelen van initiatiefnemers te kennen, kanttekeningen te kunnen plaatsen en synergie te kunnen aftasten.

2.3.2 VOORZIENINGEN VOOR HERNIEUWBARE ENERGIE IN DE OPEN RUIMTE

Het aandeel hernieuwbare energie moet de hoogte in gaan willen wij de energietransitie doen slagen. Door het afsluiten van het burgemeestersconvenant heeft de stad de verantwoordelijkheid genomen om tegen 2030 ervoor te zorgen dat 32% van de energievraag regionaal wordt geproduceerd uit hernieuwbare energiebronnen. Deze doelstellingen zullen ongetwijfeld een ruimtelijke impact hebben omdat dit de nodige infrastructuur vereist, ook in de open ruimte. Het is een grote uitdaging om de hernieuwbare energiebronnen op een slimme manier te voorzien zonder daarbij de andere belan- gen van de open ruimte overboord te gooien.

RUIMTELIJKE INTEGRATIE

De nood aan hernieuwbare energie is niet zomaar een extra ruimtevraag die een plek moet krijgen in de open ruimte, ten koste van ander ruimtegebruik. Het is een systeemopdracht die moet worden geïntegreerd in onze integrale ruimtelijke ontwikkeling waarbij ook naar de bebouwde ruimte wordt gekeken. Deze opdracht is geen vrijgeleide om de open ruimte kwalitatief en landschappelijk volledig onder druk te zetten. De maatschappelijke en technologische evoluties zijn nog volop in ontwikkeling maar er zijn een aantal aandachtspunten voor op te stellen als installaties voor hernieuwbare energie te integreren zijn in de open ruimte.

Kwalitatieve inpassing

Bepaalde installaties zoals grootschalige windturbines zijn a priori schaaloverstijgend waardoor een landschappelijke in- passing niet mogelijk en dus niet af te dwingen is. Voor dergelijke installaties zal vooral een grondige motivatie de loca- tiekeuze moeten verantwoorden. Voor andere installaties met een beter integratiepotentieel is de schaal van de omgeving wel maatgevend en moet de belevingskwaliteit van de open ruimte bewaard blijven.

Ruimtelijke bundeling als uitgangspunt

Ook in het voorzien van ruimte voor energie is het principe van efficiënt en zuinig ruimtegebruik van toepassing. Dit betekent niet alleen dat binnen de betrokken ruimte het maximaal energetisch rendement moet worden gezocht. Het komt er ook op aan om functies zo te schakelen dat productie, opslag en verbruik, aanbod en vraag, ruimtelijk goed worden georganiseerd, zelfs in cascade-systeem. De energietransitie vereist dus een andere organisatie van de energienetwer- ken, met productie en verbruiksketens. Wat betreft locatiekeuze voor installaties, is het van belang dat energieproductie wordt ingeplant in nabijheid van de eindgebruiker (in de bebouwde ruimte), daarna in ruimten met grote infrastructuren en pas in laatste instantie in gebieden van de open ruimte, rekening houdend met bronafhankelijke locatievereisten en hinderaspecten.

Collectieve aanpak

Bovendien is het een belangrijke vaststelling dat collectieve ingrepen een zeker schaalvoordeel met zich meebrengen, wat investeringen in hernieuwbare energie-infrastructuur en in distributiesystemen en buffering heel wat haalbaarder maakt (aan een zo laag mogelijke maatschappelijke kost) en betere kansen geeft op geschakelde netwerken en buffer- capaciteit.

(31)

MAATSCHAPPELIJKE VERANKERING

De energietransitie is een belangrijke maatschappelijke uitdaging. Bovendien zijn vele hernieuwbare energiebronnen ‘ge- meengoed’. De mate van betrokkenheid van de bewoners bij het voorzien van oplossingen voor hun toekomstige ener- giebehoeften vergroot het draagvlak en de slaagkansen. Burgers moeten dus worden betrokken in het verhaal. De be- trokkenheid uit zich op maat in bijvoorbeeld een effectieve deelname van de lokale bevolking in de businesscase (dit houdt de meerwaarde ook lokaal) of in de kansen om inspraak te hebben in locatiekeuzes, inrichting en ontwerp. Dit zijn uitdagende ruimtelijk-maatschappelijke trajecten waar nauwgezet mee aan de slag moet worden gegaan. Initiatieven die vanuit de maatschappij zelf ontstaan, zijn waardevol en te ondersteunen binnen de krijtlijnen van het ruimtelijk beleid.

