• No results found

Hoofdstuk 2: De sociétés joyeuses en hun ‘sociale productie’ van de stedelijke ruimte

2.3. De ‘sociale productie’ van de ruimte door Lyonese volksfeesten

2.3.1.2. Sociétés joyeuses

Formeel gezien waren de terechtgestelde echtparen het hoofdonderwerp van de parade. In de praktijk was het voor de sociétés joyeuses echter hoofdzaak om een krachtig beeld van de eigen groep te scheppen, niet alleen maar ten overstaande van het publiek, maar ook ten overstaande van elkaar. Enkele echte abdijen deden mee, zoals Saint Just en Saint Georges, evenals enkele beroepsgroepen, zoals de drukkers en de stoffenververs. Het merendeel van de achttien deelnemende verenigingen in 1566 en negentien in 1578 was echter georganiseerd op buurt. De meeste hiervan bevonden zich in de ruimtelijke invloedssfeer van de drukkersgezellen, wiens cryées in 1578 hoogstwaarschijnlijk in de straten rondom de Rue Mercière en de locatie van hun ‘bancq de Malconseil’ zullen hebben plaatsgevonden. De namen van société-aanvoerders zoals Princesse de la Lanterne, Gentil- homme de la Rue du Bois en Conte du Puys Pelu refereren naar straten die op een steenworp afstand van deze twee locaties lagen.

De buurt-sociétés waren verantwoordelijk voor het waarborgen van de moraal en het opsporen en berechten van geslagen echtgenoten in hun specifieke grondgebied. In een overgang tussen het domein van het feestelijke en het domein van het alledaagse vormden deze verenigingen dus een netwerk van juridische organen dat autonoom opereerde ten opzichte van officiële (juridische) autoriteiten. Scherts-macht ging hierbij over tot reële macht. Zoals ik in het voorgaande hoofdstuk aangaf konden de sociétés joyeuses deze juridische macht naar zich toe trekken doordat er in de vroegmoderne West-Europese stad geen vaststaande, officiële verdeling van de ruimte in juridische zin was.138 Deze zelfuitgeroepen macht werd belichaamd in de figuur van de rechter, een personage dat we in de chevauchées van 1566 en 1578 terugzien in het gevolg van bijna elke société.139 Met trots liep hij voor de kar met de veroordeelde van zijn buurt, vleesgeworden symbool van zijn juridische macht. In het district rondom de Rue du Bourgchanin, dat recht ten zuiden

138 Wurtzel, “City limits and state formation,” 33.

139 In 1566 was de Compagnie van de Chevalier Sainct Romain één van de vele sociétés die een rechter in

haar gevolg had. Testefort noemt expliciet de ruimtelijke juridische macht van deze société en haar rechter: “Et au dernier d’icelle compagnie [de Compagnie du Sainct Romain] y avoit un homme monte’ sur un asne, et une femme apres luy, qui portoit un trenchoir de boys d’une main, et en l’autre un grand haste de fer, representant celuy qui avoit ainsi este’ battu de sa femme, au lieu et distroict de la iurisdiction dudict sainct Romain.” Testefort, Recueil faict au vray de la chevauchee de l’asne (1566), 33.

61 van de Rue Mercière en de Rue du Puits-pelu viel, was er zelfs sprake van een ‘dubbele’ jurisdictie, aangezien de leider van deze société had gekozen voor de titel van rechter en bekend stond als de Juge du Bourgchanin. Testefort benoemt in zijn verslag op spottende toon de ‘ongemakkelijkheid’ van het feit dat er zelfs in dit district, ‘locatie van de rechtspraak’, een misdrijf als dat van een vrouw die haar man slaat heeft kunnen plaatsvinden. Uit deze opmerking blijkt de houding van de historische actoren tegenover deze zelfuitgeroepen juridische macht: ze lag dan wel in handen van een feestvereniging, maar de uitvoering én de plicht tot die uitvoering werd wel degelijk serieus genomen.140