VERDEKING VAN LUSTEN EN LASTEN: BIJDRAGEN TOT DE OPEN RUIMTE DOELSTELLINGEN

Omwille van de aard van de grootschalige installaties voor windenergie is de impact op de omgeving vaak niet gering en te milderen. Hierdoor mogen in de praktijk ook inspanningen worden verwacht om toch concrete landschappelijke en socioculturele meerwaarde te bekomen. Een vergoeding voor de impact op de open ruimte zou lokaal kunnen terugvloeien naar de open ruimte. De oprichting van omgevingsfondsen in het kader van dergelijke projecten is een waardevolle piste.

Jaarlijkse compensatiebijdragen in dergelijke fondsen kunnen rechtstreeks worden ingezet om een positieve bijdrage te leveren tot de omgevingskwaliteit in de omgeving van dergelijke projecten.

Figuur 13 illustratie principe verdeling lasten en lusten in Geel

Bron: Bond Beter Leefmilieu.

Uiteraard zijn een goed en transparant beheer en een gedragen inzet van deze middelen - op basis van een concreet afspraken- en actieprogramma - vereisten. De vereiste lokale meerwaarde kan zich vertalen in concrete acties in de open ruimte van Geel op verschillende schaalniveaus - van perceelsniveau tot regioschaal - en voor verschillende kwalitatieve doelen binnen de open ruimte: inrichtingsmaatregelen binnen de agrarische ruimte, initiatieven voor aangepast waterbe- heer, herstel van biotopen, verbetering van trage wegen, herstel van erfgoed enz. Vanuit maatschappelijk-ruimtelijk oog- punt worden voor de inzet van dergelijke middelen in de open ruimte in Geel alvast enkele voorstellen gedaan met be- trekking tot ‘opruimen en ontharden van de open ruimte’ (zie verder). Ook het opzetten van een houtkantenbeheer-sys- teem met het oog op lokale energievoorziening kan een goed doel voor dergelijke middelen zijn.

(32)

WINDENERGIE

Figuur 14 windpark Geel

Bron: Storm.be

Kleine tot middelgrote windturbines voor eigen verbruik

Windenergie ten bate van de energievoorziening voor eigen gebruik kan zinvol zijn als de energievraag en het energie- profiel voldoende overeenstemmen en voldoende rendement kan worden bereikt. Dit kan een te onderzoeken piste zijn voor bijvoorbeeld landbouwbedrijven waardoor de vergunbaarheid van deze types van windturbines een vraagstuk wordt voor de Geelse open ruimte.

Het initiatief voor dergelijke installaties is aan de verbruiker op basis van effectieve efficiëntie en haalbaarheid. Omwille van de veelheid aan potentiële toepassingen is het moeilijk een sturende gebiedsgerichte visie uit te werken en zal de beoordelende rol van de vergunningverlenende overheid groot zijn. Die rol wordt bij voorkeur opgenomen in een overleg- traject dat start van bij het projectidee. De ontwikkelingsperspectieven voor dergelijke middelgrote en kleinschalige wind- turbines zijn in ieder geval een gevalspecifieke afweging met aandacht voor o.m. volgende aandaxhtspunten.

- Ruimtelijk inplanting

De ontwikkeling van deze types van windturbines mag het ontwikkelen van grootschalige windturbines op gewenste locaties niet in de weg staan. Er zal dus steevast een afweging dienen te gebeuren met de gedragen potentiële locaties voor oprichting van grootschalige windturbines. In geval van uitsluitende overlap gaat de voorrang naar een optimale benutting van het windpotentieel vanuit maatschappelijk belang in de vorm van grootschalige windturbines, ten nadele van lokale benutting met ‘individueel’ belang. Uitgangspunt is een inplanting nabij de afnemer(s) van de hernieuwbare energie als aanhorigheid bij de basisinrichting. Dit betekent een inplanting binnen of aansluitend op de locatie van de afnemende inrichting, het bijvoorbeeld het betrokken agrarisch bedrijfsgebouwencomplex.

- Ruimtelijke integratie en de visuele impact

De inplanting moet worden gemotiveerd vanuit een ruimtelijk concept dat blijk geeft van ruimtelijke clustering en maatregelen om de visuele impact op de omgeving te milderen: bestudeerde inplanting, afstemming op morfologie en architecturale kenmerken van de omgeving, landschappelijke inpassing met opgaand groen, aangepaste keuze windturbinetype enz.