De uiterlijke presentatie van de sociétés joyeuses had als doel om een zo weelderig mogelijke groepsidentiteit te creëren. Tijdens de parades deden zij zichzelf voor als adellijke hofhoudingen. Alhoewel dit toneelspel ook als parodie op de daadwerkelijke machthebbers kan worden geïnterpreteerd, is er waarschijnlijk ook een andere, onbewuste reden die aan deze na-aperij ten grondslag lag. De kwaliteiten van de geïmiteerde (wat in dit geval het hebben van reële macht is) reflecteerden namelijk, in zwakkere mate welteverstaan, op de imitator. Zodoende incorporeerden deze scherts-koninkrijken een bepaalde mate van symbolische macht in hun identiteit door zich op deze manier te presenteren. Elke scherts-hofhouding werd voorgegaan door een banierdrager op wiens vaandel het wapen van de desbetreffende vereniging afgebeeld was, zoals bijvoorbeeld een put op de banier van de graaf van Puys Pelu. De weelderig geklede princeps inter paris van iedere société werd, analoog aan werkelijke soevereinen, geëerd met geschreven leuzen als ‘Vive le Duc de la Coste’.141 Leden van de vereniging personifieerden bepaalde ambten die onderdeel waren van de hofhouding. Zo werd de Princesse de la Lanterne in 1578 begeleid door de provoost van haar ‘paleis’, de kapitein van haar gewapende garde en zelfs door haar lijfarts.142

De sociétés joyeuses imiteerden niet alleen de organisatorische structuur van reële hofhoudingen, maar ook hun attributen en gedragingen. Analoog aan werkelijke soevereinen, zoals bijvoorbeeld de paus in Rome en de doge van Venetië tijdens hun

140 “N’est-ce pas un grand descomfort / Qu’au Bourg-chanin, lieu de Iustice, / Une femme par sa malice / A

aussi battu son mary?” Testefort, Recueil de la chevauchee (1578), 20.

141 Testefort, Recueil de la chevauchee (1578), 11. 142 Testefort, Recueil de la chevauchee (1578), 13-14.

62 inauguratieceremonies, wierpen de scherts-soevereinen munten naar de toeschouwers.143 In 1578 bijvoorbeeld liet de Abbé du Temple zijn schatmeester uit een grote geel-blauwe beurs munten gooien ‘op de kruispunten van de stad, de vrijgevigheid en ruimhartigheid van diezelfde abt tonend’.144 Ook lieten zij, opnieuw analoog aan soevereinen van de oudheid tot nu, gelegenheidsmunten slaan waarmee zij hun (scherts-)macht benadrukten.

Het recto en verso van de munt van de Baron de la Rue Neufe uit 1594. Tin, 34mm.145

Een voorbeeld is de gelegenheidsmunt van de Baron de Rue Neufe uit 1596. De werkelijke soevereinen nog verder imiterend, nam deze scherts-soeverein tevens hun symboliek over door op de munt een koninklijke fleur du lis te laten drukken die omringd werd door de woorden ‘W LE BARON DE RUE NEUFUE ET SES SUPOS 1596’. Op de achterkant stond een referentie naar de juridische macht die de sociétés zichzelf hadden toegeschreven: ‘NOSTRE IUSTICE REGNERA EN TOUS TEMPS.’146 Door middel van het welwillend uitdelen van munten aan de toeschouwers, gelijk aan hoe een koning dat bij zijn onderdanen deed, benadrukte de princeps zijn of haar vooraanstaande positie – niet alleen binnen de hiërarchie van het eigen grondgebied, maar ook binnen de

143 Peter Burke, Stadscultuur in Italië, 211. 144 Testefort, Recueil de la chevauchee (1578) 145 Tricou, “Les confréries joyeuses,” 312. 146 Tricou, “Les confréries joyeuses,” 311-312.

63 machtsstructuren van het feestelijke, die naast de officiële stedelijke machtsstructuren bestonden.147

Behalve attributen waren ook kostuums belangrijk in het uitdrukken van een bepaalde groepsidentiteit. Een ander voorbeeld zijn de koopmannen die zich verenigden in de kleine société van de Rue Mercière.148 Zij gingen in beide parades verkleed als Turken, refererend naar hun overzeese handel. De meest uitbundige société was echter die van de drukkersgezellen – een kanttekening hierbij is dat Testefort om voor de hand liggende redenen bewust ervoor koos om deze in zijn verslaglegging het meest uitgebreid te beschrijven. In 1566 paradeerden de drie suppôts de l’imprimerie, gezeten op ezels, in ‘de meest excentrieke kostuums’.149 De stoet bont geklede gezellen werd begeleid door twee gemaskerde vrouwen op paarden, van wie er één een groot spinrokken versierd met bloemen droeg. Zij deelde briefjes aan het publiek met daarop geschreven ‘Fleur de quenoille pour chastier les hommes’.150 De keus voor het spinrokken, zinnebeeld van vrouwelijke arbeid, vlijt en algehele vrouwelijkheid was veelbetekenend – het symboliseerde de vrouwelijkheid die het, in het geval van de geslagen echtgenoten, had gewonnen van de mannelijkheid. Hierna volgden de Seigneur de la Coquille en de Dame de l’Imprimerie, ook wel aangeduid als Minerva, die een globe in haar hand hield. Zij was gezeten op een troon die geflankeerd werd door een enorme leeuw (symbool voor Lyon) en een draak.151 Met dit pompeuze vertoon gaven de drukkersgezellen uiting van hun macht (of in ieder geval, van hun beoogde macht), niet alleen op het gebied van kennis, maar ook over de chevauchée en nog breder, over Lyon en het wereldtoneel.