- Hinderaspecten

Met betrekking tot de hinderaspecten geluid, slagschaduw en veiligheid moeten de geldende generieke regelgeving, richtlijnen, beoordelingscriteria en normen die van toepassing zijn op het grondgebied van Geel, worden gerespec- teerd.

Grootschalige windturbines met algemeen belang

Grootschalige windturbines zijn inplantingen van maatschappelijk belang aangezien zij deel uitmaken van de toekomst- strategie van Geel richting energieneutraliteit. Dit is echter geen vrijgeleide voor een ruimtelijk verspreide inplanting over heel het grondgebied. Enerzijds is de energiestrategie voor Geel momenteel nog niet voldoende concreet om het

(33)

benodigd aantal inplantingslocaties te kennen, anderzijds moeten ook andere maatschappelijke waarden in rekening worden gebracht zoals leefkwaliteit en omgevingskwaliteit.

Indien nieuwe grootschalige windmolens (na een afweging met andere opties voor hernieuwbare elektriciteitsproductie) aan de orde zijn, is de aanduiding van onderbouwde strategische inplantingslocaties binnen windwinningsgebieden in een visieplan aangewezen. Dergelijke overkoepelende ruimtelijke visie moet de stad houvast geven en komaf maken met de ad hoc-aanpak die momenteel aanleiding geeft tot conflicten en versnippering.

Er is in opdracht van de stad Geel een screening van het grondgebied uitgevoerd door Encon 3 die de relevante parame- ters in rekening heeft gebracht:

- gebieden die niet in aanmerking komen voor grootschalige windturbines - gebieden die mogelijk in aanmerking komen voor windturbines - bestaande en vergunde windturbines

- veiligheidsafstanden.

Een scoring op basis van positieve en negatieve locatieparameters heeft een overzichtskaart van potentiële projectzones met verschillende geschiktheidsklassen opgeleverd. In een vervolgtraject zullen voorkeurszones worden beoordeeld en een concreet visieplan moeten worden uitgewerkt indien bijkomende grootschalige windmolens aan de orde zijn.

Met het oog op een ruimtelijk doordachte en robuuste inplanting binnen het geheel van de open ruimte worden volgende aandachts- en afwegingselementen meegegeven voor di traject.

- Er wordt aangestuurd op een praktische bundeling van installaties in functie van operationele efficiëntie: energetische ontsluiting, beheersbaar grid enz.

- Er wordt aangestuurd op een strategische bundeling van installaties in functie van concentratie van de visuele hinder in robuuste windwinningsgebieden en van het behoud van landschappelijke rust in andere open ruimte gebieden.

- Bebouwde gebieden zijn aanknopingspunten voor strategische energienetwerken. Het voorzien van opwekking of verdeling in hun nabijheid geeft meer strategische kansen op efficiëntie.

- Het is wenselijk landschappelijke rust te voorzien in de open ruimte gebieden in het noorden van de gemeente en in de Netevalleien.

ZONNE-ENERGIE

Figuur 15 zonnepanelen op landbouwdaken

Bron: innovatiesteunpunt.be

3 Enconis een onafhankelijk bureau dat ondersteuning biedt bij de transitie om duurzamer te worden met creatieve en innovatieve oplossingen.

(34)

De toepassingen van zonne-energie zijn nog in volle ontwikkeling. De gangbare plaatsing van zonnepanelen op be- staande daken is een mooi voorbeeld van meervoudig ruimtegebruik waarbij geen extra ruimte vereist is. Dit is alvast een belangrijk principe om ook voor de toekomst aan te houden al zullen, afhankelijk van de innovaties, de opties steeds breder kunnen worden ingezet o.a. van zonnedaken naar zonnewegen (gekoppeld aan weg- spoorweg- en waterinfra- structuur).

Inzake efficiënt en kwalitatief ruimtegebruik is een exclusief ruimtegebruik voor zonnestroom echter niet gewenst. In de afweging met ander ruimtegebruik staat dit onderaan de cascade, waardoor de toepassing van bijvoorbeeld exclusieve en grootschalige zonneweiden niet kan worden aanvaard in Geel. Als hier creatieve oplossingen, door bijvoorbeeld com- binatie met teelten die hier voordeel bij hebben, worden gevonden, dan kan dergelijke slimme combinatie van voedsel- en energieproductie op de juiste plekken (agrovoltaics) wel perspectieven bieden.

BIOMASSA

Figuur 16 illustratie biomassa uit houtkantenbeheer

Bron: Regionaal Landschap Kleine en Grote Nete - Boerennatuur

In de zoektocht naar verantwoorde hernieuwbare energie zijn er kansen weggelegd voor lokale biomassa. Biomassa is een zeer ruime verzamelnaam voor allerhande stromen die een potentiële energetische waarde hebben die kan worden gevaloriseerd. Inzetten op biomassa vereist dat vele factoren vervuld moeten zijn om van duurzame hernieuwbare bio- energie te kunnen spreken. Zij zijn doorgaans wel vervuld indien biomassa wordt ingezet die lokaal wordt bekomen als reststroom en geen ‘hogere’ toepassing kent. Zo kan het beheer van kleine landschapselementen of houtkanten houtige reststromen opleveren die kunnen worden ingezet als lokaal energiehout in plaatselijke warmtetoepassingen. Dit vereist enerzijds de opmaak van een adequaat beheerplan dat de economische, ecologische en landschappelijke doelen alsook de erfgoeddoelen op landschapsniveau verzoent en anderzijds een (lokaal) opgezet beheersysteem voor het oogsten, versnipperen, drogen en afzetten van de resulterende houtsnippers. Op deze manier wordt zowel een achterstallig kwa- litatief beheer van de landschapselementen ingehaald als een verantwoorde lokale reststroom zinvol energetisch ingezet.

Dergelijk gebruik van houtige biomassa als energiehout draagt bovendien bij tot het behoud en onderhoud van deze elementen in het landschap en dus ook tot de biodiversiteit. Het kan ook zinvolle kansen bieden voor verbreding (agro- beheer) en klimaatverantwoorde energievoorziening binnen de landbouwsector.

Op basis van het DNA-onderzoek en een eerste screening van de landschapselementen in Geel lijkt het potentieel alvast veelbelovend. Het Regionaal Landschap Kleine en Grote Nete bekwaamt zich sterk in het inventariseren en het opzetten van een verantwoord beheer voor dergelijke houtkanten (o.a. in het PDPO project ‘Kempens Energiehout’) en kan de stad hierin begeleiden. Om energiehout te kunnen toepassen moeten echter alle schakels in de keten van aanwas (hout- productie), over oogsten, versnipperen, drogen, vervoeren en afzetten tot het type van biomassaketels op elkaar afge- stemd zijn. Dit vraagt naast aanbodanalyses en beheerplanning om ketenvorming, logistieke organisatie enz. Mogelijk kan de logistieke organisatie gebaat zijn bij een opschaling en de organisatie van een biomassaplein op een centrale en

(35)

goed ontsloten locatie. Momenteel liggen in het kader van het vermelde project denkpistes voor om hiervoor ruimte te voorzien binnen de bedrijventerreinen tussen E313 en Albertkanaal, ter hoogte van bestaande overslagactiviteiten. Maar ook op lokale schaal kan in de open ruimte een centrale plaats vereist zijn voor opslag en droging die zo optimaal mogelijk moet worden gevonden in functie van de voorziene afzet. De principes inzake ruimtelijke integratie zijn dan van toepas- sing.

2.3.3 MOGELIJKE ACTIES

OPMAAK VAN EEN VISIEPLAN ‘WINDENERGIE GEEL’

De stad is met Encon een studietraject gestart om te komen tot een visieplan voor windenergie in Geel. De eerste analy- sefase bevat een grondige screening van het grondgebied van Geel op alle relevante technische locatieparameters - in positieve en negatieve zin - en resulteert in een overzicht van theoretische potentielocaties. In een vervolgtraject zal deze screening via selectie van voorkeurszones worden vertaald in een visieplan waarin potentiële en strategische inplan- tingslocaties voor grootschalige windenergiewinning worden aangeduid. De ruimtelijke aandachtspunten uit het beleids- kader open ruimte kunnen daarin worden meegenomen.