Het belangrijkste attribuut waarmee de sociétés joyeuses een machtig imago probeerden te creëren was echter niet symbolisch, maar fysiek: wapens. Bijna elke société had gewapende mannen in haar gevolg. Het aantal wapens dat zij tentoonstelden was niet gering: in 1578 bestond het gevolg van de Baron de Rue Neufe maar liefst uit

147 Andere gelegenheidsmunten zijn bijvoorbeeld een van de Gentilhomme de la Rue du Bois uit 1594 en

een van de Compte du Puys Pelu uit diezelfde tijd. Zie bijlage 2.

148 In 1517 telde de société joyeuse van de Rue Mercière nog 42 leden (zie Davis, “The reasons of misrule,”

115). In 1566 was dit aantal met een kwart geslonken en vormden de koopmansvereniging met zo’n dertig leden de kleinste vereniging die deelnam aan de gezamenlijke ezelparades en die door Testefort genoemd wordt in zijn bronnen. Het kleiner worden van de vereniging kan wellicht gelegen hebben aan de steeds grotere rol die de drukkers ten opzichte van de koopmannen innamen in en rondom de Rue Mercière.

149Testefort, Recueil faict au vray de la chevauchee de l'asne (1566), 35. 150 Vrij vertaald: ‘Priem van de spinrokken om de mannen te kastijden.’ 151 Testefort, Recueil faict au vray de la chevauchee de l'asne (1566), 39-40.

64 tweehonderdvijftig speerdragers en veertig boogschutters.152 Hoe kwamen deze sociétés

joyeuses aan hun wapens? De ruimtelijke afbakeningen tussen de verschillende

verenigingen kwamen voort uit oude grondgebiedsverdelingen: zo oefende de Abbé de Sainct Vincent zijn scherts-macht uit over het grondgebied dat in de veertiende eeuw in handen was van de parochie van Saint Vincent.153 Alhoewel we niet weten op wat voor manier de stad precies in de verschillende pennonages verdeeld was, is het logisch dat deze grotendeels overeenkwamen met de oude officiële gebiedsindelingen. Hierop voortbouwend is het dus aannemelijk dat de sociétés joyeuses gedeeltelijk of geheel voortkwamen uit de reeds bestaande organisatorische structuur van de pennonages: dit verklaarde hun wapenbezit. De machtsstructuren van de gebiedsverdelingen tussen de verschillende sociétés joyeuses, die niet alleen scherts-macht maar ook, zoals ik heb aangetoond, daadwerkelijke juridische macht hadden, waren dus een voortzetting van oude, reële machtsstructuren. Zij borduurden hiermee in hun ‘sociale productie’ van de ruimte voort op de eerdere betekenis, of ‘sociale productie’, die aan die ruimte was gegeven. De parochiën hadden elk een specifieke gebied tot hun juridische territorium gemaakt: de sociétés joyeuses gaven dezelfde betekenis aan de ruimte, langs dezelfde ruimtelijke scheidingslijnen.

2.3.3. Decor

De straten en pleinen vormden het decor van het straattheater. Het decor had invloed op de aard van het toneelstuk dat erin gespeeld werd. Zo plantten de drukkers op 1 mei 1529 bijvoorbeeld een meiboom voor het huis van de gouverneur van Lyon.154 De plek van handeling gaf betekenis aan het feest: door de boom precies daar te planten interfereerden de drukkers met de territoriale en symbolische macht die uitging van dit specifieke huis en

152 Testefort, Recueil de la chevauchee (1578), 20. De Rue Neuve, op de kaart uit 1550 aangeduid als Rue

Neufue, lag recht achter de St. Nizier en vormde het verlengde van de Rue des Forces, waar zich de wapensmederijen van de stad bevonden. De locatie van deze société joyeuse bevond zich dus dichtbij de machtscentra van de stad, zowel de symbolische en bestuurlijke (de St. Nizier) en de fysieke (de

wapensmederijen). Wellicht dat deze nabijheid de reden is dat de Baron de Rue Neufe (en het pennonage waar hij mogelijk uit voortkwam?) over zoveel wapens beschikte.