VERKENNING VAN HET ENERGIEPOTENTIEEL VAN DE OPEN RUIMTE

Naast een studietraject rond windenergie, is de stad gestart met de opmaak van een warmteplan. Daarin komt een eerste verkenning van energie- en warmtebronnen aan bod. Verder bouwend hierop zal de stad een screening laten uitvoeren om de kansen voor de winning van hernieuwbare energie in de open ruimte verder bloot te leggen: kansen op restwarmte- gebruik, biomassa-potentieel van landschapshout, dakenpotentieel voor zonne-energie enz. met het oog op het evalueren van de haalbaarheid, het identificeren van de drempels en het benoemen van effectieve kansen waar verder op kan worden ingezet. Dit kan een opstap zijn naar energielandschapsplanning waarin een (regionale) energiestrategie inzake duurzaam energiegebruik en -opslag en hernieuwbare energieproductie wordt uitgewerkt om op ruimtelijk en maatschap- pelijk verantwoorde wijze de energietransitie structureel vorm te geven en de vooropgestelde klimaatdoelstellingen effec- tief op terrein waar te maken.

VERDELING VAN LASTEN EN LUSTEN VAN GROOTSCHALIGE NUTSINFRASTRUCTUUR

De stad zal de mogelijkheden en de haalbaarheid onderzoeken om financiële middelen te genereren om grootschalige ingrepen in de open ruimte te compenseren, zoals de oprichting en organisatie van projectmatige omgevingsfondsen waarbij aandacht moet worden besteed aan de financiële reikwijdte, juridische aspecten, praktische organisatie, inzet- baarheid van middelen enz.

(36)

2.4 VERSCHERPT BELEID VOOR WOONLINTEN EN WOONPARKEN

De verkavelingshistoriek en de ruimtelijke groei in Vlaanderen hebben de gemeenten opgezadeld met een sterk verspreid woningaanbod in woonlinten, woonparken en decentrale verkavelingen. Stelselmatig zijn de decentraal gelegen woonge- bieden met landelijk karakter en de woonparken gelijkgesteld met ‘woongebied’, zonder oog voor het landelijk karakter, het omliggend landschap of de ecologische nevenfunctie. Ook in Geel zijn de sporen hiervan terug te vinden.

Daar de open ruimte niet meer verder mag worden aangetast en verrommeld alsook het ruimtebeslag in de open ruimte aan banden moet worden gelegd, is een bijsturing van het beleid voor deze gebieden wenselijk. Momenteel ontbreken instrumenten, een regelgevend kader en middelen om dit op korte termijn zeer grondig aan te pakken door de linten te ontdichten en bijvoorbeeld een verhuis van bouwrechten naar de kernen door te voeren. Wel is een verscherping van het ruimtelijk beleid dat de context wel in rekening brengt, mogelijk en wenselijk. Bij veranderend instrumentarium en regel- gevend kader op Vlaams niveau kan op langere termijn dit beleid evenwel nog verder worden aangescherpt.

2.4.1 WOONLINTEN

Figuur 17 illustratie woonlinten in Geel (cf. gewestplanbestemming woongebied met landelijk karakter)

(37)

AAN BANDEN LEGGEN VAN DE ONTWIKKELING EN DYNAMIEK VAN WOONLINTEN

Bewaken van verdichting binnen de woonlinten

De invulling van de linten moet worden bewaakt om verdichting tegen te gaan. De invulling van de vrijliggende percelen of vernieuwbouw getuigt van de ligging van de betrokken percelen te midden van de open ruimte, door vrijliggende per- celen niet meer structureel te verdichten en door in de linten een maatgeving aan te houden die refereert naar de landelijke ligging. Dit betekent dat open bebouwing het uitgangspunt is op voldoende brede percelen die landschappelijke inpassing toelaten. Percelen met een beperkte breedte zijn momenteel niet individueel ontwikkelbaar en blijven kijkvensters naar het achterliggend landschap.

Bewaken van het aantal woongelegenheden en complementaire functies

Het vermeerderen van het aantal woongelegenheden ter hoogte van bestaande en vergunde of vergund geachte woon- gelegenheden zou aanleiding geven tot een intensiever ruimtegebruik en bijkomende vereisten naar inrichting en voor- zieningen. Omwille van de maatschappelijke kost is dit een trend die moet worden gekeerd en niet meer kan worden toegelaten in de woonlinten.

In een aantal woonlinten worden nevenfuncties zoals een praktijkruimte gecombineerd met wonen. Naast de ruimtelijke verrommeling door bijvoorbeeld de noodzaak aan bijkomende parkeerplaatsen brengen deze decentrale gelegen functies ook veel extra mobiliteit met zich mee. Het is wenselijk deze decentrale mogelijkheden in de hiervoor meest kwetsbare linten aan banden te leggen, net zoals in de rest van de open ruimte (zie hoofdstuk 2.5). Parameters zijn o.a. de bestaande landschappelijke kwaliteiten, afstand tot de woonkern.

Beperken van bijkomende vertuining

Vaak lopen tuinen door in het agrarisch gebied en is de grens in het ruimtegebruik zoek. Bij onaangepaste inrichting leidt dit tot verrommeling van het landschap maar plaatselijk kan dit ook extra druk geven op het kostbaar landbouwareaal. Er moet worden gestreefd naar het loskoppelen van huiskavels en achterliggende percelen, het ter beschikking houden van deze gronden voor voedselproductie of het inrichten ervan in functie van maatschappelijke ecosysteemdiensten. Eige- naars kunnen hiervoor worden gesensibiliseerd. Verder kan onderzoek naar instrumenten om de huiskavels los te kop- pelen van de achterliggende percelen, nieuwe inzichten geven. Het opleggen van uitdrukkelijke voorwaarden in omge- vingsvergunningen voor stedenbouwkundige handelingen die nodig zijn voor de bebouwing of inrichting van woonlintper- celen, kan bijvoorbeeld ook het toepassingsgebied van het vrijstellingsbesluit beperken en biedt hierdoor al kansen.

Ontdichten van linten: kansen op zinvol verplaatsen van bouwrechten

De meest doeltreffende aanpak van woonlinten ten voordele van de open ruimte is werk maken van ontdichten van linten.

Om hier grondig op in te zetten zijn echter de nodige instrumenten nodig. De Vlaamse instrumentengids bevat al heel wat instrumenten en vandaag bestaat wel de mogelijkheid om ‘herverkaveling uit kracht van wet met planologische ruil’ door te voeren. Dit instrument is gericht op het gelijktijdig met het ruilen van gebruik en eigendom van percelen, ook de ge- biedsbestemmingen om te wisselen met als doel te komen tot een beter ruimtegebruik. Het wordt vormgegeven in het decreet betreffende de landinrichting. Dergelijke herverkaveling uit kracht van wet moet worden geïntegreerd in een uit- gebreide procedure voor opmaak van een ruimtelijk uitvoeringsplan.

De Vlaamse overheid werkt echter aan een verbeterd ruimtelijk instrumentarium. Als het regelgevend kader op Vlaams niveau op termijn effectief werkbare instrumenten aanreikt, kan worden nagegaan of slecht gelegen woonlintpercelen kunnen worden gevrijwaard door bij wijze van compensatie meer geschikte locaties in de kernen of een billijke vergoeding aan te bieden.

Men dient het uitrollen van deze instrumenten niet af te wachten. In tussentijd kan de screening van de woonlinten inzich- ten geven in de zinvolle inzet van dergelijke strategieën in functie van landschappelijke en ruimtelijke inpassing van de woonlinten in Geel. Daarbij is een onderscheid te maken tussen landschapslinten die men wil ontdichten en op lange termijn maximaal wenst terug te geven aan de open ruimte, en woonlinten die te behouden zijn maar waar transformaties een betere afstemming op de landelijke omgeving en duurzame invulling kunnen verzekeren.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In ruil voor het slopen van de bebouwing en verbetering van de kwaliteit van het landschap, wordt medewerking aan de gemeente gevraagd voor het realiseren van 6 bouwkavels voor

 Geen actief instrument voor verbeteren en geen “zak geld” voor verbeteren ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied..  Daarom Ruimte

Dan is het begrijpelijk dat tegenover migranten veelal een afwerende hou­ ding wordt aangenomen: ze worden niet gezien als mensen die een positieve bijdrage kunnen leveren aan

Het is van belang om alle scholen in de gemeente niet alleen aardbevingsbestendig te maken maar

o CDA Molenlanden vindt het van groot belang dat de gemeente met haar burgers omziet naar de kwetsbare naaste en voor iedereen die dat nodig heeft goede zorg en ondersteuning

Omdat te lang niet naar deze grote groepen kiezers geluisterd is, zoekt het onbehagen een uitweg naar een meerderheidscultuur, waarin ruimte is voor veel verschil, maar waar

De kunstwerken laten de voorbijgangers en bezoekers anders naar de omgeving kijken.. Zowel gevestigde namen als jong talent gingen in Haspengouw aan

1) Natuur en bos expliciet vermelden en aangeven dat er Europese en Vlaams beschermde natuurgebieden aanwezig zijn die versterkt worden en er wordt ingezet op meer