153 Rues de Lyon, “Rue de la Platière” https://www.ruesdelyon.net/rue/357-rue-de-la-platiere.html

(geraadpleegd op: 13 juni 2018).

65 daarmee van de eigenaar zelf. Het straattheater van de ezelparades was daarentegen een feest in beweging, met een veranderlijk decor. Het is moeilijk om te bepalen welke route de ezelparades van 1566 en 1578 namen, aangezien Testefort hier niets over heeft geschreven. De enige plaatsaanduidingen in zijn verslaglegging zijn niet bij naam genoemde straten en kruisingen. Afzonderlijke ezelparades werden gehouden in de buurt waar de organiserende société joyeuse haar feest-jurisdictie over had, ten eerste omdat zij anders te expliciet de scheidingslijnen tussen de verschillende grondgebieden overschreed en ten tweede omdat de terechtstelling pas relevant werd als het publiek de terechtgestelde ook daadwerkelijk – bijvoorbeeld als buurman – kende. De gemeenschappelijke parades bleven door de gevarieerde afkomst van hun deelnemers op geografisch gebied logischerwijs niet beperkt tot één jurisdictiegebied.

In de ezelparade van 1566 zat de Duc de Nemours op een vaste plek. Dit weten we omdat de Admiral du Griffon door zijn verenigingsleden voortgetrokken werd op een kar in de vorm van een galeischip; toen deze voor de plek waar de hertog van Nemours gezeten was langskwam, lieten de Admiraal en de zijnen met een groots spektakel vuurwerk uit het schip ontploffen.155 Het is niet onaannemelijk dat dit een standaardplek was van waaruit hooggeplaatst publiek dergelijke feesten gadesloeg. Hij kon bijvoorbeeld op een podium gezeten hebben dat was overgebleven van de entrée van zijn hertogin slechts enkele dagen daarvoor.156 Om een schatting te kunnen maken van de plaatsen waar de gemeenschappelijke ezelparades langskwamen, kunnen we ons baseren op de routes van vergelijkbare parades waarvan meer details bekend zijn. Van alle parades van de zestiende eeuw vertonen de entrées en de processions générales, religieuze processies die naar aanleiding van belangrijke sociaal-politieke gebeurtenissen gehouden werden en waaraan alle Lyonese parochiën aan deelnamen, de meeste gelijkenissen met de gemeenschappelijke ezelparades.157 Zij vertoonden namelijk parallellen op het gebied van grootte, maatschappelijke relevantie en wat betreft het feit dat ook deze feesten, analoog aan de chevauchées, verschillende sociaal-maatschappelijke groepen onder één noemer samenbrachten. Bij de entrées kwam de parade de stad binnen via de stadspoorten (in 1515

155 Testefort, Recueil faict au vray de la chevauchee de l'asne (1566), 33-34. 156 Rubys, Histoire veritable, 409.

66 en 1595 waren dit de noordelijke stadspoorten) en passeerde vervolgens de belangrijkste gebouwen en pleinen van de stad alvorens zij eindigde in de St. Jean.158 Als we kijken naar de processions générales die in die eeuw plaatsvonden krijgen we een nog gedetailleerder beeld: de standaardroute begon en eindigde bij de St. Jean en besloeg zowel Vieux Lyon als de Presqu’île, met inbegrepen van belangrijke pleinen als de Place du Change, de Place des Jacobins (vier jaar voor de ezelparade van 1566 aangelegd) en de Place des Cordeliers (elf jaar voor de ezelparade van 1578 aangelegd). Deze route doorkruiste ook de grondgebieden van meerdere sociétés joyeuses zoals we die in de bronnen tegenkomen, zoals de drukkers en handelaren van de Rue Mercière, de Graven van de Rue du Puits-pelu en de abten van de Rue du Temple.159 De redenatie volgend dat de ezelparades waarschijnlijk (delen van) deze route gevolgd hebben, kunnen we concluderen dat de

sociétés joyeuses niet alleen elkaars geografische machtssferen betraden, maar dat zij ook

al paraderend ‘bezit’ namen van delen van de stad, zoals bijvoorbeeld de Place du Change, normaliter gedomineerd werd door (Italiaanse) geldhandelaren, die zowel in het feestelijke als in het niet-feestelijke domein ver buiten hun invloedssfeer lagen.

Van de aanloop van de parade van 1566 zijn wel enkele precieze plaatsaanduidingen bekend. De tweede en derde zondag zien we de sociétés joyeuses hun princeps verkiezen met banketten en muziek.160 Dit deden ze ieder in hun eigen grondgebied. Dit waren geen kleinschalige festiviteiten: zo werd de Princesse van de Lanterne op de derde zondag ‘met groots en magnifiek triomf’ uitgeroepen ten midden van meer dan tweehonderd mensen, waaronder zich behalve de leden van haar eigen vereniging, ook die van de sociétés van de Abbé du Temple, Saint Just en Saint Georges bevonden.161 Zij waren de zondag ervoor al respectievelijk bij de Rue du Temple, de Place du Croix-de-Colle en voor de St. Georges- kerk gehuldigd. Of buurtgenoten die geen lid waren van de sociétés ook waren uitgenodigd, is niet bekend. Het aantal feestgangers dat door Testefort is genoemd doet vermoeden dat alleen de verenigingsleden waren uitgenodigd, aangezien het aantal deelnemers anders

158 De koninklijke entrées van 1515 en 1595 begonnen in het faubourg de Vaise, dat ten noorden van Lyon

lag. Het is daarom aannemelijk dat de stadspoorten waar zij daarna doorheen gingen de noordelijke stadspoorten waren. D. Muzerelle et al. “Entrées des rois de France à Lyon” in Entrées royales et fêtes

populaires à Lyon du XVe au XVIIIe siècles (Lyon: Bibliothèque de la ville de Lyon, 12 juin-12 juillet

1970).

159 Vial, Institutions et coutumes Lyonnaises, 251.

160 Testefort, Recueil faict au vray de la chevauchee de l’asne (1566), 18-26. 161 Ibidem, 22.

67 waarschijnlijk hoger zou zijn.162 De gelegenheidsmunt die de société van de Rue du Bois in 1594 liet slaan toont in ieder geval aan dat de verenigingsleden zichzelf op een voetstuk plaatsten ten opzichte van hun stadgenoten die geen lid waren: hoogmoedig bejubelen de

princeps van de Rue du Bois en zijn gevolg zichzelf met kreten als ‘leve de adel van de

Rue du Bois’.163

De Rue de la Lanterne vormde, en vormt vandaag de dag nog, met een scherpe knik, het noordelijke verlengde van de Rue Mercière. De huldiging van de Princesse vond plaats exact honderd meter verderop, waar de Rue de la Lanterne kruiste met het klooster van de Platière. Het klooster was vier jaar ervoor door opstandige protestanten verwoest.164 Het is onduidelijk of dit gebouw in 1566 nog niet herbouwd was – dit zou een verbreding van de weg en dus extra ruimte teweegbrengen. Op de kaart van 1550 is in ieder geval al te zien dat op deze kruising een klein pleintje was, wat deze locatie tot een geschikte plek maakte voor een officiële huldiging. De gebouwen rond dit pleintje waren voor de gelegenheid bekleed met feestelijke doeken, waardoor de alledaagsheid van de ruimte niet alleen maar op symbolische, maar ook op fysieke wijze bewust omgevormd werd naar een rituele ruimte. Over het verlengde van de hele straat waren tafels neergezet voor een overdadig banket met ‘exquisite vleeswaren’.165

162 Dit argument baseer ik op een schatting van het gemiddeld aantal leden dat elke société joyeuse kende,

gebaseerd op het aantal leden van elke société die meededen aan de chevauchée. Tweehonderd leden voor vier verenigingen is in deze redenering zelfs een laag aantal.

163 De munt uit 1594 vertoonde een gekroond hert in het midden van een bos, omringd door de woorden

‘VIVE LA NOBLESSE DE LA RUE DU BOIS ET SES SUPOS’. Op de andere kant stond ‘VIVE LE ROY ET SA CORONE 1594’ en een fleur de lis verweven met de gekroonde letters W. L. G. D. L. R. D. B. (Vive le gentilhomme de la rue du Bois). Tricou, “Les confréries joyeuses,” 311-312; Zie bijlage 2.

164 Rues de Lyon, “Rue de la Platière” https://www.ruesdelyon.net/rue/357-rue-de-la-platiere.html

(geraadpleegd op: 13 juni 2018)

68 Een detail van de kaart van 1550, met in het midden het pleintje waarop de Princesse de la Lanterne in 1566 gehuldigd werd.166

Opnieuw komt hier de fluïditeit van de scheiding tussen privé en publiek naar voren; de ‘sociale productie’ van de straat was in dit geval letterlijk dat van een eetkamer. Deze invulling van de ruimte had een diepere betekenis. De feestgangers beheersten op het